• Hiv-survey onder Surinamers, Antillianen en Kaapverdianen in Rotterdam 2006

      Veen MG van; Wagemans MAJ; Gotz HM; Zwart O de; GGD Rotterdam-Rijnmond; EPI (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2007-11-22)
      Het aantal hivbesmettingen onder Antillianen, Surinamers en Kaapverdianen laat zien dat hiv een blijvend probleem is binnen deze gemeenschappen. De nieuwe cijfers van een gezamenlijk onderzoek van het RIVM en de GGD Rotterdam Rijnmond tonen dit aan. Bij Surinamers komt hivbesmetting bij 0,8 % van de mensen voor, bij Kaapverdianen 0,7%. Deze cijfers zijn gelijk aan die uit eerder onderzoek in 2002-2003. Bij de Antillianen is het 0,8 tot 3,2%.
    • HIV-surveys bij hoog-risicogroepen in Rotterdam 2002-2003

      Veen MG van; Beuker RJ; Brito O de; Goetz H; Koster M de; Al Taqatqa W; Zwart O de; Laar MJW van de; CIE (GGD Rotterdam e.o., 2005-06-07)
      Er bestaat een potentieel risico op verspreiding van HIV en SOA vanuit hoog-risicogroepen naar de rest van de bevolking in Nederland. Dit blijkt uit de eerste HIV-survey die is uitgevoerd in Rotterdam. Hierbij is gevonden dat de HIV-prevalentie onder prostituees 7% is, onder injecterende druggebruikers 10%, onder Kaapverdianen 1%, en onder Surinamers en Antillianen 0%. Het seksueel risicogedrag bij deze groepen is hoog. Doel van de survey was inzicht te verkrijgen in het voorkomen van HIV, seksueel risicogedrag en de potentie tot verspreiding hiervan bij prostituees, druggebruikers en migranten afkomstig uit HIV-endemische gebieden. De surveys zijn een onderdeel van de HIV-surveillance in Nederland.De HIV-prevalentie onder prostituees op de tippelzone (12%) is hoger dan bij prostituees in clubs (2%). Prostituees gebruiken vaak condooms met klanten (88%), echter deze condooms gaan regelmatig stuk (49%). Het aantal jaren werk in de prostitutie, transgenders en het spuiten van drugs waren geassocieerd met een HIV-infectie.Het seksueel risicogedrag onder migranten is hoog en hoger bij mannen dan bij vrouwen: dat wil zeggen veel partners, meer gelijktijdige partners en weinig condoomgebruik met vaste en losse partners. Door de vele seksuele contacten onderling en tussen de verschillende etnische groepen bestaat de kans op snelle verspreiding van HIV binnen deze groep migranten en naar de rest van de bevolking. De HIV-prevalentie onder injecterende druggebruikers is ongeveer hetzelfde gebleven ten opzichte van eerder onderzoek in 1997. Het spuitgedrag is minder risicovol geworden, echter het seksuele risicogedrag is hoog gebleven.De resultaten van de HIV-surveys worden gebruikt voor het preventiebeleid in Rotterdam
    • HIV-surveys bij hoog-risicogroepen in Rotterdam 2002-2003

      Veen MG van; Beuker RJ; Brito O de; Goetz H; Koster M de; Al Taqatqa W; Zwart O de; Laar MJW van de; GGD Rotterdam e.o.; CIE (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2005-06-07)
      There is a potential risk for further spread of HIV and STI from high risk groups into the general population in the Netherlands. These are the main conclusions of the first HIV survey among high risk groups in Rotterdam. Among commercial sex workers (CSW) the HIV prevalence is 7%, 10% among injecting drug users (IDU), 1% among Cape Verde migrants and among Surinamese and Antillian migrants 0%. Sexual risk behaviour is high in these groups. The objectives were to assess the HIV prevalence, related risk behaviours among CSW , IDU and migrants from HIV endemic countries, and the potential of HIV transmission into the general population. This survey is part of the national HIV-surveillance.HIV prevalence among CSW in Rotterdam is higher in street-based prostitution (12%) than in establishment-based prostitution (2%). HIV prevalence among transgender sex workers is 20%. Condom use with customers is high (88%), although condom failure is reported regularly (49%). Condom use with steady and casual partners is low (15% and 25%, respectively). Therefore there is a potential for further spread of HIV in the general population. Number of years in prostitution, transgenders and injecting of drugs were associated with HIV. Substantial sexual risk behaviour is reported in the migrant groups, more in males than females: many sexual partners, concurrent partnerships and less frequent condom use with steady and casual partners (10% and 44%, respectively). Sexual contacts during visits to their countries of origin were reported by 19-32% of the respondents. Due to unsafe sex practices, concurrent partnerships, multiple partners and mixing between ethnic groups, further transmission of HIV and STI in the general population is a potential risk. HIV prevalence among IDU did not change significantly in comparison with prior studies in 1997. IDU shared less needles and syringes over time; however inconsistent condom use remained high: 85% with steady partners, 43% with casual partners. The potential for further spread is considerable due to the high HIV prevalence, the reported unsafe sex behaviour and the sexual mixing between IDU and non-IDU. Results of this survey will be used to target future prevention activities of the Municipal Health Service in Rotterdam. Repeated HIV-surveys are needed to monitor trends in sexual behaviour in high risk groups.