• Effect van blootstelling aan ozon op de fagocytose en killing van Listeria monocytogenes door alveolaire macrofagen van de rat: de ontwikkeling van een meetmethode

      van Soolingen D; Postma GW; Groothuis DG; Rombout PJA; Vos JG; van Loveren H (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 1987-12-31)
      Dit rapport beschrijft de methode om in vitro het vermogen van alveolaire macrofagen om Listeria monocytogenes vast te stellen. Met behulp van deze methode kon worden aangetoond dat continue blootstelling van ratten gedurende 7 dagen aan concentraties vanaf 0.25 mg/m3 dit vermogen verminderde, hetgeen van belang is bij de afgenomen weerstand tegen respiratoire infecties die wordt waargenomen na blootstelling aan ozon.<br>
    • Effecten van inhalatoire blootstelling gedurende vier weken aan vliegas op het immuunsysteem van de rat

      de Klerk A; Verlaan APJ; Beekhof P; van Soolingen D; van Loveren H (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 1989-12-31)
      In this report of inhalatory exposure to fly ash aerosol on the immune system of the rat are described. Effects on both specific immunity and on non-specific defense mechanisms were noted. With regard to non-specific defense machanisms NK activity appeared stimulated in rats exposed during 4 weeks (5 dyas per week, 6 hrs per day) to 10 and 30 mg fly ash/m3 whereas at a concentration of 100 mg/m3 a decreased activity was noted. Macrophage activity in exposed rats was signigicantly increased. With regard to specific immune system, in lung draining lymph nodes a signigicant increased number of both T and B lymphocytes was observed. In serum of exposed rats a significant increase of upto 150% of the IgA content was found. From these data it can be concluded that inhaltory exposure to fly ash aerosol influences the specific and non-specific defense mechanisms<br>
    • Effects of ozone exposure on the defense to a respiratory Listeria monocytogenes infection in the rat

      van Loveren H; Rombout PJA; van Soolingen D; Postma GW; de Klerk A; Verlaan APJ; Marra M; Dormans JAMA; Vos JG (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 1986-08-31)
      In dit rapport wordt beschreven dat expositie van ratten aan ozon de ontwikkeling van cellulaire weerstand tegen een respiratoire infectie met Listeria monocytogenes kan verminderen. In het gebruikte rattemodel wordt weestand tegen een respiratorie Listerie infectie gemedieerd door cellulaire immuunresponsen en door niet-specifieke weerstandmechanismen. Om deze reden leidt onderdrukking van de immuunrespons niet noodzakelijkerwijs altijd tot een onderdrukking van de overall weerstand. Onder bijzondere experimentele omstandigheden kan door ozon geinduceerde recrutering van macrofagen effecten van dit gas op de cellulaire weerstand overschaduwen. Cellulaire, T-cel afhankelijke, immuun responsen vormen een belangrijke component van de weerstand tegen respiratoire infecties met bacterien, virussen, en waarschijnlijk neoplasma's. Omdat de huidige studie aantoont dat expositie aan ozon een effect heeft op T-cel afhankelijke immuunresponsen, moet expositie aan ozon als potentieel schadelijk worden beschouwd.<br>
    • Is there evidence for a link between Crohn's disease and exposure to Mycobacterium avium ssp. paratuberculosis? A review of current literature

      Herrewegh A; Roholl P; Overduin P; van der Giessen J; van Soolingen D; LIS; TOX; MGB (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVMBioMedics Scientific Consultancy, 2005-05-02)
      Mycobacterium avium ssp. paratuberculosis (Map) wordt door veel onderzoekers beschouwd als mogelijke verwekker van de ziekte van Crohn (morbus Crohn, MC) bij de mens. Dit is vooral gebaseerd op klinische en pathologische overeenkomsten tussen MC en de ziekte Paratuberculose bij runderen (herkauwers), die zonder twijfel veroorzaakt wordt door Map, en de aangetoonde aanwezigheid van Map bij een deel van de patienten met MC. Echter, evenzoveel onderzoekers zijn van mening dat Map niet de verwekker is van MC omdat Paratuberculose en MC ook verschillen in een aantal kenmerken. Map kan bijvoorbeeld niet worden aangetoond bij alle MC patienten. Verder kan Map vaak wel worden aangetoond bij een aanzienlijk deel van de onderzochte gezonde personen. Omdat Map niettemin een ziekteverwekker is die via melk, vlees, water en andere levensmiddelen de consument kan bereiken, bestaat er ernstige bezorgdheid over het mogelijke risico van dit Map-besmet voedsel voor het ontstaan van MC bij de consument. In dit rapport wordt een antwoord gegeven op de vraag 'is het verband tussen de verwekker van Paratuberculose, Mycobacterium avium ssp. paratuberculosis, en de ziekte van Crohn overtuigend bewezen?' De huidige wetenschappelijke kennis over MC wordt beschreven, waarbij het accent wordt gelegd op de informatie die direct of indirect betrekking heeft op, of een indicatie kan zijn voor een mogelijke relatie tussen MC en Map.
    • The National Immunisation Programme in the Netherlands. Developments in 2007

      van der Avoort HGAM; Bakker WAM; Berkhof J; van Binnendijk RS; Boot HJ; van Duynhoven YTHP; Erkens CGM; de Graaf TW; de Greeff SC; Hahne SJM; et al. (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2008-07-15)
      Het Rijksvaccinatieprogramma (RVP) in Nederland is effectief en veilig. Surveillance en onderzoek zijn van belang om te beoordelen of aanpassing nodig is. Dit rapport geeft een overzicht van alle relevante ontwikkelingen in 2007 van beschikbaarheid van vaccins, vaccineffectiviteit, bijwerkingen, ziektelast, gezondheidseconomische aspecten en internationale perspectieven die relevant zijn voor het RVP. In 2007 bleef het RVP ongewijzigd, uitgezonderd de DKTP (difterie, kinkhoest, tetanus, polio) boostervaccinatie voor vierjarigen waarvoor twee vaccins van verschillende fabrikanten zijn gebruikt. De meeste van de huidige ziekten die met het RVP worden bestreden zijn onder controle door de nationale vaccinatiegraad die over het algemeen boven 95% ligt. Na de introductie van pneumokokkenvaccinatie in 2006 is deze ziekte bij kinderen onder de twee jaar al iets minder vaak gevonden. Het rapport beschrijft diverse plannen om het RVP te verbeteren. Zo wordt onderzocht wat de effectiefste manier is om jonge kinderen te beschermen die nog niet zijn ingeent tegen kinkhoest. Ook wordt overwogen om de leeftijd van de tweede BMR-prik (bof, mazelen, rubella) te verlagen. Een ander onderzoek kijkt naar de frequentie van de pneumokokkenvaccinatie (twee tegenover drie keer bij zuigelingen, gevolgd door een booster op de leeftijd van 11 maanden). De Gezondheidsraad beraadt zich in 2008 over de wenselijkheid universeel tegen hepatitis B te vaccineren. Ook beraadt zij zich over de introductie in het RVP van vaccinatie tegen humaan papillomavirus (HPV) voor meisjes tegen baarmoederhalskanker, rotavirus en varicella (waterpokken) en herpes zoster (gordelroos). In dit rapport staan enkele aanbevelingen voor surveillance en onderzoek naar deze ziekten. Daarnaast geeft het aanbevelingen voor hepatitis A (kosteneffectiviteitanalyse voor routinevaccinatie), tuberculose en influenza (behoud van vaccinatie voor een selecte groep), meningokokken B (onderzoek naar dalende trend) en respiratoir syncytiaal virus (vaccinontwikkeling).
    • The national immunisation programme in the Netherlands: current status and potential future developments

      Abbink F; Al MJ; Berbers GAM; van Binnendijk RS; Boot HJ; van Duynhoven YTHP; van Gageldonk-Lafeber AB; de Greeff SC; Kimman TG; Meijer LA; et al. (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2005-07-05)
      Het Rijksvaccinatieprogramma in Nederland is zeer effectief en veilig. Om het succes en de effectiviteit van het vaccinatieprogramma te vergroten, is vaccinatie van andere (leeftijds)groepen aan te bevelen. Uitbreiding van het programma met nieuwe doelziekten kan voor een aantal ziekten aanzienlijke gezondheidswinst opleveren. De ziekten waartegen wordt gevaccineerd zijn grotendeels onder controle, maar bewaking van de effectiviteit van het programma is van groot belang. Handhaven van de hoge vaccinatiegraad is essentieel om terugkeer van de ziekten te voorkomen. Vaccinatie van (jong) volwassenen nu (kinkhoest) of in de toekomst (bof, mazelen, rodehond, hepatitis B) zal verder verbetering kunnen geven. Ook andere vaccinatiestrategieen verdienen aandacht, zoals vaccinatie van pasgeborenen of aanstaande ouders. De vervanging van het huidige difterie, tetanus, poliomyelitis, hele-cel kinkhoest en Haemophilus influenzae vaccin (DKTP/Hib) door een combinatievaccin met een a-cellulaire kinkhoestcomponent (DKATP/Hib) ingevoerd begin 2005 moet nauwkeurig worden gemonitored, zowel voor kinkhoest als de overige vaccincomponenten. Het Rijksvaccinatieprogramma kan met vaccins tegen andere ziekten uitgebreid worden. Pneumokokken-vaccinatie van kinderen levert belangrijke gezondheidswinst op. De wenselijkheid om waterpokken-vaccinatie te introduceren - mogelijk in een combinatievaccin met bof, mazelen en rodehond - moet bestudeerd worden. Als tegen meningokokken B, respiratoir syncytieel virus en humaan papillomavirus effectieve en veilige vaccins op de markt komen, is uitbreiding van het vaccinatieprogramma naar verwachting raadzaam. Dit geldt (nog) niet (of in mindere mate) voor de al beschikbare vaccins tegen influenza, hepatitis A en tuberculose. Voor deze ziekten is continuering van het huidige beleid nodig met mogelijke verlaging van de leeftijd voor influenzavaccinatie van 65 jaar naar 50 jaar. De wenselijkheid van vaccinatie van kinderen tegen influenza is een punt voor nader onderzoek, evenals pneumokokken-vaccinatie van ouderen. Vaccinatie tegen herpes simplex virus-2 en rotavirus is nog niet mogelijk. Vaccinatie levert naar verwachting relatief beperkte gezondheidswinst op voor herpes simplex virus-2. Als een rotavirus vaccin beschikbaar komt is een kosten-effectiviteitsanalyse aangewezen.
    • The possible involvement of Mycobacterium avium ssp. paratuberculosis in the aetiology of Crohn's disease: a case control study in the Netherlands

      Herrewegh AAPM; Overduin P; Roholl PJM; Gielis FK; Robinson JE; Mahmmod N; Lieverse RJ; Robijn RJ; van der Zanden AGM; van Soolingen D; et al. (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVMDept of Medical Microbiology and Infectiouos Diseases Gelre HospitalBioMedics Scientific Consultancy, 2005-11-25)
      De bacterie Mycobacterium avium ssp. paratuberculosis (Map) wordt beschouwd als een mogelijke oorzaak van de ziekte van Crohn (morbus Crohn, MC). In samenwerking met Gelre ziekenhuizen heeft het RIVM een onderzoek uitgevoerd naar het voorkomen van Map in darmbiopten van patienten met MC, patienten met Ulcerative Colitis (UC) en controlepersonen zonder darmontsteking. De aanwezigheid van Map in de darmbiopten werd onderzocht met behulp van kweekmethoden, een DNA amplificatiemethode (PCR) en een immunologische detectiemethode (immunoperoxidase kleuring, IP-kleuring). Met de PCR-methode werd Map aangetoond in 7% van de MC-patienten, 8% van de UC-patienten en 5% van de controlepersonen. Met de gecombineerde kweek- en PCR-methoden waren gemiddeld 25% van de MC-patienten, 7% van de UC patienten en 27% van de controlepersonen positief. Met behulp van de IP-kleuring werd Map aangetoond in 20% van de MC-patienten, 13% van de UC-patienten en 29% van de controlepersonen. De resultaten van de kweek- en PCR-methoden tonen geen significant verschil tussen de aanwezigheid van Map in MC-patienten vergeleken met controlepersonen. De resultaten van de IP-kleuring tonen zelfs een hoger percentage Map-positieve controlepersonen vergeleken bij MC-patienten. Onze resultaten tonen duidelijk aan dat Map zowel bij MC-patienten als bij UC-patienten en controlepersonen voorkomt. Naast de aanwezigheid van Map is ook gekeken naar de aanwezigheid van Chlamydia in de biopten. Op grond van IP en in situ hybridisatie kleuringen bleken Chlamydiae in grote aantallen aanwezig te zijn in de biopten van MC- en UC-patienten en nauwelijks aanwezig in de biopten van controle patienten.In conclusie: onze resultaten ondersteunen niet de hypothese dat Map direct betrokken is bij de ziekte van Crohn, maar sluiten ook niet uit dat Map een rol speelt bij het ontstaan van de ziekte van Crohn in een gevoelig deel van de populatie.
    • Het Rijksvaccinatieprogramma nu en in de toekomst: ontwikkelingen in 2005

      Abbink F; van der Avoort HGAM; Berbers WAM; van Binnendijk RS; Boot HJ; Borgen K; van Duynhoven YTHP; Gerritsen AAM; de Greeff SC; Hahni SJM; et al. (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVMLeids Universitair Medisch Centrum LUMC/ImmunologieErasmus MC/iMTA (Universitair Medisch Centrum Rotterdam), 2006-09-18)
      Het Rijksvaccinatieprogramma in Nederland is effectief en veilig. De ziekten waartegen momenteel wordt gevaccineerd zijn grotendeels onder controle. In 2004/2005 heerste er echter een rubella epidemie voornamelijk onder personen waarbij vaccinatie was geweigerd op grond van bevindelijk gereformeerde overtuiging. Daarnaast zijn er in 2004 en 2005 incidenten van bof (onder gevaccineerden) en van mazelen (onder niet gevaccineerden) geweest. Per 1 januari 2005 is het difterie, tetanus, poliomyelitis, hele-cel kinkhoest en Haemophilus influenzae vaccin vervangen door een combinatievaccin met een a-cellulaire kinkhoestcomponent en is een daling zichtbaar in het aantal meldingen van postvaccinale verschijnselen. Vanaf 1 januari 2006 zullen kinderen die geboren worden uit moeders die chronisch geinfecteerd zijn met hepatitis B vlak na de geboorte een extra vaccinatie krijgen. Het Rijksvaccinatieprogramma kan met vaccins tegen andere ziekten uitgebreid worden. Vanaf 1 april 2006 zal pneumokokkenvaccinatie voor kinderen ingevoerd worden en om de effecten hiervan te evalueren is uitbreiding van surveillance van invasieve pneumokokken infecties gewenst. De wenselijkheid van opname van vaccinatie tegen waterpokken, gordelroos, humaan papillomavirus en rotavirus moet op korte termijn overwogen worden, gezien de beschikbaarheid van deze vaccins. Om inzicht te krijgen in de gezondheids- en economische effecten van deze vaccinaties is kosten-effectiviteitsonderzoek geindiceerd. Opname in het Rijksvaccinatieprogramma van vaccins tegen influenza, hepatitis A, meningokokken B, respiratoir synctieel virus en tuberculose is om verschillende redenen op korte termijn nog niet aan de orde. Voortdurende bewaking van de effectiviteit van het Rijksvaccinatieprogramma is van groot belang. Handhaven van de hoge vaccinatiegraad is essentieel om terugkeer van ziekten te voorkomen.
    • A study of the Listeria monocytogenes infectivity model in the rat: Evaluation of the role of macrophages and thymus-dependent immunity in systemic and pulmonary resistance as investigated in the athymic nude rat

      van Loveren H; Postma GW; van Soolingen D; Kruizinga W; Groothuis DG; Vos JG (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 1985-12-31)
      Naakte ratten kunnen, in tegenstelling tot hun thymus-houdende controles, niet goed geimmuniseerd worden tegen Listeria monocytogenes. De fagocytotische activiteit van macrofagen in naakte ratten is wel intact, en zelfs hoger dan in controles. Dit lijkt op te gaan zowel voor systemische als pulmonale weerstand tegen deze infectie. Dit diermodel is hierdoor geschikt voor het onderzoek naar onderliggende mechanismen van effecten van oxiderende gassen op de afweer tegen pulmonale infecties: De effecten van expositie van thymus-houdende dan wel naakte ratten, al dan niet tegen Listeria monocytogenes geimmuniseerd, op de uiteindelijk gemeten weerstand, zal een belangrijke indicatie geven waar uiteindelijk oxiderende gassen op het afweer mechanisme zullen ingrijpen.<br>
    • Tuberculose in Nederland 2012

      Slump E; Erkens CGM; van Hunen R; van Rest JF; Schimmel HJ; van Soolingen D; RES; I&V (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVMKNCV Tuberculosefonds, 2014-06-05)
      In 2012 werden 958 patiënten met tuberculose gemeld aan het Nederlands Tuberculose Register (NTR). Dit komt overeen met een incidentie van tuberculose van 5,7 per 100.000 inwoners. Ten opzichte van 2011 en 2010 is de incidentie met respectievelijk vier procent en tien procent afgenomen. Sinds 2002 is het aantal tbc-patiënten in Nederland met 32% gedaald. In 2012 werd bij 53 procent van de gemelde patiënten longtuberculose geconstateerd. Het aantal patiënten met longtuberculose (pulmonale tbc) daalt sneller dan het aantal met extrapulmonale tbc (tuberculose buiten de longen). Het percentage extrapulmonale gevallen was het hoogste onder tbc-patiënten die in het buitenland zijn geboren. De meest voorkomende vorm van extrapulmonale tuberculose was tuberculose van de perifere lymfklieren. Achttien procent (177) van de tbc-patiënten in 2012 had sputumpositieve longtuberculose, de meest besmettelijke vorm van tuberculose. De incidentie van sputumpositieve longtuberculose in 2012 was 1,1 per 100.000 inwoners. Tuberculose komt in Nederland vaker voor bij personen geboren in het buitenland (eerstegeneratieallochtonen) en tweedegeneratieallochtonen. Bijna drie kwart van het aantal tbc-patiënten in 2012 was geboren in het buitenland (73%). Van de groep eerstegeneratieallochtonen met tuberculose in Nederland was de groep Somaliërs net als voorgaande jaren het grootste (170). Het percentage tbc-patiënten afkomstig uit Somalië was daarmee even groot als het percentage autochtone Nederlanders met tuberculose (18 procent), maar de incidentie onder Somaliërs in Nederland is bijna 500 maal hoger dan onder autochtone Nederlanders (respectievelijk 1,3 en 691 per 100.000 inwoners). Multiresistente tuberculose Het aantal patiënten met multiresistente tuberculose (MDR-tbc) in Nederland schommelt de laatste vijf jaar tussen tien en twintig patiënten; dat is 1-2% van het totaal aantal patiënten. In 2012 werden elf patiënten met multiresistente tuberculose gediagnosticeerd. Eén van de elf patiënten met mulitresistente tuberculose was afkomstig uit Nederland, de tien andere patiënten uit het buitenland. Resultaat van de behandeling Van alle in 2011 geregistreerde tbc-patiënten voltooide 87% de tbc-behandeling met succes. Bij nieuwe patiënten met longtuberculose was dit percentage iets lager (85%). Patiënten met multiresistente tuberculose voltooiden minder vaak de behandeling. Van de elf MDR-tbc-patiënten gediagnosticeerd in 2010 voltooiden zeven (64%) de behandeling met succes, één patiënt (9%) brak de behandeling voortijdig af, één patiënt zette de behandeling in het buitenland voort, één patiënt is overleden aan een andere oorzaak dan tuberculose en van één patiënt is het behandelresultaat (nog) niet bekend. Sterfte aan tuberculose Van de tbc-patiënten geregistreerd in het NTR in 2011 en 2012 overleden respectievelijk achttien (1,8%) en zes personen (0,6%) aan tuberculose. Patiënten met ernstige comorbiditeit hebben grotere kans op sterfte aan tuberculose. In 2012 overleed één persoon met diabetes, twee personen met een maligniteit en één persoon met nierinsufficiëntie aan tuberculose. Latente tbc-infectie (LTBI) In 2012 zijn 1.293 nieuwe gevallen van LTBI geregistreerd. Bij 855 personen werd de diagnose bij bron- en contactonderzoek vastgesteld. In 2011 startten in totaal 1.027 van de 1.297 personen (79%) een preventieve behandeling. Van hen voltooide 84% de LTBI-behandeling met succes. Delay Op grond van de gegevens in het NTR is de gemiddelde duur van het diagnostisch delay in de periode 2005-2012 niet toegenomen, hoewel bij illegalen, dak- en thuislozen, en drugs- en alcoholverslaafden wel aanwijzingen zijn voor een langer patient delay. Bij ruim een kwart van de patiënten die passief worden gevonden is wel sprake van een 'te lang' of 'ongunstig delay'. Voor doctor delay geldt hetzelfde: er is bij ruim een kwart van de patiënten die passief worden gevonden sprake van een 'te lang' of 'ongunstig delay'. Case finding In totaal 15% van alle tbc-patiënten werd in 2012 gevonden door actieve opsporing door de afdeling tbc-bestrijding van de GGD. Het percentage tbc-patiënten dat gevonden wordt door screening van risicogroepen zoals nieuwe immigranten, asielzoekers, drugsverslaafden en dak- en thuislozen neemt al langere tijd af. In de jaren 1993-1998 werd 14% van de tbc-patiënten gevonden door screening, maar in 2012 was dit nog maar 8%. Het percentage patiënten gevonden via bron- en contactonderzoek was in 2012 hetzelfde als in voorgaande jaren (7%). Tbc-patiënten met verminderde weerstand Het percentage tbc-patiënten met een co-infectie met hiv was 3% in 2012. Het percentage tbc-patiënten die op co-infectie met hiv werden getest nam toe van 28% in 2008 naar 49% in 2011, maar is in 2012gestagneerd (47%). Van patiënten uit risicogebieden zoals sub-Sahara Afrika was in 59% van de gevallen de hiv-status bekend. Het aantal tbc-patiënten die behandeld worden met TNF-alfaremmers neemt toe. In 2012 betrof het achttien (1,9%) patiënten. Transmissie en clustersurveillance Van de patiënten met kweekpositieve tuberculose clusterde de helft met een voorgaande patiënt. Bij een derde van de clusterende patiënten was sprake van recente clustering, een mogelijk gevolg van recente transmissie in Nederland. In 2012 vertoonden vier van de clusters een groei van meer dan vijf patiënten. De laatste jaren zijn er minder snelgroeiende clusters, een teken dat transmissie van M. tuberculosis in Nederland afneemt of dat de bestrijdingsmaatregelen effectief zijn.
    • Tuberculose in Nederland 2013 : Surveillancerapport

      Slump E; Erkens CGM; van Hunen R; de Vries G; Schimmel HJ; van Soolingen D; RES; I&V (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2014-12-18)
      In 2013 werden 848 patiënten met tuberculose gemeld aan het Nederlands Tuberculose Register (NTR). Dit komt overeen met een incidentie van tuberculose van 5,1 per 100.000 inwoners. Het aantal tbc-patiënten in Nederland is in de laatste tien jaar met 38% gedaald. In 2013 werd bij 54% van de gemelde patiënten longtuberculose geconstateerd; 23% procent (199) van de tbc-patiënten in 2013 had sputum en/of BAL ZN positieve longtuberculose, de meest besmettelijke vorm van tuberculose. Dit betekent een afname van 15% van het aantal patiënten met besmettelijke tuberculose ten opzichte van 2012. Tuberculose komt in Nederland vaker voor bij personen geboren in het buitenland (eerstegeneratieallochtonen) en tweedegeneratieallochtonen. Bijna driekwart van het aantal tbc-patiënten in 2013 was geboren in het buitenland (74%). Van de groep eerstegeneratieallochtonen met tuberculose in Nederland is de groep Somaliërs, net als voorgaande jaren, het grootst (147). Het percentage tbc-patiënten afkomstig uit Somalië is even groot als het percentage autochtone Nederlanders met tuberculose (17%), maar de incidentie onder Somaliërs in Nederland is meer dan 500 maal hoger dan onder autochtone Nederlanders. Tbc-patiënten behorend tot een risicogroep Het percentage tbc-patiënten behorend tot een risicogroep was in 2013 lager (36%) dan in 2012 (40%). Vooral het aantal tbc-patiënten behorend tot de risicogroep 'tbc-contacten' nam af. Ook het aantal tbc-patiënten behorend tot de risicogroep 'immigranten korter dan 2,5 jaar in Nederland' en het aantal tbc-patiënten behorend tot de risicogroep 'asielzoekers korter dan 2,5 jaar in Nederland' was in 2013 lager dan in voorgaande jaren. Bijna de helft van het aantal tbc-patiënten in 2013 in Nederland is immigrant langer dan 2,5 jaar in Nederland en afkomstig uit endemisch gebied. Vanwege de duur van het verblijf worden zij niet (meer) als risicogroep beschouwd. Tuberculose en hiv Het percentage tbc-patiënten dat op hiv wordt getest is ook in 2013 veel lager (51%) dan de richtlijn voor tuberculose en hiv aanbeveelt (100%). Het percentage tbc-patiënten van wie de hiv-status bekend was, nam toe van 28% in 2008 tot 51% in 2013. Het percentage tbc-patiënten geïnfecteerd met hiv daalde de laatste tien jaar in Nederland tot 2,0% in 2013. Dit is 3,9% van de patiënten waarbij de hiv-status bekend is. Multiresistente (MDR) tuberculose Het aantal patiënten met MDR-tbc in Nederland schommelt de laatste vijf jaar tussen de tien en de twintig patiënten. Door de afname van het totaal aantal tbc-patiënten in 2013 nam MDR-tbc in verhouding toe ten opzichte van voorgaande jaren tot 2,8% van het totaal aantal kweekpositieve tuberculose. MDR-tbc komt vaker voor bij patiënten die eerder zijn behandeld. Alle MDR-tbc-patiënten in 2013 waren afkomstig uit het buitenland Resultaat van de behandeling Van alle patiënten met rifampicine gevoelige tuberculose gediagnosticeerd in 2012, voltooide 85% de tbc-behandeling met succes. Patiënten met resistente tuberculose voltooiden minder vaak de behandeling. Van de negentien patiënten met rifampicine resistente tuberculose gediagnosticeerd in 2011, voltooiden veertien (74%) de behandeling met succes. Sterfte aan tuberculose Van de zestien personen die in 2012 en 2013 aan tuberculose overleden waren er dertien ouder dan 65 jaar. Twee patiënten waren hiv-positief. Bij zeven van de 16 overleden tbc-patiënten werd de diagnose tuberculose pas na het overlijden gesteld. Latente tbc-infectie (LTBI) In 2013 zijn 1.344 personen met LTBI gemeld aan het NTR. Bij 771 (57%) personen werd de diagnose bij bron- en contactonderzoek vastgesteld. In 2013 startte 72% van de gemelde personen een preventieve behandeling. Van de personen gemeld in 2012 voltooide 87% de LTBI-behandeling met succes. Transmissie en clustersurveillance Op grond van de genetische typering van de tbc-bacterie is aangetoond dat bij ongeveer een derde van de patiënten met een kweekpositieve tuberculose in 2013 er sprake is van recente clustering, dat wil zeggen dat de patiënt eenzelfde bacterie heeft als een andere tbc-patiënt die de afgelopen twee jaar in Nederland is vastgesteld. Bij de overige patiënten die tot een cluster behoorden kan het gaan om import van de ziekte met een VNTR-typering die veel voorkomt in het land van herkomst of om een re-activatie van een in het verleden opgedane infectie. Regionale surveillance Met ingang van 1 januari 2015 zal de tbc-bestrijding georganiseerd worden vanuit vier regio's: de tbc-regio Noord Oost, de tbc-regio Noord West, de tbc-regio Zuid-Holland en de tbc-regio Zuid. Het aantal tbc-patiënten (en de tbc-incidentie) is in de periode 1993-2013 gedaald in alle tbc-regio's. Per regio zorgen regionale uitbraken voor schommelingen in het aantal patiënten over de jaren. De regio Zuid-Holland had in 2013 het grootste aantal tbc-patiënten (265) en de hoogste incidentie (7,4 per 100.000 inwoners). In de regio Noord Oost was de incidentie het laagste (3,4 per 100.000) maar was het percentage tbc-patiënten behorend tot een risicogroep het hoogste (46%). Dit waren vooral immigranten en asielzoekers korter dan 2,5 jaar in Nederland. De regio Zuid had in 2013 het kleinste aantal tbc-patiënten (156). De incidentie in de regio Zuid was 3,9 per 100.000 inwoners.
    • Tuberculose in Nederland 2014. Surveillance rapport : inclusief rapportage monitoring van interventies

      Slump E; Erkens CGM; van Hunen R; van Soolingen D; Teirlinck AC; de Vries G; RES; I&V (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2015-12-17)
      Het aantal patiënten met tuberculose in Nederland neemt sinds 1994 gestaag af. In 2014 zijn 823 patiënten met tuberculose geregistreerd. Als tuberculose in de longen zit, kan het besmettelijk zijn maar dat hoeft niet. De meest besmettelijke vorm (open tuberculose) kwam in 2014 voor bij 201 patiënten. Bijna driekwart van het totale aantal tbc-patiënten in Nederland komt uit gebieden waar deze bacteriële infectieziekte veel voorkomt, zoals delen van Afrika en Azië. De grootste groep patiënten is, net als voorgaande jaren, afkomstig uit Somalië (105), gevolgd door Marokko (82) en Eritrea (53). Dit blijkt uit de cijfers over 2014. Het RIVM rapporteert deze cijfers jaarlijks, in aansluiting op het doel van de WHO om tuberculose wereldwijd te elimineren. Tuberculose en hiv Een infectie met hiv verhoogt het risico op tbc én tbc is vaak het eerste teken van een hivinfectie. Het is daarom belangrijk om een hiv-infectie zo vroeg mogelijk vast te stellen en te behandelen. Bij 48 procent van de tbc-patiënten is onbekend of zij met hiv besmet zijn. Het percentage tbc-patiënten dat getest werd op hiv steeg van 28 in 2008 naar 57 in 2013. Het percentage tbc-patiënten dat hiv-positief bleek, daalde de laatste tien jaar in Nederland van 4 naar 2,8 in 2014. Multiresistentie Wanneer de tbc-bacterie ongevoelig is voor bepaalde medicijnen, is sprake van resistente tuberculose. Bij multiresistentie is resistentie ontstaan tegen meerdere soorten medicijnen. In Nederland komt dit nog maar weinig voor: het aantal patiënten met multiresistente tuberculose schommelde de laatste vijf jaar tussen de tien en de twintig. In 2014 waren het er zes, allen geboren in het buitenland. Resultaat van de behandeling Om tuberculose te behandelen moeten patiënten een langere periode (vaak zes maanden of meer) tegelijkertijd verschillende medicijnen innemen. De cijfers van 2014 zijn nog niet bekend op het moment dat deze rapportage uitkomt. Van de tbc-patiënten uit 2013 zonder enkele vorm van resistentie voltooide 91 procent de behandeling met succes. Dit is een zeer goed resultaat.
    • Tuberculose in Nederland 2015 : Surveillancerapport inclusief rapportage monitoring van interventies

      Slump E; Erkens CGM; van Hunen R; Schimmel HJ; van Soolingen D; de Vries G; RES; I&V (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2016-12-08)
      Na een jarenlange daling is in 2015 het aantal tuberculosepatiënten in Nederland met 6 procent toegenomen. Er zijn dat jaar in Nederland 867 tbc-patiënten gerapporteerd, ten opzichte van 814 in 2014. De oorzaken zijn de toegenomen instroom van asielzoekers uit landen waar tuberculose veel voorkomt, en een iets hoger aantal autochtone Nederlanders met tbc in 2015. Dit blijkt uit de cijfers over 2015. Het RIVM rapporteert deze cijfers jaarlijks, in aansluiting op het doel van de WHO om tuberculose wereldwijd te elimineren. Tuberculose is een meldingsplichtige infectieziekte die door een bacterie wordt veroorzaakt. Tuberculose kan besmettelijk zijn, bijvoorbeeld als het in de longen zit, maar dat hoeft niet. De besmettelijkste vorm (open tuberculose) kwam in 2015 voor bij een kwart van de patiënten. Bijna driekwart (72 procent) van het totale aantal tbc-patiënten in Nederland komt uit gebieden waar deze bacteriële infectieziekte veel voorkomt, zoals delen van Afrika en Azië. In 2015 was de grootste groep patiënten afkomstig uit Eritrea en Ethiopië. Tuberculose en hiv Een infectie met hiv verhoogt het risico op tuberculose én tuberculose is vaak het eerste teken van een hiv-infectie. Het is daarom belangrijk om een hiv-infectie zo vroeg mogelijk vast te stellen en te behandelen. Van een groot deel van de tbc-patiënten is onbekend of zij met hiv besmet zijn. Het percentage tbc-patiënten dat getest werd op hiv steeg van 28 in 2008 naar 60 in 2015, maar is nog steeds lager dan de 80 procent die de WHO adviseert. Resultaat van de behandeling Voor de behandeling moeten patiënten een langere periode (vaak zes maanden of meer) tegelijkertijd verschillende medicijnen innemen. Van de tbc-patiënten uit 2014 zonder enkele vorm van resistentie tegen de medicijnen en waarvan het behandelresultaat gerapporteerd is, voltooide 88 procent de behandeling met succes. Dit is iets minder dan in 2013 (91 procent). Van vijf procent is het behandelresultaat nog niet gerapporteerd. De behandelresultaten van 2015 zijn nog niet bekend.