• Monitoring of radiation in the atmosphere and a food chain. Results in the Netherlands in 1995

      van Tuinen ST; LSO (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 1996-09-29)
      Betreft metingen die geacht worden essentieel te zijn voor een doelmatige controle van radioactieve besmetting in het milieu. De analyses worden uitgevoerd in monsters luchtstof, depositie, gras en melk. Monsters van gras en melk zijn genomen in de omgeving van Nederlandse kerncentrales en op Nederlands grondgebied in de omgeving van kerncentrales in het buitenland. Ook zijn melkmonsters van vier melkfabrieken, verspreid over het land, geanalyseerd. In dit rapport worden tevens de resultaten van het Landelijk Meetnet voor Radioactiviteit (LMR) besproken. Op basis van de resultaten is de conclusie van de rapportage dat de resultaten niet significant afwijken van de resultaten van het voorgaande jaar. De gemeten stralingsniveaus en activiteitsconcentraties zijn overeenkomstig respectievelijk het niveau en de concentraties van de periode vlak voor het ongeluk met de centrale in Chernobyl in april 1986.<br>
    • Ringonderzoek waakvlaminstituten 1997

      Reinen HAJM; Tijsmans MH; van Tuinen ST; Overwater RMW; Aldenkamp FJ; LSO (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 1998-10-15)
      Regelmatig worden oefeningen gehouden om het Nationaal Plan Kernongevallenbestrijding, of onderdelen daarvan, te testen. Oefeningen met de waakvlaminstituten (WVI) maken daar deel van uit. In dit rapport worden de resultaten beschreven van een ringonderzoek onder de WVIs gehouden in 1997. Een homogeen en een inhomogeen met 131I beladen koolpatroon en een watermonster voorzien van de nucliden 134Cs en 137Cs moesten gammaspectrometrisch worden geanalyseerd. Analyse van de monsters en rapportage van de meetresultaten moesten worden uitgevoerd binnen de tijd die is vastgesteld in het standaardmeetprotocol voor de WVI's in ongevalsomstandigheden. In dit ringonderzoek betekende dat voor koolpatronen en watermonster respectievelijk 2 en 24 uur. Rapportage is in de meeste gevallen binnen de gestelde tijd gebeurd. Voor het inhomogeen beladen koolpatroon liggen de resultaten binnen 25% van de geaccepteerde referentiewaarde (GRW). Voor het homogene koolpatroon is dit 40%. Echter, in de praktijk zal een koolpatroon beladen zijn volgens een exponentieel profiel en kan worden verwacht dat de resultaten binnen 20% liggen van de ware waarde. De resultaten voor het watermonster liggen binnen 5% van de GRW. Hoewel de resultaten voor 134Cs meestal zijn gecorrigeerd voor coincidentie, bedraagt de systematische afwijking circa 4% voor dit nuclide. De resultaten van het ringonderzoek zijn voldoende tot goed in het licht van de doelstelling van de metingen tijdens ongevalsituaties.<br>