• Dietary sources of exposure to Bisphenol A in the Netherlands

      Boon PE; te Biesebeek JD; Brants H; Bouwmeester MC; Hessel EVS; VTS; V&Z (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2018-04-09)
      Bisfenol A (BPA) is een chemische stof die wordt gebruikt om een transparant plastic te maken (polycarbonaat), dat onder andere wordt gebruikt in voedselverpakkingsmaterialen. Verder wordt BPA gebruikt in coatings om de kwaliteit van ingeblikt voedsel en dranken te beschermen (de witte laag aan de binnenkant van het blik). Onder andere via deze verpakkingen kan BPA in voedsel terechtkomen. Producten als kassabonnen, bouwmaterialen (verf en coatings) en medische hulpmiddelen kunnen ook BPA bevatten. <br> <br>Uit berekeningen van het RIVM blijkt dat de totale hoeveelheid BPA die mensen in Nederland via het voedsel binnenkrijgen zeer beperkt is. Zelfs onder de meest ongunstige omstandigheden ligt de blootstelling nog 30 keer onder de huidige tolereerbare dagelijkse inname (TDI). Het onderzoek maakt ook duidelijk dat niet één voedselbron een grote bijdrage levert, maar alle voedselbronnen afzonderlijk hun eigen individuele 'kleine' bijdragen hebben. De focus in het RIVM-onderzoek is op voedselbronnen gelegd, omdat voedsel voor de gemiddelde consument de belangrijkste bron is van blootstelling aan BPA. <br> <br>Dit onderzoek volgt op eerder onderzoek van het RIVM (2016) waarin aandacht gevraagd werd voor nieuwe informatie over de TDI. De European Food Safety Authority (Europese voedselveiligheidsautoriteit, EFSA) is momenteel bezig met een nieuwe beoordeling van deze gezondheidsnorm. In afwachting van dit onderzoek vroeg het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) het RIVM om te onderzoeken via welke bronnen mensen in Nederland het meest worden blootgesteld aan BPA en om welke hoeveelheden het daarbij gaat. <br>
    • Veranderingen in het aanbod van voedingsmiddelen en de voedselconsumptie : Resultaten gebaseerd op bijna 25 jaar voedselconsumptieonderzoek

      Geurts M; van Rossum CTM; Brants H; Verkaik-Kloosterman J; Westenbrink S; M&B; V&Z (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2014-03-20)
      Tussen 1987 en 2010 is het aanbod aan voedingsmiddelen en de voedselconsumptie in Nederland veranderd. Op basis van bevolkingsbrede Voedselconsumptiepeilingen uit 1987-1988, 1997-1998 en 2007-2010 en de daarbij behorende voedingsstoffenbestanden zijn veranderingen in het voedingsmiddelenassortiment (inclusief de toevoeging van micronutriënten, micro-organismen, plantensterolen of -stanolen) onderzocht. Met behulp van de eerste en laatste voedselconsumptiepeiling zijn ook veranderingen in de voedselconsumptie van productgroepen en subgroepen onderzocht. In 2010 wordt er minder groente en fruit gegeten, en lijkt de consumptie te verschuiven van een onbewerkt stuk vlees naar 'vlug klaar' vlees en kip; en van volvette naar halfvolle producten. Ook worden in 2010 meer niet-alcoholische dranken (zoals water, fruit- en (light)frisdranken) gedronken en meer verrijkte voedingsmiddelen, chips en in sommige leeftijdsgroepen snoep en chocolade gegeten. Het assortiment aan voedingsmiddelen en de voedselconsumptie in Nederland is aan veranderingen onderhevig. Om beleid te kunnen ontwikkelen op het gebied van voeding en gezondheid en van voedselveiligheid is het noodzakelijk inzicht te hebben in deze veranderingen. Het op een eenduidige manier monitoren van veranderingen in het aanbod en consumptie van voedingsmiddelen blijft daarom ook in de toekomst van groot belang.
    • Vitamine D uit voedingssupplementen : inname, persoons- en gebruikskenmerken

      Geurts M; Verkaik-Kloosterman J; Buurma-Rethans E; Brants H; van Rossum C; van Kranen H; Hoekstra J; P&V; V&Z (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2015-06-12)
      In Nederland nemen weinig mensen meer vitamine D in dan het maximum dat wordt aanbevolen. Wel zijn er supplementen in omloop die meer vitamine D bevatten dan volgens de wet is toegestaan. De supplementen met een hoge dosering worden vooral via internet aangeschaft. Dit blijkt uit onderzoek van het RIVM, dat in opdracht van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) is uitgevoerd. Tot voor kort was weinig bekend over wie in welke mate supplementen met vitamine D gebruikt. Vitamine D stimuleert de opname van calcium uit de darm en zorgt voor sterke botten. Het wordt door de huid aangemaakt onder invloed van zonlicht, maar ook voeding is een bron van vitamine D, zoals vette vis en margarine. De laatste jaren wordt vitamine D in verband gebracht met bijvoorbeeld een verbeterde spierfunctie, een sterker immuunsysteem en een lager risico op (darm)kanker. Wanneer mensen lange tijd heel veel vitamine D innemen, kan dit schadelijk zijn voor de gezondheid. Er kunnen dan nierstenen ontstaan en kalkafzetting rondom organen en weefsels. De Europese voedselveiligheidsautoriteit (EFSA) heeft daarom bepaald dat volwassenen maximaal 100 microgram per dag mogen binnenkrijgen. In de Nederlandse wet is vastgelegd dat een voedingssupplement maximaal 25 microgram mag bevatten. Voor dit onderzoek hebben meer dan 55.000 volwassenen online een vragenlijst ingevuld. Hierbij is aanvullende informatie verzameld over persoons- en leefstijlkenmerken. Van de ondervraagden namen 43 mensen (0,08 procent) elke dag meer dan 100 microgram vitamine D in via supplementen. Het zijn vooral vrouwen, vaak met een gemiddeld opleidingsniveau (bijvoorbeeld MBO), die vaker alternatieve genezers bezoeken. Ze gebruiken vaak supplementen die meer dan de wettelijk toegestane hoeveelheid vitamine D bevatten.
    • De voedingsomgeving op scholen : De stand van zaken in het voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs anno 2015

      Geurts M; Brants H; Milder I; M&B; V&Z (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2016-05-09)
      Ongeveer 80 procent van de scholen geeft aan dat zij de afgelopen jaren meer aandacht aan gezonde voeding hebben besteed. Ook is het voedingsaanbod op school verbeterd: in de kantines worden bijvoorbeeld meer gezonde producten (uit de Schijf van Vijf) aangeboden dan ongezonde, zoals snacks en frisdrank. Wel is het aanbod in de fris- en snackautomaten duidelijk ongunstiger dan in de kantine. Om het voedingsaanbod te verbeteren kunnen gezondere keuzes in het assortiment worden opgenomen, bijvoorbeeld door wit brood te vervangen door volkoren brood, en drinkwatervoorzieningen worden aangeboden, zoals een waterkoeler of een kraan buiten het toilet. Dit blijkt uit een onderzoek van het RIVM dat is uitgevoerd in opdracht van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS). Hiervoor hebben 361 vestigingen van scholen in het voortgezet onderwijs en 88 vestigingen van het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) een online-vragenlijst ingevuld. Behalve het voedingsaanbod zijn andere aspecten belangrijk voor een gezonde voedingsomgeving op school zoals aandacht voor voeding tijdens de lessen, de uitstraling van de kantine en het schoolbeleid. Bij 90 procent van de middelbare scholen en 70 procent van de mbo- scholen die aan dit onderzoek meededen, maakt informatie over gezonde voeding deel uit van het lesprogramma of projecten. Verder stimuleren bijna alle geraadpleegde scholen een betere voedingskeuze op school door bijvoorbeeld gezondere producten op zichtbare plaatsen en goedkoper aan te bieden dan ongezonde. Ongeveer de helft van de scholen heeft afspraken over een gezond voedingsaanbod binnen school schriftelijk vastgelegd in beleid. Met eetfaciliteiten buiten de school, zoals een snackkar, supermarkt of snackbar, maakt minder dan 5 procent van de scholen afspraken over de verkoop van producten aan scholieren. De afgelopen jaren zijn diverse programma's uitgevoerd om het voedingsaanbod op scholen te verbeteren. Voorbeelden zijn Programma De Gezonde Schoolkantine, de Gezonde School aanpak (inclusief het vignet Gezonde School) en het Handvest 'Gezonder voedingsaanbod op scholen'. Scholen die aan zo'n programma deelnemen blijken een gezondere voedingsomgeving te hebben. Ze geven zelf aan dat dat, behalve door eigen initiatieven, komt door hun deelname aan een programma.