• Definitierapport Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2014

      Hoeymans N; van Loon AJM; Schoemaker CG; VTV; vz (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2011-10-10)
      Elke vier jaar verschijnt de Volksgezondheid Toekomst Verkenning (VTV) waarin het RIVM rapporteert over de huidige toestand en toekomstige ontwikkeling van de volksgezondheid. De VTV draagt hiermee bij aan het volksgezondheidsbeleid van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS). Dit zogeheten definitierapport bevat de hoofdlijnen van de zesde editie, die in 2014 verschijnt. Elke VTV beschrijft de laatste ontwikkelingen op het gebied van gezondheid, ziekte, determinanten, preventie, zorg, gezondheidsverschillen en regionale en internationale vergelijkingen. Recente ontwikkelingen in beleid, wetenschap en praktijk van de volksgezondheid zijn van invloed op de manier waarop deze vervolgens worden uitgewerkt. Zo zal de komende editie aandacht besteden aan gevolgen van ziekten in termen van zelfredzaamheid, functioneren en maatschappelijke participatie. Ook krijgt de veranderende rol van burgers en patiënten een plaats in de VTV-2014. Andere belangrijke ontwikkelingen zijn de invloed van de omgeving op gezond gedrag en gezondheid, preventie in de zorg, technologische innovaties en de verschuiving van taken, voornamelijk van de nationale naar de regionale overheid. Uitgaande van recente ontwikkelingen in de uitvoering van toekomstverkenningen, zal de VTV in dit proces diverse stakeholders betrekken. Begin 2012 verschijnt het ontwerp van de VTV, waarin de definitieve onderwerpen worden bepaald en uitgewerkt. Drie commissies adviseren het VTV-team over de aansluiting bij het beleid, de wetenschappelijke kwaliteit en de afstemming binnen het RIVM. Behalve het samenvattend rapport en de websites zullen de komende jaren artikelen en rapporten verschijnen die deel uitmaken van de VTV-2014.
    • Diabetes tot 2025. Preventie en zorg in samenhang

      Baan CA; Schoemaker CG; Jacobs-van der Bruggen MAM; Hamberg-van Reenen HH; Verkleij H; Heus S; Melse JM; PZO (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2009-05-12)
      Diabetes vormt een belangrijk maatschappelijk probleem, dat steeds groter wordt. Vooral het aantal mensen met diabetes type 2 neemt sterk toe, en niet alleen in Nederland. Deze toename is zorgelijk en reden voor aandacht vanuit het beleid. In de preventienota 'Kiezen voor gezond leven' uit 2006 formuleerde het ministerie van VWS een langetermijnvisie op de preventie van diabetes, voor de periode 2005 tot 2025. Daarbij werden forse ambities geformuleerd ten aanzien van de beperking van de groei van het aantal mensen met diabetes tussen 2005 en 2025, en het percentage diabetespatienten zonder complicaties in 2025. Om de omstandigheden en randvoorwaarden te creeren die vereist zijn voor het realiseren van de ambities en het vormgeven van de programmatische aanpak van diabetes is begin 2007 in het kabinet besloten om een Actieprogramma Diabetes te laten ontwikkelen. De Nederlandse Diabetes Federatie is gevraagd om dit Nationaal Actieprogramma Diabetes (NAD) vorm te geven en te coordineren. Het ontwerp van dit programma is in februari 2009 aan de minister aangeboden. Aan het RIVM is gevraagd om een rol te spelen in de voorbereiding, voortgang en toetsing van het NAD. Daartoe heeft het RIVM de bestaande kennis op het terrein van preventie en zorg in brede zin geanalyseerd en geintegreerd, en werden toekomstige ontwikkelingen verkend. Een deel van de resultaten zijn eerder in enkele deelrapporten van het RIVM gepubliceerd. In dit rapport is de informatie uit deze eerdere deelrapporten geactualiseerd, geintegreerd en voorzien van (beleids)aanbevelingen. Daarnaast biedt het rapport ook aanknopingspunten voor de programmatische aanpak van andere chronische ziekten.
    • Economic evaluation of prevention. Modelling the cost-effectiveness of increasing alcohol taxes and of prevention of major depression

      van Baal PHM; van den Berg M; Tariq L; Hoogenveen RT; Schoemaker CG; Schuit AJ; de Wit GA; VTV; PZO (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2008-07-10)
      Accijnsverhogingen op alcohol en een vroegtijdige opsporing van depressies leveren veel gezondheidswinst op tegen relatief lage kosten. De opsporing van dit stadium van een depressie door de huisarts, gevolgd door minimale contact psychotherapie (MCP) levert naar verwachting 13.000 gezonde levensjaren op en kost op termijn gemiddeld euro 6.800,- per gewonnen gezond levensjaar. De geplande accijnsverhoging voor 2009 levert naar verwachting 13.000 gezonde levensjaren op en kost op termijn gemiddeld euro 5.100,- per gewonnen gezond levensjaar. Beide maatregelen zijn daarmee kosteneffectieve interventies. Uit eerder onderzoek bleek dat beide interventies effectief zijn in het voorkomen van ziekte, alleen was nog weinig bekend over de kosteneffectiviteit. Daarom is in dit rapport met behulp van modelberekeningen de mogelijke kosteneffectiviteit in de Nederlandse context onderzocht. Hierbij is uitgegaan van grootschalige implementatie van de maatregelen. De gezondheidseffecten zijn uitgedrukt in voor kwaliteit gecorrigeerde gewonnen levensjaren (QALYs, oftewel gewonnen gezonde levensjaren) en alleen kosten binnen het gezondheidszorgperspectief zijn meegenomen. Andere kosten- en effectencategorieen zoals ziekteverzuim hebben ook een grote invloed op de kosteneffectiviteit van de interventies. Onderzoek naar de bredere kosten en effecten van preventieve interventies is daarom gewenst.
    • Effecten van preventie. Deelrapport van de VTV 2010 Van gezond naar beter

      van den Berg M; Schoemaker CG; VTV ; PZO; vz (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2010-03-25)
      'Effecten van preventie' is het deelrapport van de Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2010 over de effectiviteit van preventieve maatregelen en interventies. Sinds de Preventienota 'Kiezen voor gezond leven' uit 2006 hanteert de overheid in het preventiebeleid een vijftal speerpunten. Het gaat om het terugdringen van roken, overgewicht en overmatig alcoholgebruik en de preventie van diabetes en depressie. Ook wordt de laatste jaren meer aandacht besteed aan het verminderen van gezondheidsachterstanden. Voor al deze onderwerpen worden in dit rapport de preventiemogelijkheden beschreven en kritisch tegen het licht gehouden. Zo wordt een systematisch en zorgvuldig overzicht gegeven van de effecten van preventie.
    • Gezond ouder worden in Nederland

      Zantinge EM; van der Wilk EA; van Wieren S; Schoemaker CG; VTV; vz (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2011-04-06)
      Ouderen die ziek zijn, hoeven niet per se beperkt te zijn in hun functioneren. De helft van de zelfstandig wonende Nederlandse ouderen leeft met één of meer chronische ziekten. Ondanks dat gegeven ervaart twee derde van de zelfstandig wonende ouderen geen lichamelijke beperkingen, en voelt meer dan de helft zich gezond. Dit blijkt uit 'Gezond ouder worden in Nederland', een overzicht van het RIVM van de gezondheid en preventie bij zelfstandig wonende ouderen. Vanaf 75 jaar neemt de kans op ziekten en beperkingen duidelijk toe en neemt de ervaren gezondheid en de lichamelijke kwaliteit van leven af. De ziekten die op oudere leeftijd het meest voorkomen en het grootste verlies aan gezonde levensjaren met zich meebrengen zijn coronaire hartziekten, beroerte, artrose en diabetes. Het rapport 'Gezond ouder worden in Nederland' is geschreven in opdracht van het ministerie van VWS. De landelijke gegevens kunnen gemeenten ondersteunen bij de uitvoering van de preventieve gezondheidszorg voor ouderen. In 2010 heeft het ministerie van VWS deze taak van gemeenten nader uitgewerkt. Tussen 2010 en 2050 zal het aantal 65-plussers in Nederland oplopen van 2,6 miljoen naar 4,5 miljoen. Een kwart van de Nederlandse bevolking is dan 65 jaar of ouder; van de ouderen is 40 procent dan 80 jaar of ouder. De vergrijzing brengt zowel kansen als problemen met zich mee. De nadruk ligt vaak op de problemen, bijvoorbeeld door de hoge kosten voor de gezondheidszorg. Daartegenover staat 'verzilvering': ouderen brengen vaak waardevolle kennis en ervaring in en zetten zich vrijwillig in voor maatschappelijke doelen. Zo verleent bijvoorbeeld ruim een kwart van de ouderen informele hulp aan bekenden en een derde is actief in georganiseerd vrijwilligerswerk. Een andere bevinding uit het rapport is dat het aandeel ouderen dat zich matig tot sterk eenzaam voelt (bijna een derde) nauwelijks verschilt van dat van jongere mensen. Dat komt waarschijnlijk doordat wensen en verwachtingen over sociale contacten met de leeftijd veranderen. Binnen de groep ouderen neemt eenzaamheid wel toe met de leeftijd: ongeveer de helft van de 85-plussers, vooral de vrouwen, voelt zich eenzaam.In het rapport wordt benadrukt dat de preventieve maatregelen voor ouderen meerdere doelen hebben. Enerzijds is de insteek ziekten en aandoeningen te voorkomen en sterfte uit te stellen. Daarnaast is het bij het ouder worden steeds meer van belang het functioneren te optimaliseren, bijvoorbeeld door ouderen daarin te begeleiden of door aanpassingen van de leefomgeving. Belangrijke doelgroepen voor preventieve interventies zijn ouderen vanaf 75 jaar, (alleenstaande) oudere vrouwen, ouderen met een laag opleidingsniveau, allochtone ouderen en oudere mantelzorgers.
    • Gezond verstand. Evidence-based preventie van psychische stoornissen

      Meijer SA; Smit F; Schoemaker CG; Cuijpers P; Trimbos Instituut; VTV (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2006-12-07)
      Depressie, angststoornissen en alcoholmisbruik en -afhankelijkheid komen veel voor: een op de vijf mensen in Nederland lijdt aan een van deze stoornissen. Daarmee staan deze psychische stoornissen in de top 10 van ziekten met de grootste ziektelast. De geestelijke gezondheidszorg beschikt over effectieve behandelingen, en toch lukt het maar gedeeltelijk om deze enorme ziektelast te verminderen. Naast behandeling zou daarom ook preventie aangeboden moeten worden, om zo de ziektelast nog verder terug te dringen. Bij de preventie van psychische stoornissen hebben goede bedoelingen lang de boventoon gevoerd. Dit terrein is de laatste jaren echter sterk aan het professionaliseren en verwetenschappelijken. In dit rapport wordt een groot aantal onderzoeken naar het effect van de preventie van depressie, schadelijk alcoholgebruik en angststoornissen op een rij gezet. Daaruit komt naar voren dat er inmiddels voldoende bewijs is om bepaalde preventieve interventies op grotere schaal toe te passen. Verhoging van het bereik van effectief gebleken preventieve interventies voor depressie is noodzakelijk. Dit vraagt om beleid op drie fronten: versterking van het landelijke beleid, ondersteuning van gemeentelijke beleid, en opname van preventie van psychische stoornissen als vast onderdeel in de gezondheidszorg. Het rapport biedt daarvoor concrete aanbevelingen.
    • Gezond verstand. Evidence-based preventie van psychische stoornissen

      Meijer SA; Smit F; Schoemaker CG; Cuijpers P; VTV (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVMTrimbos Instituut, 2006-12-07)
      Depressie, angststoornissen en alcoholmisbruik en -afhankelijkheid komen veel voor: een op de vijf mensen in Nederland lijdt aan een van deze stoornissen. Daarmee staan deze psychische stoornissen in de top 10 van ziekten met de grootste ziektelast. De geestelijke gezondheidszorg beschikt over effectieve behandelingen, en toch lukt het maar gedeeltelijk om deze enorme ziektelast te verminderen. Naast behandeling zou daarom ook preventie aangeboden moeten worden, om zo de ziektelast nog verder terug te dringen. Bij de preventie van psychische stoornissen hebben goede bedoelingen lang de boventoon gevoerd. Dit terrein is de laatste jaren echter sterk aan het professionaliseren en verwetenschappelijken. In dit rapport wordt een groot aantal onderzoeken naar het effect van de preventie van depressie, schadelijk alcoholgebruik en angststoornissen op een rij gezet. Daaruit komt naar voren dat er inmiddels voldoende bewijs is om bepaalde preventieve interventies op grotere schaal toe te passen. Verhoging van het bereik van effectief gebleken preventieve interventies voor depressie is noodzakelijk. Dit vraagt om beleid op drie fronten: versterking van het landelijke beleid, ondersteuning van gemeentelijke beleid, en opname van preventie van psychische stoornissen als vast onderdeel in de gezondheidszorg. Het rapport biedt daarvoor concrete aanbevelingen.
    • Gezondheid en determinanten. Deelrapport van de VTV 210 Van gezond naar beter

      Hoeymans N; Melse JM; Schoemaker CG; VTV ; PZO ; EMI ; MGO ; CVG ; BMT; vz (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVMPBOIVOSCPPharos, 2010-03-25)
      'Gezondheid en determinanten' is het deelrapport van de Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2010 over de ontwikkelingen in de gezondheidstoestand van de Nederlanders en de determinanten daarvan. Sinds 2003 is de levensverwachting van de Nederlanders sterk toegenomen, maar niet genoeg om Nederland terug te brengen in de top van Europa. Steeds meer mensen hebben een ziekte, inmiddels een kwart van alle Nederlanders. Desondanks nemen de ervaren ongezondheid en de lichamelijke beperkingen niet toe. Roken is nog steeds verantwoordelijk voor het meeste gezondheidsverlies, gevolgd door overgewicht. Voor veel determinanten zijn de trends niet ongunstig. De lagere sociaaleconomische groepen komen er op alle fronten ongunstiger van af. Fysieke en sociale omstandigheden spelen daarbij een grote rol.
    • Ontwerprapport Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2014

      Hoeymans N; van Loon AJM; Schoemaker CG; VTV; vz (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2012-08-01)
      Elke vier jaar rapporteert het RIVM in de Volksgezondheid Toekomst Verkenning (VTV) over de huidige toestand en de toekomstige ontwikkeling van de volksgezondheid in Nederland. De VTV draagt hiermee bij aan het volksgezondheidsbeleid van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS). Aan de VTV gaat een ontwerprapport vooraf, waarin staat beschreven welke onderwerpen in de nieuwe editie aan bod komen en hoe ze worden uitgevoerd. Het is een nadere concretisering van het zogeheten definitierapport, dat in 2011 verscheen. De zesde editie van de VTV verschijnt in 2014. Maatschappelijke participatie In de VTV komen standaard de volgende onderdelen aan bod: gezondheid, ziekte, determinanten, preventie, zorg, gezondheidsverschillen en regionale en internationale vergelijkingen. In de VTV-2014 wordt bovendien extra aandacht besteed aan 'maatschappelijke participatie'. Het gaat daarbij om deelname aan de arbeidsmarkt en vrijwilligerswerk, aan scholing en aan informele zorg. Maatschappelijke participatie is niet alleen van belang voor het welbevinden en de zelfredzaamheid van gezonde mensen, maar ook voor mensen met een ziekte. Als zij langer kunnen blijven werken, is dat ook in economische zin van belang. Al deze gegevens worden vervolgens benut voor de toekomstverkenningen. Hierin wordt de toekomst verkend door cijfermatige trends en verhalende scenario's te combineren. Communicatie Behalve in de vorm van boeken zullen de resultaten van de VTV-2014 via uiteenlopende middelen worden verspreid, zoals artikelen en websites. Vooruitlopend op het samenvattend rapport verschijnen in 2013 vier verdiepende themarapporten. De thema's daarvan zijn: gezondheid en maatschappelijke participatie, preventie in de zorg, maatschappelijke kosten en baten van gezondheid, en de rol van de burger. Dat laatste thema betreft de verantwoordelijkheid van de burger voor de eigen gezondheid, de participatie bij lokaal beleid en de positie van de patiënt in de zorg.
    • Op weg naar maatschappelijke kosten-batenanalyses voor preventie en zorg : Themarapport Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2014

      Pomp M; Schoemaker CG; Polder JJ; VZP; V&Z ; BDV (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2014-04-16)
      Een maatschappelijke kosten-batenanalyse (MKBA) biedt een overzicht van de voor- en nadelen van een maatregel, zoals de aanleg van een weg of woonwijk. Door deze voor- en nadelen zoveel mogelijk te kwantificeren en in euro's uit te drukken, geeft een MKBA inzicht in het effect van de maatregel op de welvaart in Nederland. Met die informatie kan een MKBA de politieke besluitvorming ondersteunen en verhelderen. Om de kwaliteit en de vergelijkbaarheid van MKBA's te waarborgen hebben het Centraal Planbureau (CPB) en het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) in 2013 een algemene MKBA-leidraad opgesteld. De ministeries zullen de komende jaren werkwijzers maken, waarin de principes van de algemene leidraad worden geconcretiseerd voor het eigen beleidsterrein. Dit rapport van het RIVM is bedoeld als een eerste stap om te komen tot zo'n werkwijzer voor volksgezondheid en zorg. In het rapport laten we zien wat de consequenties zijn als vanuit de MKBA-methode naar dit terrein wordt gekeken. Een goede MKBA kan ook op het terrein van volksgezondheid en zorg een bijdrage leveren aan de beleidsvoorbereiding en de besluitvorming. Daarvoor moeten nog wel enkele methodologische aspecten nader uitgewerkt en bediscussieerd worden. Belangrijke thema's daarbij zijn: effecten op de verdeling van welvaart tussen groepen mensen, de waarde van gezondheid in euro's, het kwantificeren van arbeidsbaten en het waarderen van toekomstige baten (de 'discontovoet'). In dit rapport signaleert en expliciteert het RIVM de belangrijkste vragen en dilemma's waarop de werkwijzer een antwoord moet geven.
    • Preventie in de zorg : Themarapport Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2014

      van den Berg M; Post NAM; Hamberg-van Reenen HH; Baan CA; Schoemaker CG; VVG; V&Z (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2013-10-26)
      Preventie is vooral succesvol als de maatregel gestructureerd wordt aangeboden, zoals dat nu gebeurt bij de bevolkingsonderzoeken (naar borstkanker bijvoorbeeld) en het Rijksvaccinatieprogramma. Bij een dergelijk programmatisch aanbod zijn de behandelingen voor zover bekend effectief, de kosten en baten in balans, en wordt een groot deel van de doelgroep bereikt. Een groot deel van preventie in de zorg wordt echter niet programmatisch aangeboden. Dat aanbod is sterk versnipperd: een klein en selectief deel van de doelgroep wordt bereikt en de effectiviteit is vaak nog niet aangetoond. Aangenomen wordt dat de effecten van preventie in de zorg sterk verbeteren bij een programmatisch aanbod. Wel moet dan eerst goed worden onderzocht of de interventie op deze manier echt werkt. Het is daarbij raadzaam om niet alleen het gezondheidseffect van de maatregel te onderzoeken, maar ook de maatschappelijke effecten zoals vermindering van school- of werkverzuim. Dit blijkt uit onderzoek van het RIVM naar preventie in de zorg. Dit themarapport is een onderdeel van de Volksgezondheid Toekomst Verkenning (VTV), waarin het RIVM elke vier jaar over ontwikkelingen van de volksgezondheid rapporteert. Het rapport bestaat uit zes verdiepende studies, waaronder rookpreventie in de zorg rond de zwangerschap, vroege opsporing van psychosociale problematiek in de jeugdgezondheidszorg, en het bevolkingsonderzoek naar baarmoederhalskanker. Op basis hiervan is een integrale analyse uitgevoerd naar effecten, kosten en succesfactoren van preventie in de zorg. Factoren die een programmatische uitvoering van preventie in de zorg succesvol maken zijn onder andere: een structurele vergoeding voor degene die de maatregel aanbiedt (bijvoorbeeld de huisarts) en een kosteloze deelname, zoals bij de griepprik. Ook is een goede infrastructuur van belang, die aansluit bij de dagelijkse routine in de praktijk. Verder is het raadzaam de maatregel vanuit de eerste lijn aan te bieden, met de huisarts als spil. Daarnaast is specifieke aandacht nodig voor moeilijk bereikbare risicogroepen. Deze factoren bevorderen dat meer mensen uit de doelgroep aan de maatregel deelnemen.
    • Preventie van chronische ziekten in risicogroepen

      Gast GCM; Spijkerman AMW; Schoemaker CG; PZO; vz (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2011-08-15)
      Selectieve preventie houdt in dat groepen mensen met een verhoogd risico op een chronische ziekte, zoals hart- en vaatziekten, diabetes, kanker, luchtwegaandoeningen, depressie en aandoeningen van het bewegingsapparaat, preventieve interventies krijgen aangeboden. Risicogroepen zijn te definiëren op basis van factoren die het risico op meerdere van deze ziektes verhogen. Deze gemeenschappelijke factoren zijn: hoge leeftijd, vrouw-zijn, niet-westerse afkomst, laagopgeleid, aanwezige familiegeschiedenis, overgewicht, roken, ongezond voedingspatroon (inclusief alcoholgebruik), lichamelijke inactiviteit, eenzaamheid, slechte fysieke inrichting van buurt/wijk, lage sociale cohesie, alleen gaan wonen en verlies/overlijden van partner. Het lijkt veelbelovend om groepen mensen die meer dan een van deze risicofactoren hebben selectieve preventieve interventies aan te bieden. Dergelijke maatregelen, gericht op het individu en de omgeving, verbeteren de gezondheid van een specifieke risicogroep en verminderen de kans op diverse chronische ziekten. Veel van deze chronische ziekten ontstaan pas op oudere leeftijd. Om ze te voorkomen, is het verstandig vroeger in de levensloop in te grijpen. De meest geschikte levensfase verschilt echter per risicofactor. Dit blijkt uit een onderzoek van het RIVM naar selectieve preventie dat in opdracht van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) is uitgevoerd. Uit het onderzoek blijkt ook dat van dit type maatregelen tot nu toe in beperkte mate is onderzocht of ze effectief zijn. Elf interventies bleken (kosten-)effectief op de korte termijn. Onderzoek naar het aantal mensen dat aan deze maatregelen meedoet en naar langetermijneffecten, zou meer kunnen zeggen over de effecten op de volksgezondheid.
    • Spelen met gezondheid. Leefstijl en psychische gezondheid van de Nederlandse jeugd

      Schrijvers CTM; Schoemaker CG; VTV (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2008-07-01)
      Vergeleken met circa tien jaar geleden is het aantal rokers en cannabisgebruikers onder jongeren licht gedaald en is het condoomgebruik toegenomen. Negatieve trends zijn de toename van overgewicht en alcoholgebruik. Psychische problemen komen relatief veel bij jongeren voor, maar zijn in de afgelopen twintig jaar nauwelijks toegenomen. Dit blijkt uit een RIVM-rapport over leefstijl (roken, alcoholgebruik, overgewicht, cannabisgebruik en riskant seksueel gedrag) en psychische problemen (emotionele problemen en gedragsproblemen) onder de Nederlandse jeugd. De gezondheid van de jeugd van 0 tot en met 18 jaar is over het algemeen goed. De ongezonde leefstijl van jongeren kan echter leiden tot ongezondheid; op de korte termijn, maar vooral op latere leeftijd. Daarom is preventie belangrijk. Preventieve interventies moeten een combinatie zijn van gedragsbeinvloeding van de jongere zelf en maatregelen gericht op een gezonde leefomgeving. Bovendien moet de aanpak meerdere ongezonde leefstijlfactoren omvatten, zoals roken, drinken en riskant seksueel gedrag, omdat deze vaak bij dezelfde jongeren voorkomen. Ongezonde leefstijlfactoren en psychische problemen komen vaker voor onder laagopgeleide jongeren. Jongeren op het VMBO vormen een omvangrijke en belangrijke doelgroep om de geschetste problemen te voorkomen. De relatie tussen etniciteit enerzijds en een ongezonde leefstijl en psychische problemen anderzijds is niet eenduidig.
    • De ziektelast van suïcide en suïcidepogingen

      Hoeymans N; Schoemaker CG; VTV; vz (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVMTrimbos InstituutStichting Consument en VeiligheidVrije Universiteit Amsterdam, 2010-08-06)
      In Nederland sterven jaarlijks bijna 1500 mensen door zelfdoding. Daarmee stond suïcide op de 21ste plaats in de rangordelijst van de belangrijkste aandoeningen in Nederland. Ook niet-dodelijke pogingen veroorzaken echter veel leed, zowel lichamelijk als psychisch. Als de ziektelast van suïcidepogingen ook wordt meegerekend, stijgt 'suïcide en suïcidepoging' naar de 11de plaats in deze rangordelijst. Dit blijkt uit onderzoek dat het RIVM in opdracht van het ministerie van VWS uitvoerde, in samenwerking met het Trimbos-instituut, het VU medisch centrum en Consument & Veiligheid. Het RIVM publiceerde in de Volksgezondheid Toekomst Verkenningen (VTV) 2010 een rangordelijst met ziekten die de meeste ziektelast in Nederland veroorzaken. Coronaire hartziekten, beroerte en angststoornissen vormen respectievelijk de eerste drie aandoeningen op deze lijst. Ziekten veroorzaken veel ziektelast als de sterfte aan deze ziekte hoog is, als er veel mensen aan de ziekte lijden en/of als de ziekte een grote impact heeft op de kwaliteit van leven. Letsels door suïcidepogingen leiden jaarlijks tot 1500 doden, 15.000 behandelingen op de spoedeisende hulp en 9000 ziekenhuisopnamen. Omdat niet alle suïcidepogingen resulteren in een behandeling in het ziekenhuis of op de spoedeisende hulp, komen niet alle pogingen in deze statistieken terecht. Uitgaande van bevolkingsonderzoek, zijn er in totaal elk jaar bijna 100.000 mensen die een suïcidepoging doen. Op basis van deze cijfers en van informatie over de ernst van de lichamelijke letsels en psychisch leed is de ziektelast van suïcide en suïcidepogingen naar schatting twee keer zo hoog als eerder werd berekend.