Now showing items 3193-3212 of 10235

    • Gallstone size and the risk of gallbladder cancer, a hospital based case-control study

      Moerman CJ; Lagerwaard FJ; Bueno de Mesquita HB; van Dalen A; van Leeuwen MS; Schrover PAHAM; Berns MPH (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 1992-03-31)
      The relation between gallstone size and gallbladder cancer was studied in a hospital based case-control study. Cases were selected on abdominal surgery. The selection criterion for controls was a cholecystectomy performed for a benign gallbladder disorder. Controls were matched with cases on sex, age, hospital and date of admission. A radiologist determined the size of the largest gallstone within the gallbladder by reviewing hard copies of sonographical examinations. Between 1983 and 1989 83 gallbladder cases were identified in the 18 participating hospitals. Of 43 cases and 98 matched controls a measurable stone size was obtained. No relation was found between size of the largest stone within the gallbladder and the occurrence of gallbladder cancer.<br>
    • Galvanische bewerkingen

      Mortier JW du; Ros JPM (1992-01-31)
      Abstract niet beschikbaar
    • Gamma-exposietempo metingen rondom het COVRA-terrein te Petten

      Dongen; R.van (1984-03-28)
      Dit rapport geeft de resultaten weer van een onderzoek naar het gamma- stralingsniveau aan de terreingrenzen van de toekomstige inrichting voor de opslag van radioactieve afvalstoffen, zijnde de Centrale Organisatie voor Radioactief Afval (COVRA BV). het exposietempo gemiddeld over een 16-tal punten bedroeg 2,6 muR/h, exclusief de bijdrage van de kosmische straling. Als gevolg van de aanwezigheid van zandhopen met klei en puin en een verharde weg in de onmiddelijke nabijheid werd op een meetpunt een significant hogere waarde van 4,8 muR/h gemeten.
    • Gamma-exposietempometingen rondom het COVRA-terrein te Petten in april en augustus 1985

      Dongen; R.van (1985-12-31)
      In verband met de ingebruikname door COVRA B.V. van een inrichting, alwaar radioactieve afvalstoffen worden opgeslagen, is door het Laboratorium voor Stralingsonderzoek van het RIVM een onderzoek ingesteld naar de verhoging van het expostietempo aan de terreingrenzen. In april 1985 en augustus 1985 is resp. op een 11-tal en op een 6-tal plaatsen aldaar het exposietempo bepaald en vervolgens gecorrigeeerd om de bijdrage van de kosmische straling en eventueel voor de invloed van de in werking zijnde cyclotron van Mallinckrodt Diagnostica. Het exposietempo bedroeg gemiddeld over de gemeten punten resp. 4,2 uR/h en 3,5 uR/h. In vergelijking met de waarde bepaald voor de ingebruikname bleek het gemidd. exposietiempo in april 1985 1,8 uR/h hoger te zijn met een maximum van 2,5 uR/h. In augustus 1985 bedroeg deze waarde 1,1 uR/h met een maximum van 1,2 uR/h (maximaal toegestane verhoging bedraagt 0,3 uR/week gemidd. over een jaar, hetgeen overeenkomt met gemidd. 1,9 uR/h).
    • Gamma-exposietempometingen rondom het COVRA-terrein te Petten in november 1984

      Dongen; R.van (1985-04-09)
      In verband met de ingebruikname door COVRA B.V. van een inrichting, alwaar radioactieve afvalstoffen worden opgeslagen, is door het Laboratorium voor Stralingsonderzoek van het RIVM een onderzoek ingesteld naar de verhoging van het exposietempo aan de terreingrenzen. Op een 20-tal punten aldaar is het exposietempo bepaald en vervolgens gecorrigeerd voor de bijdrage van de kosmische straling en voor de invloed van de in werking zijnde cyclotron van Mallinckrodt Diagnostica. Het exposietempo bedroeg gemiddeld over alle punten 4,0 muR/h. In vergelijking met de waarde bepaald voor de ingebruikname bleek het gemiddeld exposietempo 1,6 muR/h hoger te zijn. Op een 3-tal punten bedroeg de verhoging significant meer dan 1.8 muR/h (maximaal toegestane verhoging bedraagt 0,3 mR/week, gemiddeld over een jaar, hetgeen overeenkomt met gemiddeld 1,8 muR/h).
    • Gammastraling- en neutronendosistempometingen bij de terreingrens van COVRA-VOG in 2021

      Kwakman, PJM; Bosch, PP (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2022-05-10)
      Het RIVM heeft extra metingen van het gamma- en neutronendosistempo bij de COVRA uitgevoerd. Dit is in opdracht van de ANVS gedaan. Deze metingen zijn aanvullingen op metingen die COVRA vaker doet. COVRA en het RIVM meten allebei een iets hoger gamma- en neutronendosistempo aan het hek bij het verarmd uranium opslag gebouw (VOG), aan de rand van het terrein. Die verhoging is ten opzichte van het van nature aanwezige stralingsniveau. De meetwaarden van het neutronendosistempo van COVRA en RIVM komen goed overeen. De gammadosismeetwaarden van COVRA en het RIVM verschillen, omdat zij andere grootheden meten: COVRA meet de effectieve dosis en het RIVM de omgevingsdosis. Een andere belangrijk verschil is de correctie voor de bijdrage aan de gammadosis van de achtergrond. COVRA maakt gebruik van metingen uit de tijd dat COVRA werd gebouwd; het RIVM gebruikt actuele metingen aan de terreingrens vlak bij het afvalverwerkingsgebouw. De extra metingen zijn door het RIVM uitgevoerd in augustus 2021 naar aanleiding van een ANVS-inspectie bij de COVRA op 16 april 2021. Reden was een wijziging van de bestemming van het terrein dat aan het COVRA-terrein grenst. Tijdens deze inspectie is specifiek ingegaan op de terreingrensdosis op 2 locaties aan het hek nabij het VOG. Doel is om gamma- en neutronendosistempo te meten dat COVRA heeft toegevoegd aan de natuurlijke waarde in de omgeving (achtergrondwaarde).
    • Gammastralingsniveaumetingen aan de terreingrens van COVRA N.V. te Borsele in 2015 en 2016 met het MONET-meetnet

      Tanzi CP; ABI; VLH (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2018-02-12)
      Dit rapport bevat een erratum d.d. 08-10-2018 op pagina 41 Het gammastralingsniveau aan de terreingrens van de Centrale Organisatie voor Radioactief Afval (COVRA N.V.) te Borsele lag in 2015 en 2016 onder het toegestane maximum. Dit blijkt uit controlemetingen van het RIVM. Het RIVM rapporteert jaarlijks in opdracht van de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS) en toetst of COVRA N.V. aan de vergunningseis voldoet Volgens de kernenergiewetvergunning moet COVRA N.V. ervoor zorgen dat personen buiten de terreingrens maximaal blootstaan aan een stralingsdosis van ten hoogste 40 microsievert per jaar. Om dit te controleren wordt op twaalf locaties het gammastralingsniveau gemeten. Dit gebeurt met het door het RIVM beheerde MONET-meetnet. Van de metingen wordt de natuurlijke achtergrondwaarde afgetrokken. Om het resultaat te vergelijken met het toegestane niveau, wordt de zogeheten Actuele Blootstellings Correctiefactor (ABC-factor) toegepast. ABC-factoren hangen samen met de bestemming van het gebied waar de effectieve gammastralingsdosis kan worden opgelopen. In dit rapport zijn de daggemiddelden van de twaalf MONET-monitoren aan de terreingrens van COVRA N.V. weergegeven. Ook wordt uitgelegd hoe voor elk meetpunt de natuurlijke achtergrondwaarde is bepaald. Over de jaren 2015 en 2016 is, na het gebruik van de ABC-factor, de hoogste berekende effectieve gammadosis per jaar 2,9 microsievert in 2015 en 3,0 microsievert in 2016.
    • Gammastralingsniveaumetingen aan de terreingrens van COVRA N.V. te Borsele in 2017 met het MONET-meetnet

      Broek I van den; ABI; VLH (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2018-11-01)
      Het gammastralingsniveau aan de terreingrens van de Centrale Organisatie voor Radioactief Afval (COVRA N.V.) te Borsele lag in 2017 onder het toegestane maximum van 40 microsievert per jaar. De hoogste vastgestelde jaardosis is 3,0 microsievert. Dit blijkt uit controlemetingen van het RIVM. Het RIVM rapporteert jaarlijks in opdracht van de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS) en toetst of COVRA N.V. aan de vergunningseis voldoet COVRA N.V. moet ervoor zorgen dat de blootstelling van personen buiten de terreingrens maximaal 40 microsievert per jaar is. Dat is in de kernenergiewetvergunning vastgesteld. Om de maximale effectieve dosis te berekenen wordt het gammastralingsniveau op twaalf locaties langs de terreingrens gemeten. Dit gebeurt met het door het RIVM beheerde MONET-meetnet. Van de metingen wordt vervolgens de natuurlijke achtergrondwaarde afgetrokken. De resulterende meetwaarde wordt gecorrigeerd met de zogeheten Actuele Blootstellings Correctiefactor (ABC-factor). Een ABC-factor hangt samen met de bestemming van het gebied waar de effectieve gammastralingsdosis kan worden opgelopen. Na de toepassing van de ABC-factor is de berekende maximale effectieve gammadosis 3,0 microsievert per jaar. Dit is ruim onder de maximaal toegestane jaarlijkse limiet. In dit rapport zijn de daggemiddelden van de metingen van de twaalf MONET-monitoren aan de terreingrens van COVRA N.V. in 2017 weergegeven. Ook wordt uitgelegd hoe voor elk meetpunt de natuurlijke achtergrondwaarde is bepaald.
    • Gammastralingsniveaumetingen aan de terreingrens van COVRA N.V. te Borsele in 2018 met het MONET-meetnet

      Tanzi, CP (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2019-11-08)
      Het gammastralingsniveau aan de terreingrens van de Centrale Organisatie voor Radioactief Afval (COVRA N.V.) te Borsele lag in 2018 onder het toegestane maximum van 40 microsievert per jaar. De hoogste vastgestelde dosis is 3,0 microsievert. Dit blijkt uit controlemetingen van het RIVM. Het RIVM rapporteert jaarlijks in opdracht van de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS) en toetst of COVRA N.V. aan de vergunningseis voldoet. COVRA N.V. moet ervoor zorgen dat personen buiten de terreingrens aan maximaal 40 microsievert per jaar worden blootgesteld. Dat is in de kernenergiewetvergunning vastgesteld. Om de maximale effectieve dosis te berekenen wordt het gammastralingsniveau op twaalf locaties langs de terreingrens gemeten. Dit gebeurt met het door het RIVM beheerde MONET-meetnet. Van de metingen wordt vervolgens de hoeveelheid die van nature voorkomt afgetrokken (natuurlijke achtergrondwaarde). De resulterende meetwaarde wordt gecorrigeerd met de zogeheten Actuele Blootstellings Correctiefactor (ABC-factor). Een ABC-factor hangt samen met de bestemming van het gebied waar de effectieve gammastralingsdosis kan worden opgelopen. Na het gebruik van de ABC-factor is de berekende maximale effectieve gammadosis 3,0 microsievert per jaar. Dit is ruim onder de maximaal toegestane jaarlijkse limiet. In dit rapport zijn de daggemiddelden van de metingen van de twaalf MONET-monitoren aan de terreingrens van COVRA N.V. in 2018 weergegeven. Ook wordt uitgelegd hoe voor elk meetpunt de natuurlijke achtergrondwaarde is bepaald.
    • Gammastralingsniveaumetingen aan de terreingrens van COVRA N.V. te Borsele in 2019 met het MONET-meetnet

      Tanzi, CP (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2020-11-16)
      Het gammastralingsniveau aan de terreingrens van de Centrale Organisatie voor Radioactief Afval (COVRA N.V.) te Borsele lag in 2019 onder het toegestane maximum van 40 microsievert per jaar. De hoogste vastgestelde dosis is 3,0 microsievert. Dit blijkt uit controlemetingen van het RIVM. Het RIVM rapporteert jaarlijks in opdracht van de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS) en toetst of COVRA N.V. aan de vergunningseis voldoet. COVRA N.V. moet ervoor zorgen dat personen buiten de terreingrens aan maximaal 40 microsievert per jaar worden blootgesteld. Dat is in de kernenergiewetvergunning bepaald. Om de maximale effectieve dosis te berekenen wordt het gammastralingsniveau op twaalf locaties langs de terreingrens gemeten. Dit gebeurt met het MONET-meetnet, dat in beheer is van het RIVM. Van de metingen wordt vervolgens de hoeveelheid die van nature voorkomt afgetrokken (natuurlijke achtergrondwaarde). De resulterende meetwaarde wordt gecorrigeerd met de zogeheten Actuele Blootstellings Correctiefactor (ABC-factor). Een ABC-factor hangt samen met de bestemming van het gebied waar de effectieve gammastralingsdosis kan worden opgelopen. Na het gebruik van de ABC-factor is de berekende maximale effectieve gammadosis 3,0 microsievert per jaar. Dit is ruim onder de maximaal toegestane jaarlijkse limiet. In dit rapport zijn de daggemiddelden van de metingen van de twaalf MONET-monitoren aan de terreingrens van COVRA N.V. in 2019 weergegeven. Ook wordt uitgelegd hoe voor elk meetpunt de natuurlijke achtergrondwaarde is bepaald.
    • Gammastralingsniveaumetingen aan de terreingrens van COVRA N.V. te Borsele in 2020 met het MONET-meetnet

      Tanzi, CP (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2021-10-26)
      In 2020, the radiation level caused by gamma radiation at the site boundary of COVRA N.V., the Central Organisation for Radioactive Waste, was below the maximum permitted level of 40 microsievert per year. The maximum annual gamma dose is 3.2 microsievert. This is the level found by the analysis of measurements carried out by RIVM. RIVM is tasked by the Authority of Nuclear Safety and Radiation Protection (ANVS) to report annually on whether COVRA N.V. meets the criterion specified in its operating license. COVRA N.V. is required to ensure that the maximum effective dose received by persons outside the site boundary of COVRA N.V. does not exceed 40 microsievert annually, as specified in its operating license. In order to determine the maximum effective dose, gamma radiation is measured at twelve locations along the site boundary. The measurements are carried out within the framework of the MONET monitoring network, which falls under the administrative management of the RIVM. The measurements are analysed by subtracting the natural background value. The resulting measurement data are corrected using the Actuele Blootstelling Correctiefactor (or ABC factor, meaning actual exposure correction factor). An ABC factor takes into account the specific use of the area where exposure to the gamma dose may occur. This translates into a maximum effective dose of 3.2 microsievert per year, which is below the maximum permitted annual gamma dose. This report provides the daily averages of the radiation dose recorded by the MONET monitors at the boundary of the COVRA N.V. site in 2020, and explains how the background level at each measuring location was determined.
    • Gammastralingsniveaumetingen aan de terreingrens van COVRA N.V. te Borsele in 2022 met het MONET-meetnet

      Tanzi, CP (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2023-12-18)
      Het gammastralingsniveau aan de terreingrens van de Centrale Organisatie voor Radioactief Afval (COVRA(Centrale Organisatie Voor Radioactief Afval) N.V.) in Borsele was in 2022 lager dan het maximum van 40 microsievert per jaar dat is toegestaan. De hoogste dosis is 3,0 microsievert. Dit blijkt uit controlemetingen van het RIVM. Het RIVM rapporteert elk jaar in opdracht van de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS) en toetst of COVRA N.V. aan de vergunningseis voldoet. COVRA N.V. moet ervoor zorgen dat mensen buiten de terreingrens aan een zo laag mogelijke dosis, en niet hoger dan 40 microsievert per jaar worden blootgesteld. Dat is in de kernenergiewetvergunning bepaald. Om de maximale effectieve dosis te berekenen wordt het gammastralingsniveau op twaalf locaties langs de terreingrens gemeten. Dit gebeurt met het MONET-meetnet, dat het RIVM beheert. Daarna wordt van de metingen de hoeveelheid die van nature voorkomt afgetrokken (natuurlijke achtergrondwaarde). De meetwaarde wordt gecorrigeerd met de zogeheten Actuele Blootstellings Correctiefactor (ABC-factor). Een ABC-factor hangt samen met de bestemming van het gebied waar de effectieve gammastralingsdosis kan worden opgelopen. Na het gebruik van de ABC-factor is de berekende maximale effectieve gammadosis 3,0 microsievert per jaar. Dit is minder dan de maximale hoeveelheid die elk jaar wordt toegestaan. In dit rapport zijn de daggemiddelden van de metingen van de twaalf MONET-monitoren aan de terreingrens van COVRA N.V. in 2022 weergegeven. Ook wordt uitgelegd hoe voor elk meetpunt de natuurlijke achtergrondwaarde is bepaald.
    • De gaschromatografische bepaling van 2-cyclohexeen-1-on en 2- cyclohexeen-1-ol in urine

      Doorn L; Dorlijn WL; van Leeuwen FXR (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 1984-12-31)
      In het kader van het onderzoek naar de aard van de positieve ketonreactie in de urine van ratten die met cyclohexeen zijn behandeld, is een gaschromatografische bepaling van de metabolieten 2- cyclohexeen-1-on en 2-cyclohexeen-1-ol uitgewerkt. Een aantal extractiemiddelen is op hun bruikbaarheid onderzocht en vergeleken met een in de literatuur beschreven methode. Ethylacetaat blijkt een veel hogere recovery op te leveren (ca. 90%) dan het in de literatuur beschreven ether (ca 40%). De lineariteit van de hier beschreven methode is goed.<br>
    • De gaschromatografische bepaling van cholesterol in serum: een kandidaat-referentie methode

      Derks HJGM; van Heiningen A; Koedam JC (1985-09-30)
      In dit rapport wordt de ontwikkeling van een kandidaat- referentiemethode voor cholesterol in humaan serum beschreven. De methode is gebaseerd op capillaire gaschromatografie, waarbij speciale aandacht is besteed aan het inwegen van standaarden en monsters, de wijze van calibreren en de integratie van chromatografische pieken. De analytische terugwinning bedroeg 99,99% + 0,48% en de reproduceerbaarheid was uitstekend (VC 0,35-0,50%). De cholesterolconcentratie in het Human Reference Serum (SRM 909) van het National Bureau of Standards (Washington DC, USA) zoals bepaald met deze methode bleek niet significant af te wijken van het gecertificeerde waarde.
    • Gasmetingen in importcontainers

      Knol-de Vos T; IMD (2003-11-07)
      Er is onderzoek verricht naar de aanwezigheid van gasvormige bestrijdingsmiddelen in containers die via de Rotterdamse haven in Nederland worden ingevoerd. Tevens is onderzocht of een risicoprofiel op grond van herkomst, lading of etikettering kon worden gemaakt, van de containers die onder andere in verband met restanten gasvormige Uit het onderzoek is gebleken dat - in eenentwintig procent van de onderzochte steekproef van driehonderddrie containers de bestrijdingsmiddelen methylbromide, formaldehyde of fosfine zijn aangetoond-in geen van de onderzochte containers sulfurylfluoride is aangetoond - in vijftien procent van de onderzochte containers sprake is van een risico ten gevolge van een te laag zuurstofgehalte, explosiegevaar of een kooldioxide- of koolmonoxidegehalte hoger dan de MAC-waarden voor deze verbindingen - in totaal twintig procent van de onderzochte containers een risico vormde, ofwel als gevolg van aanwezigheid van bestrijdingsmiddelen, ofwel als gevolg van overige parameters - een monsternameprofiel gericht op containers met voedingsmiddelen een verdubbeling van het percentage aangetroffen containers met gasvormige bestrijdingsmiddelen tot gevolg kan hebben.
    • Gasmetingen in importcontainers

      Knol-de Vos T; IMD (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2003-11-07)
      A study was carried out to gain insight into the total number of containers being imported into the Netherlands via Rotterdam harbour, that still contain remnants of gaseous pesticides. The study also checked to see if a 'risk profile' could be drawn up for certain containers due to remnants of gaseous pesticides, depending on the country of origin, cargo or labelling.The study concluded that - - the pesticides methyl bromide, formaldehyde and phosphine were found in 21% of the random sample of 303 containers - sulfuryl fluoride was not found in any of the containers - 15% of the containers represented a risk due to low oxygen levels, risk of explosion or carbon dioxide/carbon monoxide levels higher than the accepted MAC values (a well-known standard in the Netherlands for maximum concentrations of substances) for these compounds - 20% of the containers formed a risk, either due to the presence of pesticides, or as a result of other parameters - a sample profile focusing on containers of foodstuffs could result in double the number of containers being found to include gaseous pesticides
    • GC-FTIR: gaschromatografie met Fourier-Transform infrarood-spectrometrische detectie

      Visser T (1988-10-31)
      De snelheid en de gevoeligheid van de huidige Fourier-Transform infrarood spectrometers hebben geleid tot de toepassing van FTIR-spectrometrie als chemisch specifieke detector bij gaschromatografische scheidingen. In de literatuur gerapporteerde koppelingen zijn geinventariseerd en de mogelijkheden van de geintegreerde techniek GC-FTIR als analytisch instrument zijn onderzocht. De meest relevante toepassingen en resultaten zijn in dit rapport samengevat. Kort wordt ingegaan op de praktische aspecten van de integratie van beide technieken. Een overzicht van commercieel verkrijgbare interfaces en hybride instrumenten wordt gegeven. Realisering van de methode binnen het RIVM is bediscussieerd in relatie tot de mogelijke toepassingen en de beschikbare middelen en apparatuur.
    • Geaggregeerd model voor volume-ontwikkelingen in de luchtvaart. Beschrijving en toepassing van het model PROLIN, een aggregatie van het IEE-model

      Boose JJEC; Gommers FMC; Geurs KT; Wee GP van; LAE (1998-01-31)
      Het rapport beschrijft de totstandkoming van het luchtvaartmodel PROLIN (PROgnosemodel voor de Luchtvaart In Nederland) dat is ontwikkeld om op een snelle manier in eigen beheer te kunnen doorrekenen welk effect economische en prijsontwikkelingen hebben op de groei van de luchtvaart in Nederland, alsmede om de effecten van subsitutie van luchtvaartpassagiers naar de hoge-snelheidstrein door te kunnen rekenen. PROLIN is een vereenvoudigde weergave van het IEE-luchtvaartmodel dat in beheer is bij de Rijksluchtvaartdienst. Uit de vergelijking van de PROLIN-resultaten met de resultaten van het IEE-model blijkt dat PROLIN goed in staat is om (op geaggregeerd niveau) de generatie en substitutie van luchtvaartpassagiers , de hoeveelheid vracht, en het aantal vliegbewegingen op Schiphol te simuleren.
    • Geaggregeerd model voor volume-ontwikkelingen in de zeescheepvaart. Aggregatie van de modellen GSM6 en Progtot3

      Boose JJEC; Saitua R; Schuylenburg M van; Wee GP van; MTV; Gemeentelijk Havenbedrijf Rotterdam (1994-11-30)
      Het Gemeentelijk Havenbedrijf Rotterdam beschikt voor het maken van prognoses van ontwikkelingen in de zeescheepvaart over een tweetal modellen, te weten het GoederenStroomModel (inmiddels versie 6) en een model voor het berekenen van aantallen zeescheepvaartbewegingen in de Rijnmond (Progtot3).GSM6 is een complex model. Het gebruik ervan vergt een lange 'doorlooptijd'. Voor een aantal toepassingen hebben het Gemeentelijk Havenbedrijf en het RIVM behoefte aan een veel 'sneller' model.Daarom hebben het RIVM en het Gemeentelijk Havenbedrijf Rotterdam in een gezamenlijk project GSM6 geaggregeerd, zodat er een model ontstaat dat een geringere hoeveelheid invoervariabelen en een geringere rekentijd nodig heeft dan GSM6. Gecombineerd met het model Progtot3 is het resultaat van de activiteiten het model PROZIN (PROgnosemodel Zeescheepvaart In Nederland). Dit rapport beschrijft het model PROZIN. Verder geeft het rapport een vergelijking tussen de resultaten van de oorspronkelijke modellen en die van het geaggregeerde model PROZIN. De resultaten berekend met GSM6 (respectievelijk Progtot3) en PROZIN komen in het algemeen goed overeen. De verschillen in de totale overslag bedragen maximaal 5%. Op het niveau van de goederengroepen bedraagt het verschil op een enkele uitzondering na maximaal 10%. De conclusie luidt dan ook dat voor een globaal inzicht in de gevolgen van een scenario voor de volume-ontwikkelingen in de zeescheepvaart het geaggregeerde model PROZIN goed voldoet. Verder geeft PROZIN een opschaling van de overslag naar het totaal voor geheel Nederland op basis van de resultaten voor Rotterdam. Tot slot kan nog genoemd worden dat PROZIN naast tonnen overslag ook tonkilometers en scheepvaartkilometers (per scheepsgrootteklasse) berekent. Door de veelzijdige uitvoer ook allerhande aangrijpingspunten voor een in de toekomst te ontwerpen milieu-module voor het berekenen van emissies en energiegebruik als gevolg van de zeescheepvaart.
    • Geaggregeerde blootstelling. Gebruik in verschillende kaders en mogelijkheden

      Schuur AG; van Engelen JGM; Delmaar JE; SIR (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2009-12-07)