• Afleiding maximumtemperatuurnorm goede ecologische toestand (GET) voor Nederlandse grote rivieren

      van der Grinten E; van Herpen F; van Wijnen H; Evers N; Wuijts S; Verweij W; LER; IMD (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVMRoyal Haskoning, 2007-12-19)
      Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) adviseert een maximumtemperatuurnorm voor de goede ecologische toestand in grote rivieren van 25 graden C. Voor het voorjaar is een lagere maximumtemperatuur vastgesteld, namelijk 20 graden C, om de voortplanting en groei van planten en dieren niet in gevaar te brengen. De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) eist dat lidstaten hun natuurlijke oppervlaktewateren in een goede ecologische toestand (GET) brengen of houden. Dat is de vereiste situatie voor de aanwezigheid van planten- en diersoorten. De biologische normen voor GET zijn al eerder vastgelegd. Daarnaast moeten normen voor ondersteunende fysisch-chemische parameters worden vastgesteld, waaronder normen voor temperatuur. Deze norm was voor grote rivieren nog niet bepaald. De maximumtemperatuur in dit advies is lager dan de 28 graden C die vooralsnog in Nederland wordt aangehouden. Als basis van het advies zijn literatuurgegevens en meetgegevens gebruikt van macrofauna en vissen. Daarmee is uitgerekend bij welke temperatuur de grens ligt tussen een goede en een matige ecologische toestand. De KRW onderscheidt ook zogeheten beschermde gebieden die specifieke eisen stellen. Oppervlaktewater dat ingenomen wordt voor drinkwaterproductie mag niet warmer zijn dan 25 graden C. Het RIVM adviseert de maximale verhoging uit de Viswaterrichtlijn van 3 graden C voor karperachtigen en 1,5 graden C voor zalmachtigen intact te laten, maar adviseert nader onderzoek te doen naar de maximale verhoging. Ook andere kennishiaten zijn in kaart gebracht. De hier geadviseerde maximumtemperatuurnorm geldt voor de GET behorende bij natuurlijke wateren. Deze zal als basis gaan dienen voor het afleiden van een norm voor de niet-natuurlijke wateren (zoals de huidige Nederlandse grote rivieren).
    • Afleiding maximumtemperatuurnorm goede ecologische toestand (GET) voor Nederlandse grote rivieren

      van der Grinten E; van Herpen FCJ; van Wijnen HJ; Evers CHM; Wuijts S; Verweij W; LER (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2008-08-11)
      Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) adviseert een maximumtemperatuurnorm voor de goede ecologische toestand in grote rivieren van 25 graden C. Voor het voorjaar is een lagere adviesmaximumtemperatuur vastgesteld, namelijk 20 graden C, om de voortplanting en groei van planten en dieren niet in gevaar te brengen. De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) eist dat lidstaten hun natuurlijke oppervlaktewateren in een goede ecologische toestand (GET) brengen of houden. Dat is de vereiste situatie voor de aanwezigheid van planten- en diersoorten. De biologische normen voor GET zijn al eerder vastgelegd. Daarnaast moeten normen voor ondersteunende fysisch-chemische parameters worden vastgesteld, waaronder voor temperatuur. Deze norm was voor grote rivieren nog niet bepaald. De maximumtemperatuur in dit advies is lager dan de 28 graden C die vooralsnog in Nederland wordt aangehouden. Als basis van het advies zijn literatuurgegevens en meetgegevens gebruikt van macrofauna en vissen. Daarmee is uitgerekend bij welke temperatuur de grens ligt tussen een goede en een matige ecologische toestand. De KRW onderscheidt ook zogeheten beschermde gebieden die specifieke eisen stellen. Oppervlaktewater dat ingenomen wordt voor drinkwaterproductie mag niet warmer zijn dan 25 graden C. Het RIVM adviseert de maximale verhoging uit de Viswaterrichtlijn van 3 graden C voor karperachtigen en 1,5 graden C voor zalmachtigen intact te laten (waarbij de 25 graden C niet overschreden mag worden), maar adviseert nader onderzoek te doen naar de maximale verhoging. Ook andere kennishiaten zijn in kaart gebracht. De hier geadviseerde maximumtemperatuurnorm geldt voor de GET behorende bij natuurlijke wateren. Daarmee zijn niet alle soorten beschermd, maar kunnen wel de KRW-doelen worden gehaald. De normafleiding voor niet-natuurlijke wateren wordt in dit rapport niet inhoudelijk behandeld, alleen procedureel.
    • Antenne Drinkwater 2007. Informatie en ontwikkelingen

      Wuijts S; Montforts MHMM; Versteegh JFM; de Roda Husman AM; van de Ven BM; IMD; SEC; SIR; LZO (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2008-02-07)
      In dit rapport zijn ontwikkelingen op het gebied van waterkwaliteit, technologie en regelgeving geschetst die in de toekomst van belang kunnen zijn voor de beleidsvorming en uitvoering op het gebied van drinkwater.
    • Antenne Drinkwater 2011 : Informatie en ontwikkelingen

      van der Aa NGFM; van de Veerdonk PAM; Rutjes SA; van de Ven BM; Versteegh JFM; Tangena BH; Wuijts S; IMG; mev (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2012-01-26)
      Het RIVM inventariseert jaarlijks nieuwe ontwikkelingen die belangrijk kunnen zijn voor het toekomstig drinkwaterbeleid en het toezicht daarop. De ontwikkelingen zijn in vier thema's onderverdeeld: microbiologie, microverontreinigingen, drinkwaterbronnen en toekomstgerichte onderwerpen. Het rapport geeft bovendien een overzicht van de RIVM-rapporten die in de periode 2010-2011 zijn gepubliceerd en relevant zijn voor het drinkwaterbeleid. Aandachtspunten voor drinkwaterbeleid: Bij het thema microbiologie is de mogelijke invloed van klimaatverandering op het jaarlijkse aantal ziektegevallen door water- en voedseloverdraagbare infectieziekten een aandachtspunt. Het RIVM ontwikkelde een tool waarmee het effect van klimaatverandering op infectierisico's via verschillende vormen van blootstelling kan worden geschat, zoals via drinkwaterconsumptie of zwemmen in oppervlaktewater. Hiermee kunnen indien nodig maatregelen worden bepaald, zoals het verbeteren van de afvalwaterzuivering. Bij het thema microverontreinigingen zijn gewasbeschermingsmiddelen een aandachtspunt. Het aantal middelen dat wordt aangetroffen in bronnen voor drinkwater blijkt al enkele jaren constant. Hierdoor kan de inspanning van drinkwaterbedrijven om water te zuiveren niet afnemen, hoewel dat wel was beoogd. Verder wordt momenteel het toelatingsbeleid voor gewasbeschermingsmiddelen gewijzigd. De watersector vreest dat hierdoor de kwaliteit van de bronnen voor drinkwater negatief wordt beïnvloed. Bij het thema drinkwaterbronnen wordt gesignaleerd dat er steeds meer activiteiten in de bodem plaatsvinden, zoals boringen voor warmte- en koudeopslag en de mogelijke winning van schaliegas. Er is echter nog onvoldoende kennis over de effecten hiervan op het milieu en de risico's voor de drinkwatervoorziening. Bij het thema toekomstgerichte onderwerpen is de ontwikkeling van de drinkwatervraag versus de beschikbaarheid van de bronnen een van de aandachtspunten voor de Nederlandse drinkwatervoorziening in 2040. Sociale media: Dit jaar is voor het eerst verkend over welke drinkwatergerelateerde onderwerpen wordt gediscussieerd op sociale media. Een aantal van de bovengenoemde onderwerpen is hierop terug te vinden, zoals bij LinkedIn. Op YouTube zijn educatieve filmpjes over water populair. Twitter blijkt een beperkte signalerende functie te hebben.
    • Antenne drinkwater 2012 : Informatie en ontwikkelingen

      van der Aa NGFM; van de Veerdonk PAM; Moermond CTA; Rutjes SA; Schalk JAC; Smit CE; Tangena BH; van de Ven BM; Versteegh JFM; Verweij W; et al. (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVMORG-ID BV organisatie- en beleidsontwikkelingKiwa NV, 2013-04-23)
      Het RIVM inventariseert jaarlijks ontwikkelingen die belangrijk zijn voor het toekomstig drinkwaterbeleid en het toezicht daarop. De ontwikkelingen worden in vier thema's onderverdeeld: microbiologie, microverontreinigingen, drinkwaterbronnen en drinkwaterinfrastructuur. Hierbinnen zijn aandachtspunten benoemd die voor het ministerie van Infrastructuur en Milieu (IenM) relevant zijn voor de ontwikkeling van het drinkwaterbeleid en het toezicht. Dit rapport geeft tevens een overzicht van de RIVM-rapporten die in 2011 en 2012 zijn uitgebracht en relevant zijn voor het drinkwaterbeleid. Aandachtspunten voor drinkwaterbeleid Bij het thema microbiologie is een van de aandachtspunten meer inzicht te krijgen in mogelijke bronnen van legionellabesmettingen. Voorbeelden zijn drinkwaterinstallaties en koeltorens, maar ook regenwaterplassen, waterzuiveringsinstallaties en ruitenwisservloeistof. Meer bekendheid over het aandeel van de diverse bronnen kan helpen om het preventiebeleid voor legionella verder vorm te geven. Gebruik van gewasbeschermingsmiddelen, biociden en diergeneesmiddelen in de landbouw en stedelijke omgeving kan de drinkwaterbronnen belasten en mogelijk extra zuiveringskosten met zich meebrengen. Een aandachtspunt bij het thema microverontreinigingen is daarom internationale afstemming over inperking van het gebruik van dergelijke middelen. Dat geldt ook voor de implementatie van nieuwe beoordelingstechnieken voor deze stoffen. Een van de aandachtspunten bij het thema drinkwaterbronnen is de voorbereiding van zoetwaterstrategieën voor de toekomst. Door klimaatverandering kan de kwaliteit van het oppervlaktewater rond 2050 namelijk zonder extra maatregelen zodanig zijn verslechterd dat het ongeschikt is om er drinkwater van te bereiden. Zo kunnen in tijden van droogte de concentraties van vervuilende stoffen in het oppervlaktewater dermate stijgen dat normen overschreden raken. Bij het thema drinkwaterinfrastructuur ten slotte lopen de investeringen in het landelijk drinkwaternet achter ten opzichte van het gewenste niveau. De overheid kan de aandacht hiervoor vergroten door vervangingsinvesteringen als criterium mee te nemen bij de onderlinge vergelijking van de prestaties van de drinkwaterbedrijven (benchmark). Dit kan inzicht geven in hoeverre de drinkwaterbedrijven zijn voorbereid op de opgaven van de toekomst.
    • Beoordeling bodem- en grondwaterkwaliteit in grondwaterbeschermingsgebieden : Discussiestuk

      Swartjes FA; Wuijts S; Otte PF; DDB; M&V (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2014-12-10)
      In Nederland is circa 25% van de ruim tweehonderd drinkwaterwinningen uit grondwater beïnvloed door nabijgelegen bodemverontreinigingen. Deze drinkwaterwinningen liggen in grondwaterbeschermingsgebieden waar twee wetten van kracht zijn: de Drinkwaterwet en de Wet bodembescherming. Deze wetten hebben elk een ander doel, waardoor verschillende beoordelingscriteria gelden. Momenteel worden beide wetten ingezet in grondwaterbeschermingsgebieden. De Wet bodembescherming staat hogere gehaltes aan vervuilende stoffen in het drinkwater toe dan de strengere Drinkwaterwet nabij drinkwaterwinningen. Dit veroorzaakt onduidelijkheid bij de betrokken partijen. Om een eenduidige beoordeling mogelijk te maken, stelt het RIVM drie opties voor om de risicobeoordeling van het grondwater in grondwaterbeschermingsgebieden uit te voeren. De opties kunnen apart of gecombineerd worden ingezet. Op basis van dit voorstel besluit het ministerie van Infrastructuur en Milieu (IenM) welke procedure het meest geschikt is voor de beoordeling van grondwater in grondwaterbeschermingsgebieden. Als eerste is het mogelijk om bij de beoordeling van de waterkwaliteit bij de winningen in te calculeren dat vervuilingen worden verwijderd door de standaard zuivering van de drinkwatermaatschappijen. Hierdoor kan een hogere concentratie van een vervuilende stof worden toegestaan in grondwaterbeschermingsgebieden dan ter plaatse van de drinkwaterwinning. Als tweede optie kan bij de beoordeling rekening worden gehouden met de effecten van processen die van nature in de bodem plaatsvinden. Vervuilende stoffen zijn daardoor verdund of zelfs afgebroken tegen de tijd dat ze de waterwinning 'bereiken'. Vervuilingen hebben daardoor minder of geen invloed op de kwaliteit van het grondwater bij de drinkwaterwinning. Ten slotte kunnen gezondheidsrisico's betrokken worden bij de beoordeling. Dit houdt in dat wordt afgewogen hoeveel een mens van een stof mag binnenkrijgen zonder dat het schadelijk is.
    • Beoordeling grondwater- en oevergrondwaterkwaliteit bij winningen voor drinkwater. Analyse REWAB-data voor SGBP'en 2009-2015

      Wuijts S; Dik HHJ; IMG; LER (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2010-01-07)
    • Beoordeling kwaliteitsrisico's grondwaterwinningen met REWAB-data en data van individuele onttrekkingsputten. Data voor de karakterisering van grondwaterlichamen

      Wuijts S; Zijp MC; Dik HHJ; Boumans LJM; LER ; IMG ; CMM; mev (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2010-03-29)
      De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) schrijft lidstaten onder andere voor om mogelijke knelpunten in de kwaliteit van bij grondwaterwinningen voor drinkwater in beeld te brengen. Om deze goed te kunnen inventariseren zijn meetgegevens van individuele onttrekkingsputten noodzakelijk. De gegevens die nu in de zogeheten REWAB-database (Registratie opgaven van Drinkwaterbedrijven) worden verzameld zijn hiervoor ontoereikend. Deze database bevat jaargemiddelde informatie van het gemengde opgepompte grondwater, en niet van individuele onttrekkingsputten. De KRW stelt dus nieuwe eisen aan de verzameling van kwaliteitsgegevens van grondwater voor drinkwater. Dit blijkt uit een analyse van het RIVM van acht grondwaterwinningen. Hiervoor zijn kwaliteitsgegevens van alle individuele onttrekkingsputten die bij deze grondwaterwinningen horen vergeleken met kwaliteitsgegevens van de totale hoeveelheid grondwater die per winning wordt onttrokken. Mogelijk volstaat voor diepe grondwaterwinningen, die nauwelijks door menselijke activiteit worden beinvloed, wel een analyse van de kwaliteit van verzameld onttrokken grondwater. Om invulling te kunnen geven aan de rapportageverplichtingen van de KRW hadden het ministerie van VROM, de provincies en de drinkwaterbedrijven afgesproken dat de drinkwaterbedrijven hiervoor de gegevens uit de REWAB-database beschikbaar stellen. De drinkwaterbedrijven hebben deze database opgezet om op grond van de Waterleidingwet te kunnen rapporteren over de drinkwaterkwaliteit in Nederland. De dataverzameling focust vooral op de kwaliteit van het drinkwater; data over de kwaliteit van de bronnen voor drinkwater worden vooralsnog alleen gebruikt om een globaal beeld te geven. Het RIVM beveelt aan om de informatievraag van de KRW voor drinkwater zo concreet mogelijk te beschrijven en vervolgens te bepalen hoe deze behoefte pragmatisch kan worden ingevuld. Hiervoor zouden bij voorkeur landelijk nadere afspraken moeten worden gemaakt tussen genoemde partijen.
    • Bescherming bronnen voor drinkwater : De rol van drinkwaterbedrijven

      Versteegh JFM; Swinkels FAM; Wetsteyn FJ; ten Napel GJ; Wuijts S; IMG; mev (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2010-11-25)
    • Bescherming drinkwaterbronnen in het nationaal beleid

      Wuijts S; Versteegh JFM; DDB; M&V (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2013-04-03)
      Het drinkwater in Nederland is van goede kwaliteit. Wel is er reden tot zorg over de kwaliteit van de bronnen voor drinkwater. In Nederland wordt 60% van het drinkwater uit grondwater geproduceerd en 40% uit oppervlaktewater. Volgens de huidige uitgangspunten van nationaal en internationaal beleid, zoals de Europese Kaderrichtlijn Water, moet de kwaliteit van de bronnen zodanig zijn dat het mogelijk is om met eenvoudige technieken drinkwater te produceren. Dit is nu het geval voor ongeveer de helft van de grondwaterwinningen in Nederland. De andere helft van de grondwaterwinningen voldoet niet. Ook de kwaliteit van het oppervlaktewater voldoet niet. Dit concludeert het RIVM in een analyse van bestaande rapporten en meetgegevens over de kwaliteit van drinkwaterbronnen. Kwaliteit grondwaterwinningen Ongeveer de helft van de grondwaterwinningen is beïnvloed door menselijk handelen, zoals landbouw, riolering, industrie en oude bodemverontreinigingen. Volgens data uit het onderzoek is het aantal chemische stoffen dat in het grondwater aanwezig is, veel groter dan de reguliere monitoringsprogramma's aangeven. Deze stoffen worden aangetroffen in concentraties die geen risico vormen voor de volksgezondheid, maar het is wel belangrijk om te monitoren of deze concentraties toenemen. Kwaliteit oppervlaktewinningen De kwaliteit van oppervlaktewater wordt nog directer dan grondwater beïnvloed door menselijk handelen. In de afgelopen decennia is de kwaliteit ervan aanzienlijk verbeterd door emissies vanuit industrie en landbouw te verminderen. Momenteel bestaat de meeste zorg over stoffen die consumenten gebruiken, zoals geneesmiddelen, insecticiden, biociden, cosmetica, brandvertragers en nanodeeltjes. Rioolwaterzuiveringsinstallaties (RWZI's) kunnen deze stoffen nog niet goed verwijderen. Daardoor komen ze in het milieu terecht en dus ook in bronnen voor drinkwater. Drinkwaterbedrijven gebruiken steeds geavanceerdere zuiveringstechnieken om deze stoffen te verwijderen. De nog resterende, zeer lage concentraties vormen geen risico voor de volksgezondheid. Het gebruik van deze stoffen zal echter in de toekomst verder toenemen als gevolg van de vergrijzing (meer medicijngebruik) en veranderingen in de bevolkingssamenstelling. Ook in dat licht is het van belang de kwaliteit van drinkwaterbronnen te verbeteren. Het RIVM reikt daarom aanbevelingen aan voor het landelijk beleid om de waterkwaliteit effectiever te beschermen. Een voorbeeld is het drinkwaterbeleid beter te verankeren in andere beleidskaders, zoals ruimtelijke ordening en waterbeleid. Door haperingen daarin kunnen momenteel tegenstrijdige functies rondom drinkwaterbronnen ontstaan, die een risico kunnen vormen voor de waterkwaliteit.
    • Bijlage 3 bij RIVM-rapport 601714022 Specifieke verontreinigende en drinkwater relevante stoffen onder de Kaderrichtlijn water : Selectie van potentieel relevante stoffen voor Nederland

      Smit CE; Wuijts S; SEC (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2012-07-18)
      Dit rapport is een bijlage bij rapport 601714022 Factsheets nieuwe stoffen De 'factsheets' in deze bijlage zijn opgesteld in het Engels om de uitwisseling van informatie in internationaal verband te vergemakkelijken.
    • Bijwerken van de karakterisering van grondwaterlichamen

      Zijp MC; de Nijs ACM; Reijnders HFR; Verweij W; Wuijts S; LER; mev (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2011-02-22)
      Verwachten we dat de milieudoelstellingen uit de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) worden gehaald? Om de zes jaar staat deze vraag centraal tijdens het bijwerken van de karakterisering van waterlichamen. Hoe deze vraag kan worden beantwoord voor grondwaterlichamen is uitgewerkt in dit rapport. Het bijwerken van de karakterisering bestaat uit diverse acties, die verschillende partijen vaak samen dienen uit te voeren. Bijvoorbeeld provincies en waterbeheerders dienen samen te onderzoeken of er chemische stoffen via het grondwater de oppervlaktewaterkwaliteit negatief beïnvloeden. In dit rapport staat wat, wanneer, waarom, door welke partijen moet worden gedaan om het bijwerken van de karakterisering adequaat uit te voeren.
    • Bouwstenen Leidraad Grondwaterbescherming

      Wuijts S; Schijven JF; van der Aa NGFM; Dik HHJ; Versluijs CW; Wijnen HJ van; IMD; LZO; LER (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2007-03-06)
      To improve the protection of the groundwater quality, policy should be more focused on local conditions, such as soil and groundwater. To increase this focus RIVM has proposed a generic framework for a groundwater protection policy that can be elaborated for each site in an area dossier. This dossier contains all relevant information on what measures can be developed on the basis of the desired effects. In the effort to achieve more uniformity and effectiveness in the Dutch groundwater protection policy, the Ministry of Housing, Spatial Planning and the Environment (VROM) is planning to derive a guidance document on groundwater protection. On commission of VROM, RIVM has elaborated several components to be used in describing policy, such as the risks of contamination with pathogens, the use of pesticides, the use of energy storage systems and actions on old contaminations. Additionally, RIVM has charted the legal demands set down by the new Water Framework Directive for the protection of industrial (private) abstractions for human consumption, such as the production of soda.
    • Drinking water in river basin management plans of EU Member States in the Rhine and Meuse river basins

      Wuijts S; Zijp MC; Reijnders HFR; IMG ; LER ; CMM; mev (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2010-04-01)
      De stroomgebiedbeheerplannen (SGBP'en) van de Rijn- en Maasoeverstaten bevatten in de eerste planperiode (2009-2015) weinig specifieke maatregelen om de kwaliteit van bronnen voor drinkwater te verbeteren. Het is daardoor waarschijnlijk dat Nederlandse oppervlaktewaterbronnen voor drinkwater niet zullen voldoen aan het streefdoel van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) zoals dat is geformuleerd in artikel 7.3. Met dit artikel wordt ernaar gestreefd om de waterkwaliteit te verbeteren waardoor minder inspanning nodig is om het te zuiveren tot drinkwater. Dit concludeert het RIVM bij de beoordeling van deze plannen in opdracht van het ministerie van VROM. De KRW draagt lidstaten op om SGBP'en op te stellen. De plannen moeten een goede toestand van grond- en oppervlaktewater zeker stellen door middel van meet- en maatregelenprogramma's. Voor drinkwater gelden specifieke doelstellingen. Maatregelen van de Rijn- en Maasoeverstaten zijn noodzakelijk om in Nederland de kwaliteit van het oppervlaktewater te verbeteren en daarmee de zuiveringsinspanning te verminderen De kwaliteit van dit water wordt namelijk sterk bepaald door de aanvoer uit landen als Duitsland, Belgie en Frankrijk. Nederland gebruikt naast oppervlaktewater ook grondwater als bron voor drinkwaterproductie. Voor grondwaterbronnen voor drinkwater is het onduidelijk of met de uitvoering van de SGBP'en de bestaande kwaliteitsknelpunten worden opgeheven. Deze knelpunten, zoals niet-verwijderde bodemverontreinigingen, zijn vooral lokaal van aard en worden niet of nauwelijks beinvloed door de buurlanden. Ten slotte heeft VROM gevraagd hoe het ambitieniveau van Nederland zich verhoudt tot andere lidstaten. De aanpak van Nederland bij de bescherming van drinkwaterbronnen blijkt vergelijkbaar met die van andere Rijn- en Maasoeverstaten.
    • Drinkwater in stroomgebiedbeheerplannen Rijn- en Maasoeverstaten

      Wuijts S; Zijp MC; Reijnders HFR; IMG; LER; CMM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2010-02-19)
      De stroomgebiedbeheerplannen (SGBP'en) van de Rijn- en Maasoeverstaten bevatten in de eerste planperiode (2009-2015) weinig specifieke maatregelen om de kwaliteit van bronnen voor drinkwater te verbeteren. Het is daardoor waarschijnlijk dat Nederlandse oppervlaktewaterbronnen voor drinkwater niet zullen voldoen aan het streefdoel van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) zoals dat is geformuleerd in artikel 7.3. Met dit artikel wordt ernaar gestreefd om de waterkwaliteit te verbeteren waardoor minder inspanning nodig is om het te zuiveren tot drinkwater. Dit concludeert het RIVM bij de beoordeling van deze plannen in opdracht van het ministerie van VROM. De KRW draagt lidstaten op om SGBP'en op te stellen. De plannen moeten een goede toestand van grond- en oppervlaktewater zeker stellen door middel van meet- en maatregelenprogramma's. Voor drinkwater gelden specifieke doelstellingen. Maatregelen van de Rijn- en Maasoeverstaten zijn noodzakelijk om in Nederland de kwaliteit van het oppervlaktewater te verbeteren en daarmee de zuiveringsinspanning te verminderen De kwaliteit van dit water wordt namelijk sterk bepaald door de aanvoer uit landen als Duitsland, Belgie en Frankrijk. Nederland gebruikt naast oppervlaktewater ook grondwater als bron voor drinkwaterproductie. Voor grondwaterbronnen voor drinkwater is het onduidelijk of met de uitvoering van de SGBP'en de bestaande kwaliteitsknelpunten worden opgeheven. Deze knelpunten, zoals niet-verwijderde bodemverontreinigingen, zijn vooral lokaal van aard en worden niet of nauwelijks beinvloed door de buurlanden. Ten slotte heeft VROM gevraagd hoe het ambitieniveau van Nederland zich verhoudt tot andere lidstaten. De aanpak van Nederland bij de bescherming van drinkwaterbronnen blijkt vergelijkbaar met die van andere Rijn- en Maasoeverstaten.
    • Drinkwateraspecten en de Kaderrichtlijn Water, bescherming van drinkwater uit oppervlaktewater

      Wuijts S; Rijswick HFMW van; Universiteit Utrecht, Departement Rechtsgeleerdheid, Disciplinegroep Staats- en Bestuursrecht, Centrum voor Omgevingsrecht en -beleid/NILOS (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2007-02-06)
      The Water Framework Directive (WFD, 2000) ensures sustainable availability of good quality groundwater and surface water. Current drinking-water directives are partially addressed in the WFD, along with 'new' obligations such as the river basin approach. Existing regulations on substances and standards related to drinking-water production also conflict with each other. This report, ordered by the Dutch Ministry of Housing, Spatial Planning and the Environment (VROM) describes the influence of the implementation of the WFD on the protection of drinking-water resources. Streamlining standards and substances in the different relevant national pieces of legislation is advised in the report. In this way, discussions are clarified between water administrator and drinking-water company on the substances that cause problems in drinking-water production. Besides elaborating on the consequences of the WFD, the report also documents the implications for other regulations, for example, the one on spatial planning. The WFD aims to achieve a level of protection at least equivalent to that provided in earlier legislation. There is already an obligation to deliver results with respect to the protection of drinking-water resources. New is the river-basin approach set out in the WFD. This means that in water management, the effect on downstream water quality needs to be taken into account, especially when specific quality standards (e.g. drinking-water resources) are involved. This holds for measures that directly influence water quality, such as the issue of permits for spills and the use of pesticides. However, this is also true for the admission of new substances to the market and the formulation of quality standards with neighbouring countries at border crossings situated in a river basin. According to the WFD it is mandatory for European Member States to identify water bodies containing drinking-water abstraction points in a so-called 'Register of protected areas' and to carry out measures to achieve drinking-water objectives assessed at the abstraction point. One possible measure is to draw up a dossier, set up by all parties involved, and offer a framework for suitable protection and measures for that area. This measure is designed to accommodate the fact that each drinking-water resource (lake, canal and river) reacts specifically to pollution, and that the influence of such spatial factors as agricultural or industrial areas, varies per resource. Firmly establishing water quality in the spatial planning policy is advised, for example, to reduce point and diffuse pollution. The current Water Assessment is an inadequate instrument in this regard.
    • Drinkwaterkwaliteit in nieuwbouwwoningen

      Wuijts S; Slaats PGG; Versteegh JFM; Meerkerk MA; MEV; IMD (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVMKiwa Water Research, 2008-04-24)
      Drinkwater in nieuw gebouwde woningen bevat vaak verhoogde gehalten lood, nikkel en koper. Daardoor voldoet het drinkwater in deze woningen niet aan de eisen van het Waterleidingbesluit. Mogelijk is de kwaliteit van het drinkwater ook bij oplevering van de woning onvoldoende. Vooralsnog is echter geen sprake van acute gezondheidsrisico's. De normstelling gaat uit van een langdurige blootstelling aan deze metalen, en dat is in deze situatie waarschijnlijk niet het geval. Dit probleem kan verholpen worden door voor de oplevering langdurig en tijdens de eerste maanden van bewoning dagelijks 's ochtends de kranen een aantal minuten te laten lopen. Bewoners dienen hierover beter geinformeerd te worden door de installateur of het waterleidingbedrijf. Dit concludeert het RIVM nadat het de drinkwaterkwaliteit in bijna honderd nieuwbouwwoningen heeft onderzocht. Het onderzoek is uitgevoerd in samenwerking met Kiwa Water Research en een aantal waterleidinglaboratoria. In vrijwel alle onderzochte nieuwbouwwoningen zijn de verhoogde gehalten metalen aangetroffen. Ze zijn afkomstig uit gebruikte materialen zoals, kranen, koppelingen, soldeer en leidingen. Nieuwe materialen geven gedurende de eerste maanden metalen af. Ook zijn hoge aantallen bacterien aangetroffen. Er zijn echter geen aanwijzingen dat er ziekteverwekkende organismen in het drinkwater zitten.
    • Effecten klimaatontwikkeling op de waterkwaliteit bij innamepunten voor drinkwater : Analyse van stofberekeningen

      Wuijts S; Bak-Eijsberg CI; van Velzen EH; van der Aa NGFM; IMG; mev (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVMDeltares, 2012-10-02)
      Als gevolg van de klimaatverandering kan de kwaliteit van oppervlaktewater rond 2050 zodanig zijn verslechterd dat het zonder extra maatregelen ongeschikt is om er drinkwater van te bereiden. Deze situatie doet zich voor in droge jaren, als normen voor stoffen gedurende perioden (van dagen tot maanden) worden overschreden. Deze normoverschrijdingen doen zich nu al voor in zeer droge jaren en kunnen in de toekomst toenemen. De mate waarin dit gebeurt hangt af van de klimatologische ontwikkelingen. Oppervlaktewater als bron voor drinkwater onder druk Dit blijkt uit verkennende berekeningen van Deltares die het RIVM heeft geanalyseerd in opdracht van het Deltaprogramma Zoetwater. De uitkomsten gelden voor bijna alle locaties in Nederland waar oppervlaktewater wordt onttrokken voor de productie van drinkwater (innamepunten). Dit oppervlaktewater wordt gebruikt om ongeveer 40% van de Nederlandse bevolking van drinkwater te voorzien. De kwaliteit van water verslechtert tijdens perioden waarin de hoeveelheid water die door rivieren stroomt afneemt. De invloed van lozingen door afvalwaterzuiveringen en industrie op de waterkwaliteit is dan veel groter. Dat komt doordat het water minder verdund raakt. Specifieke maatregelen per innamepunt aanbevolen Bijna de helft van de innamepunten liggen in delen van kanalen en rivieren waar in droge perioden bijna geen of heel weinig nieuw water als verversing wordt aangevoerd. Hier wordt de waterstand kunstmatig hoog gehouden (stagnante zones). In deze zones kan een kleine variatie in doorstroming van het water al veel effect hebben op de berekende concentraties van stoffen. Aanbevolen wordt daarom om met de betrokken partijen (waterbeheerder, rijk, provincie en drinkwaterbedrijf) specifiek naar de situatie per innamepunt te kijken. De gesignaleerde risico's kunnen dan nader worden gewogen en effectieve maatregelen worden ontwikkeld. Voorbeelden van maatregelen zijn: het toelatingsbeleid van stoffen aanscherpen, de lozingen verminderen, stagnante zones doorspoelen zodat het oppervlaktewater wordt ververst, en het drinkwaterzuiveringsproces uitbreiden met een extra stap.
    • Effecten van klimaat op gezondheid : Actualisatie voor de Nationale Adaptatiestrategie (2016)

      Wuijts S; Vros AC; Schets FM; Braks MAH; DDB; M&V (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2014-12-04)
      Klimaatverandering kán de volksgezondheid beïnvloeden. De consequenties daarvan kunnen onder bepaalde omstandigheden groot zijn. Zo kunnen hittegolven, die meer ziekte- en sterfgevallen tot gevolg hebben, vaker voorkomen en vorstperioden juist minder vaak. Ook is het mogelijk dat het hooikoortsseizoen langer duurt en kunnen nieuwe ziekten en plagen ontstaan. Om hier beleidsmatig gericht op in te kunnen spelen, is het belangrijk om veranderingen goed te volgen. Uit onderzoek van het RIVM blijkt dat de bestaande monitoring en kennis over onderliggende processen moet worden versterkt. Burgers kunnen zelf ook maatregelen nemen om beter om te gaan met de effecten van klimaatverandering. De overheid zou burgers hierover moeten informeren, bij voorkeur per doelgroep. Een goed voorbeeld is het hitteplan dat ouderen tijdens een hittegolf moet stimuleren voldoende te drinken en zich niet te warm te kleden. Verder is het van belang klimaatmaatregelen te combineren met andere maatregelen, omdat deze kunnen bijdragen aan een verbetering van de leefomgeving, zoals meer groen in de stad. Vooral ouderen en mensen met luchtwegaandoeningen of hart- en vaatziekten blijken gevoelig voor extreme warmte tijdens hittegolven. Vaak overlijden zij eerder omdat hun gezondheidsklachten verergeren door de hitte; er zijn circa 13% meer sterfgevallen tijdens een hittegolf. Het effect van hitte is groter in stedelijke gebieden, omdat deze extra opwarmen en 's nachts minder afkoelen. Of sterfte afneemt door zachtere winters is nog onduidelijk. Door klimaatverandering kan de blootstelling aan pollen en huismijt via de lucht toenemen. Door hogere temperaturen bloeien planten en bomen eerder en kunnen nieuwe soorten, zoals de sterk allergene Ambrosia, zich in Nederland vestigen. Hierdoor kan het pollenseizoen langer duren - in 2050 misschien zelfs een groot deel van het jaar - en kunnen klachten ernstiger zijn. Naar schatting kan het medicijngebruik voor hooikoortsklachten dan verdubbelen. De luchtkwaliteit versterkt deze hittestress en allergieklachten. Beleidsmaatregelen zouden erop gericht moeten zijn de luchtkwaliteit te verbeteren. Klimaatverandering is een van de vele factoren die invloed heeft op de mate waarin infectieziekten voorkomen, maar onduidelijk is hoe die factoren zich tot elkaar verhouden. Volgens sommigen zijn maatschappelijke en economische factoren, zoals internationalisering, veel bepalender. Een uitbraak van een infectieziekte kan een grote maatschappelijke impact hebben. Een sterke monitoring is daarom van groot belang om tijdig te kunnen ingrijpen.
    • Eindevaluatie gebiedsdossiers drinkwaterwinningen

      Wuijts S; Bogte JJ; Dik HHJ; Verweij WHJ; van der Aa NGFM; DDB; M&V (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2014-06-19)
      Het RIVM heeft geïnventariseerd welke risico's er nu en in de toekomst zijn voor de waterkwaliteit bij de bronnen voor drinkwater, en welke maatregelen landelijk mogelijk zijn om deze risico's te beperken. Behalve de risico's die in 2013 zijn aangegeven, is er zorg over de voortgang van de programma's waarin de afspraken over de benodigde maatregelen staan uitgewerkt (uitvoeringsprogramma's). De risico's zijn gebaseerd op de zogeheten gebiedsdossiers voor drinkwaterwinningen. Hierin brengen gemeenten, provincies, drinkwaterbedrijven en waterbeheerders risico's voor de waterkwaliteit in kaart, zodat tijdig effectieve maatregelen kunnen worden genomen. Sommige maatregelen kunnen beter niet lokaal maar landelijk voor alle winningen worden opgepakt. Deze kunnen dan in de Nota Drinkwater worden opgenomen of ingebracht in de plannen voor de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW). Voorbeelden van risico's en maatregelen Een van de risico's is dat verschillende normenkaders, zoals de Drinkwaterwet en de Wet bodembescherming, niet altijd goed op elkaar aansluiten. Hierdoor kunnen verschillende percepties ontstaan over de noodzaak om maatregelen te treffen, wat de bescherming van bronnen kan belemmeren. Het ministerie van Infrastructuur en Milieu (IenM) onderzoekt momenteel hoe deze afstemming kan worden verbeterd. Verder is het milieubeschermingsbeleid vaak onvoldoende verankerd in lokaal ruimtelijk beleid. Hierdoor kan er onvoldoende aandacht zijn voor de bescherming van drinkwaterbronnen als nieuwe ruimtelijke activiteiten worden ontwikkeld. Bij veel uitvoeringsprogramma's is de actualisatie van lokale bestemmingsplannen als maatregel opgenomen. Aandachtspunten De regiehouders (provincies) zijn voortvarend aan de slag gegaan en hebben voor alle kwetsbare grondwater-, oevergrondwater- en oppervlaktewaterwinningen gebiedsdossiers opgesteld. Van de niet-kwetsbare winningen moet, volgens planning, nog een aantal dossiers worden opgesteld. Voor ongeveer de helft van de winningen zijn inmiddels uitvoeringsprogramma's opgesteld. De zorg bestaat of de overige uitvoeringsprogramma's op tijd klaar zijn om te worden meegenomen in de plannen voor de KRW voor de periode 2015-2021. Ook is nog niet duidelijk of alle maatregelen specifiek genoeg zijn om de gewenste waterkwaliteit te behalen.