Now showing items 3686-3705 of 10235

    • Haalbaarheid gebruik onbemande meetvliegtuigjes bij calamiteiten

      Tukker K; Jentink HW; van Putten EM; Roelofsz MC; Muller CF; Vreeken J; M&M; M&V (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVMNLR, 2014-12-04)
      Onbemande vliegtuigjes die zijn toegerust met moderne meetinstrumenten, maken het in principe mogelijk om bij calamiteiten metingen hoog in de lucht te verrichten. Dat kan tot nu toe alleen nog op de grond. Het bleek mogelijk om een radioactieve bron vanuit een onbemand vliegtuigje te meten, maar om dat te vertalen naar de stralingsdosis tijdens een kernongeval zijn ingewikkelde berekeningen nodig. Ook kan een rookpluim worden bemonsterd, alleen zijn de uitkomsten daarvan niet eenduidig. Beide technieken zijn veel belovend en er lijken voldoende mogelijkheden te zijn om de eventuele juridische problemen van het inzetten van onbemande vliegtuigjes tijdens calamiteiten op te lossen. Meer vliegproeven en data zijn nodig voordat deze onbemande vliegtuigjes daadwerkelijk kunnen worden toegepast.<br> <br>Dit blijkt uit onderzoek van het RIVM en het Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium (NLR), dat aangeeft hoe deze technologische innovatie werkbaar kan worden gemaakt. Hiertoe is eerst verkend voor welk type calamiteiten de inzet van onbemande vliegtuigjes het meest relevant is. Op basis daarvan is gekozen voor chemische branden en kernongevallen. Vervolgens is uitgezocht welke typen vliegtuigjes en meetapparatuur het beste voor deze calamiteiten kunnen worden ingezet. <br> <br>Bij een chemische brand kan een onbemand vliegtuigje ingezet worden om de omvang en de hoogte van de rookpluim te bepalen. Daarnaast kan het vliegtuigje monsters nemen van de rook in de pluim. Bij een kernongeval kan het vliegtuigje ingezet worden om de radioactieve wolk in kaart te brengen en de radioactiviteit in het besmette gebied te meten. Een groot voordeel van het gebruik van een onbemand vliegtuigje is dat er geen of minder hulpverleners naar het gebied hoeven te worden gestuurd en dat ook in 'onveilig gebied' dicht bij een bron kan worden gemeten. Hierdoor worden zij niet of minder aan straling blootgesteld.<br> <br>Er bestaan verschillende types onbemande vliegtuigjes. Voor de inzet bij chemische branden en kernongevallen lijken de aeroplane- en rotorcraftvliegtuigjes de meest voor de hand liggende keuze. Dat komt door het gewicht dat ze mee kunnen nemen, door de mogelijkheid om stil te hangen in de lucht en door de grotere afstanden die ze kunnen overbruggen. Voor de meet- en bemonsteringsapparatuur is een keuze gemaakt uit technieken die binnen het RIVM worden gebruikt.<br>
    • De haalbaarheid van het meten van de CARA-prevalentie in "Monitoring van Risicofactoren en Gezondheid in Nederland (MORGEN-project)"

      Miedema I; Smit HA (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 1993-10-31)
      The feasibility of monitoring the prevalence of Chronic Non-Specific Lung Diseases (CNSLD) within the framework of the Monitoring Project on Cardiovascular Risk Factors was investigated. A self-administered questionnaire on respiratory symptoms was tested and lung function measurements were performed in 213 respondents in Amsterdam. There were no apparent problems for responders to fill out the questionnaire, although small improvements in lay-out should be made. The lung function measurements took 10 minutes per responder on average. Less than 6% of the respondents had a coefficient of variation of 5% or more. It was concluded that the performance of the measurements by the paramedical assistant was satisfactory. Almost 30% of the responders reported one or more respiratory symptoms. The prevalence of separate symptoms varied from 2% (asthma) to 17-18% (wheezing). The prevalence of CNSLD based on a combination of questionnaire information and lung function measurements was almost 13% (severity grade 3 or more). These figures are in the same order of magnitude as prevalence figures that were observed in earlier Dutch studies. It is recommended to incorporate the CNSLD questionnaire that was used in the feasibility study, into the Monitoring Project on Chronic Diseases and to include lung function measurements in the medical examination.
    • Haalbaarheid van onderzoek naar blootstelling aan bestrijdingsmiddelen en de gezondheid van omwonenden

      JP Zock; NAH Janssen; M Simões; DM Figueiredo; A Huss; RCH Vermeulen; C Baliatsas; M Dückers (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2022-10-03)
      Mensen die in de buurt van landbouwpercelen wonen, kunnen worden blootgesteld aan chemische bestrijdingsmiddelen. Het is nog niet duidelijk hoe schadelijk dit is voor de gezondheid. Het RIVM heeft samen met andere instituten in 2018 en 2020 mogelijke gezondheidseffecten verkend. Daaruit kwamen aanwijzingen dat enkele gezondheidseffecten samenhangen met ‘wonen in de buurt van bepaald gewas’. Maar deze resultaten konden met de beschikbare informatie niet worden verklaard. In 2020 heeft de Gezondheidsraad daarom geadviseerd om meer gezondheidsonderzoek te doen naar de relatie tussen bestrijdingsmiddelen en de gezondheid van omwonenden. Er is vooral meer inzicht nodig in effecten op de lange termijn. De Gezondheidsraad stelde als voorwaarde dat de blootstelling aan bestrijdingsmiddelen beter moest worden bepaald. Het RIVM raadde daarnaast aan om meer informatie over leefstijl van omwonenden in het onderzoek te betrekken. Het RIVM heeft daarna van vijf onderzoeksmogelijkheden uitgezocht welke haalbaar en zinvol zijn. Per ziekte of aandoening is aangegeven welke vorm van onderzoek, of een combinatie, het meest geschikt is om een verband met een blootstelling aan te tonen. Ook is aangegeven hoe lang het onderzoek duurt en hoeveel het kost. Op basis van dit overzicht kiezende ministeries van VWS (Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport )en LNV (Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit)welk onderzoek zal worden uitgevoerd. Bij de onderzoeksmogelijkheden ligt de nadruk op ziektes aan het zenuwstelsel, zoals leerachterstanden bij kinderen en de ziekte van Parkinson. Ook gaat het om aandoeningen aan de luchtwegen ( COPD (chronic obstructive pulmonary disease)) en bepaalde vormen van kanker, zoals leukemie bij kinderen. Tot slot worden acute effecten onderzocht, zoals (oog-) irritatie . De onderzoeksmogelijkheden zijn: 1. Cognitieve vaardigheden testen bij kinderen in groep 8, in combinatie met metingen van de blootstelling, 2. Nieuw onderzoek doen naar langetermijneffecten op de ziekte van Parkinson, 3. Onderzoek op basis van gegevens uit de Nederlandse Kankerregistratie, 4. Analyse van gegevens uit de Gezondheidsmonitor van de GGD (Gemeentelijke Gezondheidsdienst)-en en de Gezondheidsenquête van het CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek), 5. Analyse van gegevens van huisartsen over acute effecten.
    • Haalbaarheidsstudie Humane Blootstelling Voeding

      Heisterkamp SH; Olling M; LBO (1996-12-31)
      De haalbaarheid van een generiek model c.q. standaardprocedure ter beoordeling van de blootstelling aan xenobiotica in voeding, en waar mogelijk de effecten daarvan, is onderzocht. Een inventarisatie van Nederlands onderzoek op dit gebied is gemaakt. Kwaliteit en toepasbaarheid van bestaande modellen en gegevensbestanden worden beoordeeld en er is aandacht besteed aan punten zoals interne blootstelling en de effecten van bereiding. De conclusie is dat bestaande modellen zoals deze bestaan bij het RIKILT-DLO en LEO-RIVM zodanig aangepast moeten worden dat verschillende blootstellingsmaten kunnen worden uitgerekend met hun onzekerheid. In de loop van 1997 zal een rapport over een generiek model verschijnen.
    • Haalbaarheidstoets gegevensverzameling voor evaluatie van de neonatale hielprikscreening

      Kooper, M; Koster, W; Klein, A; Leferink, B; Heijnen, ML (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2022-12-06)
      Met de hielprik wordt bij pasgeboren baby’s onderzocht of zij ernstige, zeldzame aangeboren ziektes hebben. Dit wordt gedaan om zieke kinderen meteen te kunnen behandelen zodat ernstige schade aan hun gezondheid wordt voorkomen. De Gezondheidsraad heeft in 2021 de neonatale hielprikscreening geëvalueerd en heeft daar een advies voor VWS over geschreven. De Gezondheidsraad is over het algemeen positief over de hielprikscreening. Wel adviseert de raad om te blijven evalueren of de voordelen van de screening opwegen tegen de nadelen. Voor veel aandoeningen is bijvoorbeeld te weinig informatie beschikbaar over hoe de gezondheid van het kind zich door de jaren heen ontwikkelt. De vraag is nu wat nodig is om deze ‘follow-up gegevens’ over de gezondheid van het kind te kunnen verzamelen. Het ministerie van VWS heeft het RIVM gevraagd hoe dit kan worden gedaan. Deze informatie is belangrijk om de screening te kunnen evalueren. Dezelfde informatie is belangrijk om nieuwe, dure behandelingen te evalueren. Het RIVM heeft daarvoor drie scenario’s uitgewerkt. In het eerste scenario worden geen extra acties genomen ten opzichte van de huidige gang van zaken. Er zijn daardoor geen extra kosten maar ook weinig evaluatiemogelijkheden. Hiermee wordt niet aan het advies van de Gezondheidsraad tegemoetgekomen. In het tweede scenario is de manier om de gegevens te verzamelen en te registreren het meest volledig en gestructureerd opgezet. Maar volgens het RIVM is het niet haalbaar om dit binnen tien jaar uit te voeren. In het derde scenario adviseert het RIVM om acht acties gestructureerd en stapsgewijs op te pakken. Deze acties zijn haalbaar en doelmatig en de inspanning ervoor is in verhouding tot het resultaat. De acties gaan over randvoorwaarden voor de verzameling van de follow up-gegevens en de inhoud ervan. Zo is het belangrijk dat VWS een organisatie aanwijst die acties coördineert en overzicht houdt. Een andere randvoorwaarde is juridische belemmeringen om gegevens te verzamelen en uit te wisselen, weg te nemen. Verder is het nodig om duidelijk de rollen, taken en verantwoordelijkheden te beschrijven voor de registraties. Daarnaast is structurele financiering nodig.
    • Hair dye allergy in consumers : Evaluation of the allergy alert test

      Ezendam J; Salverda-Nijhof JGW; GBO ; SIR; vgc (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2011-09-23)
      Allergie voor haarkleurstoffen bij consumenten Evaluatie van risico's en voordelen van de allergietest De huidige allergietesten voor haarverf die consumenten via de productinstructie aangeboden krijgen, voldoen niet. In deze testen blijkt namelijk veel variatie voor te komen. De test moet dan ook worden gestandaardiseerd. Dit blijkt uit onderzoek van het RIVM, waarin de voor- en nadelen van de allergietest voor consumenten zijn geëvalueerd. Dit is gedaan op basis van de bestaande opinie van de SCCS (de Europese wetenschappelijke commissie voor consumentenveiligheid), openbare literatuur en interviews met deskundigen. Het RIVM vindt het in principe waardevol dat consumenten van haarverf via de productinstructie wordt geadviseerd eerst een test te doen om vast te stellen of zij voor dit product allergisch zijn. Huidallergie veroorzaakt door haarverf is immers een groot probleem, zowel voor consumenten als kappers. Producenten van haarverf geven in de productinstructie het advies om 48 uur vóór het gebruik van de haarverf te testen of er sprake is van een overgevoeligheid. Deze allergietest is slechts een alarmsignaal waarmee consumenten worden gewaarschuwd om hun haren niet te verven. Ook wordt hen geadviseerd om een dermatoloog te bezoeken voor verder medisch onderzoek. Tevens blijkt dat niet bekend is of consumenten de test zelf goed kunnen uitvoeren en interpreteren. Aanbevolen wordt dit nader te onderzoeken. Daarnaast wordt aanbevolen om onder consumenten en kappers meer bewustwording te creëren over de risico's van haarverf, bijvoorbeeld door middel van informatiecampagnes.
    • Halogeenverbindingen in metaalbewerkingsvloeistoffen

      Bremmer HJ (1988-06-30)
      In metaalbewerkingsvloeistoffen kunnen halogeenverbindingen voorkomen als hoge druk additief en als biocide. Als halogeenhoudende hoge druk additieven worden chloorverbindingen, hoofdzakelijk chloorparaffines, toegepast. Ze worden zowel in zuivere olien als in waterhoudende metaalbewerkingsvloeistoffen toegepast. Er is een heel duidelijke trend naar chloorvrije metaalbewerkingsvloeistoffen. De verwachting is dat de Nederlandse industrie binnen enkele jaren nagenoeg volledig op het gebruik van chloorvrije middelen zal zijn overgeschakeld. Biociden worden toegepast in waterhoudende metaalbewerkingsvloeistoffen. Halogeenverbindingen worden slechts in een gering aantal gevallen toegepast, waarschijnlijk ten opzichte van andere biociden in kleine hoeveelheden. Bij de Nederlandse industrie komt jaarlijks naar schatting 200.000 a 250.000 ton ijzer verspaningsafval, 15.000 ton aluminium verspaningsafval en 10.000 ton hoger verspaningsafval vrij. De hoeveelheid snijvloeistoffen die door uitsleep aan spanen wordt afgevoerd ligt in de grootte van 10.000 ton per jaar. Ongeveer 10% van deze hoeveelheid bestaat uit snijolie.
    • Handhaving door de VROM Inspectie gericht op gezondheid in het kader van VROM beleid; Informatie over aangrijpingspunten voor handhaving

      Schols E; Bruggen M van; Dusseldorp A; Houweling DA van; IMD; MGO (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2004-12-17)
      The Inspectorate of the Netherlands Ministry of Spatial Planning, Housing and the Environment (VROM) endeavours to set priorities for law enforcement based on the impact that target groups and activities have on public health. To be able to set these priorities the Inspectorate requested the National Institute for Public Health and the Environment (RIVM) to systematically overview all activities or policy topics influencing public health for which the Ministry is accountable. Data reflected the estimated or measured health effects on a national scale, the target groups and activities associated with health problems and the legal enforcement possibilities for the VROM Inspectorate. Evaluation of potential health effects was based on scientific reviews and recent health impact assessments of exposure to pollutants at national levels. Results were expressed in number of persons exposed, number of people affected (mortality, morbidity, annoyance and perception) and trends in exposure or disease. The resulting factsheets described the roles given to national policy, laws and regulations, the role of the National Inspectorate in the law enforcement and the effects on public health. On the national scale, it was not always possible to locate the right data. This was due partly to lack of knowledge on the effects, such as with genetically modified organisms and partly because few studies on this scale have taken place, for example, soil contamination and pesticides.
    • Handhaving door de VROM Inspectie gericht op gezondheid in het kader van VROM beleid; Informatie over aangrijpingspunten voor handhaving

      Schols E; van Bruggen M; Dusseldorp A; Houweling DA; IMD; MGO (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2004-12-17)
      In het Actieprogramma Gezondheid en Milieu (april 2002) staat dat VROM en VWS onderzoek zullen doen naar die aspecten waar handhaving kan bijdragen aan het behalen van gezondheidswinst (actienummer 15). De opdracht tot het onderhavige onderzoek is in dit kader gegeven. Doel van deze opdracht is dat de VROM-Inspectie meer inzicht krijgt in haar mogelijkheden de gezondheid van de mensen in Nederland te bevorderen. Dit onderzoek heeft hieraan bijgedragen door alle thema's op een rij te zetten waarvoor VROM beleid is en die effecten op de volksgezondheid kunnen hebben. Vervolgens is in een vast stramien informatie gegeven over de geschatte of gemeten omvang van gezondheids-effecten, de doelgroepen of activiteiten waardoor het probleem optreedt, en de wettelijke aangrijpings-mogelijkheden voor de VROM-Inspectie. De omvang van de gezondheidseffecten is beschreven door aan te sluiten bij het Beoordelingskader Gezondheid en Milieu. Het schaalniveau om de omvang van de gezondheidseffecten in kaart te brengen was heel Nederland. Naast informatie over de thema's was het verzoek van de opdrachtgever de thema's te ranken naar grootte van de omvang. Enkele beschikbare methoden om een weging naar grootte van de omvang zijn gekvalueerd. De DALY - een samengestelde maat om het verlies aan gezonde levensjaren in uit te drukken - en de zogenaamde GES-methode zijn met name beschouwd. Voor de gegenereerde informatie bleek er geen methode beschikbaar om de verscheidenheid in gezondheidseffecten naar omvang te kunnen wegen.
    • Handhaving van een rookvrij binnenmilieu

      Talhout R; Sleijffers A; Opperhuizen A; GBO (2009-07-20)
      Abstract niet beschikbaar
    • Handleiding bij het CAR-programma versie 1.0

      Eerens HC; Sliggers CJ; Baars HP; Huygen C; LLO (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVMTNOVROMRIVM, 1988-01-31)
      Betreft model voor de verspreiding van luchtverontreiniging.<br>
    • Handleiding bij het PC-pakket RORISC &apos;Ruimtelijke Ordening en Risico&apos;

      Laheij GMH; Post JG; LSO (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 1998-03-31)
      RORISC is een PC-applicatie toe te passen op het gebied van ruimtelijk ordening en externe veiligheid. Met RORISC is het mogelijk om een inschatting te maken van de gevolgen voor het groepsrisico van een nieuw ruimtelijk ordeningsplan in de omgeving van een potentieel gevaarlijke inrichting. De methode in RORISC, beschreven in RIVM rapport nr. 610066004, maakt gebruik van de individueel risicocontouren en de groepsrisicocurve voor de bestaande situatie en de populatiedichtheid en dimensies van het nieuwe ruimtelijk ordeningsplan. In de handleiding, waarin een floppy disk met RORISC (versie 1.0) is opgenomen, wordt de benodigde informatie voor het gebruik van RORISC beschreven.<br>
    • Handleiding bij het PC-pakket RORISC 'Ruimtelijke Ordening en Risico'

      Laheij GMH; Post JG; LSO (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 1998-03-31)
      RORISC is a PC-application for use in the field of spatial planning and external safety. With RORISC it is possible to estimate the effect of a new physical planning plan around a hazardous installation on the societal risk. The method in RORISC, described in RIVM report no. 610066004, makes use of the individual risk contours and the societal risk curve for the existing situation, as well as the population density and dimensions of the new physical planning plan. The floppy disk with RORISC (version 1.0) and the requirements for using RORISC are included in this manual.
    • Handleiding calamiteiten puff-model: versie 1.0

      Rheineck Leyssius HJ van; Jaarsveld JA van (1987-12-31)
      In dit rapport wordt een atmosferisch transportmodel beschreven dat de verspreiding van en depositie op Europese schaal van een willekeurige stof beschrijft. Het model is een afgeleide versie van het RIVM mesoschaal puff-model. Uitgaande van een standaard-emissie worden de concentraties (uurgemiddelde) en de deposities (daggemiddelde) van een stof berekend. De meteo-invoer is afkomstig van het LAM-model van het KNMI (3 uurlijkse velden: 1000-850 mbar wind ; regen). De concentratievelden en positievelden worden voor hetzelfde gebied weggeschreven waarvoor ook de meteovelden geldig zijn. Dit gebied ligt niet vast en kan aan de hand van de aard en de plaats van de calamiteit gekozen worden. Verdere ontwikkeling van het model zal in samenwerking met het KNMI plaatsvinden. Het kan hierbij zowel om een radioactief als om een chemisch verontreinigende stof gaan.
    • Handleiding CAR Parking

      Gofferje D; LLO (1997-11-30)
      Dit rapport is de gebruikershandleiding bij het programma CAR Parking. CAR Parking is ontwikkeld om de luchtkwaliteit in de directe omgeving van parkeervoorzieningen te beoordelen en te toetsen aan de norm voor benzeen. Het model berekent de emissie van benzeen door auto's in de parkeergarage en de bijdrage aan de benzeenconcentratie in de omgeving van de parkeergarage. Door de gebruiker in te voeren gegevens betreffen verkeerskenmerken (zoals aantal bezoekende auto's per dag, gemiddelde rijsnelheid, parkeerduur), gebouwkenmerken (zoals afmetingen van gevels, aantal parkeerlagen, afstand tussen parkeerlagen), ventilatie-kenmerken (zoals open deel van gevels, capaciteit eventuele mechanische ventilatie) en omgevingskenmerken (aanwezigheid andere gebouwen). Per gevel worden de bijdragen aan de benzeenconcentratie berekend op door de gebruiker gekozen afstanden. CAR Parking is een Window applicatie. Bij deze handleiding horen 2 diskettes met installatie software.
    • Handleiding CAR Parking

      Gofferje D; LLO (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 1997-11-30)
      The CAR-Parking computer program, for which this manual has been written, was developed for calculating the air quality in the vicinity of parking garages and for testing the concentration of benzene against the standards for this compound. The model calculates the emission of benzene from cars inside the parking garage and the contribution to the concentration of benzene in the vicinity of the parking garage. The input data apply to traffic (e.g. number of cars per day, average velocity, length of time car is parked), parking garages (dimensions, number of levels, distance between levels), ventilation (open parts of the outer wall, capacity of mechanized ventilation) and configuration (presence of other buildings). Outer-wall concentrations are calculated for user-defined distances. The CAR-Parking program is a Windows application. The manual comes complete with two disks containing installation software.
    • Handleiding CAR-AMvB programma (versie 2.0), CAR-AMvB programma voor de rapportage besluiten luchtkwaliteit over 1997, 1998, 1999 en 2000

      Vissenberg HA; Velze K van; LLO (1998-01-31)
      De handleiding van het CAR-AMvB programma (versie 2.0) beschrijft de werking van het programma voor de berekening van de luchtkwaliteit in stedelijke verkeerssituaties. Het CAR-programma wordt voor de uitvoering van de Besluiten luchtkwaliteit: koolstofmonoxide en lood, stikstofdioxide en benzeen door het RIVM ter beschikking gesteld aan gemeenten. In het kader van deze Beluiten luchtkwaliteit moeten deze gemeenten jaarlijks de overschrijdingen van concentraties rapporteren aan de provincies. De handleiding hoort bij het CAR-AMvB programma dat gebruikt kan worden voor de verplichte rapportage over 1997 en de eventuele rapportages over 1998, 1999 en 2000. Deze versie van het CAR-model kan tevens worden gebruikt voor toekomst berekeningen voor de jaren 2010 en 2020, op basis van emissiefactoren en achtergrondsconcentraties zoals gebruikt in het Global Competition scenario van de Nationale Milieuverkenningen 4.
    • Handleiding CAR-AMvB programma (versie 2.0), CAR-AMvB programma voor de rapportage besluiten luchtkwaliteit over 1997, 1998, 1999 en 2000

      Vissenberg HA; Velze K van; LLO (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 1998-01-31)
      This manual describes the use of the CAR-AMvB program (version 2.0). This program can be used for the calculations of air quality alongside roads in cities in the Netherlands, for the execution of the Air Pollution Act for carbon monoxide and lead, nitrogen dioxide and benzene. The RIVM provide this program to municipals. These municipals have to report their exceedance of concentrations to the provincial authorities. This manual of the CAR-AMvB program could be used for the obligation reports of 1997 and the probably reports in 1998, 1999 and 2000. This version could be used for future calculations in 2010 and 2020. The emission factors and background concentrations are described in the Global Competition scenario of the fourth national environmental survey.
    • Handleiding voor de afleiding van indicatieve milieurisicogrenzen

      de Poorter LRM; van Herwijnen R; Janssen PJCM; Smit CE; MSP; M&V (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2015-06-29)
      Milieurisicogrenzen vormen de basis voor de beoordeling of stoffen in water, bodem en lucht schadelijk kunnen zijn voor mensen, dieren en planten. Het RIVM heeft de voorlopige methode uit 2009 om zogeheten indicatieve milieurisicogrenzen te bepalen, vernieuwd. Met deze methode kunnen ze snel en tegen lage kosten worden bepaald. In de nieuwe versie worden milieurisicogrenzen gebaseerd op de laatste inzichten en zijn ze uitgebreid van één naar vier risiconiveaus. Ook is toegevoegd hoe risicogrenzen voor zoute wateren kunnen worden bepaald; voorheen was dat alleen voor zoet water het geval. Binnen Nederland worden indicatieve milieurisicogrenzen gebruikt omdat de Europees geaccepteerde afleidingsmethode een tijdrovende exercitie is. Voor de indicatieve afleiding worden gegevens gebruikt uit een geselecteerde set van bronnen met informatie over eigenschappen en schadelijke effecten van stoffen. Er vindt geen uitgebreid literatuuronderzoek plaats en er wordt niet gecontroleerd in hoeverre de gegevens betrouwbaar zijn. Indicatieve milieurisicogrenzen kennen hierdoor een grotere onzekerheid dan de Europese, gedegen variant. Milieurisicogrenzen vormen de wetenschappelijke basis waarop de Nederlandse interdepartementale Stuurgroep Normstelling milieukwaliteitsnormen vaststelt: milieurisicogrenzen hebben zelf geen officiële beleidsmatige status. De overheid gebruikt milieukwaliteitsnormen bij de uitvoering van het nationale stoffenbeleid en de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW). Er bestaan normen voor vier verschillende niveaus: een verwaarloosbaar risiconiveau (VR), een niveau waarbij geen schadelijke effecten zijn te verwachten (MTR, JGMKN), het maximaal aanvaardbare niveau voor ecosystemen voor kortdurende blootstelling (MACeco), en een niveau waarbij mogelijk ernstige effecten voor ecosystemen kunnen optreden (EReco).