• Agricultural practice and water quality at grassland farms registered for derogation in 2013 : Landbouwpraktijk en waterkwaliteit op landbouwbedrijven aangemeld voor derogatie in 2013

      Lukacs S; de Koeijer TJ; Prins H; Vrijhoef A; Boumans LJM; Daatselaar CHG; Hooijboer AEJ; IBW; M&V (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2015-07-16)
      De Europese Nitraatrichtlijn verplicht lidstaten om het gebruik van dierlijke mest te beperken tot 170 kg stikstof per hectare. Landbouwbedrijven in Nederland met ten minste 70 procent grasland mochten onder bepaalde voorwaarden van deze norm afwijken en in 2013 250 kilogram per hectare gebruiken (derogatie). Nederland is verplicht om op 300 bedrijven die derogatie inzetten de bedrijfsvoering en waterkwaliteit te meten en deze resultaten jaarlijks aan de EU te rapporteren. LEI Wageningen UR en het RIVM stellen jaarlijks deze rapportage op. Dit rapport beschrijft de situatie in 2013 en de trends voor de periode tussen 2006 en 2014. Uit de resultaten blijkt dat de nitraatconcentratie in het grondwater in deze periode, afhankelijk van de regio, is gedaald of gelijk is gebleven. Bedrijfsvoering Ook blijkt dat het stikstofgebruik uit dierlijke mest op de derogatiebedrijven in 2013 gemiddeld circa 4 kilogram per hectare lager was dan de maximaal toegestane 250 kilogram stikstof per hectare. De hoeveelheid stikstof die als nitraat kan uitspoelen naar het grondwater wordt onder andere bepaald door het stikstofbodemoverschot. Dit is het verschil tussen de aanvoer van stikstof (zoals meststoffen) en de afvoer ervan (waaronder via melk). Het gemiddelde Nederlandse stikstofbodemoverschot is gedurende de onderzochte periode niet significant veranderd. Grondwaterkwaliteit In 2013 lag de nitraatconcentratie in het grondwater in de Zandregio (gemiddeld 37 milligram per liter (mg/l)) onder de nitraatnorm van 50 mg/l. Bedrijven in de Kleiregio en de Veenregio hadden gemiddeld een lagere nitraatconcentratie (respectievelijk 11 en 6 mg/l). Alleen de derogatiebedrijven in de Lössregio lagen gemiddeld boven de norm (56 mg/l). Het verschil tussen de regio's wordt vooral veroorzaakt door een hoger percentage uitspoelingsgevoelige gronden in de Zand- en Lössregio; dit zijn gronden waar nitraat in mindere mate in de bodem wordt afgebroken en daardoor meer kan uitspoelen naar het grondwater.
    • Agricultural practice and water quality in the Netherlands in the 1992-2006 period

      Zwart MH; Hooijboer AEJ; Fraters B; Kotte M; Duin RNM; Daatselaar CHG; Olsthoorn CSM; Bosma JN; LVM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVMWaterdienstLEICBSLNV-Dienst Regelingen, 2008-06-16)
      Als gevolg van de Europese Nitraatrichtlijn is het stikstofoverschot in de Nederlandse landbouw tussen 1992 en 2007 afgenomen met bijna 40 procent. Dit is een van de conclusies. Dit rapport geeft een overzicht van de ontwikkelingen in de waterkwaliteit ten opzichte van Nederlandse maatregelen in de landbouw om de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater te verbeteren. Het nitraatgehalte in het grondwater onder landbouwpercelen is in de periode van 1992 tot 2007 sterk gedaald, vooral in de zandregio's. Daar daalde de gemiddelde concentratie van 140 mg/l naar 75 mg/l. Ook in de kleiregio's zijn de gehaltes gedaald en lagen ze in deze periode ruim onder de norm van 50 mg/l. In de veenregio's is altijd weinig nitraat in het grondwater aanwezig geweest. Sinds 1992 is de chlorofyl-a concentratie (een indicator voor mate waarin het water eutrofieert) in regionale oppervlaktewateren die door de landbouw worden beinvloed constant gedaald. De gemiddelde nitraatconcentratie in de winterperiode in het zoete oppervlaktewater vertoont een afname sinds 1998. Zowel nitraatgehaltes in, als de eutrofiering van het water neemt af. Het duurt echter enkele jaren voordat effecten van beleidsmaatregelen door boeren in de waterkwaliteit waarneembaar zijn. Verwacht wordt dat de effecten van de recente beleidsmaatregelen uit het huidige actieprogramma (2004-2009) pas over een aantal jaren te zien zullen zijn in de waterkwaliteit. Het is daarom te verwachten dat de waterkwaliteit pas in de periode 2010-2015 verder verbeterd.
    • Agricultural practice and water quality in the Netherlands in the period 1992- 2010

      Baumann RA; Hooijboer AEJ; Vrijhoef A; Fraters B; Kotte M; Daatselaar CHG; Olsthoorn CSM; Bosma JN; CMM; mev (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVMWaterdienstLEIStatistics NetherlandsMinistry of Economic AffairsAgriculture and InnovationRegulatory Service (Dienst Regelingen), 2012-11-05)
      Het stikstofoverschot in de Nederlandse landbouw is tussen 1992 en 2010 met bijna 50% afgenomen. Dit is een gevolg van maatregelen die vanwege de Europese Nitraatrichtlijn in de Nederlandse landbouw zijn genomen, zoals minder mest gebruiken gedurende een kortere tijd van het jaar. Dit blijkt uit een inventarisatie van de ontwikkelingen in de grond- en oppervlaktewaterkwaliteit en de landbouwpraktijk. De rapportage hiervan is een vierjaarlijkse Europese verplichting. Het RIVM heeft de inventarisatie uitgevoerd met het Centraal Bureau voor de Statistiek, de Waterdienst, LEI (onderdeel van Wageningen UR) en Dienst Regelingen van het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. Nitraatconcentratie daalt Dankzij de uitvoering van de Europese Nitraatrichtlijn is ook de nitraatconcentratie in het water dat uitspoelt uit de 'wortelzone' van landbouwpercelen naar het grond- en oppervlaktewater sterk gedaald tussen 1992 en 2010. Vooral in de zandgebieden is dat het geval: in deze gebieden daalde de gemiddelde concentratie van 140 naar 60 milligram per liter. In de gebieden met kleigrond zijn de gemiddelde nitraatconcentraties in het uitspoelende water eveneens gedaald, naar 29 milligram per liter. In veengrond is altijd weinig nitraat in het uitspoelende water aanwezig (minder dan 10 milligram per liter). Dat komt doordat nitraat in veengronden snel afbreekt. Zoet oppervlaktewater In zoet oppervlaktewater schommelt de gemiddelde nitraatconcentratie sinds 2002 rond hetzelfde niveau (15 milligram per liter in 2008-2010). Desondanks is tussen 2004 en 2010 de chlorofyl-a-concentratie in de zomerperiode (een indicator voor eutrofiëring) in regionale zoete oppervlaktewateren die door de landbouw worden beïnvloed licht toegenomen. Waterkwaliteit blijft zich verbeteren Het is te verwachten dat de waterkwaliteit in Nederland in de komende jaren verder verbetert. Het duurt namelijk enkele jaren voordat de maatregelen uit het huidige actieprogramma (2010-2013), zoals aangescherpte gebruiksnormen voor mest, uitgedrukt in de hoeveelheid stikstof, zich vertalen naar een betere waterkwaliteit.
    • Agricultural practice and water quality on farms registered for derogation : Results for 2011 in the derogation monitoring network

      Hooijboer AEJ; van den Ham A; Boumans LJM; Daatselaar CHG; Doornewaard GJ; Buis E; MBW; M&V (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2013-09-26)
      De Europese Nitraatrichtlijn verplicht lidstaten om het gebruik van dierlijke mest te beperken tot 170 kg stikstof per hectare. Landbouwbedrijven in Nederland met ten minste 70% grasland mogen onder bepaalde voorwaarden van deze norm afwijken en 250 kg per hectare gebruiken (derogatie). Nederland is verplicht om op 300 bedrijven die derogatie gebruiken, de bedrijfsvoering en waterkwaliteit te meten en deze resultaten jaarlijks aan de EU te rapporteren. Uit de rapportage over 2011 die het RIVM met het LEI in opdracht van het ministerie van Economische Zaken heeft opgesteld, volgt dat de nitraatconcentratie in het grondwater op deze bedrijven tussen 2007 en 2012 gemiddeld is gedaald. Bedrijfsvoering Uit de rapportage blijkt ook dat het stikstofgebruik uit dierlijke mest op de derogatiebedrijven in 2011 gemiddeld enkele kilogrammen lager was dan 250 kg stikstof per hectare. De hoeveelheid stikstof die mogelijk als nitraat kan uitspoelen naar het grondwater, wordt mede bepaald door het stikstofbodemoverschot. Dit is het verschil tussen de aanvoer van stikstof (zoals meststoffen) en de afvoer ervan (waaronder via melk). Het stikstofbodemoverschot is gemiddeld over heel Nederland significant gedaald tussen 2006 en 2011. Grondwaterkwaliteit In 2011 ligt de nitraatconcentratie in het grondwater in de Zandregio met gemiddeld 41 milligram per liter (mg/l) onder de nitraatnorm van 50 mg/l. Bedrijven in de Kleiregio en de Veenregio hebben gemiddeld een lagere nitraatconcentratie (14 en 7 mg/l). Alleen de derogatiebedrijven in de Lössregio zitten gemiddeld met 55 mg/l boven de norm. Het verschil tussen de regio's wordt vooral veroorzaakt door een hoger percentage uitspoelingsgevoelige gronden in de Zand- en Lössregio; dit zijn gronden waar nitraat minder in de bodem wordt afgebroken en daardoor kan uitspoelen naar het grondwater.
    • Agricultural practice and waterquality in the Netherlands: status (2012-2014) and trend (1992-2014) : Monitoring results for Nitrates Directive reporting

      Fraters B; Hooijboer AEJ; Vrijhoef A; Claessens J; Kotte MC; Rijs GBJ; Denneman AIM; van Bruggen C; Daatselaar CHG; Begeman HAL; et al. (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2016-09-16)
      Stikstof en fosfaat zijn essentiële stoffen in mest die landbouwbedrijven gebruiken om de productie te bevorderen. Het verschil tussen de aan- en afvoer van stikstof naar en van landbouwbedrijven in Nederland, het zogeheten stikstofoverschot, is tussen 1992 en 2014 gehalveerd. Het fosfaatoverschot is nagenoeg verdwenen. De nitraatconcentraties in het water op landbouwbedrijven zijn gedaald en de kwaliteit van het oppervlaktewater is verbeterd. Ten opzichte van de vorige monitoringsronde (2008-2011) zijn de verbeteringen in de waterkwaliteit echter beperkt. De nutriëntenconcentraties zullen naar verwachting wel blijven dalen, maar de gewenste situatie zal in het grondwater niet overal worden bereikt. Ook zal de kwaliteit van het oppervlaktewater veelal onvoldoende blijven. Dit blijkt uit een inventarisatie van de grond- en oppervlaktewaterkwaliteit en de landbouwpraktijk. Waterkwaliteit 2012-2014 De verbeteringen in de waterkwaliteit zijn een gevolg van maatregelen die in Nederland vanwege de Europese Nitraatrichtlijn zijn genomen. Een voorbeeld daarvan is het voorschrift om minder mest te gebruiken. De nitraatconcentraties in het water op landbouwbedrijven in de Klei- en Veenregio zijn van 2012 tot en met 2014 op de meeste plaatsen lager dan de norm (50 mg/l). In de Zandregio geldt dit voor iets meer dan de helft van de bedrijven en in de Lössregio voor minder dan de helft. De nitraatconcentraties in regionale oppervlaktewateren die vooral vanuit landbouwgebieden worden gevoed, zijn bijna altijd lager dan de norm. In de oppervlaktewateren die zijn aangewezen voor de Europese Kaderrichtlijn Water, wordt deze norm niet overschreden. Desondanks veroorzaken nitraat, andere stikstofverbindingen en fosfaat ongewenste milieueffecten in het merendeel van de oppervlaktewateren. De norm voor nitraat, die is ingevoerd om het drinkwater te beschermen, blijkt niet voldoende om deze effecten te voorkomen. De stikstof- en de fosforconcentraties in de zomer, die grote invloed hebben op de flora en fauna in het oppervlaktewater (ecologische waterkwaliteit), zijn sinds begin jaren negentig gedaald. Het RIVM heeft de inventarisatie uitgevoerd met het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Rijkswaterstaat Water, Verkeer en Leefomgeving (RWS/WVL), LEI Wageningen Universiteit en Research Centrum (WUR) en de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl). De rapportage hiervan is een vierjaarlijkse Europese verplichting.
    • Agricultural practices and water quality on farms registered for derogation in 2012

      Hooijboer AEJ; de Koeijer TJ; van den Ham A; Boumans LJM; Prins H; Daatselaar CHG; Buis E; IBW; M&V (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVMLEI Wageningen UR, 2014-07-08)
      Dit rapport is de Engelse vertaling van 680717037 De Europese Nitraatrichtlijn verplicht lidstaten om het gebruik van dierlijke mest te beperken tot 170 kg stikstof per hectare. Landbouwbedrijven in Nederland met ten minste 70% grasland mochten in 2012 onder bepaalde voorwaarden van deze norm afwijken en 250 kilogram per hectare gebruiken (derogatie). Nederland is verplicht om op 300 bedrijven die derogatie gebruiken, de bedrijfsvoering en waterkwaliteit te meten en deze resultaten jaarlijks aan de EU te rapporteren. Uit de rapportage over de bedrijven die in 2012 voor derogatie zijn aangemeld, opgesteld door het RIVM met LEI Wageningen UR, blijkt dat de nitraatconcentratie in het grondwater tussen 2007 en 2013 is gedaald. Bedrijfsvoering Uit de rapportage blijkt ook dat het stikstofgebruik uit dierlijke mest op de derogatiebedrijven in 2012 gemiddeld circa 11 kilo lager was dan de maximaal toegestane 250 kilo stikstof per hectare. De hoeveelheid stikstof die als nitraat kan uitspoelen naar het grondwater, wordt onder andere bepaald door het stikstofbodemoverschot. Dit is het verschil tussen de aanvoer van stikstof (zoals meststoffen) en de afvoer ervan (waaronder via melk). Het stikstofbodemoverschot, gemiddeld over heel Nederland, is niet duidelijk veranderd tussen 2006 en 2012. GrondwaterkwaliteitIn 2012 lag de nitraatconcentratie in het grondwater in de Zandregio met gemiddeld 36 milligram per liter (mg/l) onder de nitraatnorm van 50 mg/l. Bedrijven in de Kleiregio en de Veenregio hadden gemiddeld een lagere nitraatconcentratie (10 en 4 mg/l). Alleen de derogatiebedrijven in de Lössregio bevonden zich gemiddeld met 55 mg/l boven de norm. Het verschil tussen de regio's wordt vooral veroorzaakt door een hoger percentage droge gronden in de Zand- en Lössregio; dit zijn gronden waar nitraat in mindere mate in de bodem wordt afgebroken en daardoor kan uitspoelen naar het grondwater.
    • Agricultural practices and water quality on farms registered for derogation in 2015

      Hooijboer AEJ; de Koeijer TJ; Prins H; Vrijhoef A; Daatselaar CHG; LGW; M&V (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2017-07-07)
      Dutch manure policy tries to limit the harmful environmental impact of agriculture. This is in line with international agreements on fertilizer use. The European Nitrates Directive prescribes Member States to limit the use of animal manure to 170 kg nitrogen per hectare. Farms with at least 80 percent of grassland may, under certain conditions, use more manure from grazing animals such as cows and sheep (derogation). Over the last 10 years, nitrate leaching from the manure to the upper groundwater has decreased or remained the same for these farms. By 2015, on average, the concentration is in all regions below the EU standard of 50 milligrams of nitrate per liter. This is according to the annual report by RIVM and Wageningen Economic Research. They follow agricultural practices and the effects on water quality at 300 derogation farms and report their results to the EU annually. This report describes the situation in 2015 and the development between 2006 and 2016 (trend). Management. The permissible amount of nitrogen from grazing manure is, depending on the soil and region, 250 kilograms per hectare (in the Clay region. Peat region and northern part of the Sand region) or 230 kg/ha (in the Loess region and the rest of the Sand region). On average, derogation companies have used 238 kilograms of nitrogen from animal manure per hectare in 2015. The amount of nitrogen that can leached as nitrate to groundwater is determined, among others, by the so-called nitrogen soil surplus. This is the difference between the input of nitrogen (such as fertilizers) and their output (including through grass and maize). The average nitrogen surplus over the regions has decreased over the period considered. Groundwater quality. By 2015, the average nitrate concentration in the groundwater in Sand 250 was 26 milligrams per liter (mg/l). The highest concentration is measured in the Loess region (42 mg/l) and in Sand 230 (45 mg/l). On the average, farms in the Clay region and the Peat region had lower nitrate concentrations in leaching water (22 and 13 mg/l respectively). The difference between the regions can be explained by the proportion of soils prone to nitrate leaching. Especially in Sand 230 and in the Loess region there are grounds for which nitrate is reduced in a lesser extent, and therefore can leach more to groundwater.
    • De invloed van klimaatverandering op de grondwaterkwaliteit

      Hooijboer AEJ; de Nijs ACM; LEV; mev (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2011-09-26)
      Het is mogelijk dat klimaatverandering van invloed is op de kwaliteit van het grondwater omdat veel processen die de grondwaterkwaliteit beïnvloeden afhangen van temperatuur en vochtigheid. Of de grondwaterkwaliteit zal veranderen bij een veranderend klimaat en in welke mate is onduidelijk omdat eenduidig wetenschappelijk bewijs hierover ontbreekt. Dit blijkt uit een literatuurstudie van het RIVM, waarin een overzicht is gemaakt van de beschikbare wetenschappelijke literatuur over de invloed van klimaatverandering op de grondwaterkwaliteit. Grondwater is belangrijk voor de drinkwatervoorziening en de ecologie. Het is daarom van belang invloeden van klimaatverandering in een vroeg stadium te signaleren, zodat maatregelen kunnen worden genomen om deze invloeden tegen te gaan, indien deze veranderingen een verslechtering betekenen. In het literatuuronderzoek is ook de invloed van klimaatverandering op de bodemkwaliteit, de grondwateraanvulling en de oppervlaktewaterkwaliteit meegenomen. Er zijn op dit moment namelijk nog te weinig artikelen verschenen die specifiek de invloed van klimaatverandering op de grondwaterkwaliteit beschrijven. Aan de hand hiervan is onderzocht wat de klimaateffecten zijn op verzilting, nutriënten, pesticiden en zware metalen. De beschikbare wetenschappelijke artikelen over de effecten van klimaatverandering op de bodem en de grondwaterkwaliteit spreken elkaar tegen. Zo zou een hogere temperatuur bijvoorbeeld volgens sommige onderzoeken tot een lagere grondwaterstand leiden, omdat er meer water verdampt. Volgens anderen zullen planten door de toegenomen concentratie CO2 juist minder water verdampen waardoor de grondwaterstand zal toenemen. Uit het onderzoek blijkt ook dat modellen die de verandering van grondwaterkwaliteit als gevolg van klimaatverandering simuleren nog niet aanwezig of niet nauwkeurig genoeg zijn. Het RIVM beveelt daarom aan meer onderzoek te doen en de bestaande modellen te verbeteren.
    • Landbouwpraktijk en waterkwaliteit in Nederland, periode 1992-2006

      Zwart MH; Hooijboer AEJ; Fraters B; Kotte M; Duin RNM; Daatselaar CHG; Olsthoorn CSM; Bosma JN; LVM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2009-03-10)
      Als gevolg van de Europese Nitraatrichtlijn is het stikstofoverschot in de Nederlandse landbouw tussen 1992 en 2007 afgenomen met bijna 40 procent. Dit is een van de conclusies. Dit rapport geeft een overzicht van de ontwikkelingen in de waterkwaliteit ten opzichte van Nederlandse maatregelen in de landbouw om de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater te verbeteren. Het nitraatgehalte in het grondwater onder landbouwpercelen is in de periode van 1992 tot 2007 sterk gedaald, vooral in de zandregio's. Daar daalde de gemiddelde concentratie van 140 mg/l naar 75 mg/l. Ook in de kleiregio's zijn de gehaltes gedaald en lagen ze in deze periode ruim onder de norm van 50 mg/l. In de veenregio's is altijd weinig nitraat in het grondwater aanwezig geweest. Sinds 1992 is de chlorofyl-a concentratie (een indicator voor mate waarin het water eutrofieert) in regionale oppervlaktewateren die door de landbouw worden beinvloed constant gedaald. De gemiddelde nitraatconcentratie in de winterperiode in het zoete oppervlaktewater vertoont een afname sinds 1998. Zowel nitraatgehaltes in, als de eutrofiering van het water neemt af. Het duurt echter enkele jaren voordat effecten van beleidsmaatregelen door boeren in de waterkwaliteit waarneembaar zijn. Verwacht wordt dat de effecten van de recente beleidsmaatregelen uit het huidige actieprogramma (2004-2009) pas over een aantal jaren te zien zullen zijn in de waterkwaliteit. Het is daarom te verwachten dat de waterkwaliteit pas in de periode 2010-2015 verder verbeterd.
    • Landbouwpraktijk en waterkwaliteit in Nederland, periode 1992-2010

      Baumann RA; Hooijboer AEJ; Vrijhoef A; Fraters B; Kotte M; Daatselaar CHG; Olsthoorn CSM; Bosma JN; CMM; mev (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVMWaterdienstLEI Wageningen URCBSEconomische ZakenLandbouw en InnovatieDienst Regelingen, 2012-10-05)
      Het stikstofoverschot in de Nederlandse landbouw is tussen 1992 en 2010 met bijna 50 procent afgenomen. Dit is een gevolg van maatregelen die vanwege de Europese Nitraatrichtlijn in de Nederlandse landbouw zijn genomen, zoals minder mest gebruiken gedurende een kortere tijd van het jaar. Dit blijkt uit een inventarisatie van de ontwikkelingen in de grond- en oppervlaktewaterkwaliteit en de landbouwpraktijk. De rapportage hiervan is een vierjaarlijkse Europese verplichting. Het RIVM heeft de inventarisatie uitgevoerd met het Centraal Bureau voor de Statistiek, de Waterdienst, LEI (onderdeel van Wageningen UR) en Dienst Regelingen van het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. Nitraatconcentratie daalt Dankzij de uitvoering van de Europese Nitraatrichtlijn is ook de nitraatconcentratie in het water dat uitspoelt uit de 'wortelzone' van landbouwpercelen naar het grond- en oppervlaktewater sterk gedaald tussen 1992 en 2010. Vooral in de zandgebieden is dat het geval: in deze gebieden daalde de gemiddelde concentratie van 140 naar 60 milligram per liter. In de gebieden met kleigrond zijn de gemiddelde nitraatconcentraties in het uitspoelende water eveneens gedaald, naar 29 milligram per liter. In veengrond is altijd weinig nitraat in het uitspoelende water aanwezig (minder dan 10 milligram per liter). Dat komt doordat nitraat in veengronden snel afbreekt. Zoet oppervlaktewater In zoet oppervlaktewater schommelt de gemiddelde nitraatconcentratie sinds 2002 rond hetzelfde niveau (15 milligram per liter in 2008-2010). Desondanks is tussen 2004 en 2010 de chlorofyl-a-concentratie in de zomerperiode (een indicator voor eutrofiëring) in regionale zoete oppervlaktewateren die door de landbouw worden beïnvloed licht toegenomen. Waterkwaliteit blijft zich verbeteren Het is te verwachten dat de waterkwaliteit in Nederland in de komende jaren verder verbetert. Het duurt namelijk enkele jaren voordat de maatregelen uit het huidige actieprogramma (2010-2013), zoals aangescherpte gebruiksnormen voor mest, uitgedrukt in de hoeveelheid stikstof, zich vertalen naar een betere waterkwaliteit.
    • Landbouwpraktijk en waterkwaliteit in Nederland; toestand (2012-2014) en trend (1992-2014) : Resultaten van de monitoring voor de Nitraatrichtlijn

      Fraters B; Hooijboer AEJ; Vrijhoef A; Claessens J; Kotte MC; Rijs GBJ; Denneman AIM; van Bruggen C; Daatselaar CHG; Begeman HAL; et al. (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVMRijkswaterstaat Water Verkeer en LeefomgevingCentraal Bureau voor de Statistiek (CBS)LEI Wageningen URRijksdienst voor Ondernemend Nederland, 2016-07-06)
      Stikstof en fosfaat zijn essentiële stoffen in mest die landbouwbedrijven gebruiken om de productie te bevorderen. Teveel stikstof en fosfaat is echter schadelijk. Het verschil tussen de aan- en afvoer van stikstof naar en van landbouwbedrijven in Nederland, het zogeheten stikstofoverschot, is tussen 1992 en 2014 gehalveerd. Het fosfaatoverschot is nagenoeg verdwenen. De nitraatconcentraties in het water op landbouwbedrijven zijn gedaald en de kwaliteit van het oppervlaktewater is verbeterd. Ten opzichte van de vorige monitoringronde (2008-2011) zijn de verbeteringen in de waterkwaliteit echter beperkt. De nutriëntenconcentraties zullen naar verwachting wel blijven dalen, maar de gewenste situatie zal in het grondwater niet overal worden bereikt. Ook zal de kwaliteit van het oppervlaktewater veelal onvoldoende blijven. Dit blijkt uit een inventarisatie van de gronden oppervlaktewaterkwaliteit en de landbouwpraktijk. Waterkwaliteit 2012-2014 De verbeteringen in de waterkwaliteit zijn een gevolg van maatregelen die in Nederland vanwege de Europese Nitraatrichtlijn zijn genomen. Een voorbeeld daarvan is het voorschrift om minder mest te gebruiken. De nitraatconcentraties in het water op landbouwbedrijven in de Klei- en Veenregio zijn van 2012 tot en met 2014 op de meeste plaatsen lager dan de norm (50 mg/l). In de Zandregio geldt dit voor iets meer dan de helft van de bedrijven en in de Lössregio voor minder dan de helft. De nitraatconcentraties in regionale oppervlaktewateren die vooral vanuit landbouwgebieden worden gevoed, zijn bijna altijd lager dan de norm. In de oppervlaktewateren die zijn aangewezen voor de Europese Kaderrichtlijn Water, wordt deze norm niet overschreden. Desondanks veroorzaken nitraat, andere stikstofverbindingen en fosfaat ongewenste milieueffecten in het merendeel van de oppervlaktewateren. De norm voor nitraat, die is ingevoerd om het drinkwater te beschermen, blijkt niet voldoende om deze effecten te voorkomen. De stikstof- en de fosforconcentraties in de zomer, die grote invloed hebben op de flora en fauna in het oppervlaktewater (ecologische waterkwaliteit), zijn sinds begin jaren negentig gedaald. Het RIVM heeft de inventarisatie uitgevoerd met het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Rijkswaterstaat Water, Verkeer en Leefomgeving (RWS/WVL), LEI Wageningen Universiteit en Research Centrum (WUR) en de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl). De rapportage hiervan is een vierjaarlijkse Europese verplichting.
    • Landbouwpraktijk en waterkwaliteit op landbouwbedrijven aangemeld voor derogatie in 2012 : Resultaten meetjaar 2012 in het derogatiemeetnet

      Hooijboer AEJ; de Koeijer TJ; van den Ham A; Boumans LJM; Prins H; Daatselaar CHG; Buis E; IBW; M&V (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVMLEI Wageningen UR, 2014-07-08)
      De Europese Nitraatrichtlijn verplicht lidstaten om het gebruik van dierlijke mest te beperken tot 170 kg stikstof per hectare. Landbouwbedrijven in Nederland met ten minste 70% grasland mochten in 2012 onder bepaalde voorwaarden van deze norm afwijken en 250 kilogram per hectare gebruiken (derogatie). Nederland is verplicht om op 300 bedrijven die derogatie gebruiken, de bedrijfsvoering en waterkwaliteit te meten en deze resultaten jaarlijks aan de EU te rapporteren. Uit de rapportage over de bedrijven die in 2012 voor derogatie zijn aangemeld, opgesteld door het RIVM met LEI Wageningen UR, blijkt dat de nitraatconcentratie in het grondwater tussen 2007 en 2013 is gedaald. Bedrijfsvoering Uit de rapportage blijkt ook dat het stikstofgebruik uit dierlijke mest op de derogatiebedrijven in 2012 gemiddeld circa 11 kilo lager was dan de maximaal toegestane 250 kilo stikstof per hectare. De hoeveelheid stikstof die als nitraat kan uitspoelen naar het grondwater, wordt onder andere bepaald door het stikstofbodemoverschot. Dit is het verschil tussen de aanvoer van stikstof (zoals meststoffen) en de afvoer ervan (waaronder via melk). Het stikstofbodemoverschot, gemiddeld over heel Nederland, is niet duidelijk veranderd tussen 2006 en 2012. Grondwaterkwaliteit In 2012 lag de nitraatconcentratie in het grondwater in de Zandregio met gemiddeld 36 milligram per liter (mg/l) onder de nitraatnorm van 50 mg/l. Bedrijven in de Kleiregio en de Veenregio hadden gemiddeld een lagere nitraatconcentratie (10 en 4 mg/l). Alleen de derogatiebedrijven in de Lössregio bevonden zich gemiddeld met 55 mg/l boven de norm. Het verschil tussen de regio's wordt vooral veroorzaakt door een hoger percentage droge gronden in de Zand- en Lössregio; dit zijn gronden waar nitraat in mindere mate in de bodem wordt afgebroken en daardoor kan uitspoelen naar het grondwater.
    • Landbouwpraktijk en waterkwaliteit op landbouwbedrijven aangemeld voor derogatie in 2013 : Agricultural practices and water quality at grassland farms registered for derogation in 2013

      Lukacs S; de Koeijer TJ; Prins H; Vrijhoef A; Boumans LJM; Daatselaar CHG; Hooijboer AEJ; IBW; M&V (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2015-07-16)
      De Europese Nitraatrichtlijn verplicht lidstaten om het gebruik van dierlijke mest te beperken tot 170 kg stikstof per hectare. Landbouwbedrijven in Nederland met ten minste 70 procent grasland mochten onder bepaalde voorwaarden van deze norm afwijken en in 2013 250 kilogram per hectare gebruiken (derogatie). Nederland is verplicht om op 300 bedrijven die derogatie inzetten de bedrijfsvoering en waterkwaliteit te meten en deze resultaten jaarlijks aan de EU te rapporteren. LEI Wageningen UR en het RIVM stellen jaarlijks deze rapportage op. Dit rapport beschrijft de situatie in 2013 en de trends voor de periode tussen 2006 en 2014. Uit de resultaten blijkt dat de nitraatconcentratie in het grondwater in deze periode, afhankelijk van de regio, is gedaald of gelijk is gebleven. Bedrijfsvoering Ook blijkt dat het stikstofgebruik uit dierlijke mest op de derogatiebedrijven in 2013 gemiddeld circa 4 kilogram per hectare lager was dan de maximaal toegestane 250 kilogram stikstof per hectare. De hoeveelheid stikstof die als nitraat kan uitspoelen naar het grondwater wordt onder andere bepaald door het stikstofbodemoverschot. Dit is het verschil tussen de aanvoer van stikstof (zoals meststoffen) en de afvoer ervan (waaronder via melk). Het gemiddelde Nederlandse stikstofbodemoverschot is gedurende de onderzochte periode niet significant veranderd. Grondwaterkwaliteit In 2013 lag de nitraatconcentratie in het grondwater in de Zandregio (gemiddeld 37 milligram per liter (mg/l)) onder de nitraatnorm van 50 mg/l. Bedrijven in de Kleiregio en de Veenregio hadden gemiddeld een lagere nitraatconcentratie (respectievelijk 11 en 6 mg/l). Alleen de derogatiebedrijven in de Lössregio lagen gemiddeld boven de norm (56 mg/l). Het verschil tussen de regio's wordt vooral veroorzaakt door een hoger percentage uitspoelingsgevoelige gronden in de Zand- en Lössregio; dit zijn gronden waar nitraat in mindere mate in de bodem wordt afgebroken en daardoor meer kan uitspoelen naar het grondwater.
    • Landbouwpraktijk en waterkwaliteit op landbouwbedrijven aangemeld voor derogatie in 2015

      Hooijboer AEJ; de Koeijer TJ; Prins H; Vrijhoef A; Boumans LJM; Daatselaar CHG; LGW; M&V (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2017-07-07)
      Het Nederlandse mestbeleid probeert de schadelijke milieueffecten van de landbouw te beperken. Dit sluit aan bij internationale afspraken over het mestgebruik, die onder meer zijn vastgelegd in de Europese Nitraatrichtlijn. Die schrijft lidstaten voor om het gebruik van dierlijke mest te beperken tot 170 kg stikstof per hectare. Bedrijven met ten minste 80 procent grasland mogen onder bepaalde voorwaarden meer mest gebruiken, afkomstig van graasdieren zoals koeien en schapen (derogatie). Op deze bedrijven is in de periode 2006 tot en met 2016 de uitspoeling van nitraat uit de mest naar het grondwater gedaald of gelijk gebleven. In 2015 ligt op derogatiebedrijven de concentratie gemiddeld in alle regio's onder de EU-norm van 50 milligram nitraat per liter. Dit blijkt uit de jaarlijkse rapportage van het RIVM en Wageningen Economic Research. Zij volgen op 300 derogatiebedrijven de bedrijfsvoering en de effecten op de waterkwaliteit en zij rapporteren de resultaten hiervan jaarlijks aan de EU. In deze rapportage is de situatie in 2015 beschreven en de ontwikkeling tussen 2006 en 2016 (trend). Bedrijfsvoering . De toegestane hoeveelheid stikstof uit graasdiermest is, afhankelijk van de bodemsoort en regio, 250 kilogram per hectare (in de Kleiregio, Veenregio en het noordelijke deel van de Zandregio) of 230 kg/ha (in de Lössregio en het overige deel van de Zandregio). Gemiddeld hebben derogatiebedrijven in 2015 238 kilogram stikstof uit dierlijke mest per hectare gebruikt. De hoeveelheid stikstof die als nitraat kan uitspoelen naar het grondwater wordt onder andere bepaald door het zogenoemde stikstofbodemoverschot. Dit is het verschil tussen de aanvoer van stikstof (zoals meststoffen) en de afvoer ervan (waaronder via gras en maïs). Het stikstofbodemoverschot is gemiddeld over de regio's tijdens de onderzochte periode gedaald met 16%. Grondwaterkwaliteit. In 2015 was de gemiddelde nitraatconcentratie in het grondwater 26 milligram per liter (mg/l) in Zand 250. De hoogste concentratie wordt gemeten in de Lössregio (42 mg/l) en in Zand 230 (45 mg/l). Bedrijven in de Kleiregio en de Veenregio hadden gemiddeld een lagere nitraatconcentratie (respectievelijk 22 en 13 mg/l). Het verschil tussen de regio's kan verklaard worden door het aandeel uitspoelingsgevoelige gronden. Vooral in Zand 230 en in de Lössregio komen gronden voor waar nitraat in mindere mate in de bodem wordt afgebroken en daardoor meer kan uitspoelen naar het grondwater.
    • Landbouwpraktijk en waterkwaliteit op landbouwbedrijven aangemeld voor derogatie. : Resultaten meetjaar 2011 in het derogatiemeetnet

      Hooijboer AEJ; van den Ham A; Boumans LJM; Daatselaar CHG; Doornewaard GJ; Buis E; IBW; M&V (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVMLEI Wageningen UR, 2013-09-26)
      De Europese Nitraatrichtlijn verplicht lidstaten om het gebruik van dierlijke mest te beperken tot 170 kg stikstof per hectare. Landbouwbedrijven in Nederland met ten minste 70% grasland mogen onder bepaalde voorwaarden van deze norm afwijken en 250 kg per hectare gebruiken (derogatie). Nederland is verplicht om op 300 bedrijven die derogatie gebruiken, de bedrijfsvoering en waterkwaliteit te meten en deze resultaten jaarlijks aan de EU te rapporteren. Uit de rapportage over 2011 die het RIVM met het LEI in opdracht van het ministerie van Economische Zaken heeft opgesteld, volgt dat de nitraatconcentratie in het grondwater op deze bedrijven tussen 2007 en 2012 gemiddeld is gedaald. Bedrijfsvoering Uit de rapportage blijkt ook dat het stikstofgebruik uit dierlijke mest op de derogatiebedrijven in 2011 gemiddeld enkele kilogrammen lager was dan 250 kg stikstof per hectare. De hoeveelheid stikstof die mogelijk als nitraat kan uitspoelen naar het grondwater, wordt mede bepaald door het stikstofbodemoverschot. Dit is het verschil tussen de aanvoer van stikstof (zoals meststoffen) en de afvoer ervan (waaronder via melk). Het stikstofbodemoverschot is gemiddeld over heel Nederland significant gedaald tussen 2006 en 2011. Grondwaterkwaliteit In 2011 ligt de nitraatconcentratie in het grondwater in de Zandregio met gemiddeld 41 milligram per liter (mg/l) onder de nitraatnorm van 50 mg/l. Bedrijven in de Kleiregio en de Veenregio hebben gemiddeld een lagere nitraatconcentratie (14 en 7 mg/l). Alleen de derogatiebedrijven in de Lössregio zitten gemiddeld met 55 mg/l boven de norm. Het verschil tussen de regio's wordt vooral veroorzaakt door een hoger percentage uitspoelingsgevoelige gronden in de Zand- en Lössregio; dit zijn gronden waar nitraat minder in de bodem wordt afgebroken en daardoor kan uitspoelen naar het grondwater.
    • Milieukwaliteit en nutrientenbelasting : Achtergrondrapport milieukwaliteit van de Evaluatie Meststoffenwet 2007

      Klijne A de; Hooijboer AEJ; Bakker DJ; Schoumans OF; Ham A van den; LVM (RIZALelystadAlterraWageningenLandbouw Economisch InstituutDen Haag, 2007-10-29)
      Door het mestbeleid zijn de stikstof- en fosfaatoverschotten op landbouwbedrijven in Nederland tot 2001 afgenomen. Vanaf 2001 stabiliseren de overschotten. De kwaliteit van de bodem is gelijk gebleven of verslechterd. De kwaliteit van het grondwater is tot 2002 verbeterd, daarna globaal gelijk gebleven. De kwaliteit van oppervlaktewater is verbeterd, al is het voor de periode na 2001 niet duidelijk wat hiervan de reden is. Doordat meer meststoffen (stikstof en fosfaat) worden toegediend dan voor gewasgroei nodig is, ontstaan overschotten. Hierdoor wordt het milieu belast. Het RIVM heeft de invloed van deze overschotten op de kwaliteit van bodem, grond- en oppervlaktewater nabij landbouwbedrijven onderzocht. In het mestbeleid is tot op heden sprake van een fosfaatoverschot op de bodem. Hierdoor is de fosfaatverzadingsgraad van landbouwgronden de afgelopen jaren verder toegenomen. Inmiddels is meer dan 56 procent van de landbouwgronden verzadigd met fosfaat. De Europese norm voor nitraat in het grondwater op landbouwbedrijven wordt nog niet overal gehaald. In klei- en veengebieden is de gemiddelde nitraatconcentratie lager dan de Europese norm. In zand- en lossgebieden wordt deze norm gemiddeld nog overschreden. De concentraties stikstof en fosfaat in het oppervlaktewater blijven dalen, al neemt de daling ten opzichte van eerdere jaren wel af. Meer dan de helft van de locaties (57 procent) in regionale wateren voldoet aan de norm (Maximaal Toelaatbaar Risico) voor fosfaat. Circa 34 procent van de locaties voldoet aan deze norm voor stikstof.
    • Scouting Vollegrondsgroenten op zand (2007-2010), een verkennend onderzoek

      Hooijboer AEJ; van der Meer RW; Fraters B; van Leeuwen TC; IBW; M&V (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVMLEI Wageningen UR, 2014-04-03)
      Het verkennend onderzoek Scouting Vollegrondsgroenten op zand (SVz) bevestigt het bestaande beeld dat de nitraatconcentraties in het grondwater bij vollegrondsgroentenbedrijven op zandgrond hoger zijn dan de norm. Dit onderzoek is uitgevoerd door het RIVM en LEI Wageningen UR, in opdracht van het ministerie van Infrastructuur en Milieu en het ministerie van Economische Zaken. Gezien de kleine schaal van het onderzoek gelden deze bevindingen nadrukkelijk alleen voor de onderzochte SVz-bedrijven en kunnen ze niet vertaald worden naar de gehele vollegrondsgroentensector op zandgrond. In het Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid (LMM) worden geen vollegrondsgroentenbedrijven bemonsterd vanwege het beperkte aandeel (ongeveer 1%) in het totale landbouwareaal in Nederland. Hierdoor zijn vollegrondsgroentenbedrijven relatief onderbelicht wat betreft mestgebruik en nitraatuitspoeling. In het verleden zijn echter hoge nitraatconcentraties gemeten in het bovenste grondwater van dit type bedrijven. Dit onderzoek is opgezet om een actueel inzicht te krijgen in de nitraatproblematiek van vollegrondsgroentenbedrijven op zand.\ Het onderzoek omvat twaalf bedrijven die asperges, aardbeien, prei of bladgewassen (zoals sla) verbouwen, voornamelijk gelegen in de zandgebieden van Limburg en Noord-Brabant (Zand Zuid). Alle bedrijven blijken een hoge nitraatconcentratie in het grondwater te hebben (meer dan 80 milligram per liter). De hoge nitraatconcentratie valt deels te verklaren door de droge zandgrond waarop de bedrijven liggen. In dit type grond wordt weinig nitraat afgebroken en spoelt er relatief veel uit naar het grondwater. Maar ook het type bedrijf is mogelijk van invloed op de nitraatconcentratie in het grondwater. Akkerbouwbedrijven die in dezelfde regio op uitspoelingsgevoelige grond liggen, gebruiken ongeveer evenveel mest maar hebben veel lagere nitraatconcentraties. Dit verschil wordt veroorzaakt doordat vollegrondsgroenten de meststoffen minder efficiënt gebruiken. In vergelijking met akkerbouwbedrijven wordt een groter gedeelte van de meststoffen niet door de planten gebruikt en blijft dit in de bodem achter. Het stikstofbodemoverschot (het verschil tussen aanvoer en afvoer van stikstof in de bodem) is hierdoor op de bedrijven uit het SVz-onderzoek twee keer zo hoog dan op de akkerbouwbedrijven. Dit overschot kan als nitraat uitspoelen naar het grondwater.
    • Water quality in the Netherlands; status (2012-2015) and trend (1992-2015) : Addendum to report 2016-0019

      Fraters B; Hooijboer AEJ; Rijs GBJ; van Duijnhoven N; Rozemeijer JC; IBW; M&V (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2017-08-08)
      Nitrogen and phosphorus are essential substances in manure used at farms to improve production. Nevertheless, too much nitrogen or phosphorus is harmful because the surplus can leach as a result of which the quality of ground and surface waters deteriorates. Too high concentrations in surface waters may cause, for example, algal blooms. The concentrations of nitrogen and phosphorus in ground and surface waters in 2015 are comparable with those in 2012-2014. This overview is a supplement to the overview published in 2016. In 2016, the concentrations in 2012-2014 and the trend in the period 1992-2014 were considered. The conclusions drawn in 2016 do not change when adding the 2015 data. The research is carried out by RIVM in co-operation with Rijkswaterstaat Water, Traffic and Environment (RWS/WVL) and the knowledge institute Deltares. This addendum has been pledged to the European Union. This addendum will also be used for the negotiations about the sixth Nitrate Directive Action Programme and the prolongation of the derogation for the period 2018-2021.
    • Waterkwaliteit in Nederland; toestand (2012-2015) en trend (1992-2015) : Addendum bij rapport 2016-0076

      Fraters B; Hooijboer AEJ; Rijs GBJ; van Duijnhoven N; Rozemeijer JC; LGW; M&V (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2017-05-24)
      Stikstof en fosfaat zijn essentiële stoffen in mest die landbouwbedrijven gebruiken om de productie van gewassen te bevorderen. Te veel stikstof en fosfaat is echter schadelijk omdat het teveel kan uitspoelen waardoor de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater slechter wordt. Te hoge concentraties in het oppervlaktewater kunnen bijvoorbeeld algenbloei veroorzaken. De concentraties van stikstof en fosfaat in het grond- en oppervlaktewater in 2015 zijn vergelijkbaar met die in de jaren 2012-2014. Dit blijkt uit een inventarisatie van de grond- en oppervlaktewaterkwaliteit in 2015. De inventarisatie is een aanvulling op de inventarisatie die in 2016 is gerapporteerd. In 2016 is gekeken naar de concentraties in 2012-2014 en de ontwikkeling in de periode 1992-2014. Door de cijfers over 2015 toe te voegen, ontstaan geen andere conclusies. De aanvullende inventarisatie is uitgevoerd door het RIVM met Rijkswaterstaat Water, Verkeer en Leefomgeving (RWS/WVL) en Deltares. Deze aanvulling op het eerdere rapport is toegezegd aan de Europese Commissie. Dit addendum dient mede voor de onderhandelingen over het zesde Nederlandse Nitraatrichtlijnactieprogramma en een derogatie voor de periode 2018-2021.
    • Waterkwaliteit op landbouwbedrijven. Evaluatie Meststoffenwet 2007

      Hooijboer AEJ; Fraters B; Boumans LJM; LVM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2008-01-25)
      Onder landbouwbedrijven in de zandregio wordt in het bovenste grondwater de norm van de Europese Nitraatrichtlijn (50 mg/l) gemiddeld gezien overschreden. Als gevolg van het mestbeleid is de nitraatconcentratie tot het jaar 2002 gedaald, waarna de concentratie zich stabiliseert. Op bedrijven in de klei- en veenregio wordt de norm gemiddeld gehaald, al is hier geen duidelijke relatie tussen de nitraatconcentratie en het mestbeleid te zien. Een daling van de nitraatconcentratie in het grondwater en slootwater op landbouwbedrijven heeft als gevolg dat het milieu minder belast wordt. De nitraatconcentratie in het bovenste grondwater verschilt per bedrijfstype. Het bovenste grondwater op melkveebedrijven bevat gemiddeld het minste nitraat, 50 procent van de melkveebedrijven in de zandregio voldoet aan de norm. Akkerbouwbedrijven hebben gemiddeld een hogere nitraatconcentratie in het bovenste grondwater, in de zandregio voldoet hiervan 30 procent aan de norm. Van de hokdierbedrijven, zoals varkenshouders, voldoet 20 procent van de bedrijven in de zandregio aan de norm. Deze bedrijven hebben gemiddeld de hoogste nitraatconcentratie in het grondwater. Op de landbouwbedrijven in de klei- en veenregio is ook het slootwater bemonsterd. De stikstoftotaalconcentratie (onder andere nitraat) in het slootwater ligt gemiddeld boven de toetswaarde die ecologische risico's aanduidt (Maximaal Toelaatbaar Risico).