• Afweging tussen generieke en regionale eutrofieringsmaatregelen

      de Nijs ACM; Pieters BJ; van der Grinten E; Durand AM; Lieste R; Verweij W; LER (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2007-12-07)
      Om de waterkwaliteit te verbeteren moet Nederland het hoge gehalte aan voedingsstoffen in oppervlaktewater verlagen. Het RIVM biedt een afwegingskader om te kiezen voor landelijke en/of regionale maatregelen. Sinds eind 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) van kracht om kwaliteit van oppervlaktewater en grondwater te verbeteren. Een groot probleem waar Nederland voor staat zijn de hoge concentraties voedingsstoffen (nutrienten) in het oppervlaktewater. Hierdoor worden heldere meren en sloten troebel. Waterplanten, snoek en stekelbaarsjes verdwijnen en sloten worden groen van de algen of verdwijnen onder een laag kroos. Om de nutrientconcentraties te verlagen kan Nederland diverse maatregelen nemen, zoals het verwijderen van kroos, het uitzetten van roofvis, het stimuleren van fosfaatvrije vaatwasmiddelen of het aanscherpen van het mestbeleid. Sommige van deze maatregelen kunnen het beste landelijk worden doorgevoerd terwijl andere maatregelen sterk afhangen van de regionale situatie. In het algemeen neemt het Rijk landelijke maatregelen, terwijl gemeentes, provincies, waterschappen of gebiedsbeheerders voor de regionale maatregelen zorgen. In opdracht van VROM heeft het RIVM een afwegingskader ontwikkeld om een keuze te maken in landelijke en regionale maatregelen. Hieruit blijkt dat maatregelen die de directe emissies van nutrienten naar bodem of water reduceren, het beste landelijk zijn toe te passen, zoals fosfaatvrije vaatwasmiddelen en het mestbeleid. Maatregelen die de indirecte belasting van het oppervlaktewater verminderen of de ecologische effecten van nutrienten beperken, zijn veelal het beste regionaal toe te passen, zoals kroos verwijderen en roofvis uitzetten. Voor de meeste maatregelen werkt het afwegingskader goed, zo blijkt uit toetsing door onafhankelijke experts.
    • Methodiek voor toepassing fasering en doelverlaging op grondwater

      Zijp MC; Durand AM; van der Linden AMA; van Wijnen HJ; van Rijswick HFMW; Zijp MC; LER (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVMUniversiteit Utrecht, 2007-10-24)
      Nederland zal in sommige gevallen niet kunnen voldoen aan de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW). Het RIVM biedt een stappenplan voor het toepassen van uitzonderingsbepalingen in situaties waarin grondwater een belangrijke rol speelt. De KRW voor water stelt doelen die uiterlijk 2015 moeten zijn gehaald. Zo is een goede grondwatertoestand nodig ter bescherming van natuurgebieden die afhankelijk zijn van grondwater. Het zal voor Nederland in sommige gevallen moeilijk worden om deze doelen te bereiken. Het is echter mogelijk om onder voorwaarden uitzonderingsbepalingen toe te passen. Twee belangrijke uitzonderingsbepalingen zijn fasering, waarbij het bereiken van een doel wordt uitgesteld tot 2021 of 2027, en doelverlaging, waarbij men accepteert dat een doel naar beneden wordt bijgesteld, zoals een lagere grondwaterkwaliteit. Dit rapport bevat een stappenplan om na te gaan of een situatie met grondwater in aanmerking komt voor een uitzonderingsbepaling. Ook is het stappenplan getoetst met behulp van twee voorbeelden. Een van de voorbeelden betreft overschrijding van de norm voor bestrijdingsmiddelen door bentazon. Het gebruik van dit gewasbeschermingsmiddel is nog maar een kwart van wat tien jaar geleden werd gebruikt. Doordat de stof slecht biologisch afbreekbaar is, is het intensieve gebruik van bentazon in het verleden zichtbaar door de huidige overschrijdingen van de Europese norm voor bestrijdingsmiddelen in het Nederlandse grondwater. Ondanks het verminderde gebruik van de stof zullen er ook in 2015 nog overschrijdingen zijn door dit gebruik in het verleden. Voor deze historische verontreiniging kan fasering worden aangevraagd. Binnen het Nederlandse toelatingsbeleid voor bestrijdingsmiddelen kunnen ook nieuwe overschrijdingen van de Europese norm voor bestrijdingsmiddelen ontstaan. Er moet daarom onderzocht worden of het toelatingsbeleid voor bentazon kan worden herzien, zodat het aansluit bij de Europese Kaderrichtlijn Water.
    • Protocols belonging to the report 'Toxicity measurements in concentrated water samples'

      Verweij W; Durand AM; Maas JL; van der Grinten E; LER; mev (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVMWaterschap Velt en VechtCentre for Water Management, 2010-09-28)
      Dit rapport bevat protocollen voor bioassays, oftewel de technische beschrijvingen hoe zij moeten worden uitgevoerd. Met deze informatie kunnen onderzoekers de methoden op exact dezelfde manier uitvoeren als het RIVM en de Waterdienst. Bioassays zijn methoden die in tegenstelling tot chemische methoden, met behulp van levende organismen inzicht geven in de waterkwaliteit. In een eerder rapport (RIVM-rapport 607013010 en Waterdienst-rapport 2009.003) is de bestaande informatie over bioassays samengevat, maar de protocollen ontbraken nog. Dit rapport voorziet in deze lacune.
    • Toxicity measurements in concentrated water samples. Evaluation and validation

      Durand AM; Rotteveel S; Collombon MT; van der Grinten E; Maas JL; Verweij W; LER (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVMRIZA (thans Waterdienst), 2009-05-04)
      Het RIVM heeft met de Waterdienst van Rijkswaterstaat (voorheen RIZA: Rijksintituut voor Zoetwaterbeheer en Afvalwaterzuivering) een alternatieve methode ontwikkeld om de effecten van giftige stoffen in oppervlaktewater te meten. Met deze methode is eenvoudig te achterhalen of toxische stoffen de oorzaak zijn als ecologische doelen, die voortvloeien uit de Kaderrichtlijn Water, niet worden gehaald. Ook is de methode geschikt om bronnen van toxische stoffen te identificeren. Van oudsher worden hiervoor vooral chemische technieken ingezet. Die hebben als nadeel dat ze slechts een klein deel van het grote aantal chemicalien in oppervlaktewater kunnen meten. De methode werkt met zogeheten bioassays. Hiervoor wordt de reactie van vijf soorten organismen gepeild op het te onderzoeken water. Bij een reactie kan desgewenst uitgezocht worden welke stof hiervan de oorzaak is. Met de methode is ook het versterkende effect van meerdere stoffen bij elkaar te achterhalen. Een ander voordeel wordt behaald met een voorbehandeling met hars, waarmee de verontreiniging wordt geconcentreerd. Hierdoor is een korte test even effectief als een langlopende, en dus duurdere test, ook als het water niet acuut toxisch is. Natuurlijke factoren die de toxiciteit van water beinvloeden zijn bovendien met deze methode uitgeschakeld. Wel blijft de toxiciteit van metalen en een beperkt deel van de organische stoffen buiten beeld.