• The disease impact, health care management and cost of stroke in the Netherlands

      Evers SMAA; Struijs JN; Ament AJHA; Genugten MML van; Jager JC; Bos GAM van den; CZO (Universiteit Maastricht, 2002-08-23)
      Beroerte is een belangrijke ziekte zowel qua morbiditeit als mortaliteit. In Nederland ondergaan ongeveer 30.000 mensen per jaar een beroerte. Drieendertig procent van deze patienten overlijdt in het eerste jaar na het ontstaan van de beroerte en 41% van de overlevenden ondervindt beperkingen in zijn dagelijks leven als gevolg van de beroerte. Het doel van het rapport is een overzicht te geven van de huidige ziektelast, de organisatie van de zorg en de kosten van de zorg van patienten met een beroerte in Nederland. In het rapport wordt allereerst de epidemiologie en de risicofactoren voor het krijgen van een beroerte beschreven. Vervolgens wordt de Nederlandse gezondheidszorg, in relatie tot de zorg voor patienten met een beroerte besproken. Nieuwe ontwikkelingen in de zorg van patienten met een beroerte, zoals 'stroke units', 'stroke services' en TIA-poli's, komen aan de orde. Daarnaast wordt in dit rapport informatie over het gebruik van voorzieningen ten gevolge van beroerte in Nederland gepresenteerd. Tot slot wordt ingegaan op de kosten van de zorg van patienten met een beroerte. Het rapport is een bijdrage aan het Ageing-Related Disease project van de Organisation for Economic Co-operation and Development (OECD) getiteld "Cross-national difference in the treatment, costs and outcomes of stroke".
    • The disease impact, health care management and cost of stroke in the Netherlands

      Evers SMAA; Struijs JN; Ament AJHA; Genugten MML van; Jager JC; Bos GAM van den; Universiteit Maastricht; CZO (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2002-08-23)
      Stroke is a major chronic disease with a high morbidity and mortality. In the Netherlands about 30,000 people a year suffer a stroke for the first time. One third of these stroke patients dies within the first year after stroke, and 41% of the survivors experience limitations in their daily activities. The aim of this report is to give an overview of the disease impact, health care management, and costs of stroke in the Netherlands. First, we present the epidemiological trends of stroke in recent years, by describing the incidence, prevalence and mortality of stroke, and the relationship with its major risk factors. Then, we describe the Dutch health care system, its recent developments, and its bottlenecks and limitations of the Dutch health care system. Finally, an overview is presented of the use of health care resources due to stroke in the Netherlands, the supply of physicians, stroke units, and the total drug expenditure and consumption by defined daily dosage. Special attention is given to the costs of stroke in 1993, the lifetime costs, and the future costs of stroke.
    • Drie jaar integrale bekostiging van diabeteszorg : Effecten op zorgproces en kwaliteit van zorg

      Struijs JN; de Jong-van Til JT; Lemmens LC; Drewes HW; de Bruin SR; Baan CA; PZO; vz (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2012-04-24)
      Sinds 2007 is het mogelijk om standaard diabeteszorg door middel van een keten-dbc diabetes via zorggroepen te bekostigen. In dit rapport worden de effecten van dit nieuwe bekostigingsmodel (integrale bekostiging (IB)) op het zorgproces en de kwaliteit van de diabeteszorg beschreven. Er zijn diverse veranderingen in het zorgproces zichtbaar. Zo zijn veel taken van de huisarts gedelegeerd naar de praktijkondersteuner en worden oogcontroles vaker uitgevoerd door een optometrist in plaats van de oogarts. De patiënt wordt nog te weinig betrokken bij het zorgproces. Zelfmanagementondersteuning is nog niet goed ontwikkeld. Ook wordt de patiënt niet altijd geïnformeerd over het feit dat hij voor de diabeteszorg is aangesloten bij een zorggroep. Het effect van IB op de kwaliteit van zorg is niet eenduidig te interpreteren. Er zijn (kleine) verbeteringen in procesen uitkomstindicatoren te zien. Deels door kwaliteitsverbetering en deels door verbetering in het registratieproces. Zo is het percentage patiënten met een systolische bloeddruk of cholesterolgehalte onder de streefwaarde toegenomen met respectievelijk 6 en 10 procentpunten. De klinische relevantie van de verbeteringen zijn onduidelijk. Langetermijneffecten, zoals het voorkomen of uitstellen van complicaties, zijn nog niet aan te tonen. De transparantie van de kwaliteit van de zorg is toegenomen maar nog steeds onvoldoende. ICT-systemen voldoen nog niet aan de toenemende informatiebehoefte van alle betrokkenen en er is ook te weinig eenheid in het registeren van zorggegevens. Inzicht in effecten van IB op de lange termijn is belangrijk om IB op zijn waarde te kunnen schatten.
    • Effectevaluatie van transmurale diabeteszorg in Nederland

      Struijs JN; Westert GP; Baan CA; PZO (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2005-05-12)
      The Ministry of Health wants to improve the quality of diabetes care in the Netherlands by improving the coordination between health care providers. This coordination between health care providers (like general practitioners, specialised diabetes nurses, specialist and dieticians, etc.) takes place in transmural diabetes care projects. During the last years, many transmural diabetes care projects were already set up by the health care providers themselves. The Ministry of Health has asked the RIVM to investigate to what extent the diabetes transmural care projects have improved the care of patients with diabetes mellitus. Transmural diabetes care result in a better control of patients with diabetes mellitus. In addition, we investigate what the effects of transmural care were on patient outcomes like blood glucose level (Hba1c), blood pressure, cholesterol and bodyweight (BMI). Transmural care lowers the Hba1c levels and probably also have positive effects on the cholesterol level of patients with diabetes mellitus. We could be, however, less conclusive about on cardiovascular risk factors and diabetes related complications like a diabetic foot, eye complications or cardiovascular diseases. It is likely that good Hba1c levels and cholesterol levels will lower the number of diabetes related complications, since high Hba1c and cholesterol levels are risk factors for diabetes related complications. Although transmural care project has resulted in improvements in Hba1c and cholesterol levels, still improvements can be made, mainly on the prevention of cardiovascular risk factors (blood pressure and body weight).
    • Effectevaluatie van transmurale diabeteszorg in Nederland

      Struijs JN; Westert GP; Baan CA; PZO (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2005-05-12)
      Het Ministerie van VWS wil de kwaliteit van de diabeteszorg verhogen door middel van het verbeteren van de samenwerking tussen zorgverleners. Deze samenwerking tussen zorgverleners (zoals huisartsen, diabetesverpleegkundigen, internisten, dietisten, etc.) vindt plaats in transmurale diabeteszorgprojecten. In de afgelopen jaren is er al een aantal van zulke initiatieven op dit gebied ondernomen door zorgverleners zelf. Het Ministerie heeft het RIVM gevraagd om te onderzoeken in hoeverre de reeds bestaande samenwerkingsverbanden leiden tot een betere zorg voor mensen met diabetes. Transmurale diabeteszorg leidt er toe dat mensen met diabetes vaker worden gecontroleerd. Daarnaast is onderzocht wat het effect is van transmurale diabeteszorg voor de patienten . Er wordt daarbij gekeken naar de hoogte van de bloedsuikerspiegel (HBA1c), bloeddruk, cholesterol en lichaamsgewicht. Door de transmurale zorg is de bloedsuikerspiegel verlaagd en lijkt ook het cholesterol gehalte te dalen. Het effect van transmurale zorg op het ontwikkelen van complicaties van diabetes mellitus zoals diabetische voet, oogaandoeningen of hart- en vaatziekten is nog onduidelijk vanwege de korte follow-up duur in de beschikbare gegevens. Het is aannemelijk dat de verlaagde bloedsuikerspiegel en cholesterol op termijn leiden tot een afname in diabetescomplicaties. De onderzochte factoren zijn immers risicofactoren voor complicaties van diabetes. Ondanks de al gevonden verbeteringen in de onderzochte transmurale diabeteszorgprojecten is er nog ruimte voor verdere verbetering, met name op het gebied van de preventie van risicofactoren voor hart- en vaatziekten (bloeddruk en lichaamsgewicht).
    • Effectiviteit van disease management. Een overzicht van de (internationale) literatuur

      Drewes HW; Boom JHC; Graafmans WC; Struijs JN; Baan CA; PZO (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2008-07-24)
      Onderzoek toont aan dat disease-managementprogramma's een positief effect hebben op de behandeling van chronisch zieken. In deze programma's wordt de zorg door verschillende behandelaars en instellingen beter op elkaar afgestemd. De zorg rond chronisch zieken is gefragmenteerd waardoor het risico bestaat dat chronisch zieken geen optimale zorg krijgen. Om de zorg voor chronisch zieken te optimaliseren en de groeiende zorglast door de vergrijzing het hoofd te kunnen bieden, zijn maatregelen nodig om de kwaliteit van de zorg voor chronisch zieken te verbeteren. Disease-managementprogramma's kunnen hieraan bijdragen. Op basis van een inventarisatie van de internationale literatuur is onderzocht wat het effect is van disease-managementinitiatieven voor chronisch zieken in het algemeen en voor de specifieke ziekten COPD (Chronic Obstructive Pulmonary Disease), chronisch hartfalen, depressie en diabetes. Hierbij is onderzocht wat het effect is van deze programma's op de ernst van de ziekte, sterfte, kwaliteit van leven, de zorgverlening en de tevredenheid van patienten. Tussen de verschillende studies is veel variatie in de activiteiten die in het kader van disease- managementprogramma's worden uitgevoerd. Disease-managementinitiatieven met meerdere activiteiten lijken effectiever dan initiatieven met slechts een activiteit. Daarnaast blijken multidisciplinaire teams, preventie, en medicatievoorschriften door casemanagers regelmatig deel uit te maken van effectieve initiatieven. Hoewel de variatie in de onderzochte studies groot was, concluderen we dat disease-managementprogramma's in het algemeen een positief effect kunnen hebben voor chronisch zieken.
    • Effects of bundled payment on curative health care costs in the Netherlands : An analysis for diabetes care and vascular risk management based on nationwide claim data, 2007-2010

      Struijs JN; Mohnen SM; Molema CCM; de Jong-van Til JT; Baan CA; PZO; vz (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2012-11-05)
      In dit rapport wordt de invoering van zorgprogramma's diabetes en vasculair risicomanagement (VRM) in kaart gebracht en de effecten van integrale bekostiging (IB) op de curatieve zorgkosten van diabetes beschreven. Bij de invoering van IB was de verwachting dat de kwaliteit van de zorg zou toenemen en dat er tegelijkertijd taakherschikking en taakdelegatie zou optreden. Hierdoor zouden de zorgkosten kunnen dalen en de chronische (diabetes)zorg doelmatiger worden. De resultaten van dit onderzoek zijn gebaseerd op de zorgdeclaraties van alle Nederlandse zorgverzekeraars voor mensen met diabetes, verzameld en beheerd door Vektis. Deze declaratiegegevens bevatten de declaraties van de zorg die valt binnen het basispakket in het kader van de Zorgverzekeringswet inclusief de kosten van het eigen risico van de patient. In 2010 werden vrijwel overal in Nederland zorgprogramma's diabetes via IB aangeboden; bijna 100 zorgroepen boden dit aan. Daarentegen werden zorgprogramma's VRM beperkt gecontracteerd in 2010; slechts zeven zorggroepen in het zuiden van het land boden dit aan. Curatieve zorgkosten van een diabetespatient bedroegen ongeveer 4800 in 2009. De kosten van ziekenhuiszorg (ongeveer 2500 per patient) en in mindere mate de medicatiekosten (ongeveer 1100 per patient) maakten hiervan het grootste onderdeel uit. Het aandeel van de kosten van huisartsenzorg was beperkt; ongeveer 400 per patient. De curatieve zorgkosten van mensen die participeerden in een zorgprogramma VRM hebben betrekking op declaratiegegevens uit het vierde kwartaal van 2010 en bedroegen ongeveer 1350 per patient voor het laatste kwartaal in 2010. De kosten van de curatieve zorg van patienten in een zorgprogramma bekostigd via IB waren in 2009 288 meer gestegen dan de kosten van de curatieve zorg van patienten die reguliere zorg ontvingen. De kostenstijging van patienten in een zorgprogramma bekostigd via koptarief verschilde niet significant van de patienten die reguliere zorg kregen. Het onderzoek liet verder zien dat deelnemers aan een zorgprogramma diabetes, bekostigd via IB, in 2009 bijna 25% minder vaak gebruikmaakten van het ziekenhuis in vergelijking met diabetespatienten die reguliere zorg ontvingen. Als alleen gekeken wordt naar diabetesspecifieke dbc's dan is de invloed van deelname aan een zorgprogramma nog duidelijker te zien; bijna 40% minder diabetespatienten in een zorgprogramma gingen naar het ziekenhuis ten opzichte van patienten met reguliere diabeteszorg. De kosten per patient die ziekenhuizen maakten voor diabetesgerelateerde zorg namen licht af. Opmerkelijk genoeg namen de totale ziekenhuiskosten van deze patienten juist toe en verklaarden bijna de helft van de toename van de totale curatieve zorgkosten. Bij koptarief werd deze stijging in totale ziekenhuiskosten niet gevonden.
    • Experimenteren met de keten-dbc diabetes : Experimenting with a bundled payment system for diabetes care in the Netherlands : The first tangible effects

      Struijs JN; Til JT van; Baan CA; PZO (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2009-11-12)
      Diabetes vormt een maatschappelijk probleem, dat steeds groter wordt. Het aantal mensen met diabetes type 2 neemt sterk toe. Deze sterke toename heeft grote gevolgen voor de zorglast en de kosten. In het (preventie)beleid van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) is diabetes daarom al jaren een van de prioritaire chronische ziekten. De laatste jaren zijn er veel ontwikkelingen binnen de diabeteszorg in gang gezet met als doel om de effectiviteit en de kwaliteit van de diabeteszorg te verbeteren. Deze ontwikkelingen richten zich onder andere op multidisciplinaire samenwerking. Belangrijke struikelblokken bij het tot stand komen van samenwerkingsverbanden zijn de versnipperde bekostiging van de verschillende onderdelen van de diabeteszorg en de bekostiging van activiteiten die niet tot de directe zorgverlening behoren, zoals afstemmingsoverleg en ICT. Het ministerie van VWS heeft daarom het plan opgevat voor integrale bekostiging van diabeteszorg door middel van een keten-dbc diabetes. Op experimentele basis is in een tiental zorggroepen gewerkt met een keten-dbc diabetes binnen het ZonMw programma Diabetes Ketenzorg. Dit experiment is door het RIVM geëvalueerd. Het doel van de evaluatie is inzicht te verkrijgen in de organisatie van de diabeteszorg via zorggroepen, het werken met de keten-dbc, de tevredenheid van alle betrokken partijen en de kwaliteit van de zorg. De resultaten van de evaluatie worden in dit rapport beschreven.
    • Experimenting with a bundled payment system for diabetes care in the Netherlands : The first tangible effects

      Struijs JN; van Til JT; Baan CA; PZP (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2010-10-29)
      Diabetes vormt een maatschappelijk probleem, dat steeds groter wordt. Het aantal mensen met diabetes type 2 neemt sterk toe. Deze sterke toename heeft grote gevolgen voor de zorglast en de kosten. In het (preventie)beleid van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) is diabetes daarom al jaren een van de prioritaire chronische ziekten. De laatste jaren zijn er veel ontwikkelingen binnen de diabeteszorg in gang gezet met als doel om de effectiviteit en de kwaliteit van de diabeteszorg te verbeteren. Deze ontwikkelingen richten zich onder andere op multidisciplinaire samenwerking. Belangrijke struikelblokken bij het tot stand komen van samenwerkingsverbanden zijn de versnipperde bekostiging van de verschillende onderdelen van de diabeteszorg en de bekostiging van activiteiten die niet tot de directe zorgverlening behoren, zoals afstemmingsoverleg en ICT. Het ministerie van VWS heeft daarom het plan opgevat voor integrale bekostiging van diabeteszorg door middel van een keten-dbc diabetes. Op experimentele basis is in een tiental zorggroepen gewerkt met een keten-dbc diabetes binnen het ZonMw programma Diabetes Ketenzorg. Dit experiment is door het RIVM geëvalueerd. Het doel van de evaluatie is inzicht te verkrijgen in de organisatie van de diabeteszorg via zorggroepen, het werken met de keten-dbc, de tevredenheid van alle betrokken partijen en de kwaliteit van de zorg. De resultaten van de evaluatie worden in dit rapport beschreven.
    • Geboortezorg in beeld : een nulmeting en de eerste ervaring

      Struijs JN; de Vries EF; van Over HDCA; Over EAB; Broek I van den (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2018-11-26)
      In Nederland zijn de afgelopen jaren meerdere maatregelen genomen om de kwaliteit van de geboortezorg en de samenwerking tussen de verschillende zorgverleners te verbeteren. Aanleiding waren de relatief hoge sterftecijfers rond geboortes in Nederland. Om de samenwerking tussen zorgaanbieders te verbeteren kunnen alle onderdelen van de geboortezorg sinds 2017 gezamenlijk worden gecontracteerd in één zogenoemd integraal bekostigingscontract. Deze nieuwe bekostiging vraagt om organisatorische veranderingen, waaronder de vorming van een integrale geboortezorg organisatie (igo). Hier zijn de zorgaanbieders zoals verloskundigen, gynaecologen, kraamzorg, en een ziekenhuis in ondergebracht. In de bestaande bekostigingssystematiek vergoeden de zorgverzekeraars de onderdelen van de zorg rondom zwangerschap en geboorte afzonderlijk aan de verschillende zorgaanbieders. Per 1 januari 2017 hebben zes igo’s vrijwillig integrale-bekostigingscontracten gesloten met zorgverzekeraars. Als nulmeting heeft het RIVM de gezondheid, verrichtingen en zorguitgaven van de geboortezorg in kaart gebracht in de periode voorafgaand aan de overstap naar integrale bekostiging (2015-2016). Uit dit onderzoek blijkt dat de uitgaven aan de geboortezorg voor de igo’s in deze periode iets lager lijken te zijn (ongeveer 180 euro per zwangerschap minder) dan in de regio’s die niet zijn overgestapt in 2017. Verder verschillen de igo’s van de overige regio’s, in de periode voorafgaand aan de overstap in de zorg die zij leverden: meer ruggenprikken (25% versus 21%) en minder keizersneden (14% versus 16%)– de beschikbaarheid van ruggenprikken en zo min mogelijk keizersnedes zijn positieve graadmeters voor de kwaliteit van de zorg voor moeder en kind. Wat de gezondheid van moeder en kind betreft zijn er geen verschillen gevonden. De partijen die bij de igo’s zijn betrokken, zijn positief over het integrale tarief. Het levert in hun regio een intensievere, meer gestructureerde samenwerking tussen de zorgverleners op. Ook is de samenwerking minder vrijblijvend dan voorheen. Wel is het een zeer complexe en tijdrovende klus om de integrale bekostiging in te voeren. Specifieke kennis blijft nodig op organisatorisch, fiscaal en financieel vlak. Het RIVM monitort de komende jaren in opdracht van het ministerie van VWS de overgang naar integrale bekostiging in de geboortezorg. In 2020 wordt een eindrapport gepubliceerd, waarvoor de gegevens uit onderliggend onderzoek als nulmeting dienen.
    • Koppeling van anonieme huisartsgegevens aan ziekenhuisregistraties

      Struijs JN; Baan CA; Slobbe LCJ; Droomers M; Westert GP; PZO (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2005-01-17)
      This report focuses on the health care utilisation of chronically ill people by linking data on referrals by general practitioners (GPs) with data on health care utilisation in the Netherlands. The GP data were obtained from the Second Dutch National survey of General Practice, carried out by the National Institute of Health Services Research (Nivel) and the National Institute for Public Health and the Environment (RIVM). Data on hospital utilisation were derived from the National Medical Register (LMR) and the National Register of ambulatory care (LAZR). Prismant maintains both databases. The linkage was carried out for a selection of patients with a referral by their GP and with one of the following chronic diseases: diabetes mellitus, coronary heart disease, stroke, hypertension, arthrosis, chronic low back pain, chronic hip and knee complains, chronic neck and shoulder complains, chronic obstructive pulmonary disease (COPD) and asthma. In the absence of a unique identifier in the Netherlands, the record linking was carried out using the combination of date of birth, gender and four-digit postal code of the patients. Of all patients referred by their GP to a medical specialist 87% could be linked to a hospital admission, an outpatient treatment or an outpatient visit. This report presents the multidisciplinary health care utilisation of chronically ill patients. We investigated also to what extent the diagnosis of the GP matches the diagnosis at discharge from the hospital. For the greater part, the diagnosis matches to the hospital diagnosis. For patients with arthrosis and hip and knee complains the diagnosis of the GP matches in 60% of the cases with the diagnosis at discharge from the hospital. In addition to that, we also studied the follow-up by GPs for patients with a hospital admission. GPs have contact with 47% of the chronically ill patients within a week after hospital discharge.
    • Koppeling van anonieme huisartsgegevens aan ziekenhuisregistraties

      Struijs JN; Baan CA; Slobbe LCJ; Droomers M; Westert GP; PZO (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2005-01-17)
      Doel van dit project is om door middel van het koppelen van bestaande registraties inzicht te krijgen in het transmuraal zorggebruik van chronisch zieken in verschillende zorgsectoren (huisartsen- en ziekenhuiszorg). Op deze manier wordt getracht meer inzicht te verschaffen in de afstemming en samenhang van de verschillende schakels in de (keten)zorg van chronisch zieken. Dit rapport beschrijft een geanonimiseerde koppeling van huisartsgegevens aan landelijke ziekenhuisregistraties. De koppeling is uitgevoerd voor een aantal chronische ziekten: diabetes mellitus, artrose, lage rugklachten, nek- en schouderklachten, heup- en knieklachten, coronaire hartziekten, beroerte (inclusief TIA), hypertensie, astma en long emfyseem. De koppeling is uitgevoerd op basis van de volgende koppelsleutel: geboortedatum, 4-cijferige postcode en geslacht van de patient. In de koppeling kan 87% van de patienten, die door de huisarts is doorverwezen naar de tweede lijn, gekoppeld worden aan de ziekenhuisregistraties. Dit rapport beschrijft het gebruik van huisartsen- en ziekenhuiszorg van chronisch zieken. Men zou verwachten dat de diagnose waarmee de patient door de huisarts is doorverwezen naar het ziekenhuis gelijk is aan de diagnose die wordt geregistreerd in het ziekenhuis bij ontslag. Bij het grootste deel van de patienten is dit het geval, maar de overeenstemming is niet 100%. Bijvoorbeeld voor artrose en voor heup- en knieklachten is het overeenstemmingspercentage ruim 60%. Na ontslag uit het ziekenhuis heeft ongeveer de helft (47%) binnen een week contact met de huisarts.
    • Kosten-effectiviteit van algemene vaccinatie tegen hepatitis B - (interimrapportage)

      Wit GA de; Kretzschmar MEE; Smits LJM; Struijs JN; Postma MJ; Laar MJW van de; Jager JC; CZO; CIE (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2000-05-24)
      In the Netherlands vaccination against hepatitis B has up to now targeted risk groups such as homosexual men, prostitutes, injecting drug users and persons working in the medical professions. At present, there is a discussion going on about whether to introduce hepatitis B vaccination into the national immunisation programme, as advised by the WHO in 1992. The RIVM has been asked to support decision makers by providing a cost-effectiveness analysis of such a programme, based on current knowledge of the epidemiology of hepatitis B infection and the consequent health-care costs. We collected information on hepatitis B epidemiology from various sources, ranging from notification data to preliminary results of an ongoing case-control study on hepatitis B transmission. After consulting on the prevalence of HBV carriers in the various risk groups and the impact of demographic factors, such as immigration of carriers from highly endemic regions, we simulated hepatitis B infection in an age-structured population with a dynamic transmission model. We also investigated the effects of universal vaccination using this model. The incidences computed by the model were then used as a basis for a cost-effectiveness analysis that resulted in estimates for the costs per life year gained. One of the major conclusions was that circulation of the virus is kept up only within small risk groups; therefore the prevalence of HBV carriage in the Netherlands is mainly determined by immigration of carriers. As a consequence, the effects of national vaccination on the prevalence of HBV will be marginal and the cost per life year gained high. However, our estimates on the cost per life year gained depend heavily on future costs of vaccination and on discounting of future effects. When future effects are not discounted, a national vaccination campaign will be more cost-effective.
    • Kosten-effectiviteit van algemene vaccinatie tegen hepatitis B - (interimrapportage)

      de Wit GA; Kretzschmar MEE; Smits LJM; Struijs JN; Postma MJ; van de Laar MJW; Jager JC; CZO; CIE (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2000-05-24)
      In Nederland wordt momenteel overwogen om alle pasgeborenen tegen hepatitis B in te enten. Het RIVM heeft een onderzoek verricht waarin de kosten en effecten van vaccinatie van pasgeborenen vergeleken wordt met het huidige beleid. Dit is gericht op het vaccineren van risicogroepen, zoals homoseksuele mannen en medewerkers in de gezondheidszorg, en op het screenen van zwangeren. Een van de belangrijkste conclusies van het onderzoek is dat het aantal dragers van het virus in Nederland vooral door immigratie van dragers uit het buitenland bepaald wordt. Na invoering van algemene vaccinatie zal het aantal dragers van het virus in Nederland voorlopig niet erg sterk afnemen. De kosten per gewonnen levensjaar van algemene vaccinatie zijn relatief hoog in vergelijking met andere preventieve gezondheidszorgvoorzieningen. Als de kosten van het vaccin in de toekomst echter gaan dalen zal de kosten-effectiviteit van algemene vaccinatie gunstiger worden.<br>
    • De kosteneffectiviteit van antivirale middelen ter behandeling van chronische hepatitis B: een literatuurreview

      Struijs JN; Wit GA de; Jager JC; CZO (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2002-06-13)
      National and international economic evaluations of antiviral medicines in the treatment of chronic hepatitis B are reviewed. Searches in a number of databases followed by reference tracking resulted in 47 publications. However, it appeared that 40 publications did not meet our inclusion criteria, so only seven publications proved relevant. The parameters that were included in the review are the types of antiviral medicine, the type of economic evaluation, the different parameters int he disease model, the time horizon of the study, the costs of the antiviral medicines, the different cost data used in the study, the sensitivity analysis, and the results of the studies. Some studies show treatment with antiviral medicine to be cost-saving, while in other studies show unfavourable cost-effectiveness ratios. These contrasting results are due to differences in parameters and methodology between the studies. The tentative conclusion of the literature review is that if quality of life effects are taken into account, treatment with antiviral medicines seems cost-effective. If the quality of life is nog estimated the cost-effectiveness ratios are less favourable. There is no 'hard' evidence that the treatment of chronic hepatitis B with antiviral medicines is cost-effective. Further research is necessary to assess the cost-effectiveness of treatment of chronic hepatitis B with antiviral medicines.
    • De kosteneffectiviteit van antivirale middelen ter behandeling van chronische hepatitis B: een literatuurreview

      Struijs JN; de Wit GA; Jager JC; CZO (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2002-06-13)
      Er is een beschrijving gemaakt van nationale en international economische evaluaties van de behandeling met antivirale middelen bij chronische hepatitis B patienten. Onze zoekstrategie leverde in totaal 47 referenties op. Echter, 40 publicaties voldeden niet aan de gformuleerde inclusiecreteria, zodat uiteindelijk 7 publicaties in dit literatuuronderzoek zijn betrokken. De geselecteerde economische evaluatie, de verschillende parameters in het ziektemodel, de gekozen tijdshorizon, de gehanteerde kosten van antivirale middelen, de verschillende kostensoorten, de gehanteerde discontovoet, de sensitiviteitsanalyse en de resultaten en conclusies van eht literatuuronderzoek. De bestudeerde studies gaven geen consistent beeld. Sommige tudies beschreven kostenbesparingen, terwijl andere studies juist ongunstige kosteneffectiviteitsratio's beeschreven. Het verschil in resultaten werden veroorzaakt door de verschillen in gekozen parameterwaarden en verschil in methodiek tussen de studies. De conclusie van dit literatuuronderzoek is dat indien de kwaliteit van leven effecten worden meegenomen de behandeling van antivirale middelen kosteneffectief lijkt. Indien alleen overlevingswinst wordt meegenomen zijn de resultaten van de behandeling met antivirale middelen bij chronische hepatitits B patienten ongunstiger. Er is geen harde wetenschappelijke onderbouwing dat de behandeling met antivirale middelen kosteneffectief is. Verder ondrzoek is nodig om de kosteneffectiviteit van antivirale middelen te kunnen bepalen.<br>
    • Landelijke monitor populatiemanagement : Deel 1: beschrijving proeftuinen

      Drewes HW; Heijink R; Struijs JN; Baan CA; KZG; V&Z (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2014-03-25)
      In Nederland zijn verschillende initiatieven gestart om zorg en ondersteuning op regionaal niveau anders vorm te geven. Deze regionale populatiegerichte aanpak wordt ook wel populatiemanagement genoemd. Doel van de initiatieven is de gezondheid van de populatie en de kwaliteit van de zorg te verbeteren en de kosten van de zorg te beheersen. Het ministerie van VWS heeft op voordracht van de zorgverzekeraars negen van deze regionale initiatieven geselecteerd als 'proeftuinen'. Het RIVM volgt deze proeftuinen om beter zicht te krijgen op het implementatieproces, op de succes- en faalfactoren en op het effect van de initiatieven op de gezondheid van de populatie en de kwaliteit en kosten van de zorg. Op dit moment zijn de proeftuinen sterk in ontwikkeling. Begin 2014 vormen de proeftuinen netwerken, vastgelegd in convenanten of samenwerkingsovereenkomsten. In de proeftuinen nemen veelal eerstelijnszorgorganisaties, ziekenhuizen en zorgverzekeraars deel, in variërende mate aangevuld met andere actoren zoals de gemeente. De populaties van de proeftuinen zijn op verschillende manieren afgebakend: geografisch (alle inwoners van een of meerdere gemeenten), op basis van het verzorgingsgebied van de betrokken huisartsen of zorggroepen, en ten slotte wordt nog onderscheid gemaakt tussen wel of niet verzekerd zijn bij de betrokken zorgverzekeraar. Iedere proeftuin heeft verschillende programma's (thema's) en een bijbehorende set interventies opgesteld. De scope van de programma's is breed en varieert tussen de proeftuinen. De interventies richten zich vaak op thema's als substitutie van zorg (verschuiving van zorg van tweede lijn naar eerste lijn), integratie van zorg (eventueel met welzijn) en preventie. In eerste instantie worden de interventies vooral toegepast op chronische zorg, medicatiegebruik en zorg rondom ontslag. De proeftuinen richten zich grotendeels nog op de eerste- en tweedelijnszorg. Wel is er de ambitie om dit gaandeweg uit te breiden met interventies in andere domeinen, zoals GGZ en jeugdzorg. De projectplannen van de proeftuinen zijn de afgelopen maanden verder uitgewerkt en de eerste interventies worden vanaf 2014 getest en/of geïmplementeerd. Nog niet voor alle geplande interventies is (structurele) financiering verworven. Vooralsnog zijn er tussen de deelnemende zorgaanbieder(s) en zorgverzekeraars in de proeftuinen geen definitieve afspraken gemaakt over uitkomstbekostiging en shared savings. Er zijn op dit gebied wel (voorzichtige) ontwikkelingen gaande, maar het is nog onduidelijk welke vorm dit gaat krijgen.
    • Landelijke monitor populatiemanagement : Deel 2: ontwerprapport

      Heijink R; Drewes HW; Struijs JN; Baan CA; KGZ; V&Z (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2014-06-02)
      In Nederland zijn verschillende initiatieven gestart om zorg en ondersteuning op regionaal niveau anders vorm te geven. Het doel is drieledig: de gezondheid van de bevolking te verbeteren, de kwaliteit van de zorg te verbeteren en de kosten van de zorg te beheersen. Negen van deze initiatieven zijn door het ministerie van VWS, op voordracht van de zorgverzekeraars, aangewezen als 'proeftuinen'. Het RIVM gaat deze proeftuinen volgen in de Landelijke Monitor Populatiemanagement (LMP), om te zien welke resultaten worden behaald en waar dat door komt. Met die inzichten kunnen de initiatieven van elkaar leren en kunnen lessen worden getrokken voor het beleid. In dit ontwerprapport staat beschreven hoe de LMP zal worden uitgevoerd. Aan de proeftuinen nemen veelal eerstelijnszorgorganisaties, ziekenhuizen en zorgverzekeraars deel. De proeftuinen voeren verschillende interventies uit, waarbij ze zich concentreren op de populatie in de betreffende regio en het daar aanwezige zorgaanbod. Deze regionale populatiegerichte aanpak wordt ook wel populatiemanagement genoemd. De LMP bevat een proces- en een uitkomstmonitor. De procesmonitor is gericht op de manier waarop de proeftuinen zijn vormgegeven, op de ervaringen van de verschillende betrokkenen en op welke factoren belemmerend of stimulerend werken voor het realiseren van de gewenste veranderingen. Hiervoor worden hoofdzakelijk interviews afgenomen. In de uitkomstmonitor wordt gemeten welke resultaten de proeftuinen behalen op de drie doelen gezondheid, kwaliteit van zorg en zorgkosten. Voor de uitkomstmonitor worden bestaande landelijke databronnen geanalyseerd. Daarnaast wordt een enquête uitgezet onder de populatie in de proeftuinregio's om informatie te verzamelen die niet uit deze bronnen te halen is. Begin 2015 volgt de eerste rapportage over de startfase van de proeftuinen en begin 2018 verschijnt de eindrapportage. Tussentijds zullen actualisaties worden uitgebracht.
    • Literatuuronderzoek naar kosteneffectiviteits-aspecten van de screening van zwangeren op syfilis ter preventie van congenitale syfilis

      Struijs JN; Wit GA de; Jager JC; CZO (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2002-02-19)
      This report presents the results of a literature review on the cost effectiveness of the screening of pregnant women for syphilis to prevent congenital syphilis in the Netherlands. Different databases were used to search for national and international economic evaluations. Our searches yielded 45 publications, of which 16 were guidelines. Eventually, five publications did meet our inclusion criteria. All the other publications did not address the cost-effectiveness of screening pregnant women for syphilis to prevent congenital syphilis. The parameters that were included in the review are the type of economic evaluation, the target population, the different cost data, the discount rate, the sensitivity analysis, and the results of the studies. The results of the studies show favourable cost-effectiveness ratios for screening in both the big cities and the rural areas of the Netherlands. All the studies used the same disease model but failed to perform a proper sensitivity analysis. Therefore, in this literature review a sensitivity analysis of the disease model was made. The sensitivity analysis showed the screening of pregnant women for syphilis to be cost-effective, independent of the circumstances. The conclusion of the literature review is that screening of pregnant women for syphilis to prevent congenital syphilis is cost-effective. The screening of pregnant women should be continued in the big cities as well as in the rural areas of the Netherlands.
    • Literatuuronderzoek naar kosteneffectiviteits-aspecten van de screening van zwangeren op syfilis ter preventie van congenitale syfilis

      Struijs JN; de Wit GA; Jager JC; CZO (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2002-02-19)
      Dit rapport beschrijft de resultaten van een literatuuronderzoek naar de kosteneffectiviteit van de screening van zwangeren op syfilis ter preventie van congenitale syfilis. In verschillende databases is gezocht naar nationale en internationale publicaties. Onze zoekstrategie leverde 45 referenties op met betrekking tot syfilis, waarvan 16 richtlijnen. Voor nagenoeg al deze referenties gold dat deze niet voldeden aan de geformuleerde selectiecriteria, veelal omdat het geen economische evaluatie van screening op syfilis bij zwangeren was. Slechts vijf economische evaluaties zijn uiteindelijk in de studie betrokken. De geselecteerde economische evaluaties zijn aan de hand van de volgende aspecten systematisch besproken; het type economische evaluatie, de doelpopulatie, de verschillende kostensoorten, de gehanteerde discontovoet, de sensitiviteitsanalyse en de resultaten en conclusies van het literatuuronderzoek.De resultaten van de gevonden economische evaluaties laten zien dat de screening van zwangeren op syfilis kosteneffectief is in zowel de grote steden als in de landelijke gebieden.Alle studies in dit literatuuronderzoek hanteerden hetzelfde model, maar voerden geen van alle een goede sensitiviteitsanalyse van dit model uit. Daarom is in dit literatuuronderzoek een sensitiviteitsanalyse gemaakt van het gebruikte model. De sensitiviteitsanalyse liet zien dat de screening van zwangeren op syfilis onder alle omstandigheden kosteneffectief is. Op basis van dit literatuuronderzoek kan geconcludeerd worden dat de screening van zwangeren op syfilis ter preventie van congenitale syfilis zinvol is.<br>