• Emissieonderzoek bij de polyesterverwerkende industrie in het Noorden des Lands

      Kliest JJG; Kroes A; van de Beek AIM; Coenen PWHG; IEM; LAE; RIMH/Gr-Fr-D; TAUW (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 1995-07-31)
      In de periode van oktober tot en met november 1994 is in opdracht van de Regionale Inspectie van de Volksgezondheid voor de Milieuhygiene Noord (RIMH-Noord) in de provincies Groningen, Friesland en Drenthe een onderzoek uitgevoerd naar de luchtemissies bij negen polyesterverwerkende bedrijven. Het onderzoek is uitgevoerd in samenwerking met TAUW Milieu BV en het RIVM. De doelstellingen van het emissieonderzoek zijn:-Het verkrijgen van inzicht in de emissies naar de lucht van de polyesterverwerkende industrie in de drie noordelijke provincies. - Toetsing van de gevonden emissiewaarden aan de Nederlandse Emissie Richtlijnen (NER). - Evaluatie van de invloed van de verschillende maatregelen (o.a. KWS2000) en technieken op de emissies. Op basis van het onderzoek is gebleken dat de bedrijven naast een substantiele styreenemissie tevens een emissie aan reinigingsmiddelen (aceton en dichloormethaan) hebben, die in dezelfde orde van grootte ligt als die van styreen. De emissies van de vluchtige organische stoffen styreen, dichloormethaan en aceton varieren, afhankelijk van de bedrijfsgrootte en activiteiten, van circa 1 tot 100 kg/uur. Uit berekeningen op basis van de meetresultaten blijkt dat de emissie-richtlijnen uit de NER voor styreen bij de meeste bedrijven (7 van de 9) worden overschreden. De emissies van dichloormethaan (DCM) en aceton blijven in het algemeen onder de grensmassastroom uit de NER. Daar echter de sommatiebepaling uit de NER van toepassing is, kan worden geconcludeerd, dat alleen bij kleine bedrijven de emissievrachten lager zijn dan de richtlijnen uit de NER. Het gebruik van Lage styreen emissie (LSE)-hars, als enige "zekere" KWS2000 maatregel lijkt slechts van beperkt belang bij het verder terugdringen van de styreenemissies. De grootste vracht aan styreen komt vrij tijdens de fase van het aanbrengen van de hars. In dit stadium heeft het gebruik van LSE-hars slechts weinig invloed. Met de huidige harssoorten lijkt de grootste winst te kunnen worden behaald door de overgang naar andere technieken van aanbrengen (waarbij met name gedacht moet worden aan gesloten technieken) en door middel van "good-housekeeping". Met betrekking tot het gebruik van reinigingsmiddelen kan worden geconcludeerd, dat sinds 1989 bij de meeste bedrijven slechts zeer weinig vooruitgang is geboekt bij het terugdringen van de emissies naar de lucht. De resultaten van het onderzoek wijzen erop, dat het in overeenstemming brengen van de emissies bij de polyesterverwerkende industrie met de richtlijnen uit de NER een aanzienlijke inspanning zal vergen. Hierbij dient te worden aangetekend, dat het huidige pakket maatregelen op basis van de beschikbare gegevens onvoldoende lijkt om op termijn te kunnen voldoen aan de richtlijnen uit de NER, dan wel aan de emissiereductie doelstellingen zoals opgenomen in KWS2000. Uit indicatieve metingen welke op de werkplek zijn uitgevoerd wordt geconcludeerd, dat bij verschillende bedrijven overschrijding van de MAC-waarde voor styreen kan plaatsvinden. Aangezien de MAC-waarde binnenkort verder zal worden verlaagd, is de arbeidshygienische situatie binnen de polyesterverwerkende industrie een punt van aandacht. Op grond van het onderzoek kunnen de volgende aanbevelingen worden gedaan: - Het begrip "LSE-hars" blijkt onvoldoende eenduidig gedefinieerd. Aangezien het gebruik van LSE-hars als een van de belangrijkste maatregelen is opgenomen in de afspraken die door de branche in het kader van KWS2000 zijn gemaakt verdient het aanbeveling te komen tot een kwaliteitscertificering van LSE-hars, op basis van de efficiency van beperking van styreenemissie in aanbreng- en uithardingsfase. - Toepassing van gesloten technieken kan de styreenemissie waarschijnlijk sterk terugdringen, maar deze technieken worden niet in alle gevallen toepasbaar geacht. Onderzoek naar de mogelijkheden en onmogelijkheden van de toepassing van gesloten technieken lijkt zinvol - Er dient een plan van aanpak te komen voor het terugdringen van het gebruik van reinigingsmiddelen binnen de polyesterverwerkende industrie.<br>
    • Emissions of transboundary air pollutants in the Netherlands 1990-2009 : Informative Inventory Report 2011

      Jimmink BA; Coenen PWHG; Droge R; Geilenkirchen GP; Leekstra AJ; van der Maas CWM; Peek CJ; Vonk J; Wever D; CMM; et al. (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVMNetherlands Organisation for Applied Scientific Research TNONetherlands Environmental Assessment Agency PBL, 2011-09-29)
      Tussen 1990 en 2009 is in Nederland de uitstoot van luchtverontreinigende stoffen gedaald. Het betreft zwaveldioxide, stikstofoxiden, niet-methaan vluchtige organische stoffen (NMVOS), koolmonoxide, ammoniak, zware metalen en persistente organische vervuilende stoffen (POP's). Deze neerwaartse trend is vooral toe te schrijven aan schonere brandstoffen en auto's, en aan emissiebeperkende maatregelen voor industriële sectoren. Dit blijkt uit de toelichting van het RIVM op de Nederlandse emissiecijfers van grootschalige luchtverontreinigende stoffen, het Informative Inventory Report (IIR) 2011. Deze cijfers worden jaarlijks - onder regie van het RIVM - door het Emissieregistratieteam aan de overheid geleverd vanwege verplichtingen voor de Verenigde Naties (UNECE) en de Europese Commissie. De emissiecijfers zijn data van een reeks jaren, vanaf 1990 tot de meest recent aangeleverde gegevens. Dit keer is de ammoniakemissiereeks met een nieuw model berekend, waarmee beter in kaart is gebracht wat maatregelen om deze emissie te verminderen opleveren. Hieruit blijkt dat in 1990 meer ammoniak is uitgestoten ten opzichte van de vorige reeks en na 1991 minder. Voor 2008 scheelt dat 7,6 kiloton ammoniak. Deze daling komt vooral doordat het vanaf 1991 verplicht is de mest niet over het land te verspreiden, maar in de bodem te injecteren (onderwerken). Hierdoor komt minder ammoniak in de lucht terecht. Verder zijn nieuwe bronnen van stikstofoxiden onderscheiden en zijn methoden ontwikkeld om deze emissies te berekenen. Het gaat om emissies uit mest van landbouwbodems en uit mest in opslagsilo's. Uit de berekeningen blijkt dat voor het jaar 2009 zo'n 25,5 kiloton stikstofoxiden afkomstig is van landbouwbodems. Dit is circa tien procent van de maximaal toegestane hoeveelheid uitgestoten stikstof-oxiden in Nederland, het zogenoemde NEC-plafond (National Emission Ceiling). Deze hoeveelheid telt echter niet mee in de berekening voor dit plafond (en staan vermeld onder memo-item 'natuurlijke emissies' 11C in de rapportage). De methoden waren namelijk niet bekend toen de plafonds werden bepaald.
    • Emissions of transboundary air pollutants in the Netherlands 1990-2010 : Informative Inventory Report 2012

      Jimmink BA; Coenen PWHG; Droge R; Geilenkirchen GP; Leekstra AJ; van der Maas CWM; te Molder RAB; Peek CJ; Vonk J; Wever D; et al. (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVMTNOPBL, 2012-03-29)
      Tussen 1990 en 2010 is in Nederland de uitstoot van luchtverontreinigende stoffen gedaald. Het betreft de uitstoot van zwaveldioxide, stikstofoxiden, niet-methaan vluchtige organische stoffen (NMVOS), koolmonoxide, ammoniak, fijn stof (PM10), zware metalen en persistente organische stoffen (POP's). Deze neerwaartse trend is vooral toe te schrijven aan de introductie van schonere auto's en brandstoffen, en aan emissiebeperkende maatregelen bij industriële sectoren. Dit blijkt uit de toelichting van het RIVM op de Nederlandse emissiecijfers van grootschalige luchtverontreinigende stoffen, het Informative Inventory Report (IIR) 2012. Deze cijfers worden jaarlijks onder regie van het RIVM geleverd aan de Verenigde Naties (UNECE) en de Europese Commissie. De emissiecijfers beslaan een reeks jaren, vanaf 1990 tot het meest recente jaar. Dit keer zijn ook de geografische verdelingen van de emissiecijfers gerapporteerd, waartoe Europese lidstaten elke vijf jaar zijn verplicht. Nieuwe inzichten in de emissies van motorfietsen en bromfietsen: Door de jaren heen resulteren nieuwe methoden om de emissies te berekenen in nauwkeurigere uitkomsten. De grootste verbetering heeft dit verslagjaar plaatsgevonden in de emissieberekening van bromfietsen en motorfietsen in Nederland. Deze emissies zijn berekend met een nieuw model dat beter rekening houdt met het motorvermogen en de leeftijd van de bromfietsen en motorfietsen. Het nieuwe model laat zien dat vooral oudere motorfietsen en bromfietsen meer fijn stof (PM10) uitstoten dan eerder werd verwacht. Ook de uitstoot van stikstofoxiden ligt iets hoger dan eerder werd berekend. Motoren en bromfietsen leveren echter maar een kleine bijdrage aan de totale uitstoot van stikstofoxiden en fijn stof van wegverkeer in Nederland. Oude bromfietsen blijken ook meer koolwaterstoffen uit te stoten dan eerder werd gedacht, maar nieuwe bromfietsen blijken juist wat schoner. Als gevolg hiervan dalen de emissies van koolwaterstoffen sneller dan eerder werd berekend: van 25 kiloton in 1990 tot 4 kiloton in 2010. Uitstoot van stikstofoxiden door vrachtverkeer hoger dan gedacht: Ook de uitstoot van stikstofoxiden door vrachtverkeer in Nederland is opnieuw berekend, en wel op basis van nieuwe inzichten in de uitstoot van zogenoemde Euro-IV vrachtauto's. Deze aanduiding verwijst naar de Europese wetgeving voor de uitstoot van schadelijke stoffen door vrachtauto's. Euro-IV vrachtauto's zijn tussen 2005 en 2008 verkocht in Nederland. Uit metingen blijkt dat de uitstoot van stikstofoxiden door deze vrachtauto's op snelwegen hoger is geweest dan eerder werd gedacht. Tegelijkertijd blijken er in Nederland iets minder Euro-IV vrachtauto's rond te rijden dan eerder werd verondersteld: door een subsidieregeling zijn er vanaf 2006 al schonere vrachtauto's verkocht die aan strengere normen voldeden (Euro-V). Toch is de uitstoot van stikstofoxiden door vrachtverkeer in 2010 nu circa 5 kiloton hoger dan eerder werd berekend. Daarnaast is nauwkeuriger inzicht verkregen in het aandeel van de diverse categorieën trucks in het totale Nederlandse vrachtwagenpark.
    • Emissions of transboundary air pollutants in the Netherlands 1990-2011 : Netherlands Informative inventory report 2013

      Jimmink BA; ten Broeke HM; Coenen PWHG; Droge R; Geilenkirchen GP; Leekstra AJ; van der Maas CWM; te Molder RAB; Peek CJ; Vonk J; et al. (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVMTNONetherlands Environmental Assessment Agency PBL, 2013-03-18)
      Emissies Nederland in 2010 onder plafonds De Nederlandse uitstoot van stikstofoxiden (NOx) is in 2011 zodanig afgenomen dat het voor het eerst kwam onder het maximum dat de Europese Unie daaraan voor 2010 heeft gesteld. Hiermee voldoet Nederland aan alle vier de zogeheten nationale emissieplafonds (NEC). Voor ammoniak, zwaveldioxide en niet-methaan vluchtige organische stoffen (NMVOS) voldeed Nederland al in 2010 aan deze plafonds. Dit blijkt uit de toelichting van het RIVM op de Nederlandse emissiecijfers van grootschalige luchtverontreinigende stoffen, het Informative Inventory Report (IIR) 2013. Deze cijfers betreffen de uitstoot van zwaveldioxide, stikstofoxiden, NMVOS, koolmonoxide, ammoniak, fijn stof (PM10), zware metalen en persistente organische stoffen (POP's). De uitstoot van al deze stoffen is tussen 1990 en 2011 gedaald. Dit komt vooral door schonere auto's en brandstoffen en door emissiebeperkende maatregelen van industriële sectoren. Lagere uitstoot van schadelijke stoffen door oude personenauto's Door de jaren heen resulteren nieuwe methoden om de emissies te berekenen in nauwkeurigere uitkomsten. Zo blijkt onder andere uit dit verslagjaar dat de emissieberekening voor personenauto's in Nederland is verbeterd. Daaruit volgt dat de uitstoot van schadelijke stoffen door benzineauto's zonder katalysator lager is dan werd verondersteld. Dat komt vooral doordat deze auto's gemiddeld op jaarbasis minder kilometers rijden dan eerder werd gedacht. Het CBS heeft afgelopen jaar de gereden kilometers van personenauto's nauwkeuriger in beeld gebracht door ze specifieker dan voorheen uit te splitsen naar leeftijd en brandstoftype. Tussen 2005 en 2010 valt hierdoor de totale uitstoot van stikstofoxiden door personenauto's, zowel diesel als benzine, circa 15 procent lager uit dan vorig jaar was berekend. De uitstoot van NMVOS is dit jaar zelfs 25 procent lager berekend. Jonge dieselauto's vervuilender dan gedachtDe uitstoot van stikstofoxiden door zogeheten Euro-5 dieselauto's blijkt hoger dan eerder werd aangenomen; in 2010 circa 6 procent. De Euro-5 aanduiding verwijst naar de Europese wetgeving voor de uitstoot van schadelijke stoffen door personenauto's en bestelauto's. Volgens deze wetgeving zou de stikstofoxidenuitstoot door dieselauto's met 28 procent moeten dalen ten opzichte van de Euro-4-norm. Euro-5 personenauto's zijn in 2008 op de Nederlandse markt gekomen, waarna TNO in 2012 van enkele Euro-5 auto's de emissies heeft gemeten. Hieruit blijkt dat de uitstoot van stikstofoxiden flink hoger ligt dan de Europese emissienormen voor deze auto's; de mate waarin hangt af van het rijgedrag (optrekken en remmen in steden of doorrijden op de snelweg). Auto's blijken in de praktijk minder zuinig te rijden dan tijdens condities waaronder fabrikanten testen. De stikstofoxidenuitstoot van Euro-5 dieselauto's is daarmee gemiddeld zelfs hoger dan de norm voor Euro-4 auto's.
    • Emissions of transboundary air pollutants in the Netherlands 1990-2012 : Informative Inventory Report 2014

      Jimmink BA; ten Broeke HM; Coenen PWHG; Droge R; Dröge R; Geilenkirchen GP; Leekstra AJ; van der Maas CWM; te Molder RAB; Peek CJ; et al. (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVMNetherlands Environmental Assessment Agency PBL, 2014-04-01)
      Emissies Nederland blijven in 2012 onder nationale plafonds De uitstoot van stikstofoxiden (NOx), ammoniak, zwaveldioxide en niet-methaan vluchtige organische stoffen (NMVOS) is in 2012 in Nederland licht gedaald. Daarmee bleef de uitstoot onder de maxima die de Europese Unie daaraan sinds 2010 stelt. Nederland voldoet daardoor, net als in 2011, aan de vier 'nationale emissieplafonds' (NEC) voor deze stoffen. Dit blijkt uit de Nederlandse emissiecijfers van grootschalige luchtverontreinigende stoffen. Het RIVM verzamelt en analyseert deze cijfers. Behalve bovengenoemde stoffen gaat het om de uitstoot van koolmonoxide, fijn stof (PM10), zware metalen en persistente organische stoffen (POP's). De uitstoot van al deze stoffen is tussen 1990 en 2012 gedaald. Dit komt vooral door schonere auto's en brandstoffen en door emissiebeperkende maatregelen van industriële sectoren. Meer kilometers door bromfietsen Door de jaren heen zijn de methoden om de emissies te berekenen verbeterd, wat nu resulteert in nauwkeurigere cijfers. De emissies van bromfietsen en motorfietsen zijn afhankelijk van het aantal gereden kilometers per jaar en daar is nu beter inzicht in. Het totale aantal gereden kilometers door bromfietsen blijkt in de afgelopen jaren bijna twee keer zo hoog is als werd gedacht. Daarmee is de uitstoot van schadelijke stoffen navenant hoger. Ten opzichte van andere typ voertuigen blijven bromfietsen echter een relatief kleine emissiebron en dragen ze beperkt bij aan de totale nationale emissies. In steden zijn ze wel een relevante bron. Het aantal gereden kilometers door motorfietsen, en daarmee de uitstoot, blijft in lijn met eerdere inzichten. Vrachtauto's zwaarder beladen De uitstoot van schadelijke stoffen door vrachtauto's is voor het eerst berekend op basis van recente inzichten in het gewicht van vrachtauto's. Trekker-opleggers blijken zwaarder beladen dan tot nu toe werd verondersteld. Ook rijden vrachtauto's vaker met een aanhanger dan tot nu toe werd aangenomen, waardoor ze zwaarder zijn. Een hoger gewicht betekent een hoger brandstofverbruik, en veelal ook een hogere uitstoot per gereden kilometer. De uitstoot van PM10 door vrachtauto's is hierdoor circa 5 procent hoger dan in de vorige IIR-rapportage. Hogere emissies ammoniak De uitstoot van ammoniak blijkt hoger dan eerder werd verondersteld vanwege enkele nieuwe inzichten; de cijfers zijn hierdoor vanaf 1997 bijgesteld. Zo worden luchtwassers, die voornamelijk op varkensstallen zitten, niet altijd gebruikt. Ook is vanaf 2002 in melkveestallen het leefoppervlak per dier toegenomen. Door het grotere contactoppervlak van mest met lucht wordt meer ammoniak uitgestoten. Door de aangepaste aannames is het nationale totaal met 6,6 kiloton verhoogd ten opzichte van 2011.
    • Emissions of transboundary air pollutants in the Netherlands 1990-2013 : Informative Inventory Report 2015

      Jimmink BA; Coenen PWHG; Droge R; Geilenkirchen GP; Leekstra AJ; van der Maas CWM; te Molder RAB; Peek CJ; Vonk J; Wever D; et al. (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2015-03-16)
      Betere informatie over ammoniakemissies De berekende ammoniakemissies in Nederland blijven dalen. Wel blijkt voor de periode 1990-2013 dat de totale emissie van ammoniak hoger is dan eerder gerapporteerd. De ammoniakemissies kunnen dankzij betere waarnemingen nauwkeuriger worden berekend en een aantal nieuwe bronnen zijn toegevoegd. De emissies van stikstofoxiden, zwaveldioxiden en niet methaan vluchtige organische stoffen blijven licht dalen. RIVM verzamelt en rapporteert de emissiecijfers samen met partnerinstituten in het project Emissieregistratie. Nieuwe onderzoeksresultaten Op basis van nieuw onderzoek konden bepaalde emissiefactoren voor ammoniak nauwkeuriger worden berekend. Zo is geconstateerd dat er per varken meer ammoniak wordt uitgestoten dan eerder verondersteld. Daarnaast blijkt de mest die over het land wordt verspreid meer stikstof te bevatten, waardoor er meer ammoniak vrijkomt. Verder is berekend dat de bijdrage van wegverkeer aan de ammoniakuitstoot in Nederland hoger is dan eerder gerapporteerd. Eén van de bronnen die volgens internationale voorschriften (EMEP Guidebook 2013) nu is meegenomen in de berekeningen, is de uitstoot van ammoniak door gewassen terwijl ze rijpen ('gewasafrijping') en na de oogst ('gewasresten'). Hetzelfde geldt voor de ammoniak die vrijkomt bij het gebruik van compost (zoals van gft-afval) en het slib van rioolwaterzuiveringsinstallaties. Het RIVM verzamelt en analyseert de cijfers. Behalve bovengenoemde stoffen gaat het om de uitstoot van koolmonoxide, fijn stof, zware metalen en persistente organische stoffen. De uitstoot van al deze stoffen is tussen 1990 en 2013 gedaald. Dit komt vooral door schonere auto's en brandstoffen en door emissiebeperkende maatregelen in de industrie.
    • Greenhouse Gas Emissions in the Netherlands 1990-2003 - National Inventory Report 2005

      Klein Goldewijk K; Olivier JGJ; Peters JAHW; Coenen PWHG; Vreuls HHJ; MNP; KMD (2005-05-02)
      Dit jaarlijkse rapport over de Nederlandse inventarisatie van broeikasgasemissies is geschreven om te voldoen aan de rapportageverplichtingen van het Klimaatverdrag van de Verenigde Naties (UNFCCC) en van het Bewakingsmechanisme Broeikasgassen van de Europese Unie. In 2003 waren de totale broeikasgasemissies (exclusief landgebruik) circa 1% hoger dan in het basisjaar (1990, maar 1995 voor de gefluorideerde gassen) en zonder temperatuurcorrectie. In periode 1990-2003 zijn de emissies van CO2 exclusief landgebruik met 12% toegenomen, terwijl de CH4 en N2O-emissies met respectievelijk 32% en 19% afnamen. Van de zogenaamde F-gassen, waarvoor 1995 het referentiejaar is, nam de totale emissie met circa 60% af. De HFK- en PFK-emissies namen met respectievelijk 75% en 25% af in 2003 ten opzichte van 1995, terwijl de emissies van SF6 met 11% toenamen. De grootste wijzigingen in totale broeikasgasemissies in 2003 ten opzichte van 2002 worden veroorzaakt door toename van 3,1 Mton (1,7%) van de CO2-emissies, vooral van de streefwaardesectoren gebouwde omgeving (5%), industrie/energiesector (0,9%) en transportsector (2,0%), terwijl de emissies in de landbouw daalden (-2,2%). De methaanuitstoot is met 0,7 Mton CO2-eq. (4,2%) afgenomen (met name bij afval en landbouw). Ook de N2O-uitstoot is in 2003 met 0,7 Mton-CO2-eq. afgenomen (3,6%) (met name in landbouw en industriele procesemissies). Dit rapport bevat onder andere trendanalyses voor de emissies van broeikasgassen in de periode 1990-2003 en documentatie van gebruikte berekeningsmethoden, databronnen en toegepaste emissiefactoren. Ook worden de nationale broeikasgasemissies per streefwaardesector samengevat, zoals gebruikt in het Nederlandse nationale klimaatbeleid. Veel aandacht wordt dit jaar besteed aan de documentatie van de vele uitgevoerde herberekeningen.
    • Greenhouse Gas Emissions in the Netherlands 1990-1999. National Inventory Report

      Olivier JGJ; Thomas R; Brandes LJ; Peters JAHW; Coenen PWHG; LAE (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2001-05-31)
      This report documents the 2001 Netherlands' annual submission of its greenhouse gas emission inventory in accordance with the United Nation's Framework Convention on Climate Change (UNFCCC) and the European Union's Greenhouse Gas Monitoring Mechanism. The report comprises explanations of observed trends in emissions; a description of a first assessment of key sources and their uncertainty; documentation of methods, data sources and emission factors applied; and a description of the quality assurance system and the verification activities performed on the data. From the inventory it can be concluded that total CO2-equivalent emissions of the six greenhouse gases together increased in 1999 by about 6% relative to 1990 (1995 for fluorinated gases). This increase would be a half per cent less when comparing temperature-corrected emissions. Emissions of CO2 and N2O have increased from 1990 to 1999 by about 8% and 15%, respectively, while in the same period CH4 emissions have decreased by 20%, effectively to a level 0.5% point below N2O emissions. Of the fluorinated greenhouse gases, for which 1995 is the reference year, emissions of HFCs and PFCs increased by 20 and 40% in 1999, respectively, while SF6 emissions (completely recalculated) decreased by about 20%.
    • Greenhouse Gas Emissions in the Netherlands 1990-2000. National Inventory Report 2002

      Olivier JGJ; Brandes LJ; Peters JAHW; Coenen PWHG; LAE (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2002-05-29)
      This report documents the 2002 Netherlands' annual submission of its greenhouse gas emission inventory in accordance with the United Nation's Framework Convention on Climate Change (UNFCCC) and the European Union's Greenhouse Gas Monitoring Mechanism. The report comprises explanations of observed trends in emissions; a description of an assessment of key sources and their uncertainty; documentation of methods, data sources and emission factors applied; and a description of the quality assurance system and the verification activities performed on the data. From the inventory it can be concluded that total CO2-equivalent emissions of the six greenhouse gases together increased in 2000 by about 3% relative to 1990 (1995 for fluorinated gases). This increase would be a half per cent less when comparing temperature-corrected emissions. Without policy measures emissions in 2000 would have been about 10% higher. Emissions of CO2 and N2O have increased from 1990 to 2000 by about 9% and 3%, respectively, while in the same period CH4 emissions have decreased by 24%. Of the fluorinated greenhouse gases, for which 1995 is the reference year, emissions of HFCs and PFCs decreased by 34 and 18% in 2000, respectively, while SF6 emissions (completely recalculated) decreased by about 9%.
    • Greenhouse Gas Emissions in the Netherlands 1990-2001. National Inventory Report 2003

      Olivier JGJ; Brandes LJ; Peters JAHW; Coenen PWHG; Vreuls HHJ; KMD; IMP (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2003-04-23)
      This report documents the 2003 Netherlands' annual submission of its greenhouse gas emission inventory in accordance with the United Nation's Framework Convention on Climate Change (UNFCCC) and the European Union's Greenhouse Gas Monitoring Mechanism. The report comprises explanations of observed trends in emissions; a description of an assessment of key sources and their uncertainty; documentation of methods, data sources and emission factors applied; and a description of the quality assurance system and the verification activities performed on the data. From the inventory it can be concluded that total CO2-equivalent emissions of the six greenhouse gases together increased in 2001 by about 4% relative to 1990 (1995 for fluorinated gases). This increase would be 2%-points less for temperature-corrected emissions. Emissions of CO2 increased from 1990 to 2001 by 13%, while in the same period CH4 and N2O emissions decreased by about 25% and 3%, respectively. For the fluorinated greenhouse gases, for which 1995 is the reference year, total emissions decreased by 60%. Emissions of HFCs and PFCs decreased by 75% and 20% in 2001, respectively, while SF6 emissions increased by about 7%.
    • Greenhouse Gas Emissions in the Netherlands 1990-2002. National Inventory Report 2004

      Klein Goldewijk K; Olivier JGJ; Peters JAHW; Coenen PWHG; Vreuls HHJ; MNO; KMD (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2004-05-25)
      This report documents the 2004 Netherlands' annual submission of its greenhouse gas emission inventory in accordance with the United Nation's Framework Convention on Climate Change (UNFCCC) and the European Union's Greenhouse Gas Monitoring Mechanism. The report comprises explanations of observed trends in emissions; a description of an assessment of key sources and their uncertainty; documentation of methods, data sources and emission factors applied; and a description of the quality assurance system and the verification activities performed on the data. Since the previous submission, the emission trend has been adjusted downwards by 2% due to recalculations. From the present inventory it can be concluded that total greenhouse gas emissions were in 2002 the same as in the base year 1990 (1995 for fluorinated gases). The 2002 emissions would be 3%-points more when corrected for temperature (the mild winter). Emissions of CO2 increased from 1990 to 2002 by 10%, while in the same period CH4 and N2O emissions decreased by about 32% and 7%, respectively. For the fluorinated greenhouse gases, for which 1995 is the reference year, total emissions decreased by 60%. Emissions of HFCs and PFCs decreased by 65% and 35% in 2002, respectively, while SF6 emissions increased by about 15%. Next year, other adjustments will be made, possibly of a few per cent, due to recalculations for many sources and gases carried out as the last part of the inventory improvement programme to ensure that the inventory complies with the requirements of the UNFCCC and the Kyoto Protocol.
    • Greenhouse Gas Emissions in the Netherlands 1990-2003 - National Inventory Report 2005

      Klein Goldewijk K; Olivier JGJ; Peters JAHW; Coenen PWHG; Vreuls HHJ; MNP; KMD (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2005-05-02)
      This report documents the Netherlands' annual submission of its greenhouse gas emission inventory in accordance with the United Nation's Framework Convention on Climate Change (UNFCCC) and the European Union's Greenhouse Gas Monitoring Mechanism. The report comprises explanations of observed trends in emissions; a description of an assessment of key sources and their uncertainty; documentation of methods, data sources and emission factors applied; and a description of the quality assurance system and the verification activities performed on the data. Special attention is paid to documenting the many recalculations performed to improve transparency and consistency over time and, thus, to better comply with IPCC and UNFCCC guidelines on methodologies and reporting. From the inventory it can be concluded that total CO2-equivalent emissions of the six greenhouse gases together increased in 2003 by about 1 % relative to 1990 (1995 for fluorinated gases) (excluding LUCF). Emissions of CO2 excluding LUCF increased from 1990 to 2003 by 12%, while in the same period CH4 and N2O emissions decreased by about 32% and 19%, respectively. For the fluorinated greenhouse gases, for which 1995 is the reference year, total emissions decreased by 60%. Emissions of HFCs and PFCs decreased by 75% and 25% in 2005, respectively, while SF6 emissions increased by 11% above the 1995 level.
    • Greenhouse Gas Emissions in the Netherlands 1990-2009 : National Inventory Report 2011

      van der Maas CWM; Coenen PWHG; Zijlema PJ; Baas K; van den Berghe G; te Biesebeek JD; Brandt AT; Geilenkirchen G; van der Hoek KW; te Molder R; et al. (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVMTNONL AgencyStatistics Netherlands CBSDutch Emission AuthorityNetherlands Environmental Assessment Agency, 2011-07-01)
      In 2009 is de totale broeikasgasemissie van Nederland met ongeveer 3 procent gedaald ten opzichte van de emissie in 2008. Deze daling komt vooral door een lagere industriële productie als gevolg van de economische crisis. De totale broeikasgasemissie in 2009 bedraagt 198,9 Teragram (Megaton of miljard kilogram) CO2-equivalenten. Ten opzichte van het basisjaar 1990 (213,2 Tg CO2- equivalenten) is dit een afname van bijna 7 procent. Beide getallen zijn exclusief de emissies afkomstig uit het soort landgebruik en de verandering daarin, zoals natuurontwikkeling of ontbossing. (land use, land use change and forestry, LULUCF). Dit blijkt uit een inventarisatie van broeikasgasemissies die het RIVM op verzoek van het ministerie van Infrastructuur en Milieu (I&M) heeft opgesteld. Met deze inventarisatie voldoet Nederland aan de nationale rapportageverplichtingen voor 2011 van het Klimaatverdrag van de Verenigde Naties (UNFCCC), van het Kyoto Protocol en van het Bewakingsmechanisme Broeikasgassen van de Europese Unie. De inventarisatie bevat verder trendanalyses voor de emissies van broeikasgassen in de periode 1990-2009, een analyse van belangrijkste emissiebronnen (sleutelbronnen) evenals de onzekerheid in hun emissies. Daarnaast biedt de inventarisatie documentatie van de gebruikte berekeningsmethoden, databronnen en toegepaste emissiefactoren. Ten slotte bevat het een overzicht van het kwaliteitssysteem en de validatie van de emissiecijfers door de Nederlandse Emissieregistratie.
    • Greenhouse Gas Emissions in the Netherlands 1990-2010 : National Inventory Report 2012

      Coenen PWHG; van der Maas CWM; Zijlema PJ; Baas K; van den Berghe ACWM; te Biesebeek JD; Brandt AT; Geilenkirchen G; van der Hoek KW; te Molder R; et al. (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVMNL AgencyCBSDutch Emission AuthorityPBLAlterra, 2012-04-28)
      In 2010 is de Nederlandse uitstoot van broeikasgassen, waaronder CO2, methaan en lachgas met ongeveer 6 procent gestegen ten opzichte van de emissie in 2009. Deze stijging komt vooral door een hoger brandstofverbruik in de industrie en energiesector als gevolg van de destijds herstellende economie. Daarnaast is vanwege het winterweer gedurende de eerste en laatste maanden van 2010 meer brandstof gebruikt voor verwarming. De totale uitstoot van broeikasgas wordt uitgedrukt in CO2- equivalenten en bedroeg 210,1 Teragram (Megaton of miljard kilogram) in 2010. Dit is een afname van ongeveer 1,5 procent in vergelijking met de uitstoot van 213,3 Tg CO2-equivalenten in het Kyoto-basisjaar. Dit basisjaar, dat afhankelijk van het broeikas 1990 of 1995 is, dient als referentie voor de uitstoot van broeikasgassen volgens het Kyoto Protocol uit 1997. De geleverde cijfers zijn exclusief de emissies die afkomstig zijn uit het soort landgebruik en de verandering daarin, zoals natuurontwikkeling of ontbossing (land use, land use change and forestry, LULUCF). De getallen inclusief deze bijdrage vertonen dezelfde trend. Nationale rapportageverplichting: Dit blijkt uit de jaarlijkse inventarisatie van broeikasgasemissies die het RIVM op verzoek van het ministerie van Infrastructuur en Milieu (I&M) heeft opgesteld. Met deze inventarisatie voldoet Nederland aan de nationale rapportageverplichtingen voor 2012 van het Klimaatverdrag van de Verenigde Naties (UNFCCC), van het Kyoto Protocol en van het Bewakingsmechanisme Broeikasgassen van de Europese Unie. Overige onderdelen inventarisatie: De inventarisatie bevat verder trendanalyses om ontwikkelingen in de uitstoot van broeikasgassen tussen 1990 en 2010 te verklaren, en een analyse van de onzekerheid in de emissiesgetallen. Daarnaast staat aangegeven welke (sleutel)bronnen het meest aan deze onzekerheid bijdragen. Ook biedt de inventarisatie documentatie van de gebruikte berekeningsmethoden, databronnen en toegepaste emissiefactoren. Ten slotte bevat het een overzicht van de onderdelen van het kwaliteitssysteem en de wijze waarop de Nederlandse Emissieregistratie de emissiecijfers heeft gevalideerd.
    • Greenhouse Gas Emissions in The Netherlands 1990-2011

      Coenen PWHG; van der Maas CWM; Zijlema PJ; Arets EJMM; Baas K; van den Berghe ACWM; te Biesebeek JD; Brandt AT; Geilenkirchen G; van der Hoek KW; et al. (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVMNetherlands Organisation for Applied Scientific Research TNONL AgencyStatistics Netherlands CBSDutch Emissions Authority NEaNetherlands Environmental Assessment Agency PBLAlterraWageningen URRijkswaterstaat, 2013-05-27)
      In 2011 is de totale emissie in Nederland van broeikasgassen, zoals CO2, methaan en lachgas, met ongeveer 7 procent gedaald ten opzichte van 2010. De daling komt vooral door een lager brandstofgebruik in de energiesector en de petrochemische industrie. Dit lijkt een gevolg van de economische recessie en van een geringere elektriciteitsproductie in Nederland. Daarnaast is in 2011 ten opzichte van 2010 minder energie verbruikt om huizen en kantoren te verwarmen. Dat kwam vooral doordat in 2010 zowel de eerste als de laatste maanden relatief koud waren. <br> <br>Totale uitstoot 9 procent lager dan basisjaar Kyoto<br>De totale uitstoot van broeikasgassen wordt uitgedrukt in CO2-equivalenten en bedroeg in 2011 voor Nederland 194,4 miljard kilogram (megaton of teragram). Ten opzichte van de uitstoot in het Kyoto-basisjaar (213,2 miljard kilogram CO2-equivalenten) is dit een afname van ongeveer 9 procent. Het basisjaar, dat afhankelijk van het broeikasgas 1990 of 1995 is, dient voor het Kyoto-protocol als referentie voor de uitstoot van broeikasgassen.<br> <br>Deze getallen zijn exclusief de zogeheten LULUCF-emissies (Land Use, Land Use Change and Forestry). Landen zijn voor het Kyoto-protocol verplicht om de totale uitstoot van broeikasgassen op twee manieren te rapporteren: met en zonder het soort landgebruik en de verandering daarin. Dit is namelijk van invloed op de uitstoot van broeikasgassen. Voorbeelden zijn natuurontwikkeling (dat CO2 bindt) of ontbossing (waardoor CO2 wordt uitgestoten). <br> <br>Overige onderdelen inventarisatie<br>Het RIVM stelt jaarlijks op verzoek van het ministerie van Infrastructuur en Milieu (IenM) de inventarisatie van broeikasgasemissies op. De inventarisatie bevat trendanalyses om ontwikkelingen in de uitstoot van broeikasgassen tussen 1990 en 2011 te verklaren, en een analyse van de onzekerheid in deze getallen. Ook is aangegeven welke bronnen het meest aan deze onzekerheid bijdragen. Daarnaast biedt de inventarisatie documentatie van de gebruikte berekeningsmethoden, databronnen en toegepaste emissiefactoren.<br> <br>Met deze inventarisatie voldoet Nederland aan de nationale rapportageverplichtingen voor 2012 van het Klimaatverdrag van de Verenigde Naties (UNFCCC), van het Kyoto-Protocol en van het hiermee vergelijkbare Bewakingsmechanisme Broeikasgassen van de Europese Unie.<br>
    • Greenhouse gas emissions in The Netherlands 1990-2012 : National Inventory Report 2014

      Coenen PWHG; van der Maas CWM; Zijlema PJ; Arets EJMM; Baas K; van den Berghe ACWM; te Biesebeek JD; Nijkamp MM; van Huis EP; Geilenkirchen GP; et al. (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVMNetherlands Organisation for Applied Scientific Research (TNO)Netherlands Enterprise AgencyStatistics Netherlands (CBS)Dutch Emissions Authority (NEa)PBL Netherlands Environmental Assessment AgencyAlterra Wageningen URRijkswaterstaat, 2014-06-01)
      In 2012 is de totale uitstoot van broeikasgassen van Nederland, zoals CO2, methaan en lachgas, met ongeveer 1,7 procent gedaald ten opzichte van 2011. Deze daling komt vooral door een lager brandstofgebruik in de energie- en transportsector. Dit lijkt een gevolg van de economische recessie, waardoor emissies door elektriciteitsproductie en het wegtransport in Nederland zijn afgenomen. Cijfers De totale broeikasgasemissie wordt uitgedrukt in CO2-equivalenten en bedraagt in 2012 191,7 teragram (megaton of miljard kilogram) . Ten opzichte van de uitstoot in het Kyoto-basisjaar (213,2 Tg CO2-equivalenten) is dit een afname van ongeveer 10 procent. Het basisjaar, dat afhankelijk van het broeikasgas 1990 of 1995 is, dient voor het Kyoto-protocol als referentie voor de uitstoot van broeikasgassen. De uitstoot van de overige broeikasgassen zoals lachgas en methaan is sinds het basisjaar met 51 procent afgenomen. De CO2-uitstoot daarentegen is in deze periode met 4 procent gestegen. Landen zijn voor het Kyoto-protocol verplicht om de totale uitstoot van broeikasgassen op twee manieren te rapporteren: met en zonder het soort landgebruik en de verandering daarin. Dit is namelijk van invloed op de uitstoot van broeikasgassen. Voorbeelden zijn natuurontwikkeling (dat CO2 bindt) of ontbossing (waardoor CO2 wordt uitgestoten). In bovengenoemde getallen zijn deze zogeheten LULUCF-emissies (Land Use, Land Use Change and Forestry) niet meegenomen. Overige onderdelen inventarisatie Het RIVM stelt jaarlijks op verzoek van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (IenM) de inventarisatie van broeikasgasemissies op. De inventarisatie bevat trendanalyses om ontwikkelingen in de uitstoot van broeikasgassen tussen 1990 en 2012 te verklaren, en een analyse van de onzekerheid in deze getallen. Ook is aangegeven welke bronnen het meest aan deze onzekerheid bijdragen. Daarnaast biedt de inventarisatie documentatie van de gebruikte berekeningsmethoden, databronnen en toegepaste emissiefactoren. Met deze inventarisatie voldoet Nederland aan de nationale rapportageverplichtingen voor 2012 van het Klimaatverdrag van de Verenigde Naties (UNFCCC), van het Kyoto-Protocol en van het Bewakingsmechanisme Broeikasgassen van de Europese Unie.
    • Greenhouse gas emissions in the Netherlands 1990-2013 : National Inventory Report 2015

      Coenen PWHG; van der Maas CWM; Zijlema PJ; Arets EJMM; Baas K; van den Berghe ACWM; Nijkamp MM; van Huis EP; Geilenkirchen G; Versluijs CW; et al. (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2016-03-31)
      In 2013 is de totale broeikasgasemissie van Nederland met ongeveer 0,2 procent gedaald ten opzichte van de emissie in 2012. Deze daling komt vooral door de afname van brandstofgebruik in de transportsector en de petrochemische industrie. De totale broeikasgasemissie in 2013 bedraagt 195,8 teragram (megaton of miljard kilogram) CO2 equivalenten. Ten opzichte van het basisjaar (221,1 Tg CO2 equivalenten) is dit een afname van ongeveer 11,5 procent. Beide getallen zijn exclusief de emissies afkomstig uit het soort landgebruik en de verandering daarin, zoals natuurontwikkeling of ontbossing (land use, land use change and forestry, LULUCF). Dit blijkt uit een inventarisatie van broeikasgasemissies die het RIVM op verzoek van het ministerie van Infrastructuur en Milieu (IenM) heeft opgesteld. Met deze inventarisatie voldoet Nederland aan de nationale rapportageverplichtingen voor 2015 van het Klimaatverdrag van de Verenigde Naties (UNFCCC)4 en van het Bewakingsmechanisme Broeikasgassen van de Europese Unie. De emissiecijfers zijn in absolute zin gewijzigd ten opzichte van eerdere rapportages omdat de nu gerapporteerde cijfers berekend zijn conform de nieuwste UNFCCC 2006 Guidelines. De inventarisatie bevat verder trendanalyses voor de emissies van broeikasgassen in de periode 1990-2013, een analyse van belangrijkste emissiebronnen (sleutelbronnen) evenals de onzekerheid in hun emissies. Daarnaast biedt de inventarisatie documentatie van de gebruikte berekeningsmethoden, databronnen en toegepaste emissiefactoren. Ten slotte bevat het een overzicht van het kwaliteitssysteem en de validatie van de emissiecijfers door de Nederlandse Emissieregistratie.
    • Greenhouse gas emissions in the Netherlands 1990-2014 : National Inventory Report 2016

      Coenen PWHG; van der Maas CWM; Zijlema PJ; Arets EJMM; Baas K; van den Berghe ACWM; Nijkamp MM; van Huis EP; Geilenkirchen G; Versluijs CW; et al. (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2016-07-01)
      In 2014 is de totale uitstoot van broeikasgassen van Nederland met ongeveer 4 procent gedaald ten opzichte van de emissie in 2013. Deze daling komt vooral doordat er als gevolg van de relatief warme winter minder brandstof is gebruikt. De totale emissie van broeikasgassen naar de lucht wordt uitgedrukt in CO2-equivalenten en bedroeg in 2014 187,1 miljard kilogram (megaton of teragram). Ten opzichte van het zogeheten Kyoto-basisjaar (223,8 miljard kilogram CO2-equivalenten) is dit een afname van ongeveer 16,4 procent. Dit basisjaar, dat afhankelijk van het broeikasgas 1990 of 1995 is, dient voor het Kyoto-protocol als referentie voor de uitstoot van broeikasgassen. De afname in de broeikasgasemissies wordt voor het grootste deel (78 procent) veroorzaakt doordat de emissies van methaan, distikstofoxide en gefluoreerde gassen (CH4, N2O en F-gassen) afnemen. De CO2-uitstoot is beduidend minder afgenomen (-3 procent ten opzichte van het basisjaar 1990). Dit blijkt uit een inventarisatie van broeikasgasemissies die het RIVM jaarlijks op verzoek van het ministerie van Infrastructuur en Milieu (IenM) opstelt. Met deze inventarisatie voldoet Nederland aan de nationale rapportageverplichtingen voor 2016 van het Klimaatverdrag van de Verenigde Naties (UNFCCC), van het Kyoto Protocol en van het Bewakingsmechanisme Broeikasgassen van de Europese Unie. De emissiecijfers uit brandstoffen zijn in absolute zin gewijzigd ten opzichte van eerdere rapportages om de Nederlandse cijfers beter te laten aansluiten bij de internationale definities. De inventarisatie bevat verder trendanalyses voor de emissies van broeikasgassen in de periode 1990-2014, een analyse van belangrijkste emissiebronnen ('sleutelbronnen'), evenals de onzekerheid in hun emissies. Daarnaast zijn in de inventarisatie de gebruikte berekeningsmethoden beschreven, evenals databronnen en gebruikte emissiefactoren. Ten slotte bevat het een overzicht van het kwaliteitssysteem en de validatie van de emissiecijfers door de Nederlandse Emissieregistratie.
    • Greenhouse gas emissions in the Netherlands 1990-2015 : National Inventory Report 2017

      Coenen PWHG; van der Maas CWM; Zijlema PJ; Arets EJMM; Baas K; van den Berghe ACWM; van Huis EP; Geilenkirchen G; Hoogsteen M; Spijker J; et al. (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2017-05-30)
      Total greenhouse gas (GHG) emissions from the Netherlands in 2015 increased by approximately 4%, compared with 2014 emissions. This increase was mainly the result of the increased electricity production in coal fired plants compared to 2014. Furthermore fuel combustion in all sectors was increased as the winter of 2015 was less mild as the one in 2014. In 2015, total GHG emissions (including indirect CO2 emissions and excluding emissions from Land use, land use change and forestry (LULUCF)) in the Netherlands amounted to 195.2 Tg CO2 eq. This is approximately 12.5% below the emissions in the base year2 (223.1 Tg CO2 eq). CO2 emission have increased above the level in the base year 1990 in 2015 (+ 1.5%). This increase was offset by the reduction in the emissions since 1990 of methane, nitrous oxide and fluorinated gases (CH4, N2O and F-gases). This report documents the Netherlands' 2017 annual submission of its greenhouse gas emissions inventory in accordance with the 2006 IPCC Guidelines for National Greenhouse Gas Inventories (IPCC, 2006) provided by the United Nations Framework Convention on Climate Change (UNFCCC), the Kyoto Protocol and the European Union's Greenhouse Gas Monitoring Mechanism. The report includes explanations of observed trends in emissions; an assessment of the sources with the highest contribution to the national emissions (key sources) and the uncertainty in their emissions; an itemization of methods, data sources and emission factors (EFs) applied; and a description of the quality assurance system and the verification activities performed on the data.
    • Grofkeramische industrie

      Huizinga K; Verburgh JJ; Matthijsen AJCM; Coenen PWHG; LAE; Haskoning; TAUW (1995-02-28)
      Dit rapport over de grofkeramische industrie is gepubliceerd binnen het Samenwerkingsproject Procesbeschrijvingen Industrie Nederland (SPIN). In het kader van dit project is informatie verzameld over industriele bedrijven of industriele processen ter ondersteuning van het overheidsbeleid op het gebied van emissiereductie. Dit rapport bevat informatie over de processen, bronnen van emissie, emissies naar lucht en water, afval, emissiefactoren, het gebruik van energie en energiefactoren, emissiereductie, onderzoek naar schone processen en normstelling en vergunningssituatie.