• Beleid rondom mentale gezondheid in de werksetting

      Pas LW; Busch MLM; Proper KI; P&V; V&Z (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2014-06-30)
      Nederlandse werkgevers vinden de mentale gezondheid van hun werknemers belangrijk. Acht van de tien werkgevers beschouwen het als belangrijke indicator voor het succes van het bedrijf. Hier tegenover staat dat ongeveer vier van de tien Nederlandse bedrijven (continu of vaak) daadwerkelijk preventiemaatregelen treffen die gericht zijn op de mentale gezondheid van de werknemers. Werkgevers geven aan dat ze vooral geen actie ondernemen, omdat de effectiviteit en de kosten-baten van maatregelen niet bekend zijn. Inzicht hierin kan bevorderen dat dergelijk gezondheidsbeleid wel wordt uitgevoerd. Dit blijkt uit een enquête die ruim 3100 werkgevers uit verschillende sectoren hebben ingevuld en die in opdracht van de ministeries van VWS en SZW is uitgevoerd. Het voornaamste doel was in kaart te brengen hoeveel bedrijven binnen welke sectoren beleid voeren op het gebied van mentale gezondheid. Dit varieert van beleid dat gericht is op werkhervatting van zieke werknemers, tot het bevorderen van de mentale gezondheid van alle (gezonde) werknemers. In dit project ligt de focus op beleid dat erop gericht is om psychosociale arbeidsbelasting te voorkomen, zoals het tegengaan van werkdruk, agressie en pesten, en de mentale gezondheid te bevorderen, zoals het stimuleren van bevlogenheid, persoonlijke groei en veerkracht. De maatregelen die werkgevers treffen, zijn zeer divers en variëren van persoonlijke ontwikkelplannen, coaching, health-checks, aandacht voor balans werk-privé tot programma's om stress te verminderen, yoga, e-health of andersoortige structurele mentale gezondheidsprogramma's. Grote bedrijven treffen over het algemeen vaker maatregelen dan kleine bedrijven. Wat de sectoren betreft gebeurt dat het meest binnen het onderwijs en de gezondheidsen welzijnszorg. Binnen de sector 'vervoer en opslag' worden het minst vaak maatregelen getroffen. Gezondheid van de werknemers en goed werkgeverschap gelden voor werkgevers als de belangrijkste redenen om in maatregelen te investeren die de mentale gezondheid bevorderen. Financiële motieven, zoals minder ziekteverzuim, zijn ook veel genoemd.
    • Beweeg- en sportgedrag van mensen met een chronische aandoening of lichamelijke beperking

      de Hollander EL; Milder IE; Proper KI; P&V; V&Z (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2015-04-23)
      Volwassenen met gezondheidsproblemen bewegen minder dan volwassenen zonder deze problemen. Ook doen zij minder vaak aan sport dan mensen die deze problemen niet hebben. Bij gezondheidsproblemen gaat het om chronische aandoeningen, zoals gewrichtsklachten en hart- en vaatziekten, en om een slechtere psychische gezondheid. Daarnaast gaat het om lichamelijke beperkingen, waaronder motorische, gezichts- en gehoorbeperkingen. Dit blijkt uit onderzoek dat het RIVM heeft uitgevoerd in opdracht van het ministerie van VWS. Hierbij is gebruik gemaakt van zelfgerapporteerde data van ruim 380.000 volwassenen uit de Gezondheidsmonitor Volwassenen GGD'en, CBS en RIVM 2012. Voor een goede gezondheid geldt de Nederlandse Norm voor Gezond Bewegen (NNGB): tenminste vijf dagen per week gedurende dertig minuten matig intensief bewegen. De berekening van de NNGB heeft lagere afkapwaarden om te bepalen of een activiteit matig intensief is voor 55+'ers dan voor 19-54-jarigen. Daarom is het voldoen aan de NNGB voor 55+'ers minder streng dan voor 19-54-jarigen en zijn de resultaten apart gepresenteerd voor deze leeftijdsgroepen. Van mensen met gezondheidsproblemen in de leeftijd van 19 tot 55 jaar haalt, afhankelijk van het gezondheidsprobleem, 33 tot 52 procent deze beweegnorm, tegenover 55 procent van de gezonde mensen uit deze leeftijdsgroep. Dit percentage is voor mensen van 55 jaar en ouder met gezondheidsproblemen 42 tot 71 procent, tegenover 84 procent van de gezonde mensen van die leeftijd. Het aantal mensen dat wekelijks sport, neemt af naarmate ze ouder worden. Van de gezonde 55+'ers sport 54 procent wekelijks, versus 68 procent onder de gezonde 19- tot 54-jarigen. Dit is bij mensen met gezondheidsproblemen respectievelijk 22 tot 39 procent en 33 tot 56 procent. Fitness wordt door zowel gezonde mensen als mensen met gezondheidsproblemen het meest beoefend. Mensen met een motorische beperking sporten het minst, namelijk 33 en 22 procent (onder 19-54- respectievelijk 55+-jarigen). Ook voldoet deze groep mensen het minst aan de beweegnorm. Het beleid van het ministerie van VWS is erop gericht mensen te stimuleren om te bewegen en te sporten, ongeacht een aandoening of beperking. Nu duidelijk is geworden dat mensen met een aandoening of beperking minder bewegen en sporten, is het van belang om inzicht te krijgen in de redenen daarvan. Inzicht in hun behoeften aan sport of beweging en of het aanbod aansluit bij hun behoeften is van groot belang.
    • Determinanten van afnemende participatie van ouderen

      van Amsterdam JGC; Proper KI (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2013-02-18)
      Als gevolg van de vergrijzing daalt de arbeidsparticipatie na 2020 naar verwachting met vier procentpunten, van 48% naar 44% van de bevolking. Hierdoor zullen bedrijven in de toekomst met een tekort aan werknemers te maken krijgen. De vraag is of mensen langer willen en kunnen doorwerken. Literatuuronderzoek van het RIVM laat zien dat een groot deel van de werknemers na hun pensioen graag stopt met werken. Gemiddeld wil slechts 14 procent van de werknemers na hun 65ste juist nog doorwerken en 53 procent wil dit niet. Ze willen dat vanwege de inkomsten, maar ook omdat zij zingeving, eigenwaarde en voldoening ontlenen aan arbeid. Flexibele werktijden om ouderen aan het werk te houden De Nederlandse overheid heeft enkele maatregelen genomen om de arbeidsparticipatie van ouderen te verhogen, zoals de verhoging van de AOWleeftijd. Uit de literatuurstudie blijkt ook dat het zogenoemde seniorenbeleid (ontziebeleid) een manier is om ouderen die zouden willen of moeten stoppen, aan het werk te houden. Bij dit ontziebeleid worden de werktijden van oudere werknemers, doorgaans na hun 60ste, flexibel: zij hebben meer vrije dagen of een kortere werkweek. Ook kan de zwaarte van het werk worden verlicht of de werktaak inhoudelijk worden aangepast. Redenen om met 65 jaar te stoppen met werken Het seniorenbeleid is nodig omdat een aanzienlijk deel van de oudere werknemers (22% tot 36%) wel tot hun 65ste wil blijven werken, maar dat om uiteenlopende redenen niet kan. De belangrijkste reden is de fysieke en psychische belasting van het werk die voor hun leeftijd te zwaar is geworden (22%). Beroepen waar dit aan de orde is zijn stratenmakers, verpleegkundigen en onderwijzers. Daarna volgen niet-inhoudelijke kenmerken van hun werk, zoals slechte arbeidsvoorwaarden, lange reistijd, geen promotiekansen, enzovoort (5%). Voor 3% van de werknemers is hun gezondheid een reden om te stoppen met werken. Zij zijn chronisch ziek, hebben een beroepsziekte (versleten rug), zijn psychisch overbelast, zijn arbeidsongeschikt of kunnen geen emplooi meer vinden. Deze factoren kunnen er ook toe leiden dat werknemers al vóórdat de pensioengerechtigde leeftijd bereikt is, moeten stoppen met werken.
    • Kosten en baten van gezondheidsbevordering op de werkplek : Literatuuronderzoek naar economische evaluaties op het gebied van psychische problemen en overgewicht

      Proper KI; Hamberg-van Reenen HH; van den Berg M; VTV; vz (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2012-03-15)
      Economische evaluaties van interventies voor werknemers gericht op psychische problemen of overgewicht komen tot uiteenlopende schattingen van de verhouding tussen kosten en baten. De methodologische kwaliteit van de studies laat vaak te wensen over. Ook zijn er nog veel vraagtekens bij de effectiviteit van de verschillende interventies en programma's. Dit blijkt uit literatuuronderzoek waarin de beschikbare kennis op dit gebied is samengevat. Het onderzoek beperkte zich tot interventies gericht op psychische problemen en overgewicht. Interventies gericht op preventie en behandeling van psychische problemen op de werkplek lijken een positieve balans tussen kosten en baten te hebben, maar de kwaliteit van de economische evaluaties was niet optimaal. Programma's gericht op werkhervatting door werknemers die verzuimen wegens psychische problemen lieten geen gunstige verhouding tussen kosten en baten zien. Bedrijfsgezondheidsprogramma's gericht op beweging en voeding lijken over het algemeen een gunstige verhouding tussen kosten en baten te hebben, maar dat wordt niet bevestigd in studies met een gerandomiseerde opzet. Gezondheidsbevordering op de werkplek is een belangrijk instrument in het kader van duurzame inzetbaarheid van werknemers. Voor daadwerkelijke implementatie van deze interventies is het nodig dat werkgevers inzicht krijgen in de verhouding tussen kosten en baten. Dit literatuuronderzoek geeft aan dat dit inzicht op dit moment nog beperkt en onvolledig is.
    • Leren van beroepsziekten? Een nieuw perspectief verkend : Verkenningsstudie Storybuilder voor Beroepsziekten

      van Guldener VR; Bellamy L; Chambon M; Manuel HJ; Melssen NZM; Proper KI; ABI; M&V (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2017-07-11)
      Jaarlijks overlijden naar schatting circa 4.100 mensen aan een beroepsziekte. Beter inzicht in de oorzaken van het ontstaan van beroepsziekten biedt kansen om ze eerder en beter te herkennen. Op basis van die informatie kunnen preventieve maatregelen worden opgesteld. Een onderzoeksmodel van het RIVM dat achterliggende oorzaken van ernstige arbeidsongevallen in kaart brengt (Storybuilder), blijkt ook voor beroepsziekten te kunnen worden gebruikt. Aanbevolen wordt de kennis uit deze verkenning te toetsen bij professionals uit de praktijk, om zicht te krijgen op de waarde ervan voor praktijk en beleid. Een beroepsziekte is een ziekte die mensen hebben opgelopen hoofdzakelijk als gevolg van het werk of de werkomstandigheden. Een voorbeeld is het ontstaan van mesothelioom door te werken met asbest. Het RIVM heeft voor deze verkenning twintig dossiers bekeken: tien dossiers van mensen met de schildersziekte (OPS/CTE) en tien dossiers van mensen met onherstelbare rugklachten. Het blijkt mogelijk om met Storybuilder bestaande casussen in beeld te krijgen. De eerste Storybuilder-modellen van de twee beroepsziekten zijn in dit rapport beschreven, maar deze werkwijze is nog niet gevalideerd of met praktijkprofessionals besproken. De onderzoekers constateren ook dat de bestudeerde dossiers niet alle informatie bevatten om een volledig feitenrelaas over het ontstaan van de beroepsziekten te kunnen beschrijven. Aanbevolen wordt om aanvullende informatiebronnen te inventariseren voor deze nog ontbrekende informatie. Als dit lukt, is het mogelijk om verdiepend onderzoek uit te voeren op de huidige Storybuilder-modellen voor beroepsziekten en ze mogelijk te verbreden naar andere typen beroepsziekten.
    • Nachtwerk en gezondheidseffecten : Een inventarisatie van Nederlandse cohorten

      Proper KI; van Kranen H; Bueno de Mesquita HB; Rodenburg W; Eysink PED; van Steeg H; GBO ; PZO; vgc ; vz (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2012-02-21)
      Om meer zicht te krijgen in de relatie tussen nachtwerk en borstkanker, hart- en vaatziekten (HVZ) en overgewicht, beveelt het RIVM het volgende aan: 1) Vanaf medio 2012 starten met epidemiologische analyses in EPIC-NL voor het bepalen van het verband tussen nachtwerk en de drie genoemde gezondheidsproblemen; 2) Vanaf begin 2012 starten met epidemiologische analyses in de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden (NEA) voor het bepalen van het verband tussen nachtwerk en HVZ en overgewicht; 3) Vorm een samenwerkingsverband 'Nachtwerken & Gezondheidseffecten' tussen 2 langlopende cohorten (EPIC-NL en MCS) en drie recent gestarte cohorten (Nightingale, AMIGO en LRGP); 4) Inventariseer de mogelijkheden om een extra vragenlijst over nachtwerken binnen het recent gestarte cohort Lifelines en het Doetinchem cohort uit te zetten om ook daar de noodzakelijke informatie te achterhalen. Deze aanbevelingen zijn tot stand gekomen na een inventarisatie van Nederlandse cohorten met informatie over nachtwerk en gezondheid. Dit briefrapport bouwt voort op de literatuurstudie naar de gezondheidseffecten van nachtwerk (Rodenburg et al., 2011). In het onderhavige briefrapport is een overzicht verstrekt van negen Nederlandse cohorten die gegevens (kunnen) bevatten over nachtwerk en gezondheid. Daarbij is een selectie gemaakt van een drietal gezondheidsproblemen: borstkanker, HVZ en overgewicht. Er zijn vijf langlopende cohorten en vier recent gestarte cohorten geïdentificeerd. Op de korte termijn leent EPIC-NL zich voor epidemiologische analyses naar de relatie tussen nachtwerk en de betreffende gezondheidsaandoeningen, rekening houdend met mogelijke verstorende factoren. Tevens kan de jaarlijkse survey onder Nederlandse werknemers (NEA) gebruikt worden voor epidemiologische analyses naar de relatie tussen nachtwerk en HVZ en overgewicht. Het analyseren van de gegevens in EPIC-NL en NEA heeft als toegevoegde waarde om de gevonden resultaten in elk databestand te kunnen verifiëren. De aanbeveling om een samenwerkingsverband 'Nachtwerken & Gezondheidseffecten' te vormen tussen een vijftal cohorten heeft als uniek doel om in de toekomst relevante analyses naar nachtwerk en gezondheidsproblemen uit te voeren onder een omvangrijke en heterogene groep personen. Op de middellange termijn (5-10 jaar) zal een aanzienlijke hoeveelheid extra informatie beschikbaar komen vanuit de recent gestarte cohorten, waaronder Nightingale, AMIGO, LRGP en mogelijk Lifelines. Omdat informatie over nachtwerk momenteel bij Lifelines en de Doetinchem cohort studie ontbreekt, behoort het tot de aanbeveling deze informatie alsnog te verzamelen.
    • Nachtwerk en Gezondheidseffecten : Een inventarisatie van Nederlandse cohorten; herziene versie

      Proper KI; van Kranen HJ; Rodenburg GCH; Bueno de Mesquita HB; Eysink P; van Steeg H; GBO ; CVG ; PZO ; VTV; vgc ; vz (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2012-10-23)
      Om meer zicht te krijgen in de relatie tussen nachtwerk en borstkanker, hart- en vaatziekten (HVZ) en overgewicht, beveelt het RIVM het volgende aan: 1) Vanaf 2012 starten met epidemiologische analyses in de cohorten EPIC-NL, Nightingale en AMIGO en LRGP van nachtwerk in relatie tot determinanten van borstkanker, HVZ en obesitas. 2) Start in 2012 met analyses in het NEA cohort voor de bepaling of nachtwerk leidt tot een verandering in lichaamsgewicht. 3) Vorm een samenwerkingsverband 'Nachtwerken & Gezondheidseffecten' tussen 3 langlopende cohorten (EPIC-NL, MCS en LRGP) en twee recent gestarte cohorten (Nightingale en AMIGO), en inventariseer binnen de cohorten de haalbaarheid voor het verzamelen van meer gedetailleerde informatie van nachtwerk (zoals verzameld in Nightingale); 4) Inventariseer de mogelijkheden en meerwaarde om een extra vragenlijst over nachtwerken binnen het recent gestarte cohort Lifelines te zetten om ook daar de noodzakelijke informatie te achterhalen. Tevens wordt nader onderzocht of Lifelines of andere cohorten met longitudinaal biologisch materiaal in te zetten zijn als onafhankelijk verificatiecohort of voor verdiepende analyses; 5) Inventariseer de mogelijkheid om op een valide manier informatie over nachtwerk af te leiden uit gegevens over huidige baan en beroepshistorie; 6) Inventariseer de mogelijkheid tot mechanistisch onderzoek gebruik makend van verzameld of nieuw te verzamelen biologisch materiaal uit geschikte cohorten Nightingale, AMIGO, LRGP, MCS, EPIC-NL en Lifelines. Deze aanbevelingen zijn tot stand gekomen na een inventarisatie van Nederlandse cohorten met informatie over nachtwerk en gezondheid. Gezien de hoeveelheid van voorgestelde aanbevelingen, zullen in overleg met de partners keuzes gemaakt worden. Dit briefrapport bouwt voort op de literatuurstudie naar de gezondheidseffecten van nachtwerk (Rodenburg et al., 2011). In het onderhavige rapport wordt onderscheid gemaakt tussen langlopende en recent gestarte cohorten, waarbij de langlopende cohorten voor 2005 gestart zijn. Echter kan de dataverzameling van nachtwerk blootstelling wel later (bijvoorbeeld in 2011) gestart zijn. Er zijn zes langlopende cohorten en drie recent gestarte cohorten geïdentificeerd, die gegevens (kunnen) bevatten over nachtwerk en gezondheid. Daarbij is een selectie gemaakt van een drietal gezondheidsproblemen: borstkanker, hart- en vaatziekten (HVZ) en overgewicht. Op de korte termijn lenen een aantal cohorten zich voor epidemiologische analyses naar de samenhang tussen nachtwerk en mogelijke risicofactoren voor borstkanker, HVZ en overgewicht. De EMV-cohorten, waaronder EPIC-NL, Nightingale en AMIGO bieden hiervoor mogelijkheden. Deze bestanden beschikken tevens vanaf circa medio 2012 over informatie voor het bepalen van de relatie tussen nachtwerk en borstkanker, HVZ en overgewicht, maar door het retrospectieve karakter bestaat er kans op survival bias. Ook het omvangrijke NEA bestand beschikt reeds over voldoende informatie voor de bepaling van het verband van nachtwerk met HVZ en overgewicht, maar is cross-sectioneel van aard en heeft daarmee geen zeggingskracht over causaliteit. Wel zou het longitudinale NEA cohort ingezet kunnen worden om de relatie tussen nachtwerk en verandering in lichaamsgewicht te bepalen. De aanbeveling om een samenwerkingsverband 'Nachtwerken & Gezondheidseffecten' te vormen tussen een vijftal cohorten heeft als uniek doel om in de toekomst relevante analyses naar nachtwerk en gezondheidsproblemen uit te voeren onder een omvangrijke en heterogene groep personen. Tevens kan dan geïnventariseerd worden in hoeverre het haalbaar is om binnen de cohorten meer gedetailleerde informatie over nachtwerk te verzamelen. Op de middellange termijn (5-10 jaar) zal een aanzienlijke hoeveelheid extra relevante informatie beschikbaar komen vanuit EPIC-NL, LRGP, MCS en de recent gestarte cohorten Nightingale, AMIGO, en mogelijk Lifelines. Deze cohorten bieden dan uitstekende mogelijkheden de gezondheidseffecten van nachtwerk te analyseren, waarbij Nightingale nog aanvullende gegevens over nachtwerk heeft verzameld. Vanwege de hoeveelheid verzameld biologisch materiaal, en momenteel informatie over nachtwerk bij Lifelines ontbreekt, behoort het tot de aanbeveling informatie over nachtwerk alsnog te verzamelen.
    • Nachtwerk en gezondheidseffecten : Een literatuur update

      Rodenburg W; van Dycke KCG; Eysink PED; van Amsterdam JGC; Proper KI; van Steeg H; GBO; vgc (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2012-01-30)
      Verband nachtwerk en gezondheidsschade onduidelijk: Er bestaat nog veel onduidelijkheid over een mogelijk verband tussen nachtwerk en het ontstaan van aandoeningen als (borst)kanker, hart- en vaatziekten en obesitas. De huidige epidemiologische studies, waarvoor bij een groep mensen die 's nachts werken is onderzocht hoe vaak deze aandoeningen voorkomen, geven inconsistente bevindingen en kennen beperkingen. Sommige van deze studies beschrijven een verband tussen nachtwerk en gezondheidseffecten, in andere studies is dat niet aangetroffen. Daarnaast is het onduidelijk of een dag-ennachtritmeverstoring als gevolg van nachtwerk de oorzaak is van gezondheidsschade of dat daarvoor andere factoren gerelateerd aan nachtwerk, zoals veranderde leefstijl, verantwoordelijk zijn. Ook is meer inzicht nodig in de mechanismen die eventuele effecten veroorzaken. 16 procent beroepsbevolking heeft nachtdienst: Het onduidelijke verband tussen nachtwerk en gezondheidsschade blijkt uit een literatuurstudie van het RIVM, in opdracht van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW). In deze literatuurstudie is een overzicht gemaakt van aandoeningen die vaak voorkomen in de Nederlandse (beroeps)bevolking en mogelijk een relatie hebben met werken in nachtdiensten. In Nederland werkt 16 procent van de beroepsbevolking soms of regelmatig in de nachtdienst. Meer inzicht in mogelijke effecten en de onderliggende mechanismen is nodig om te bepalen of het nodig is om maatregelen te ontwikkelen die gezondheidsrisico's van ploegendienstwerk kunnen beperken. Aanbevelingen voor onderzoek: Aanbevolen wordt om in studies naar de relatie tussen nachtwerk en gezondheid ook andere factoren te betrekken die gezondheidsproblemen kunnen veroorzaken. Voorbeelden zijn leefstijlfactoren zoals voeding, roken en alcoholgebruik. Ook is gedetailleerde informatie over roosterkenmerken nodig, omdat er aanwijzingen zijn dat bepaalde roosters schadelijker zijn voor de gezondheid dan andere. Een voorbeeld daarvan is hoeveel nachten achter elkaar er wordt gewerkt. Bovendien is onderzoek nodig naar de invloed van individuele gevoeligheid voor dag-en-nachtritmeverstoring.
    • Ploegendienst en metabole risicofactoren : Een literatuuroverzicht

      van Kerkhof LWM; Rodenburg GCH; Proper KI; van Steeg H; V&Z (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2014-03-13)
      De laatste jaren groeit de zorg dat langdurig werken in ploegendiensten gezondheidsrisico's kan veroorzaken, waaronder kanker, overgewicht en harten vaatziekten. Het merendeel van de wetenschappelijke literatuur toont aan dat werken in ploegendienst ook tot een verhoogd risico op metabole gezondheidseffecten leidt, zoals een toename van lichaamsgewicht of een verstoorde suiker- en vethuishouding; een substantieel deel laat dit verband echter niet zien. Dit blijkt uit een literatuuroverzicht van het RIVM, dat in opdracht van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) is uitgevoerd. De discrepantie tussen de onderzoeksresultaten wordt waarschijnlijk veroorzaakt door een grote verscheidenheid in de opzet ervan. Zo kan het type van de onderzochte ploegendienst variëren (zoals avond- of, nachtdienst, of wisselende diensten), net als de studiepopulatie (geslacht, beroep en dergelijke). Ook is in sommige onderzoeken niet gekeken naar leefstijlfactoren die de relatie tussen nachtwerk en metabole factoren kunnen beïnvloeden (roken, alcoholgebruik, bewegen en voeding). Het moment waarop wordt gegeten lijkt van invloed op veranderingen in metabole functies als gevolg van werken in ploegendienst. De relatie tussen mogelijke effecten op metabole risicofactoren had tot nu toe minder aandacht in wetenschappelijk onderzoek naar de effecten van werken in ploegendienst. Meer inzicht hierin is belangrijk, aangezien metabole risicofactoren bijdragen aan het ontstaan van diverse chronische aandoeningen, zoals hart- en vaatzieken en diabetes type II. In Nederland werkt 16 procent van de beroepsbevolking soms of regelmatig in de nachtdienst (1,2 miljoen mensen) en 51 procent geeft aan soms of regelmatig tijdens de avonduren te werken (3,8 miljoen mensen). Aanbevolen wordt onder andere om in onderzoek specifieke aandacht te hebben voor de invloed van de leefstijlfactoren bewegen en eten, roosterkenmerken en individuele variaties in dag- en nachtritmes. Deze factoren bieden aanknopingspunten voor toekomstige interventies.