• Achtergrondconcentraties van 17 sporenmetalen in het grondwater van Nederland

      Fraters B; Boumans LJM; Prins HP; LBG (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2002-05-16)
      Er worden achtergrondconcentraties gegeven van 17 sporenmetalen in het grondwater in Nederland. De drie typen achtergrondconcentraties die onderscheiden worden, zijn: natuurlijk, semi-natuurlijk en regionaal. De natuurlijke achtergrondconcentratie is de concentratie zoals die gemeten zou worden op locaties die geen enkele menselijke beinvloeding kennen. Omdat degelijke locaties in Nederland niet bestaan kan slechts een schatting gemaakt van de natuurlijke achtergrondconcentratie via het bepalen van de bovengrens van het betrouwbaarheidsinterval van de mediane concentraties op de bovengenoemde locaties met enkel diffuse belasting. De semi-natuurlijke achtergrondconcentratie is de concentratie in het grondwater onder locaties die niet beinvloed zijn door verontreiniging door puntbronnen. Er kan op dergelijke locaties wel sprake zijn van een diffuse verontreiniging op landelijke schaal. Deze achtergrondconcentratie is bepaald door de bovengrens te berekenen van het betrouwbaarheidsinterval van de 90-percentielwaarde van de concentraties gemeten op dergelijke locaties. Regionale achtergrondconcentraties zijn concentraties zoals die voorkomen op locaties met een verhoogde regionale atmosferische depositie, maar zonder locale puntbronnen, zoals bijvoorbeeld in de Kempen. Regionale achtergrondconcentraties zijn berekend door de bovengrens te berekenen van het betrouwbaarheidsinterval van de 90-percentielwaarde van de concentraties gemeten op dergelijke locaties. In het rapport worden verschillende achtergrondconcentraties gegeven voor drie grondsoorten drie diepte niveaus. De drie onderscheiden grondsoorten zijn: zand, klei en veen. De drie diepteniveaus zijn: het bovenste grondwater (< 5 m diepte), het ondiepe grondwater (ca. 10 m) en het middeldiepe grondwater (ca. 25 m). In het rapport is ook ingegaan op het gebruik van de achtergrondconcentratie ter bepaling van het Verwaarloosbaar Risico bij de Toegevoegd Risicomethode. Het Verwaarloosbaar Risico dient als basis voor het vaststellen van de streefwaarde. Geconcludeerd wordt dat het gebruik van de semi-natuurlijke achtergrondconcentratie bij het afleiden van het Verwaarloosbaar Risico, zoals onder andere toegepast in de notitie Integrale Normstelling Stoffen uit 1997 (INS97), onjuist is, en dat overeenkomstig een eerder TCB-advies de natuurlijke achtergrondconcentratie dient te worden gebruikt.