• Paediatric surveillance of pertussis in 1998

      Melker HE de; Neppelenbroek SN; Schellekens JFP; Suijkerbuijk AWM; Conyn- van Spaendonck MAE; CIE; LIS (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2000-06-16)
      Objective: To gain insight into the severity of pertussis in hospitalised cases. Methods: In 1998, hospitalisation data were collected through paediatric surveillance. Results: From 115 hospitalisation admissions collected, 55% of the patients were younger than 3 months of age and not vaccinated; 12% were 3-5 months of age and of these, 50% were incompletely vaccinated; 33% were 6 months and older and of these, 61% were vaccinated. Fourty-six percent of the patients were diagnosed as having pertussis, confirmed by a positive culture or PCR, and 44% by positive serology. Three unvaccinated cases less than three months old died. Cyanosis, apnoea, administration of oxygen, artifical respiration and bradycardia were more frequently reported for unvaccinated cases compared to vaccinated cases and the hospitalisation time was longer (median 10 days vs. 4.5 days). Although complications were not often reported for vaccinated cases, the only case with encephalopathy was vaccinated and 17% of vaccinated cases had pneumonia. Conclusion: The lower number of reported cases in 1998 seems to reflect the lower pertussis incidence that was also observed in routine surveillance of notifications and cases with positive serology. Like in 1997 pertussis was most severe and complications were more frequently reported in young unvaccinated infants less than three months of age. However, also typical and severe pertussis cases occurred among vaccinated individuals. Active monthly paediatric surveillance is useful to verify trends in routine surveillance; interpretation of the routine sources is hampered by changes in the notification law and decentralisation of serology.
    • Paediatric surveillance of pertussis in 1998

      de Melker HE; Neppelenbroek SN; Schellekens JFP; Suijkerbuijk AWM; Conyn-van Spaendonck MAE; CIE; LIS (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2000-06-16)
      Doel: Inzicht verkrijgen in de ernst van kinkhoest onder kinderen opgenomen in het ziekenhuis wegens kinkhoest. Methoden: In 1998 werd met behulp van pediatrische surveillance gegevens verzameld van ziekenhuisopnamen. Resultaten: Van de 115 ziekenhuisopnamen was 55% jonger dan 3 maanden en ongevaccineerd; 12% was 3-5 maanden oud waarvan 50% onvolledig gevaccineerd; 33% was 6 maanden en ouder waarvan 61% gevaccineerd. Bij 46% werd de diagnose bevestigd door positieve kweek of PCR; bij 44% door positieve serologie. Drie ongevaccineerde kinderen jonger dan 3 maanden overleden. Cyanose, apneu, zuurstoftoediening, kunstmatige beademing en bradycardie werd vaker gerapporteerd voor ongevaccineerde patienten en de opnameduur was langer (10 versus 4,5 dagen) dan voor gevaccineerde patienten. Hoewel complicaties niet frequent werden gemeld voor gevaccineerden was de enige patient met encephalopathie gevaccineerd. Ook had 17% van de gevaccineerde patienten longontsteking. Conclusie: Het lagere aantal meldingen in 1998 lijkt de lagere kinkhoest incidentie in 1998 t.o.v. 1997 te reflecteren die ook in de routine surveillance van aangiften en positieve serologie werd waargenomen. Evenals in 1997 was kinkhoest het meest ernstig en kwamen complicaties vaker voor bij ongevaccineerde zuigelingen jonger dan 3 maanden. Echter, typische en ernstige kinkhoestklachten kwamen ook onder gevaccineerden voor. Pediatrische surveillance wordt gebruikt om trends uit routine surveillance te verifieren; interpretatie van routine surveillance wordt bemoeilijkt door de nieuwe aangifte-wet en decentralisatie van serologie.<br>
    • Pertussis; description and evaluation based on surveillance data of 1997 and 1998

      Neppelenbroek SN; Melker HE de; Schellekens JFP; Conyn van Spaendonck MAE; CIE; LIS (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 1999-12-10)
      Objective: Description of the incidence of Pertussis in 1997 and 1998 after the outbreak in 1996. Methods: Surveillance data based on notifications, serodiagnostics, isolations of Bordetella and national registration of hospital admissions were analysed for 1997 and 1998, and compared to 1989-1996. Results: The incidence of Pertussis declined in 1997 and further declined in 1998 compared to 1996, but levels remained higher compared to 1989-1995. The incidence based on notifications in 1989-1995 was 2.3 per 100,000, while this was 27.3 in 1996, 17.2 in 1997, and 16.0 in 1998. In the period 1989-1995, the annual incidence of cases with positive one-point and two-point serology was 8.2 vs. 2.1 per 100,000, compared to 50.7 vs. 12.2 in 1996, 26.4 vs. 5.9 in 1997 and 20.7 vs. 3.0 in 1998. The number of hospital admissions in 1997 (2.8 per 100,000) was higher compared to 1998 (1.8 per 100,000) but lower than in 1996 (3.3 per 100,000). Two fatal cases of unvaccinated babies less than 3 months of age were reported for both 1996 and 1997 and one for 1998. The peak incidence in 1997 and 1998 was comparable with 1996 and observed among 4 to 5-year-old children. Conclusions: The incidence declined in 1997 and 1998 compared to 1996, but remained higher compared to 1989-1995. Although the notification rate increased and the proportion of notifications based on positive one-point serology increased (partly due to a change of case definition in April 1997), this could not totally explain the observed higher incidence of Pertussis. Surveillance based on hospital admission is less sensitive to artefacts but reflects only severe Pertussis. Surveillance should be continued on the basis of various surveillance sources for monitoring the incidence and studying the effect of changes in vaccination strategies.
    • Pertussis; description and evaluation based on surveillance data of 1997 and 1998

      Neppelenbroek SN; de Melker HE; Schellekens JFP; Conyn-van Spaendonck MAE; CIE; LIS (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 1999-12-10)
      Doel: Beschrijving van kinkhoestincidentie in 1997 en 1998 na de epidemie in 1996. Methoden: Surveillance gegevens op basis van aangiften, serodiagnostiek, Bordetella isolaten en nationale registraties van ziekenhuisopnamen en sterfte werden geanalyseerd voor 1997 en 1998 en vergeleken met 1989-1996. Resultaten: De incidentie van kinkhoest daalde in 1997 en 1998 in vergelijking met 1996 maar was nog verhoogd ten opzichte van de gemiddelde incidentie in 1989-1995. De incidentie geschat op basis van aangiften was in 1989-1995 2,3, in 1996 27,3, in 1997 17,2 en in 1998 16,0 per 100.000. De incidentie op basis van een- en tweepuntsserologie was in de periode van 1989-1995 8,2 vs. 2,1, in 1996 50,7 vs. 12,2 , in 1997 26.4 vs. 5.9 and in 1998 20.7 vs. 3.0 per 100.000. Het aantal ziekenhuisopnamen in 1997 (2.8 per 100.000) was hoger dan in 1998 (1.8 per 100.000) maar lager dan in 1996 (3.3 per 100.000). Zowel in 1996 als 1997 zijn 2 ongevaccineerde zuigelingen overleden ten gevolge van kinkhoest. In 1998 is 1 zuigeling overleden. De piek-incidentie in 1997 en 1998 kwam voor onder 4- tot 5- jarigen en was vergelijkbaar met 1996. Conclusie: De incidentie daalde in 1997 en 1998 in vergelijking met 1996 maar was hoger dan de gemiddelde incidentie in 1989-1995. Hoewel er sprake was van een toegenomen aangiftediscipline en vooral van een toegenomen aangifte op basis van positieve eenpuntsserologie als gevolg van o.a. een verandering van de case-definitie in april 1997, kon dit de verhoogde incidentie niet geheel verklaren. Surveillance op basis van ziekenhuisopnamen is minder gevoelig voor artefacten maar reflecteert alleen ernstige kinkhoest. Continuering van kinkhoest op basis van verschillende surveillancebronnen is nodig om de incidentie en het effect van veranderingen van vaccinatiestrategie6n te bestuderen.<br>
    • Severity of pertussis: paediatric surveillance and notification study in the Netherlands in 1997

      Neppelenbroek SN; de Melker HE; Schellekens JFP; Rumke HC; Suijkerbuijk AWM; Conyn-van Spaendonck MAE; CIE; LIS (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 1999-06-14)
      Doel: Inzicht verkrijgen in de ernst van kinkhoest in relatie tot de vaccinatiestatus en leeftijd. Methoden: In 1997 werd met behulp van pediatrische surveillance gegevens verzameld van ziekenhuisopnamen. Ook werden in 1997 additionele gegevens verzameld van aangiften bij de Inspectie van de Gezondheidszorg. Resultaten: Van de 180 ziekenhuisopnamen was 42% jonger dan 3 maanden en ongevaccineerd; 14% was 3-5 maanden oud waarvan 69% onvolledig gevaccineerd; 42% was 6 maanden en ouder waarvan 70% gevaccineerd. Bij 53% werd de diagnose bevestigd door positieve kweek of PCR; bij 44% door positieve serologie. Twee kinderen van 3 weken oud overleden. Alleen bij jonge ongevaccineerden kwamen convulsies (3%), encephalopathie (1%) en atelectase (1%) voor. Ten opzichte van gevaccineerden hadden ze vaker cyanose (77% vs. 40%) en apneu (22% vs. 5%) en waren langer opgenomen (12 vs. 5 dagen). Van de 507 aangiften was 6% jonger dan 1 jaar; 36% 1-4 jaar; 28% 5-9 jaar; 10% 10-14 jaar; 21% 15 jaar en ouder. Zeven procent was ongevaccineerd, 2% onvolledig gevaccineerd, 80% gevaccineerd en van 11% was dit onbekend. Bij 83% werd de diagnose bevestigd door positieve serologie. Paroxysmaal hoesten (93%), braken (78%), kinken (67%) en ademnood (61%) werden het vaakst gerapporteerd. Bij ongevaccineerde kinderen kwam ten opzichte van gevaccineerden cyanose (43% vs. 21%) en ziekenhuisopname (38% vs. 3%) vaker voor. De ernst van kinkhoest neemt af met de leeftijd. Conclusie: Ernstige kinkhoest met ziekenhuisopname komt vooral voor bij ongevaccineerden kinderen jonger dan 3 maanden. Ziekenhuisopname en klassieke kinkhoest komt ook voor bij recent gevaccineerde kinderen maar kinkhoest met ernstige complicaties is onwaarschijnlijk.<br>