• Advies inzake bemonstering in het kader van EG-onderzoek op residuen en microbiologische contaminanten in slachtdieren en vlees

      Engel HWB; Greve PA; Leussink AB; Stephany RW (1985-11-30)
      N.a.v. een verzoek door de Veterinair Hoofdinspecteur van de Volksgezondheid om advies m.b.t. de statistische benadering v.d. monstername t.b.v. het onderzoek naar het voorkomen van residuen en ongewenste microbiologische agentia in slachtdieren en vlees is een reeds eerder gepubliceerde analyse betreffende de vereiste randvoorwaarden, waaraan voldaan moet zijn bij een statistische benadering van bemonsteringsproblematiek, verder uitgewerkt. Gelet op de vaak onregelmatige en meestal onbekende verdeling van de gezochte agentia over de te onderzoeken populatie is een exact statistische benadering principieel niet mogelijk. Aan de hand van een drietal voorbeelden (chlooramfenicol, diethylstilbestrol en Trichinella) wordt geillustreerd dat het voldoen aan de overige door de statistiek gestelde randvoorwaarden toch van fundamenteel belang is om een verantwoord onderzoekprogramma op te stellen. De uiteindelijke vorm zal gebaseerd moeten worden op dat wat aanvaardbaar en haalbaar is en niet op statistische gronden.
    • Alkyltrichlooracetaten als retentiestandaarden bij het gebruik van een elektroneninvangdetector of halogeen-specifieke detectoren

      Greve PA; Grevenstuk WBF; Hofstee AWM; Wegman RCC (1984-08-03)
      In dit verslag wordt het gebruik beschreven van een homologe serie n- alkyl- trichlooracetaten (ATCA) als zelfstandige retentiestandaard. Er blijkt een eenvoudig additief verband te bestaan tussen ATCA-indices en Kovats-indices. Onder de beschreven gaschromatografische omstandigheden bedraagt de piek- breedte op halve hoogte ca. 2,8 indexeenheden (IE). De gemiddelde standaard- afwijking voor PCB- componenten bedraagt ca. 0,29 IE, zodat het discriminerend vermogen van het indexsysteem toereikend is. ATCA zijn eenvoudig te synthetiseren. Een voorschrift wordt gegeven in de bijlage. ATCA lenen zich uitstekend voor gebruik van een elektroneninvangdetector. De gevoeligheid bedraagt ca. 40% van die van dieldrin, zodat het aantonen van picogram hoeveelheden mogelijk is. De gepresenteerde resultaten zijn verkregen door externe calibratie, de standaardprocedure bij de analyse van biologische- en milieumonsters. Waar interne calibratie mogelijk is, zal de nauwkeurigheid waarmee retentie-indices bepaald kunnen worden verbeterd kunnen worden.
    • APPENDIX to report Integrated Criteria Document Hexachlorocyclohexanes Effects.

      Slooff W; Matthijsen AJCM; Canton JH; Eerens HC; van Gestel CAM; van der Heijden CA; Heijna-Merkus E; Greve PA; Janssen PJCM; van Koten-Vermeulen JEM; et al. (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 1988-10-31)
    • Bentazon in diverse monsters rein water, ruw water en regenwater

      Hogendoorn EA; de Jong APJM; van der Heeft E; den Engelsman T; van der Hoff GR; Greve PA; van 't Klooster HA (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 1988-04-30)
      In drie leidingwatermonsters (1 ruw en 2 rein water), afkomstig van de afdeling Laboratorium van Gemeente Waterleidingen Amsterdam (GWA), is bentazon aangetroffen in gehalten varierend van minder dan 0.01 tot 0.13 mug/l. Drie monsters rein water, door het RIVM genomen in de pompstations H.I.Ambacht, Lekkerkerk en Bergambacht, bleken bentazon te bevatten in gehalten van 0.6 a 0.7 mug/l. In drie regenwatermonsters, geleverd door GWA en genomen in Haarlem, Noordwijk en Heemstede, kon m.b.v. HPLC (detectiegrens 0.01 mug/l) geen bentazon worden aangetoond. Adiditioneel onderzoek met een speciaal ontwikkelde zeer gevoelige GC-MS-methode (detectiegrens 0.001 mug/l) toonde in deze drie monsters de aanwezigheid van sporen bentazon aan in gehalten lager dan 0.01 mug/l. In zes monsters regenwater, door het RIVM genomen te De Bilt, Leiduin en Rotterdam, kon m.b.v. HPLC (detectiegrens 0.01 mug/l) geen bentazon worden aangetoond. In de beschikbare tijd konden deze monsters niet m.b.v. GC-MS worden geanalyseerd. Als analysetechnieken zijn een gemodificeerde HPLC-methode en een nieuw ontwikkelde GC-MS methode toegepast.<br>
    • Bepaling van fentinacetaat en metabolieten in water- en grondmonsters t.b.v. een mobiliteitsstudie in grondkolommen

      Greve PA; Janssen GE (1987-09-30)
      Onderzocht werden 54 monsters percolatiewater, 22 monsters grond uit kolommen, 16 monsters grond uit biodegradatieproeven en 18 monsters water uit adsorptieproeven. Alle monsters werden onderzocht op trifenyl-, difenyl- en monofenyltinverbindingen volgens een nieuwe analysemethode gebaseerd op een derivatisering met methylmagnesiumchloride en bepaling m.b.v. gaschromatografie met vlamfotometrische detectie. Volgens deze methode kunnen ook de gedefenyleerde metabolieten van fentin bepaald worden, hetgeen tot nu toe niet separaat mogelijk was. De bepalingsgrenzen van de methode zijn 0,01-0,02 mug/l voor watermonsters en 0,0005 mg/kg voor de grondmonsters. De opbrengst van de derivatisering bedraagt gemiddeld 86% (s=3%, n=11). De recovery voor water bedraagt gemiddeld 83% (s=9%, n=12) en voor grond gemiddeld 80% (s=7%, n=4). De evaluatie van de gevonden gehaltes zal worden verzorgd door het Laboratorium voor Bodem- en Grondwateronderzoek.
    • Bestrijdingsmiddelen en industriele contaminanten in moedermelk - deelrapport 1: polygechloreerde bifenylen, dibenzo-p-dioxinen en dibenzofuranen

      Liem AKD; Jong APJM; Marsman JA; Boer AC den; Groenemeijer GS; Korte GAL de; Wegman RCC; Greve PA (1989-05-31)
      In 1988 zijn bij 30 kraamcentra in Nederland in totaal 319 moedermelkmonsters verzameld, waarvan alle 319 zijn onderzocht op organochloorbestrijdingsmiddelen (OC's), 96 zijn onderzocht op gehalten aan polygechloreerde bifenylen (PCB's) en 10 samengestelde monsters zijn geanalyseerd op de polygechloreerde dibenzo-p-dioxinen (PCDD's) en dibenzofuranen (PCDF's). Dit deelrapport beperkt zich tot het weergeven van de gevonden concentraties aan PCB's PCDD's en PCDF's in de monsters. De gehalten aan OC's zullen separaat worden gerapporteerd. Het bespreken van mogelijke verbanden tussen deze getallen en moedergegevens (voedingsgewoonten, leeftijd, pariteit, woongebied, etc.), resultaten van trendanalyses en evaluaties met betrekking tot de toxicologische en medische betekenis van de getallen vallen buiten het bestek van dit rapport en zullen door andere RIVM-laboratoria worden uitgevoerd.
    • Bestrijdingsmiddelen in duplicaat 24-uursvoedingen (deelrapport 3: pentachloorfenol)

      Greve PA; Harten DC van; Heijden CA van der (1987-07-31)
      Twintig monsters duplicaat 24-uurs voedingen werden onderzocht op pentachloorfenol. De methode van onderzoek berust op gaschromatografie na derivatisering met azijnzuurhydride. Er werden gehaltes gevonden van 1,0 tot 8,7 mu g/kg (mediaanwaarde: 1,8 mu g/kg en opnames van 1,8 tot 20,4 mu g/persoon/dag (mediaanwaarde: 4,0 mu g/persoon/dag). De gevonden opnames zijn laag t.o.v. de ADI van 1800 mu g voor een persoon van 60 kg.
    • Bestrijdingsmiddelen in duplicaat 24-uursvoedingen (deelrapport 4: captan/folpet/captafol)

      Greve PA; Hart-de Klein VM &apos;t; Knaap AGAC (1987-09-30)
      Er werden 26 monsters onderzocht op het voorkomen van de fungiciden captan, folpet en captafol. De volgende opnames (in mug/persoon/dag) werden gevonden: captan: range <5-20 en mediaan 6; ; folpet: range <5-9 en mediaan 5 ; captafol: range <5-18 en mediaan 6. Uit vergelijking met bekende ADI-waarden is gebleken dat de berekende dagelijkse opname van captan en folpet geen gezondheidskundig risico vormen. De dagelijke opname van captafol lag beneden de geldende ADI-waarde voor dit bestrijdingsmiddel.
    • Bestrijdingsmiddelen in duplicaat 24-uursvoedingen (deelrapport 5: carbendazim en thiabendazool)

      Greve PA; Ramlal R (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 1987-10-31)
      20 Monsters duplicaat 24-uursvoedingen werden onderzocht op de fungiciden carbendazim en thiabendazool. Het onderzoek vond plaats m.b.v. hoge-druk vloeistofchromatografie met UV-detectie. In geen van de onderzochte monsters konden residuen van genoemde stoffen aangetoond worden (detectiegrenzen: 0,01 mg/kg voor carbendazim en 0,03 mg/kg voor thiabendazool). De (eventuele) opnamen zijn daardoor in elk geval lager geweest dan 5% van de ADI voor carbendazim en lager dan 2% van de ADI voor thiabendazool.<br>
    • Bestrijdingsmiddelen in oppervlaktewater uit het bollengebied bij &apos;t Langeveld

      Greve PA; Klapwijk SP; Linders JBHJ (1989-04-30)
      Op vijf locaties in het gebied "'t Langeveld" van de naast de Amsterdamse en Noordwijkse waterleidingduinen gelegen Noordzijderpolder zijn gedurende de maanden mei 1987 t/m januari 1988 maandelijks monsters oppervlaktewater genomen en onderzocht op 39 bestrijdingsmiddelen en verwante stoffen. Het gebied wordt o.a. gebruikt voor bollenteelt. Mediaanwaarden boven de 10 ng/l zijn gevonden voor de organofosfor-pesticiden dimethoaat en omethoaat, voor het grondontsmettingsmiddel 1,3-dichloorpropeen en voor het vaak daarmee gelijktijdig optredende bij-produkt 1,2-dichloorpropaan. Maximumwaarden boven de 10 ng/l zijn gevonden voor de chloorhoudende stoffen dichlobenil, p,p'-DDE, beta-endosulfan, endrin, alfa-HCH, gamma-HCH, vinchlozolin en 1,3-dichloorpropeen, voor het pyrethroide permethrin en voor de en organofosforpesticiden dimethoaat, malathion, omethoaat, parathion, parathion-methyl en tolclofos-methyl. Op grond van een door de Gezondheidsraad aanbevolen evaluatiemethode zijn veilige waarden voor het ecosysteem overschreden voor p,p'-DDE, endosulfan, gamma-HCH, dimethoaat, malathion, omethoaat, parathion, parathion-methyl en permethrin.
    • Bestrijdingsmiddelen in oppervlaktewater van het Westland

      Greve PA; Luttik R; Linders JBHJ (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 1989-11-30)
      Oppervlaktewatermonsters, maandelijks genomen op 10 punten in het Westland gedurende de periode april 1988 t/m januari 1989, zijn onderzocht op het voorkomen van 77 bestrijdingsmiddelen en verwante stoffen. Aldicarb-sulfon, aldicarb-sulfoxide, atrazin, diazinon, dichlobenil, alpha- en beta-endosulfan, endosulfan-sulfaat, endrin, furalaxyl, beta-HCH, gamma-HCH, delta-HCH, heptenofos, metalaxyl, metolachloor, parathion, permethrin, propazin, simazin, tolclofos-methyl en vinchlozolin zijn in concentraties gevonden boven de EG drinkwaternorm (0,1 ug/1). Op grond van een door de Gezondheidsraad aanbevolen evaluatiemethode zijn veilige waarden voor het ecosysteem overschreden voor aldicarb-sulfon, aldicarb-sulfoxide, diazinon, alfa- en beta-endosulfan, heptenofos en parathion wordt deze veilige waarde aanzienlijk overschreden, zodat hier ook voor minder gevoelige organismen een risico kan bestaan.<br>
    • Bestrijdinsmiddelen in oppervlaktewater uit het akkerbouwgebied in de Haarlemmermeer

      Greve PA; Klapwijk SP; Linders JBHJ; Plassche EJ van de (1989-11-30)
      Op 10 plaatsen in de Haarlemmermeerpolder werden gedurende de maanden maart 1988 t/m januari 1989 maandelijks monsters oppervlaktewater genomen en onderzocht op het voorkomen van 31 bestrijdingsmiddelen en verwante verbindingen. Azinfos-methyl, captan, fentin en quintozeen zijn in concentraties gevonden boven de EG drinkwaternorm (0,1 ug/1). Voor deze bestrijdingsmiddelen is een veilige waarde voor het ecosysteem berekend met behulp van methoden die onlangs zijn aanbevolen door de Gezondheidsraad. Alleen voor azinfos-methyl wordt de berekende veilige waarde voor het ecosysteem overschreden.
    • Certification of organochlorine pesticides in milk powder

      Greve PA; Heusinkveld HAG; van der Hoff R; Janssen GE; van Zoonen P (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 1987-10-31)
      Onder contract met het EG community Bureau of Reference (BCR) werden 9 organochloorbestrijdingsmiddelen (HCB, HCH-isomeren, beta-HEPO, dieldrin, endrin, p,p'-DDE en p,p'-DDT) bepaald in melkpoeder ten behoeve van certificering als referentiemateriaal.<br>
    • Chemische contaminanten in moedermelk. Deelrapport 2: PCB's (sombepaling)

      Greve PA; van Harten DC; Heusinkveld HAG; Leussink AB; Verschraagen C (1985-01-31)
      278 Monsters moedermelk zijn onderzocht op PCB's. Gevonden werd een mediaan van 0,72, een rekenkundig gemiddelde van 0,77, een 90%-waarde van 1,11 en een bereik van 0,27-2,23. De waarden zijn berekend als Clophen A60 na bepaling als decachloorbifenyl. Bij de analyse van de getallen blijkt: a) Er is een significante toename van het PCB-gehalte in het melkvet met toenemende leeftijd (ca 3% per jaar). b) Er is een significante afname van het PCB-gehalte in het melkvet met toenemende pariteit. (ca 8% per pariteit). c) Er is geen aanwijsbare invloed van woonplaats of door de deelnemers opgegeven eetgewoonten op het PCB- gehalte in het melkvet. d) Er is geen verband tussen PCB-gehalte in het melkvet en vetgehalte van de melk, evenmin tussen vetgehalte van de melk en leeftijd.
    • Integrated Criteria Document Hexachlorocyclohexanes

      Slooff W; Matthijsen AJCM; Canton JH; Eerens HC; van Gestel CAM; van der Heijden CA; Heijna-Merkus E; Greve PA; Janssen PJCM; van Koten-Vermeulen JEM; et al. (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 1988-10-31)
      Dit rapport bevat een systematisch overzicht en een kritische evaluatie van de belangrijkste gegevens over de prioritaire stofgroep hexachloorcyclohexanen ten behoeve van het effectgericht milieubeleid.
    • Een kolomonderzoek met de bestrijdingsmiddelen alachloor en dimethachloor in twee onverzadigde Nederlandse bodemprofielen

      Drecht G van; Berg S van den; Gast LFL; Greve PA; Loch JPG; Timmer T (1988-03-31)
      Het gedrag van de bestrijdingsmiddelen alachloor en dimethachloor in de bodem is in het laboratorium onderzocht met behulp van 110 cm lange grondkolommen. De kolommen bevatten laagsgewijs opgebouwde profielen van twee Nederlandse zandgronden: een podzolgrond en een eerdgrond. De grond in de kolommen is niet met water verzadigd. De temperatuur ligt tussen 12 en 15 graden C. Een mengsel van poedervormig alachloor en dimetachloor is met de bovenste 2 cm grond van de kolommen vermengd. De kolommen zijn gedurende 378 dagen met synthetisch regenwater beregend met een regenintensiteit van ca. 1 cm/dag. Het aan de kolom met eerdgrond toegediende alachloor blijkt niet uit te spoelen. Uit de kolom met podzolgrond spoelt 15% van het toegediende alachloor. Van het aan de kolom met eerdgrond toegediende dimetachloor blijkt 0,4% uit te spoelen. Het uitspoelingspercentage van dimetachloor in de podzolkolom is 41%. Simulatie van de uitspoeling met het propstroom-model leverde geen goede voorspelling op.
    • Methode van onderzoek voor residuen van bestrijdingsmiddelen afgeleid van aromatische amines in levensmiddelen (Multimethode 4)

      Greve PA (werkgroep OVR, 1988-06-30)
      In dit rapport wordt een methode gegeven voor de bepaling van bestrijdingsmiddelen die afgeleid zijn van aromatische amines. Het voorschrift is een gemoderniseerde versie van de huidige Multiresidue Method 4, zoals deze vermeld staat in de bundel "Analytical Methods for Residues of Pesticides in Foodstuffs", 4th edition (1985), uitgegeven door het Minsterie van WVC bij de Staatsuitgeverij te Den Haag (ISBN 90 12 04672 6) onder redactie van de Werkgroep OVR (Ontwikkeling en Verbetering van Residu-analysemethoden). De hierbij gepresenteerde methode zal opgenomen worden in de vijfde uitgave van genoemde bundel die momenteel wordt voorbereid door de werkgroep OVR.
    • Methode van onderzoek voor residuen van bestrijdingsmiddelen afgeleid van carbonzuren in levensmiddelen (Multimethode 6)

      Greve PA (werkgroep OVR, 1988-06-30)
      In dit rapport wordt een methode gegeven voor de bepaling van bestrijdingsmiddelen afgeleid van carbonzuren. Het voorschrift is een gemoderniseerde versie van de huidige Multi-residue Method 6, zoals deze vermeld staat in de bundel "Analytical Methods for Residues of Pesticides in Foodstuffs", 4th edition (1985), uitgegeven door het Ministerie van WVC bij de Staatsuitgeverij te Den Haag (ISBN 90 12 04672 6) onder redactie van de Werkgroep OVR (Ontwikkeling en Verbetering van Residu-analysemethoden). De hierbij gepresenteerde methode zal opgenomen worden in de vijfde uitgave van genoemde bundel die momenteel wordt voorbereid door de Werkgroep OVR.
    • Methode van onderzoek voor residuen van bestrijdingsmiddelen afgeleid van triazines in levensmiddelen (Multimethode 7)

      Greve PA (werkgroep OVR, 1988-06-30)
      In dit rapport wordt een methode gegeven voor de clean-up van extracten m.b.v. gelpermeatiechromatografie (GPC) t.b.v. de bepaling van residuen van electron-captieve en organofosforbestrijdingsmiddelen. Een oudere versie van de GPC-methode, die alleen de organochloorbestrijdingsmiddelen omvatte, was gegeven in de bundel "Analytical Methods for Residues of Pesticides in Foodstuffs", 4th edition (1985), als Multi-residue Method 1, Submethod 7 ; deze versie is hiermee vervallen. De nieuwe, uitgebreidere versie van de GPC-methode wordt in de nieuwe (vijfde) uitgave van de bundel, die momenteel door de Werkgroep OVR wordt voorbereid, opgenomen als "Multi-residue Method 12". Met behulp van GPC kunnen ook extracten gereinigd worden waarin ureumherbiciden of stikstofverbindingen zoals furalaxyl, metalaxyl, carbaryl, propoxur e.d. aanwezig zijn (zie CIVO rapport A87.418/650437 (1987)).
    • Methode van onderzoek voor residuen van bestrijdingsmiddelen na clean-up m.b.v. gelpermeatiechromatografie (GPC) (Multimethode 12)

      Greve PA (werkgroep OVR, 1988-06-30)
      In dit rapport wordt een methode gegeven voor de clean-up van extracten m.b.v. gelpermeatie-chromatografie (GPC) t.b.v. de bepaling van residuen van electroncaptieve en organofosforbestrijdingsmiddelen. Een oudere versie van de GPC-methode, die alleen de organochloorbestrijdingsmiddelen omvatte, was gegeven in de bundel "Analytical Methods for Residues of Pesticides in Foodstuffs", 4th edition (1985), als Multi-residue Method 1, Submethod 7 ; deze versie is hiermee vervallen. De nieuwe, uitgebreidere versie van de GPC-methode wordt in de nieuwe (vijfde) uitgave van de bundel, die momenteel door de Werkgroep OVR wordt voorbereid, opgenomen als "Multi-residue Method 12". Met behulp van GPC kunnen ook extracten gereinigd worden waarin ureumherbiciden of stikstofverbindingen zoals furalaxyl, metalaxyl, carbaryl, propoxur e.d. aanwezig zijn (zie CIVO rapport A87.418/650437 (1987)).