RIVM official reports

Browse

Recent Submissions

  • Item
    Tekortenbesluiten en het effect op de beschikbaarheid van geneesmiddelen
    (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2025-02-20) Kannegieter, N; van Vliet, E; Meneses Leonardo Alves, T; Kemp, C; Hoeve, C; Hoebert, J
  • Item
    COVID-19-vaccination. Evidence update for the Health Council of the Netherlands
    (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2025-02-18) Lanooij, S; Hahne, S
  • Item
    Mogelijke langetermijneffecten van elektromagnetische velden op de gezondheid van werknemers - update 2024
    (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2025-02-18) Rijs, K; Stam, R
  • Publication
    Selectie van onderwerpen en indicatoren voor een Dashboard Seksuele Gezondheid
    (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2025-02-14) Savelkoul, M; Brouwer-Prusak, A; Verweij, A
    In 2024 adviseerde het RIVM het ministerie van VWS(Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport) om de cijfers over seksuele gezondheid op één plek te bundelen. Bijvoorbeeld op een dashboard met cijfers over seksuele gezondheid op hoofdpunten. Zo’n dashboard biedt een overzichtelijk, samenhangend en breed inzicht in de seksuele gezondheid in Nederland en hoe deze zich ontwikkelt. De informatie over seksuele gezondheid is nu nog over verschillende plekken verspreid. Het RIVM heeft deskundigen gevraagd welke onderwerpen met welke metingen voor welke groepen mensen op een eventueel dashboard zouden moeten komen. Dat zijn bijvoorbeeld positieve aspecten van seksuele gezondheid, weerbaarheid, seksueel geweld (offline/online) en grensoverschrijdend gedrag. Deze selectie kan de komende jaren worden uitgebreid.
  • Publication
    Data, dialoog en infrastructuur: de opbrengst van acht jaar Samen Meten
    (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2025-02-12) de Ruiter, H; Hendricx, W; Volten, H; Verhoeven, E; Woutersen, A
    Burgers meten steeds vaker zelf de leefomgeving, bijvoorbeeld de luchtkwaliteit met sensoren. Het RIVM ondersteunt hen hierin en onderzoekt sinds 2016 deze metingen in het project Samen Meten. Het RIVM heeft de resultaten van deze werkwijze na acht jaar samengevat. Daaruit blijkt dat Samen Meten grote waarde heeft. Samen Meten is onder andere waardevol omdat hierdoor op meer plekken en vaker metingen van de luchtkwaliteit zijn (data). Ook heeft het project het contact tussen burgers, wetenschappers en overheid op gang gebracht en verbeterd (dialoog). Verder reikt Samen Meten burgers informatie aan om zelf metingen te doen en geeft het tools om de data op te slaan, te visualiseren en analyseren. Ten slotte koppelt Samen Meten verschillende initiatieven aan elkaar, waardoor het ook wel een infrastructuur heet. Wanneer burgers zelf gaan meten levert dat heel veel lokale data op. De kwaliteit van de sensoren die zij gebruiken is minder goed dan van de officiële meetapparatuur, maar sensoren meten wel de luchtkwaliteit op meer plekken en vaker. Ze doen dat bijvoorbeeld verschillende keren per uur; de officiële meetnetten doen dat elk uur. De vele data geven daardoor bijvoorbeeld een beeld van lokale pieken in concentraties van stoffen. Wanneer het RIVM deze data combineert met de landelijke data, verbetert dat de kwaliteit van onderzoek. Burgermetingen zijn daarom een goede aanvulling op de officiële metingen van het RIVM. Door samen te meten, werken burgers en onderzoekers op een gelijkwaardige manier aan een betere leefomgeving. Lokale kennis over de leefomgeving wordt gecombineerd met de kennis van RIVM-experts. Deze aanpak levert wetenschappelijke kennis op die aansluit bij de vragen en zorgen van de maatschappij. Dit kan ervoor zorgen dat burgers meer vertrouwen krijgen in deze (lokale) kennis. De website van Samen Meten geeft burgers onder andere adviezen hoe zij met sensoren kunnen meten, en een overzicht van alle meetinitiatieven in Nederland. Daarnaast ondersteunt het RIVM burgers die zelf meten door sensordata op te slaan, deze te visualiseren op het dataportaal, en tools aan te bieden voor data-analyses. Door de opgebouwde infrastructuur is de basis gelegd om steeds makkelijker nieuwe projecten van burgers op Samen Meten aan te laten sluiten. Ook kunnen er projecten over andere ‘onderdelen’ van de leefomgeving aan worden gekoppeld, zoals water en bodem. Zo werkt het RIVM samen met burgers aan de meetnetten van de toekomst.
  • Item
    Risk assessment of the use of titanium dioxide as a marker in feed
    (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2025-02-10) de Heer, JA; Sprong, RC; ten Voorde, SECG; Jeurissen, SMF
  • Item
    Validation of ISO 6579-4 for identification of monophasic Salmonella Typhimurium (1,4,[5],12:i:-) by polymerase chain reaction (PCR)
    (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2025-02-10) Diddens, RE; van Hoek, AHAM; Malorny, B; Fischer, J; Mooijman, KA
  • Item
    Inzet en effect van Maatschappelijk Verantwoord Opdrachtgeven en Inkopen door de Nederlandse overheid in 2021-2022
    (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2025-02-10) Pieters, L; Hollander, A; Hartelust, AK; Garcia Valicente, M; De Bruycker, T; van Bodegraven, M; Dekker, E; de Valk, E
  • Publication
    Veehouderij en gezondheid omwonenden (VGO-III). Actualisatie epidemiologische studies 2014-2019Onderzoek naar longontstekingen rond geitenhouderijen 2018-2024
    (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2025-01-31) van der Giessen, J; Hagenaars, T; IJzermans, J; van Gageldonk-Lafeber, R; Smit, L
    In gebieden met veel veehouderijen, zoals in Noord-Brabant en Noord-Limburg, hebben meer mensen een longontsteking dan in gebieden met minder veehouderijen. De kans op een longontsteking blijkt vooral hoger te zijn als mensen binnen 500 tot 2000 meter van een geitenhouderij wonen. Dit bleek uit eerder onderzoek naar het verband tussen veehouderij en de gezondheid van omwonenden (VGO(Livestock farming and the health of local residents)), en is nu bevestigd. In dit derde VGO-onderzoek blijkt deze conclusie ook te gelden voor de provincies Utrecht, Overijssel en Gelderland. Daarna is bij verschillende groepen mensen (patiënten, omwonenden en geitenhouders) en op geitenbedrijven gekeken wat de oorzaken hiervan kunnen zijn. Meer dan 30 verschillende bacteriën waarvan bekend is dat ze bij mensen een longontsteking kunnen veroorzaken, kwamen voor in de stallucht van minstens 25 procent van de onderzochte geitenbedrijven. Van deze bacteriën zijn er 23 gevonden bij patiënten, omwonenden, geitenhouders en/of in de buitenlucht rondom deze bedrijven. Veel van de bacteriën in de stallucht kwamen ook voor in de stalmest en het strooisel waar de geiten in de stal op lopen. Het is moeilijk te bewijzen dat de longontstekingen bij mensen rondom geitenhouderijen direct worden veroorzaakt door de bacteriën uit de geitenstallen. Wel zijn de gevonden bacteriën een mogelijke verklaring voor het feit dat de longontstekingen vaker voorkomen. Dat komt doordat ze zowel bij mensen, in de geitenstallen als in de omgeving zijn gevonden. In dit onderzoek is op verschillende manieren onderzocht of geitenhouderijen de bron zijn van een of meer ziekteverwekkers (bacteriën, schimmels of virussen) die longontsteking kunnen veroorzaken. Eerst is in de wetenschappelijke literatuur onderzocht welke ziekteverwekkers bij geiten voorkomen en bij mensen longontsteking kunnen veroorzaken. Daarna is bij patiënten, omwonenden en geitenhouders gekeken welke ziekteverwekkers zij bij zich droegen. In de stallen van de geitenbedrijven zijn onder andere mest, strooisel en lucht onderzocht om te kijken of de ziekteverwekkers daar zijn gevonden. Ook de buitenlucht bij woningen rond geitenstallen is onderzocht. Het RIVM, de Universiteit Utrecht, Wageningen Universiteit en het Nivel hebben het VGO-onderzoek gedaan.
  • Publication
    Annoyance and sleep disturbance due to vibrations from trains. Results from the Follow-Up Study 'Wonen langs het spoor' ('Living along the railway line')
    (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2025-01-31) van Kempen, E; Hoekstra, J; Simon, S; Kok, A; van de Kassteele, J; van Wijnen, H
    In 2021, around 11% of people in the Netherlands aged 16 and over who lived within 300 metres of a railway line experienced high annoyance due to vibrations from railway traffic. This amounts to an estimated 126,500 people. Furthermore, 13% experienced high sleep disturbance due to such vibrations. The annoyance and sleep disturbance were mainly due to vibrations from passing freight trains. Areas in the vicinity of tunnels, railway bridges and parallel tracks were excluded from this estimation. The above describes the outcomes of a survey among more than 5,600 people. The survey area has a total population of over 1.1 million, who live in approximately 533,000 houses. In addition, people who are exposed to higher levels of vibrations or live closer to a railway line are more likely to report high annoyance due to vibrations from freight trains. The association between vibration levels, distance and annoyance is much less pronounced for passenger trains. In addition to the vibrations, there are social and personal factors that affect the extent to which people experience annoyance or sleep disturbance. An important factor is concern about property devaluation or property damage. Other factors that influence peoples’ experience include hearing, feeling or seeing windows, doors or crockery (‘rattle’). The extent to which people accept that trains cause vibrations and the expectations that they have about future vibration levels also play a role. RIVM therefore recommends that in future, policy regarding vibrations caused by trains, social and personal factors be taken into account. While there are several laws that regulate noise from trains, there are few, if any, when it comes to vibrations from trains. The outcomes of this study may serve as input for legislation in this area. This report is a translation of the RIVM-report “Hinder en slaapverstoring door trillingen van treinen. Resultaten van de Vervolgmeting ‘Wonen langs het spoor’”. This study was commissioned by the Ministry of Infrastructure and Water Management. It follows up on a survey from 2013 and has confirmed many of the earlier outcomes. The latest survey was based on a model that is better able to predict exposure to vibrations.
  • Publication
    The National Immunisation Programme in the Netherlands. Surveillance and developments in 2023-2024
    (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2025-01-30) van Roon, AM; Lanooij, SJ; de Melker, HE
    Every year, the Dutch National Institute for Public Health and the Environment (RIVM) tracks how many people fall ill due to a disease that is included in the National Immunisation Programme (NIP). In 2023, more people in the Netherlands contracted such a disease than in the COVID-19 pandemic years of 2020–2022. This is because COVID-19 control measures, such as social distancing, were lifted in spring 2022. Some diseases that were rare in 2022 became more common in 2023. This was the case for diphtheria (14), mumps (91) and pertussis (whooping cough) (2,894). The number of measles cases in 2023 (7) was similar to 2022, but increased in 2024. The rise in children with pertussis and mumps that started in 2023 continued into 2024. The number of people with invasive meningococcal disease (126) was higher than in 2022, but still slightly lower than before the COVID-19 pandemic. The number of Haemophilus influenzae type B (Hib) reports was slightly lower in 2023 than in 2020–2022. The number of children younger than 5 years of age who became very ill because of an Hib infection increased from 2012 until 2022, but seemed to stay the same in 2023. As was the case in 2022, no people contracted rubella in 2023. There were also no cases of polio, and the number of cases of tetanus (5), invasive pneumococcal disease (2,244) and chronic hepatitis B (834) were similar. In 2023, about 1.3 million children up to 18 years of age were vaccinated as part of the NIP. They received a total of over 2.8 million vaccinations. Also, more than 100,000 pregnant people were vaccinated against the flu and/or pertussis. These vaccinations protect their baby in the first few months after birth from flu and pertussis. They received a total of over 125,000 vaccinations. Starting from 1 January 2024, babies receive a vaccine against the rotavirus when they are 6 to 9 weeks old. They receive another dose at 3 months old. Also, babies born after 1 January 2024 will receive vaccinations against diseases like pertussis and pneumococcal disease one month later than before: at 12 months instead of 11 months. This change in the vaccination schedule aims to offer better protection to children. More changes will follow in 2025. Vaccination against COVID-19 works well to prevent severe illness and death. However, this protection slowly decreases. Booster and repeat vaccinations increase protection again.
  • Publication
    Technologieradar Gezond en Veilig Werken
    (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2025-01-28) van der Torre, W; ter Burg, W; Krause, F; van Moll, E; Mathijssen, S; Couwenbergh, C
    Technologische ontwikkelingen gaan snel en hebben veel invloed op de samenleving. Zo ook op gezond en veilig werken. Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW(Sociale zaken en werkgelegenheid)) wil vroeg in beeld krijgen hoe bestaande en nieuwe technologieën zich in de toekomst ontwikkelen en wat ze voor werkenden betekenen. Het RIVM en TNO hebben dat op een rij gezet in deze technologieradar Gezond en Veilig Werken. Experts verwachten dat technologische ontwikkelingen veel impact gaan hebben op gezond en veilig werken. Ze verwachten positieve en negatieve effecten. Hoe dat uitpakt, is nog onzeker. De grootste voordelen van nieuwe technologieën zijn dat ze werk gezonder en veiliger kunnen maken. Bijvoorbeeld door zwaar of gevaarlijk werk door robots te laten doen. Ook kunnen ze helpen om ongelukken te voorkomen door bijvoorbeeld veiligheid in te bouwen in machines. Verder kan technologie ervoor zorgen dat de werknemers zelfstandiger kunnen werken. Maar er zijn ook zorgen. Die zijn er met name op gericht dat nieuwe technologieën werknemers mentaal meer belasten en voor stress zorgen. Stress kan ontstaan doordat de ontwikkelingen heel snel gaan en veel taken erdoor veranderen. Sommige werkenden zullen moeite hebben om deze snelle veranderingen bij te houden. Daarnaast kan er meer controle van technologie uitgaan, waardoor werkenden zich minder vrij kunnen voelen. Wat precies de gevolgen zijn, hangt voor een groot deel af van de manier waarop technologieën worden ingezet. Voor de radar zijn eerst de belangrijkste technologische ontwikkelingen in vijf clusters samengebracht: Digitalisering, Artificiële Intelligentie (AI), Robotica, Nieuwe Materialen, en Extended Reality en de Metaverse (technieken om situaties en objecten na te bootsten in de virtuele wereld). Daarna is beschreven welke impact de technologieën hebben op de mentale belasting (denk aan stress), fysieke belasting (denk aan zwaar werk), veiligheid en blootstelling aan stoffen. De technologieradar is onderdeel van de Toekomstverkenning Gezond & Veilig Werken, en is betaald door SZW. TNO en het RIVM stellen voor dit overzicht regelmatig aan te vullen met nieuwe inzichten om grip te houden op de snelle ontwikkelingen. Dan zijn kansen en bedreigingen goed in te schatten.
  • Publication
    Advies notaties voor sensibilisatie in de Arbeidsomstandighedenregeling
    (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2025-01-16) Kettelarij, J; ter Burg, W; Visser, M
  • Publication
    Evaluatie luchtmeetnetten provincie Noord-Holland
    (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2024-12-04) Teeuwisse, S; Lammerts-Huitema, M
    Drie gebieden van de provincie Noord-Holland hebben een eigen luchtmeetnet: Haarlemmermeer, westelijk havengebied Amsterdam en IJmond regio. In de IJmond wordt de luchtkwaliteit al sinds de jaren zeventig van de vorige eeuw gemeten. De andere meetnetten zijn later opgezet. Het RIVM heeft op verzoek van de provincie Noord Holland onderzocht of de meetnetten nog geschikt zijn voor de vragen van nu, bijvoorbeeld of ze de goede stoffen op de goede plaatsen meten. Ook is aan verschillende betrokken partijen, zoals gemeenten en provincie en inwoners uit de omgeving gevraagd wat zij van de meetnetten verwachten. De meetnetten blijken geschikt te zijn om de luchtkwaliteit door de jaren heen te volgen (monitoren). Ook kan ermee worden getoetst of de concentraties van bepaalde stoffen onder de Nederlandse grenswaarden of de advieswaarden van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO(World Health Organization )) voor de luchtkwaliteit blijven. De meetnetten leveren veel informatie om vragen van betrokken partijen over de luchtkwaliteit te kunnen beantwoorden. Wel hebben deze partijen behoefte aan uitleg bij de ‘kale’ meetresultaten om beter te begrijpen wat ze betekenen. Verder geven inwoners aan niet altijd goed te weten waar ze de meetresultaten kunnen vinden. Het RIVM adviseert de provincie Noord-Holland dan ook om de meetresultaten en kennis over luchtkwaliteit actiever met hen te delen. Het is aan de provincie hoe dit het beste kan worden gedaan. Een luchtmeetnet is niet geschikt om formeel te toetsen of een bedrijf zich aan de vergunde uitstoot van verontreinigende stoffen naar de lucht houdt. Luchtkwaliteit wordt door veel meer dan de aanwezigheid van een bedrijf bepaald. Wel kunnen de metingen van een luchtmeetnet, samen met berekeningen, helpen om inzicht te krijgen hoeveel een bedrijf bijdraagt aan de luchtkwaliteit. Voor deze berekeningen worden onder andere gegevens van het bedrijf over de uitstoot gebruikt. Als het verschil tussen metingen en berekeningen groot is, kan dat voor het bevoegd gezag aanleiding zijn om dit met het desbetreffende bedrijf te bespreken. Sommige inwoners willen dat er lokaal op meer plekken wordt gemeten. Metingen en modelberekeningen samen geven nu een goed beeld van de luchtkwaliteit in een regio. Meer meetpunten geven hier niet meer informatie over. Het RIVM raadt ook af om meetpunten die al lang bestaan te verplaatsen. Vaste meetpunten zijn belangrijk om ontwikkelingen door de tijd goed in kaart te kunnen brengen. Het RIVM geeft de provincie in overweging om bestaande meetlocaties in de meetnetten IJmond en Haarlemmermeer uit te breiden met metingen van ultrafijnstof. Deze metingen geven meer inzicht in de concentraties ultrafijnstof in de regio. Ook helpen ze om te bepalen hoeveel ultrafijnstof de Nederlandse bevolking via de lucht inademt. Deze kennis is belangrijk om meer inzicht te krijgen in mogelijke gezondheidseffecten van ultrafijnstof.
  • Publication
    Monitoringrapportage MLK 2024. Stand van zaken luchtkwaliteit Nederland
    (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2024-12-20) Berkhout, JPJ; Zuidberg, S; Rebel, R; Couvreur, A
    Het RIVM toetst elk jaar of de concentraties van stikstofdioxide en fijnstof in Nederland voldoen aan de Europese normen voor luchtkwaliteit. Het gaat om concentraties van deze stoffen langs wegen en de concentraties van fijnstof vlakbij veehouderijen. De resultaten laten overheden zien of de Europese grenswaarden worden gehaald. Overheden kunnen dan, waar nodig, extra maatregelen nemen. In deze rapportages kijkt het RIVM terug naar het jaar 2023 en blikt het vooruit. In 2023 voldeed Nederland voor wegverkeer bijna aan de Europese grenswaarden voor fijnstof. Alleen een klein stuk weg van 100 meter bij Velsen lag boven de grenswaarde. Voor stikstofdioxide voldeed Nederland voor wegverkeer aan de Europese grenswaarden. De grenswaarde van fijnstof is in gebieden met intensieve veehouderij bij zes woningen overschreden. Dat zijn er dertien minder dan in 2022. De concentraties stikstofdioxiden en fijnstof waren in 2023 veel lager dan in 2022. Dit komt voor een groot deel door de grote hoeveelheid regen en de hogere windsnelheid in 2023. Hierdoor ‘verdunnen’ de concentraties van deze stoffen. Daarnaast hebben overheden bijvoorbeeld gegevens van (ver)nieuw(d)e vergunningen over veehouderijen aangeleverd. De komende jaren ziet het ernaar uit dat de luchtkwaliteit verder verbetert. Verkeer, industrie en veehouderijen zullen naar verwachting minder stikstofdioxide en fijnstof uitstoten. Dat komt bijvoorbeeld doordat elk jaar oudere auto’s worden vervangen door nieuwe auto’s die schoner zijn. Deze auto’s stoten minder of zelfs geen stikstofoxiden uit. Toch zullen de grenswaarden in de toekomst naar verwachting vaker worden overschreden. Dat komt doordat er vanaf 2030 nieuwe, strengere Europese normen voor fijnstof en stikstofdioxide gaan gelden. Dat blijkt uit een toets met deze nieuwe grenswaarden. In de volgende rapportage gaat het RIVM daar verder naar kijken. De Monitoring Luchtkwaliteit volgt de monitoring op van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL(Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit)), dat met ingang van de Omgevingswet op 1 januari 2024 is afgerond.
  • Publication
    Signalen waterstoftransitie
    (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2024-09-02) Neuvel, J
    Waterstof is een van de cruciale energiedragers voor het energiesysteem van de toekomst. Daarom zijn keuzes nodig over productie, import, opslag, vervoer en gebruik van waterstof en waterstofdragers. Deze keuzes hebben invloed op de risico’s van de veiligheid en gezondheid van de waterstofketen. Het RIVM heeft op basis van inzichten uit eerdere projecten aandachtspunten voor veiligheid en gezondheid samengevat.
  • Publication
    Gevoeligheidsanalyse parameters voor kritische emissiewaarden bij uitloging uit bouwstoffen
    (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2024-09-05) van Genugten, JM; Vis, R
    Het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat wil de bodemregelgeving actualiseren. Als onderdeel hiervan heeft het RIVM het normenkader voor het hergebruik van grond en secundaire bouwstoffen onderzocht. Ook is onderzocht welke informatie en keuzes van invloed zijn op de uitkomsten van het model dat gebruikt wordt om de wetenschappelijke grenswaarden (de emissiewaarde) voor bouwstoffen te bepalen. In deze kennisnotitie worden de resultaten daarvan gegeven.
  • Publication
    Adviesvraag bepalen doelgroep van de Maatregel Gerichte beëindiging (MGB)
    (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2024-11-09) van der Maas, CWM; Romeijn, P; Nguyen, TNP
    Het RIVM heeft in opdracht van het ministerie Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (LVVN(Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur )) een inschatting gemaakt van de potentiële doelgroep voor een nieuwe regeling: de Maatregel Gerichte Beëindiging. Het gaat daarbij om alle veehouderijlocaties die op de volgende grondsoorten liggen: beekdalen, (hoge) zandgronden of veen- en moerige gronden. Daarnaast hebben de melk- of rundveebedrijven een uitstoot van minimaal 250 kg(kilogram) ammoniak per jaar. Veehouderijen met andere dieren hebben een uitstoot van minimaal 750 kg ammoniak per jaar.
  • Publication
    Verkenning RSV-immunisatie in het eerste levensjaar. Verkenning van scenario's voor de uitvoering
    (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2024-09-20) Stoop, E; Schreuder, I; Hoek, L
    Het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft het RIVM gevraagd te onderzoeken wat de rol kan zijn van verschillende uitvoerders bij het immuniseren van baby’s in hun eerste levensjaar tegen het RS-virus(Respiratoir Syncytieel-virus ). Dit onderzoek is een stap die nodig is om alle baby’s in Nederland bescherming tegen het RS-virus aan te bieden via het Rijksvaccinatieprogramma. Het RIVM en de verschillende uitvoerders bevelen het ministerie aan om de jeugdgezondheidszorg de immunisatie tegen het RS-virus te laten toedienen en de jeugdgezondheidszorg en de verloskundig zorgverleners samen hierover voorlichting te laten geven.
  • Publication
    Het beoefenen van balansactiviteiten door ouderen. De huidige balansindicator uitgelicht
    (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2024-10-23) Heuwekemeijer, M; Schurink-van 't Klooster, TM
    De afgelopen jaren is er een groeiende erkenning van het belang van balansoefeningen in de Nederlandse gezondheidsrichtlijnen.