• Jaarrapportage respiratoire infectieziekten 2005/2006

      Dijkstra F; van Gageldonk-Lafeber AB; Brandsema P; Du Ry van Beest Holle M; Meijer A; van der Lubben IM; Wilbrink B; van der Sande MAB; EPI; LIS; et al. (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2008-02-19)
      Respiratoire infectieziekten uiten zich vooral door een influenza-achtig ziektebeeld (IAZ) en pneumonie. Om de bestrijding van deze ziektelast meer te kunnen ondersteunen en voorbereid te zijn op nieuwe uitbraken, moet de surveillance van IAZ worden geintensiveerd en van pneumonie worden uitgebreid. Verder neemt het aantal meldingen van legionellose en psittacose toe. Dat vraagt om hernieuwde aandacht voor surveillance van besmettingsbronnen en identificatie van risicofactoren. Dat staat te lezen in de jaarlijkse rapportage van de projectgroep Respiratoire Infecties van het CIb, die de algemene surveillance van respiratoire infectieziekten in Nederland coordineert.
    • Jaarrapportage respiratoire infectieziekten 2007/2008

      Dijkstra F; van Gageldonk-Lafeber AB; Brandsema P; Friesema IHM; Robert-Du Ry van Beest Holle M; van der Lubben IM; Wilbrink B; Meijer A; van der Hoek W; van der Sande MAB; et al. (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2008-11-06)
      Luchtweginfecties hebben in de periode mei 2007 tot en met april 2008 opnieuw tot aanzienlijke ziektelast geleid. Net als voorgaande jaren werd longontsteking bij circa 10% van alle sterfte als doodsoorzaak geregistreerd. Dit wijst wederom op een groot effect van luchtweginfecties op de volksgezondheid. Het meest opvallende in 2007 was de uitbraak van Q koorts, een ziekte die door dieren (met name geiten en schapen) wordt overgebracht. Ook in 2008 heeft Q-koorts tot een groot aantal ziektegevallen geleid. Een eenduidige bron is nog niet aangetoond. Een andere opvallende ontwikkeling was een grote uitbraak van papegaaienziekte gerelateerd aan een vogelshow in Weurt (nabij Nijmegen). Daarnaast was opmerkelijk dat in 2007/2008 bij ruim een kwart van de griepvirussen van het subtype A(H1N1) resistentie tegen het antivirale middel oseltamivir werd gevonden. Het aantal meldingen van legionella was in 2007/2008 in lijn met de licht stijgende trend sinds 2003. Het aantal tuberculose-patiknten daalde in 2007 naar 960, het laagste aantal dat ooit in Nederland werd geregistreerd. De rol die specifieke virussen en bacterien bij luchtweginfecties spelen is slechts voor een deel bekend. Ook is nog weinig bekend over de andere factoren die mogelijk een rol spelen bij het ontstaan van luchtweginfecties. Daarom blijft het noodzakelijk verder onderzoek te doen naar oorzaken van ziekte en sterfte door luchtweginfecties en naar preventiemaatregelen en behandelingen.
    • Jaarrapportage surveillance respiratoire infectieziekten 2008

      Dijkstra F; Brandsema P; van Gageldonk-Lafeber AB; van der Hoek W; EPI (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2010-01-28)
      Deze rapportage beschrijft ontwikkelingen op het gebied van respiratoire infectieziekten in 2008 op basis van surveillance data. Opvallend waren vooral de ongekend grote Q-koorts uitbraak en het spontane ontstaan van influenzavirussen die resistent zijn tegen oseltamivir en die zich makkelijk verspreiden.Samen met de ontwikkelingen die zich inmiddels in 2009 hebben voorgedaan met een aanhoudend Q-koorts probleem en een influenza pandemie toont dit het belang aan van een goede surveillance van respiratoire infecties
    • Jaarrapportage surveillance respiratoire infectieziekten 2009

      Dijkstra F; van 't Klooster TM; Brandsema P; van Gageldonk-Lafeber AB; Meijer A; van der Hoek W; EPI; cib (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2010-09-03)
    • Jaarrapportage surveillance respiratoire infectieziekten 2012

      Brandsema P; Dijkstra F; Euser SM; van Gageldonk-Lafeber AB; de Lange MMA; Meijer A; Slump E; van der Hoek W; RES; I&V (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVMStreeklaboratorium voor de Volksgezondheid KennemerlandHaarlem., 2013-11-22)
      Er waren in 2012 geen grote uitbraken van de meldingsplichtige luchtweginfecties legionellose, psittacose, Q-koorts en tuberculose. Wel duurde de influenza (griep)epidemie van het seizoen 2012/2013 uitzonderlijk lang: met 18 weken was het de langstdurende epidemie in de afgelopen 25 jaar. Mogelijk heeft dit geleid tot meer longontsteking en meer sterfgevallen. Griep en longontsteking leiden jaarlijks tot veel ziekteverzuim en huisartsenbezoeken. Ook zijn ze een belangrijke oorzaak van ziekenhuisopname en sterfte. De meldingsplichtige luchtweginfecties komen veel minder voor dan griep of longontsteking in het algemeen. Ze zijn meldingsplichtig, omdat tijdige maatregelen, zoals de besmettingsbron opsporen, belangrijk kunnen zijn om uitbraken of verdere verspreiding van de ziekte te voorkomen. Het RIVM voert met partners continue surveillance uit om ontwikkelingen in luchtweginfecties tijdig te signaleren. Meldingsplichtige longontstekingen De meldingsplichtige longontstekingen vormen een klein deel van het totaal aantal longontstekingen. In 2012 was het aantal longontstekingen veroorzaakt door de legionellabacterie (veteranenziekte) met 304 meldingen vergelijkbaar met vorig jaar. Bijna de helft van de patiënten had tijdens de incubatietijd een reis gemaakt; vooral bij een reis naar Italië was het risico op een legionella-infectie hoger. Er waren 46 meldingen van psittacose, een vorm van longontsteking waarbij vooral vogels de bron van infectie zijn. Dit is het laagste aantal sinds 2004. Er was echter wel een uitbraak van psittacose bij medewerkers van een vogelopvang. Met slechts 66 meldingen was er weinig acute Q-koorts, wat bevestigt dat de grote Q-koortsepidemie van 2007-2010 voorbij is. In Friesland werden echter meer Q-koortspatiënten gezien dan voorgaande jaren, zonder dat hier een bron van infectie gevonden werd. Tuberculose Het aantal tuberculosepatiënten in Nederland is sinds 2002 met een derde gedaald. Na een tijdelijke toename in 2009 tot 1158 meldingen, zette de daling in de jaren erna door tot 958 meldingen in 2012. Evenals voorgaande jaren is in 2012 bijna driekwart van het aantal tbc patiënten geboren in het buitenland. Vooral onder Somaliërs komt relatief vaak tuberculose voor. Griep In het griepseizoen van 2012-2013 circuleerden er vier verschillende griepvirussen: twee verschillende influenzavirussen type A, en twee soorten influenzavirus type B. De effectiviteit van het influenzavaccin was voor één virustype zeer laag en voor de andere drie soorten virussen redelijk tot goed. Tijdens de influenza-epidemie werd langdurig een verhoogd aantal sterfgevallen waargenomen, dat mogelijk deels aan de griep kan worden toegeschreven.
    • Klinische diagnostiek van legionellapneumonie in Nederland

      Schalk JAC; Lodder WJ; Brandsema P; Notermans DW; de Roda Husman AM; LZO; LIS; EPI (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2010-01-28)
      Het RIVM heeft een overzicht gemaakt van klinisch diagnostische testen die de aanwezigheid van legionella kunnen aantonen bij mensen met een longontsteking. Het overzicht is gemaakt in opdracht van het ministerie van VROM. De testen zijn onder te verdelen in serologische testen, urineantigeentesten, kweektesten en moleculaire testen. Elke test heeft mogelijkheden en beperkingen. De urineantigeentest heeft een aantal belangrijke voordelen ten opzichte van de kweek en serologie en wordt daarom in Nederland veel gebruikt om legionella aan te tonen. Zo is het is een snelle en gevoelige methode en het testmateriaal (urine) is makkelijk te verkrijgen. Een nadeel is dat de urineantigeentest niet in alle gevallen van longontsteking die door legionella worden veroorzaakt, de desbetreffende bacterie detecteert. Zo toont hij voornamelijk een serogroep aan, Legionella pneumophila serogroep 1. Bovendien hangt de gevoeligheid van de test af van de ernst van de ziekte. Door deze beperkingen wordt de bijdrage van andere legionellasoorten als ziekteverwekker van longontsteking mogelijk onderschat. De moleculaire test polymerase chain reaction (PCR) kan een veelbelovende aanvulling zijn op de urineantigeentest. Met de test kan snel het DNA van legionella in verschillende soorten patientenmateriaal (bloed, urine, sputum) worden aangetoond. Daarnaast kunnen hiermee in principe, afhankelijk van de toegepaste PCR-methode, alle legionellasoorten worden aangetoond. Deze methode moet echter nog verder worden geoptimaliseerd. Vooral voor monsters die niet van de longen worden afgenomen moet de gevoeligheid en specificiteit worden verbeterd.
    • Legionellapreventie: betere naleving Waterleidingwet nodig

      Versteegh A; Brandsema P; van der Aa M; Dik H (Dekker en Nordemann, Rotterdam, 2007-11-01)
      Ongeveer 20 procent van de zorginstellingen en zwembaden heeft in 2005 te maken gehad met een legionellabesmetting in de leidingwaterinstallatie. Dit gold ook voor 5 procent van de hotels en campings. Vooral in zorginstellingen kan Legionella in de waterleidingen gevaarlijk zijn, omdat de mensen hier vaak een zwakkere gezondheid hebben. Circa 90% van de instellingen leeft niet alle wettelijk voorgeschreven preventiemaatregelen volledig na. Bij hercontrole is echter een groot deel van de problemen opgelost. Dit toont de effectiviteit en het belang van de controles: eenmaal op de hoogte van de risico’s zijn de eigenaren meestal bereid de nodige aanpassingen te doen. Het aantal collectieve leidingwaterinstallaties met Legionella nam tussen 2000 en 2006 niet duidelijk af. Een betere naleving van de legionellapreventie regelgeving en installatievoorschriften leidt naar verwachting wél tot minder Legionella in leidingwaterinstallaties. Tussen 2000 en 2006 steeg het aantal gemelde patiënten met legionellose. Een betrouwbare schatting van het aantal patiënten dat gerelateerd is aan een collectieve leidingwaterinstallatie als besmettingsbron is echter niet mogelijk.
    • Registratie voedselinfecties en -vergiftigingen bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg en Voedsel en Waren Autoriteit, 2003

      Duynhoven YTHP van; Brandsema P; Chardon JE; Ever EG; Leusden F van; Broek MJM van den; Keuringsdienst van Waren, Oost,; CIE (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2004-08-10)
      In this report data are presented on foodborne infections and intoxications in the Netherlands in 2003. In 2003, the number of outbreaks notified to the Inspectorate was 86 (with 1076 cases), comparable to the 81 (with 1016 cases) in 2002. The number of incidents reported to the Food and Consumer Product Safety Authority in 2003 (582, including 324 outbreaks) was similar to 2002 (585, including 349 outbreaks). At the Food and Consumer Product Safety Authority, for 13% a probable cause for the foodborne infections and intoxications was found. Bacillus cereus (4.1%) was most frequently reported, followed by Salmonella (1.3%). It was indirectly estimated that 8% of reported outbreaks were of viral origin. At the Inspectorate for Health Care, the causative agent was reported for 80% of the outbreaks. Salmonella was most frequently identified (41%), followed by norovirus (23%) and Campylobacter (12%). The relative role of norovirus as causative agent has clearly increased since 2000, due to more frequent testing of stool samples. However, the increase in 2003 is also caused by the emergence of a novel genetic variant of norovirus in the season of 2002/2003, with epidemic spread throughout Europe. The 50% increase of laboratory-confirmed cases of S. Enteritidis due to imported eggs in the Netherlands in 2003 was not reflected in the number of reported Salmonella-outbreaks to the Inspectorate for Health Care and the Food and Consumer Product Safety Authorithy. This implies that these systems are relatively insensitive for epidemics in our country.
    • Welke legionellasoorten zijn niet ziekteverwekkend?

      Brandsema P; Schalk M; EPI; cib (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2010-03-01)
      Niet beschikbaar