• Aansluiting MNP-instrumentarium bij de Vogel- en Habitatrichtlijn

      Hinsberg A van; Hoek DCJ van der; Esbroek MLP van; Noordijk H; Knegt B de; Veen MP van; Puijenbroek PJTM van; Knol OM; NLB (2005-02-04)
      Dit rapport beschrijft de resultaten van onderzoek naar het opzetten van een kennissysteem voor soorten- en gebiedenbeleid voor het Milieu- en Natuurplanbureau (MNP). Het kennissysteem richt zich met name op de doelstellingen uit de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn. Uitgangspunt van een prototype van het kennissysteem is het huidige ecologische kennissysteem van het MNP, waarin graadmeter, meetnetten en modellen een belangrijke rol spelen. Onderzocht is of het huidige kennissysteem voldoet voor het doen van uitspraken over de VHR, welke knelpunten er zijn en hoe deze opgelost kunnen worden. De verbeteringen vormen in samenhang met het al bestaande instrumentarium het eerste prototype van het kennissysteem voor de VHR. Naast uitleg van de diverse onderdelen van het kennissysteem worden ook voorbeelden van toepassingen van dit kennissysteem beschreven. Het prototype kennissysteem bevat informatie over (1) waar welke doelen gelden, (2) waar welke soorten en habitats nu voorkomen (gemeten en/of statistisch voorspeld), (3) wat de historische trends in mate van voorkomen van deze soorten zijn (ofwel landelijk gemiddeld of wel gebiedsspecifiek) en (4) hoe het voorkomen van soorten afhangt van ruimte- en/of milieudruk (in beeld gebracht door directe en/of indirecte relaties met modeluitkomsten ofwel via berekening van toelaatbare milieu- en/of ruimtedruk -c.q. "ecologische vereisten"- in termen van minimaal habitatoppervlakte of maximaal toelaatbare kritische depositie). Daarnaast is een methode ontwikkeld om de invloeden van depositie op VHR-gebieden goed in beeld te brengen.
    • Een analyse met GIS van de invloed van diffuse belasting met PAK op de waterbodemkwaliteit in het Hollands Noorderkwartier: WABOGIS

      Puijenbroek PJTM van; Kampf R; LWD (1998-12-14)
      De watergangen in het landelijke gebied worden eens in de 5 tot 20 jaar gebaggerd om voldoende diepgang te krijgen en om de aan- en afvoer van water te waarborgen. De vrijkomende baggerspecie wordt grotendeels op het land verspreid, waardoor verontreinigingen kunnen bijdragen aan de diffuse belasting van de landbodem. De Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen (PAK) zijn meestal de klassebepalende verontreiniging, waardoor een groot deel van de watergangen op basis van PAK ingedeeld worden in klasse 2. Bij de analyses van waterbodems met behulp van het Geografisch Informatie Systeem (GIS) is voor elk meetpunt vastgesteld wat de mate van beinvloeding was door verkeer, stedelijke bebouwing en rioolwateroverstorten. De analyse van de ruimtelijke spreiding van PAK in waterbodems in het Hollands Noorderkwartier toont aan dat WABOGIS een bruikbaar instrument is om meer inzicht te verkrijgen in de invloed van diffuse bronnen op de kwaliteit van waterbodems. Uit de ruimtelijke verspreiding kan afgeleid worden wat de kans is op een bepaalde waterbodemkwaliteit aan de hand van omgevingsfactoren, zoals de samenstelling van de naburige landbodem of de aanwezigheid van bebouwing of overstorten. Bij zand- en kleibodems heeft de waterbodem in de achtergrondbelaste situatie klasse 0 of 2, terwijl veenbodems meestal klasse 2 is. Bij een additionele belasting is het effect bij een zandbodem het grootst. Locaties in de buurt van overstorten en stedelijke gebieden hebben duidelijker hogere PAK gehaltes dan "niet-achtergrond belaste" locaties. Vooral in gevallen, waar een combinatie van belastingen de waterbodemkwaliteit bepaald heeft, is er een grotere kans op klasse 3 waterbodems. De kennis van de ligging van overstorten was en is nog steeds beperkt, er kon geen rekening gehouden worden met het al dan niet voorkomen van gecreosoteerde beschoeiingen of de inlaat van gebiedsvreemd water. De koppeling van de dataset van de waterbodems in het Hollands Noorderkwartier en de landelijke gegevens van het RIVM laten zien dat er veel voordelen te behalen zijn aan een wederzijds aanpassen van de geografische informatiebestanden.
    • Een analyse met GIS van de invloed van diffuse belasting met PAK op de waterbodemkwaliteit in het Hollands Noorderkwartier: WABOGIS

      Puijenbroek PJTM van; Kampf R; LWD (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 1998-12-14)
      Watercourses have to be dredged once every 5 to 20 years to ensure suffcient depths for water inflow and outflow. Most of the resulting sediment is deposited on the adjacent land where polluting substances contribute to the emissions to the underlying soils. High level of PAHs (10 from VROM) in the sediment usually exceeds the sediment quality standard, putting the level of contamination in the watercourse mostly in class 2. From the survey on sediment quality in the area of the Hoogheemraadschap U.S.H.N. in Noord-Holland, regional differences in the quality of the sediment were observed. These differences could not be explained with local emissions. The sediment quality is a result of a combination of diffuse emissions. In this study, WABOGIS, the sediment quality was analysed with a geographical information system (GIS) to explain the differences in diffuse emissions. For all the local watercourses, the diffuse emissions from traffic, storm-water overflow or urbanisation are determined using geographical maps. Watercourses not influenced by these emissions are determined as delivering background pollution due to atmospheric deposition and surface runoff from surrounding soil. For background polluted locations with a sandy or clay soil, the sediment class is mostly 0 or 2, while peat soils lead to a class 2 sediment. Where there is an additional load, the greatest effect is seen in sandy soils. Locations where the combination of additional emissions determine the sediment quality mostly have a class 2 or 3 sediment.
    • Funtioneel Ontwerp Landelijk Meetnet Drinkwaterkwaliteit

      Puijenbroek PJTM van (1992-04-30)
      Abstract niet beschikbaar
    • Oppervlaktewater als bron voor drinkwater: regionale oppervlaktewateren; achtergrondinformatie

      Puijenbroek PJTM van; Jonker N; LWD (1999-07-30)
      Dit rapport dient als achtergrondbijlage bij het hoofdrapport "Oppervlaktewater als bron voor drinkwater: regionale oppervlaktewateren", RIVM rapport 703717005.
    • Oppervlaktewater als bron voor drinkwater: regionale oppervlaktewateren

      Jonker N; Puijenbroek PJTM van; Lips F; Schijven JF; Versteegh JFM; LWD (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 1999-07-30)
      In this report results are given of the investigation of the possibilities of using regional surface waters for the production of drinking water. Present and possible future health risks related to the current use of regional surface water for the production of drinking water were also investigated. For the assessment, water from nine regional water systems was selected and tested for relevant aspects and classified into several categories: quantity, quality, risks and effects. All aspects investigated for each selected regional water system were illustrated with maps. After investigation the aspects were listed to show the possibilities of using regional waters for the production of drinking water. A modelling rather than a measuring method was chosen for a number of pesticides, heavy metals and micro-organisms to determine the present and possible future health risks employing a logical approach, i.e. proceeding from emission of these substances and micro-organisms in the environment up to and including the concentration in drinking water. Possible health risks were determined by comparing the resulting concentrations in drinking water to the maximum levels for the substances and micro-organisms concerned. This approach was applied to two current purification schemes and the hypothetical 'simple purification scheme'. The highest health risks were concluded to be caused by the micro-organisms rather than by heavy metals or pesticides. Particularly the 'simple purification scheme' will be inadequate in guaranteeing drinking water that will comply with the maximum health risk levels of the pathogenic micro-organisms. Quantity was concluded to be the most important factor and therefore only several of the selected regional waters are really suitable for the production of drinking water. For some of these water systems it will be possible to combine water collection with nature development. The use of household and industrial water may be the solution to small-scale projects on quantity.
    • Oppervlaktewater als bron voor drinkwater: regionale oppervlaktewateren; achtergrondinformatie

      Puijenbroek PJTM van; Jonker N; LWD (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 1999-07-30)
      This report contains background information for the investigation "Surface water as a source of drinking water: regional surface water" documented in the Dutch-language RIVM report 703717005.
    • PCDitch, een model voor eutrofiering en vegetatie-ontwikkeling in sloten

      Janse JH; Puijenbroek PJTM van; LWD; RIZA (Rijksinstituut voor Integraal Zoetwaterbeheer en Afvalwaterbehandeling (RIZA)Delft, 1997-09-30)
      Overmatige bemesting van landbouwpercelen belast poldersloten op een dusdanige wijze dat er een omslag kan optreden van helder water, met ondergedoken waterplanten, naar een volledige kroosbedekking, die aeroob leven verstoort en de biodiversiteit ernstig vermindert. PCDitch is een functioneel model van een sloot. Het beschrijft dynamisch de nutrientenhuishouding in water, sediment en vegetatie, en de competitie tussen verschillende vegetatiegroepen. PCDitch is gekalibreerd op de proefsloten van de Sinderhoeve, met gebruik van gegevens van de Landbouw-Universiteit Wageningen en het DLO-StaringCentrum. De waargenomen dominantie van ondergedoken planten bij lage, en kroos bij hoge belasting , werd door het model bevredigend gesimuleerd. Ook is het model toegepast op de sloten in Noord-Holland, gebruikmakend van veldgegevens van het Hoogheemraadschap van Uitwaterende Sluizen in Hollands Noorderkwartier. Tenslotte wordt een methode gepresenteerd, die een relatie legt tussen de nutrientenbelasting en de dominante vegetatiegroep. Het model voorspelt het bestaan van een 'kritische belasting' of 'kritische concentratie' in het toevoerende water, waarboven kroosdominantie te verwachten is. De kritische belasting hangt af van grondsoort, verblijftijd en waterdiepte. De afgeleide dosis-effect-curven hebben in dit stadium een voorlopig karakter.
    • PCDitch, een model voor eutrofiering en vegetatie-ontwikkeling in sloten

      Janse JH; Puijenbroek PJTM van; Rijksinstituut voor Integraal Zoetwaterbeheer en Afvalwaterbehandeling (RIZA), Delft; LWD; RIZA (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 1997-09-30)
      Overfertilization by agriculture loads polder ditches in such a manner as to allow transition from submerged macrophyte-dominated clear water to water completely covered with duckweed, the latter disturbing aerobic life and diminishing biodiversity. PCDitch, representing a functional model of a ditch, describes the nutrient fluxes in the water, the sediments and the vegetation, as well as the competition between different groups of vegetation. PCDitch was calibrated using data from the experimental ditch system at Sinderhoeve, in cooperation with the Wageningen Agricultural University and the Winand Staring Centre. The observed dominance of submerged macrophytes at a low nutrient loading, in contrast to duckweed dominance at a high one, was simulated reasonably by the model. This was followed by a model application on the ditches in the province of Noord-Holland, using field data from the Water Authority in Hollands Noorderkwartier. The final result was a method to relate nutrient load to dominant vegetation. The model predicts the existence of a 'critical load' or 'critical concentration' in the water above which one may expect duckweed coverage. These 'critical' parameters depend on type of soil, concentration of inlet waters, hydraulic residence time and nutrient-uptake by vegetation. The dose-effect responses calculated in this stage are preliminary.
    • Plausibiliteitsdocument STONE 2.0.Globale verkenning van de plausibiliteit van het model STONE versie 2.0 voor de modellering van uit -en afspoeling van N en P

      Overbeek GBJ; Beusen AHW; Boers PCM; Born GJ van den; Groenendijk P; Grinsven JJM; Kroon T; Meer HG van der; Oosterom HP; Puijenbroek PJTM van; et al. (RIZAAlterraPRI, 2002-03-23)
      STONE is ontwikkeld om landsdekkend voor Nederland de effecten van bemesting en mestbeleid op de emissies van stikstof en fosfaat uit de landbouw naar grond- en oppervlaktewater te verkennen. De nadruk in de hier gerapporteerde plausibiliteitsstudie ligt op vaststelling van de geloofwaardigheid, het realiteitsgehalte, van getalswaarden en ruimtelijke verdeling van data in STONE versie 2.0. Hiervoor zijn resultaten van STONE 2.0 globaal vergeleken met meetgegevens en met eerdere modelresultaten. Conclusie is dat STONE 2.0 meer plausibel is dan STONE 1.3, de versie gebruikt voor Milieuverkenning 5. De resultaten van deze studie vormen een belangrijk input voor het rapport "De status van het rekeninstrumentarium STONE versie 2.0". In het rapport wordt het toepassingsbereik van STONE 2.0 beschreven voor potentiele gebruikers en afnemers.
    • Plausibiliteitsdocument STONE 2.0.Globale verkenning van de plausibiliteit van het model STONE versie 2.0 voor de modellering van uit -en afspoeling van N en P

      Overbeek GBJ; Beusen AHW; Boers PCM; Born GJ van den; Groenendijk P; Grinsven JJM; Kroon T; Meer HG van der; Oosterom HP; Puijenbroek PJTM van; et al. (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2002-03-23)
      The STONE model for N and P emission to groundwater and surface waters has been developed to evaluate the environmental benefits of eutrophication abatement plans. Due to possible severe socio-economic consequences of these abatement plans, it is of importance that the model is well documented, calibrated and tested. This report describes the first phase of the STONE test. STONE results were compared with previously published results and with monitoring data. About 13,000 recent point source observations of nitrate in the upper groundwater were available, along with several hundred of observations showing N and P in local surface water systems. During this phase of the STONE test, the observations were lumped to statistical summaries, such as frequency distributions, means, etc. It was concluded that the STONE results compared quite well with these observed values. These results, however, present only limited information about underlying processes, spatial patterns and temporal dynamics. These issues will be addressed during the second phase of the STONE test. Results from the second phase of the STONE test will be reported in 2002.