• Pilotproject Bodembiologische Indicator voor Life Support Functies van de bodem

      Schouten AJ; Bloem J; Breure AM; Didden WAM; Esbroek M van; Ruiten PC de; Rutgers M; Siepel H; Velvis H; Ecpertisegroep Contaminanten in de Bodem, Alterra Wageningen; et al. (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2001-03-23)
      Environmental policy shows a growing interest in instruments to measure and predict the quality of ecosystems in relation to the influence of human activities. Keywords in this respect are 'sustainable development', and 'sustainable use of biodiversity'. In the Netherlands, policy regarding biodiversity is based on the 'classical' approaches, such as the protection of endangered species and nature areas. However, governmental concern is growing whether this approach is sufficient to attain a sustainable use of ecosystems, e.g. the agricultural use of soils. The research initiative is related to the Treaty on Biological Diversity adopted in Rio de Janeiro (UNCED 1992). This report presents the results of a pilot- project in which an indicator system for biological soil quality was tested in a soil-monitoring network (in 1997: 20 grasslands on clay soil and 17 horticultural farms). The indicator system should produce an integrated view of the ecological state of the soil in relation to specific Life Support Functions (production, mineralization, nutrient cycling, etc.). Indicator groups were: nematodes, earthworms, enchytreads, potential nitrification, diversity of microbial functions (Biolog-system), bacterial growth rate and biomass. Identification of the mite fauna and complete food web sampling were performed on a limited number of sites. Some ways to integrate soil biological parameters into an aggregated presentation format (AMOEBE and Soil Quality Index) are presented. Additionally, problems of choice, like proper references or policy targets, are discussed. It is recommended to extend the biological monitoring programme to different soil types and land use forms. It will also provide a database with the opportunity to derive statistical habitat-respons relations for a prognostic instrument.
    • Pilotproject Bodembiologische Indicator voor Life Support Functies van de bodem

      Schouten AJ; Bloem J; Breure AM; Didden WAM; van Esbroek M; de Ruiten PC; Rutgers M; Siepel H; Velvis H; ECO (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVMEcpertisegroep Contaminanten in de BodemAlterra WageningenBodembiologie en Biologische BodemkwaliteitUniversiteit UtrechtMilieu WetenschappenAterra Wageningen, 2001-03-23)
      In het milieu- en natuurbeleid is er een groeiende behoefte aan instrumenten die de kwaliteit van ecosytemen kunnen voorspellen in relatie tot milieudrukfactoren. Duurzame ontwikkeling en duurzaam gebruik van biodiversiteit zijn in dit verband de sleutelwoorden. In Nederland is het biodiversiteitsbeleid gebaseerd op de klassieke benadering van soortbescherming en natuurreservaten. Er is echter een toenemende zorg bij de overheid of deze maatregelen ook voldoende zijn om een duurzaam gebruik van bijv. agrarische ecosystemen te waarborgen. Het hier beschreven onderzoek vindt z'n oorsprong in het biodiversiteitsverdrag van Rio de Janeiro (UNCED 1992). Er wordt verslag gedaan van een pilotproject dat is uitgevoerd om het Bodembiologische Indicatorsysteem in de praktijk te te testen. Dit werd gedaan in het kader van het Landelijk Meetnet Bodemkwaliteit op 20 veehouderijbedrijven op zeeklei en 17 vollegrondstuinbouwbedrijven. De Bodembiologische indicator is ontworpen om een geintegreerd beeld te geven van de eologische bodemkwaliteit. Door de opzet van de indicator wordt een koppeling gelegd tussen structuur en functies van het ecosysteem zoals afbraak van organisch materiaal en mineralisatie van stikstof . Gebruikte indicatorgroepen waren: nematoden, pot- en regenwormen, potentiele nitrificatie, diversiteit van microbiole afbraakroutes en aantal, biomassa en activiteit van microorganismen. Analyse van bodemmijten en een complete voedselwebmodellering kon slechts op twee locaties worden uitgevoerd. In het rapport worden aggregatiemethoden gepresenteerd (AMOEBE en index) waarmee een ecologische kwaliteitsbeoordeling kan worden uitgevoerd. Aansluitend worden de bevindingen van de pilot geevalueerd. Het leidt tot de aanbeveling om het meetprogramma uit te breiden naar meerdere grondsoorten en bodemgebruikstypen, en een goede referentieset op te bouwen. Hierdoor ontstaat een database waarmee ook een prognostisch instrument te maken is in de vorm van habitat-responsrelaties, naar voorbeeld van het MOVE-model.<br>