• 24-uurs urine-excretie van natrium. Voedingsstatusonderzoek bij volwassen Nederlanders

      van den Hooven C; Fransen H; Jansen E; Ocke M; CVG; GBO (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2007-07-09)
      De zoutinneming van volwassenen uit Doetinchem is gemiddeld bijna 9 gram per dag. Dit is 50% boven de aanbeveling van maximaal 6 gram per dag. Deze bevinding maakt het aannemelijk dat de zoutinneming voor de algemene Nederlandse bevolking ook ruim boven de aanbeveling ligt. Bij mannen en jongvolwassenen is de zoutconsumptie gemiddeld hoger dan bij vrouwen en personen van 50-70 jaar. Bij mannen is de zoutinneming gemiddeld 10,1 gram onder 19-49 jarigen en 9,7 gram onder 50-70 jarigen. Bij vrouwen is dit respectievelijk 8,6 en 7,5 gram. Bovengenoemde schattingen zijn gebaseerd op een onderzoek waarin 333 personen van 19-70 jaar in November 2006 24-uur hun urine verzamelden. Aan de hand van de natriumexcretie in de urines is de zoutinneming geschat. De deelnemers waren afkomstig uit Doetinchem of nabije omgeving. Door het reduceren van de huidige te hoge zoutinneming van de Nederlandse bevolking naar de aanbevolen hoeveelheid kan aanzienlijke gezondheidswinst behaald worden. Maatregelen worden dan ook geadviseerd.
    • PFOA measurements in blood : Measurements in serum in residents around DuPont/Chemours in Dordrecht, The Netherlands

      van Poll R; Jansen E; Janssen R; M&G; M&V (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2017-07-07)
      RIVM has measured PFOA blood values in residents in two zones around the chemical factory DuPont/Chemours. The results show that these measured blood values correspond well with the calculated values in an earlier study in 2016 on the emission of PFOA by DuPont/Chemours. These findings support the conclusion of the earlier study that it is likely that residents around Dupont/Chemours have been chronically exposed to high values of PFOA. Residents who live for a long time in the vicinity of the plant have higher blood values than residents who live further away from the plant or for a shorter period of time. The latter two groups show serum PFOA values corresponding to background values such as those found in European studies (3.5 ng/ml). Some of the residents (4.7%) have higher blood values than expected in view of the European studies. From a sample of residents of the municipalities of Dordrecht, Sliedrecht and Papendrecht people were invited to participate. A blood sample was taken from a total of 382 local residents (response 58%) in the autumn of 2016. In this blood sample, the content of PFOA was determined. Participants who wanted to know their PFOA levels were informed about their individual PFOA blood value. This study was conducted by RIVM in collaboration with the Service Youth and Health, South Holland South. The study was commissioned by the Province of South-Holland. At the same time a literature review on effects of PFOA on humans will be issued.
    • PFOA-metingen in bloed : Metingen in serum bij omwonenden van DuPont/Chemours te Dordrecht

      van Poll R; Jansen E; Janssen R; M&G; M&V (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2017-05-11)
      Het RIVM heeft in twee zones rondom de chemiefabriek DuPont/Chemours in Dordrecht gemeten hoeveel PFOA in het bloed van omwonenden zit. Deze gemeten bloedwaarden komen goed overeen met de waarden die in 2016 zijn berekend als gevolg van de uitstoot van deze stof. Daarmee ondersteunen de bevindingen de conclusie van het onderzoek uit 2016 dat bewoners in de omgeving van de fabriek DuPont/Chemours waarschijnlijk langdurig aan hoge waarden PFOA zijn blootgesteld. Bewoners die lang en dicht bij de fabriek wonen, hebben hogere waarden PFOA in hun bloed dan bewoners die verder weg of minder lang in de omgeving wonen. De bloedwaarden van de laatste twee groepen komen overeen met waarden zoals die in algemene zin voor mensen zijn gevonden in Europees onderzoek (de zogeheten achtergrondwaarden; 3,5 nanogram PFOA per milliliter serum). Een deel van de omwonenden (4,7 procent) heeft hogere bloedwaarden dan verwacht op basis van het Europees onderzoek. Voor de steekproef zijn omwonenden uit de gemeenten Dordrecht, Sliedrecht en Papendrecht uitgenodigd. Zij zijn onderverdeeld in vier groepen: mensen die lang en dicht bij de fabriek wonen, mensen die verder weg wonen, en een groep die na 2002 in het gebied kwam wonen toen de uitstoot van PFOA was afgenomen. Ten slotte is een controlegroep uitgenodigd van mensen die buiten het gebied wonen en dus niet zijn blootgesteld. Van de genodigde omwonenden nam 64 procent deel, van de controlegroep was dat 37 procent. Gemiddeld is dat een opkomst van 58 procent. In totaal is bij 382 omwonenden een bloedmonster afgenomen en is daarin het gehalte PFOA bepaald. Omwonenden die dit op prijs stelden zijn via een brief over hun bloedwaarden geïnformeerd. Dit onderzoek is door het RIVM uitgevoerd, in samenwerking met de Dienst Gezondheid en Jeugd Zuid-Holland Zuid (de regionale GGD), in opdracht van de provincie Zuid-Holland. Tegelijk met dit onderzoek verschijnt onder andere een literatuurstudie over de effecten van blootstelling aan PFOA op de mens.
    • Voedingsstatus bij jonge kinderen in de leeftijd van vier en acht jaar : Statusonderzoek binnen het voedingspeilingssysteem

      Roos S de; Ocke M; Wijga A; Jansen E; Verhagen H; van der A D; CVG; GBO (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2009-06-30)
      Voedingsstatusonderzoek is een belangrijk onderdeel van het nieuwe Nederlandse voedingspeilingssysteem en heeft als doel de voorziening van een bepaalde micronutriënt te beoordelen voor de Nederlandse populatie of relevante subgroepen daarbinnen. Uit de resultaten van de voedselconsumptiepeiling 2005/2006 bleek dat de inneming van vitamine D en foliumzuur onvoldoende was bij jonge kinderen in de leeftijd van twee tot zes jaar. Voor ijzer was de inneming laag ten opzichte van de Nederlandse norm en voor selenium, zink, vitamine E en retinol activiteit equivalenten (RAE) bleek de inneming laag ten opzichte van de Amerikaanse normen. Om na te gaan of er daadwerkelijk sprake is van tekorten werd voor deze micronutriënten voedingsstatusonderzoek aanbevolen. In het huidige onderzoek is bij vier- en achtjarige kinderen uit verschillende delen van Nederland de status bepaald van magnesium, zink, ijzer, vitamine D en selenium. De resultaten bevestigen het beeld dat de voorziening van magnesium adequaat is bij vier- en achtjarige kinderen. De signalen voor een mogelijk inadequate inneming van selenium en vitamine D worden door dit voedingsstatusonderzoek niet bevestigd. De resultaten met betrekking tot zink en ijzer kunnen niet eenduidig geïnterpreteerd worden. In het ongunstigste geval is er bij een kwart van de achtjarige en de helft van de vierjarige kinderen sprake van milde zinkdeficiëntie en is volgens de in dit onderzoek gehanteerde definitie bij 4-5% van de vierjarigen en 1-3% van de achtjarigen sprake van een verhoogde kans op ijzerdeficiëntie. Om tot een betere vaststelling van de adequaatheid van de micronutriëntenvoorziening van kinderen te komen, wordt meer onderzoek aanbevolen naar de te hanteren parameters en grenswaarden van voedingsstatus en wordt tevens geadviseerd om geregeld voedingsstatusonderzoek bij kinderen uit te voeren, ook bij iets jongere en oudere kinderen.