Permanent URI for this collection
Browse
Recent Submissions
Publication Het beoefenen van balansactiviteiten door ouderen. De huidige balansindicator uitgelicht(Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2024-10-23) Heuwekemeijer, M; Schurink-van 't Klooster, TMDe afgelopen jaren is er een groeiende erkenning van het belang van balansoefeningen in de Nederlandse gezondheidsrichtlijnen.Publication Waterkwaliteit in landbouwgebieden(Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2024-11-05) Buijs, S; van Uffelen, S; Ouwerkerk, K; Rozemeijer, J; Hoogeveen, M; Roskam, JLIn 1987 werd de Meststoffenwet in Nederland ingevoerd om de kwaliteit van bodem, water en lucht te verbeteren door minder stikstof en fosfor uit mest in het milieu te laten komen. De wet verplicht de minister van LVVN(Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur ) om eens in de vijf jaar een verslag aan de Tweede Kamer uit te brengen over de effectiviteit en impact van deze wet in de praktijk. Een belangrijk onderdeel van deze evaluatie is het rapporteren over de toestand en trend in de waterkwaliteit met betrekking tot nutriënten afkomstig uit de landbouw. Bevindingen Uit de evaluatie komen een aantal bevindingen naar voren. Het stikstofbodemoverschot en het fosfaatoverschot zijn indicatoren voor de milieudruk op lange termijn voor de waterkwaliteit. De belangrijkste bevindingen zijn: Het stikstofoverschot in de bodem is tussen 2006 en 2022 vrij stabiel gebleven. Alleen bij melkveebedrijven in de Veenregio is het stikstofoverschot sterk gedaald. Het fosfaatoverschot op akkerbouwbedrijven is tussen 2006 en 2013 flink gedaald maar fluctueert sindsdien. Bij melkveebedrijven is het fosfaatoverschot lager en schommelt het rond 0 kg(kilogram)/ha na een daling tussen 2006 en 2012. De nitraatconcentratie in het water is sinds de jaren '90 gedaald, maar steeg weer tijdens de droge periode tussen 2018 en 2020. In 2021 en 2022 daalde de gemiddelde nitraatconcentratie weer, maar de niveaus van vóór 2018 zijn nog niet bereikt. Het beeld van de kwaliteit van het oppervlaktewater is wisselend. De hoeveelheid stikstof is afgenomen na een stijging door droogte in 2018. In de kleiregio is een lichte stijging van fosforconcentraties te zien sinds 2015. Ook de zand- en veenregio laten een wisselend beeld zien. Gegevens uit drie meetnetten Voor deze evaluatie zijn gegevens gebruikt uit drie meetnetten: het Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid (LMM), het Meetnet Nutriënten in Landbouw Specifiek Oppervlaktewater (MNLSO) en het Landelijk Meetnet Grondwaterkwaliteit (LMG). Het LMM(Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid) meet het effect van het Nederlandse mestbeleid op nutriëntenemissies uit landbouwbronnen naar het grond- en oppervlaktewater en volgt veranderingen in de landbouwpraktijk. Het MNLSO(Meetnet Nutriënten Landbouw Specifiek Oppervlaktewater) kijkt naar de waterkwaliteit van oppervlaktewateren die alleen door landbouw worden beïnvloed. Het LMG(Landelijk Meetnet Grondwaterkwaliteit) meet de kwaliteit van het grondwater. Nitraatrapportage 2024 Deze Kennisnotitie bevat alleen al gepubliceerde data voor de Evaluatie Meststoffenwet. Een nieuwere en uitgebreidere publicatie, de Nitraatrapportage, verschijnt medio november 2024 en bevat gegevens over het jaar 2023. In dit rapport worden gegevens uit meerdere waterkwaliteitsmeetnetten gepresenteerd, en niet alleen de waterkwaliteitsmeetnetten die gericht zijn op nutriënten in landbouwgebieden.Publication Berekening specifieke doelen voor urgentielijst(Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2024-11-12) Hazelhorst, SB; van der Maas, CWMGreenpeace Nederland eist dat de natuur in Nederland beter beschermd wordt tegen de negatieve effecten van stikstofdepositie. Daarvoor heeft het in juli 2023 de Nederlandse staat gedagvaard. Greenpeace heeft hiervoor als element in de rechtszaak de urgentielijst ingebracht: het beschermen van de staat van instandhouding van de (zeer) urgente habitats en leefgebieden uit het rapport “Herstelbaarheid van door stikstofdepositie aangetaste Natura 2000-habitattypen - Update urgentietabel 2023” van Bobbink en Tomassen. Eerder rekende RIVM al uit wat de benodigde emissiereducties zijn om voor 100 procent van het oppervlak van deze (zeer) urgente habitattypen en leefgebieden de stikstofdepositie onder de Kritische depositiewaarde (KDW) te krijgen. Nu beantwoordt het de recente vraag van LVVN(Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur ) naar aanleiding van een verzoek aan de rechtbank vanuit Greenpeace welke extra emissiereductie vanuit Nederland nodig is om niet in 100 procent maar in een geringer aandeel van de (zeer) urgente habitattypen en leefgebieden de depositie onder de KDW te krijgen. Onderstaande tabel geeft een samenvatting van deze resultaten. Om 75 procent van het areaal aan zeer urgente habitattypen en leefgebieden in 2025 onder te KDW te brengen, is een emissiereductie bovenop het basispad nodig van ongeveer 63 procent. Om datzelfde te halen in 2030, is een emissiereductie van circa 56 procent nodig. Om in 2030 90 procent van de urgente habitattypen en leefgebieden onder de KDW te krijgen, is circa 47 procent emissiereductie nodig bovenop het basispad.Publication Actualisatie rapport ‘Analyse ontwikkeling stikstofemissie en -depositie’(Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2024-11-12) de Jongh, LA; van der Maas, CWM; Schram, JMGreenpeace Nederland eist dat de natuur in Nederland beter beschermd wordt tegen stikstof. Daarvoor heeft het in juli 2023 de Nederlandse staat gedagvaard. In voorbereiding van deze rechtszaak heeft het RIVM in opdracht van het ministerie van LVVN(Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur ) begin 2024 de belangrijkste kennis over stikstof overzichtelijk op een rij gezet. Dit is gepubliceerd in het RIVM-briefrapport 2024-0007 ‘Analyse ontwikkeling stikstofemissie en -depositie’. In november volgt de rechtszaak. Het ministerie van LVVN heeft het RIVM gevraagd om ook de inzichten sinds januari 2024 in een korte notitie te duiden. Hiervoor is een monitoringsrapportage gemaakt met een actueler basisjaar. Deze kennisnotitie bevat een samenvatting van de geactualiseerde cijfers, net als de recente herziening in de urgente en zeer urgente habitats. Beide leiden niet tot wijzigingen in de eerder gepresenteerde conclusies. De inschatting van het doelbereik uit de Wet stikstofreductie en natuurverbetering (Wsn) blijft onveranderd met de nieuwste cijfers: de doelen voor 2025 en 2030 zullen naar verwachting zeer waarschijnlijk niet, en voor 2035 vrijwel zeker niet gehaald worden. Dit is bepaald op basis van de verwachtingen uit de Klimaat- en Energieverkenning 2022, die is gebaseerd op het op 1 mei 2022 vastgestelde en voorgenomen beleid. Door de herziene urgentielijst zijn de resultaten van deze scenario’s niet verschillend. Wijzigingen in de urgentielijst werken niet direct door in gebieden die zwaar overbelast zijn. De berekende emissiereductie voor (zeer) urgente habitats blijft daardoor ongewijzigd.Publication Onzekerheid bij “Kosten van ziekten”(Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2024-11-12) Koopmanschap, M; Reuser, MIn deze notitie wordt verkend of de mate van zekerheid van resultaten van de kosten van ziektenstudie met kleuren kan worden weergegeven. Met de huidige informatie kan dit op een globale manier. Als meer informatie beschikbaar komt over de zekerheid van zorguitgaven per sector is een meer systematische manier haalbaar. Dit zal mogelijk worden opgenomen in het te maken dashboard van de komende editie van de kosten van ziekten studie.Publication ‘De pandemie zou aan de deur moeten kloppen, dan pas ga ik zorgen voor dingen’ – Paraatheid van burgers voor pandemieën en andere rampen en crises(Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2024-11-14) Mehra, S; Gorter, A; de Valk, TEr is een kwalitatief onderzoek uitgevoerd naar hoe burgers aankijken tegen pandemische paraatheid van zichzelf en de overheid, evenals hun voorbereiding op mogelijke andere toekomstige rampen en crises. Uit het verkennende onderzoek blijkt dat een groot deel van de deelnemers afwijzend staat tegenover het treffen van maatregelen voor een pandemie. Daarnaast zijn er verschillende praktische barrières waardoor deelnemers niet overgaan tot concrete voorbereidingen. In de kennisnotitie worden de resultaten toegelicht en aanbevelingen gedaan om de motivatie te verhogen en burgers te ondersteunen bij hun voorbereiding.Publication Reactie op rapport Apollon contra-expertise WnB Schiphol(Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2024-11-20) Jonkers, S; Siteur, KHet ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (LVVN) heeft het RIVM gevraagd om een inhoudelijke beoordeling te geven op een aantal analyses uit het Apollon Milieu rapport contra-expertise Wnb Schiphol (september 2024). Het RIVM heeft niet naar alle onderdelen gekeken. Het Apollon-rapport is opgesteld voor gebruik in de rechtszaak over de natuurvergunning van Schiphol. Deze zaak kwam op 19 november voor bij de rechtbank in Den Haag en werd aangespannen door MOB, Greenpeace en Milieudefensie.Publication Bewegen door 65-plussers. Naar mate van vitaliteit en zelfstandigheid(Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2024-11-24) Schurink-van 't Klooster, T; van Mourik-Boelema, SDe Nederlandse Sportraad stelt een advies op over bewegen en sport door 65-plussers. Het advies en de aanbevelingen zullen gebaseerd worden op de mate van vitaliteit en zelfstandigheid van ouderen. Hiervoor zijn 4 categorieën gebruikt: 1. Vitaal en zelfstandig; 2. Vitaal met een steuntje in de rug; 3. Senior met extra zorg; 4. Senior met dagelijkse zorg. Het RIVM is gevraagd inzicht te geven in de omvang, determinanten en het beweeggedrag van de eerste drie categorieën (de groep Senior met dagelijkse zorg viel buiten het onderzoek omdat daar geen informatie over is). Van de thuiswonende bevolking van 65 jaar en ouder is 26,6 procent vitaal en zelfstandig, 41,3 procent vitaal met een steuntje in de rug en 32,1 procent senior met extra zorg. Van alle mensen van 65 jaar en ouder voldoet 39,4 procent aan de Beweegrichtlijnen. Mensen die vitaal en zelfstandig zijn voldoen vaker aan de Beweegrichtlijnen dan mensen die minder vitaal en zelfstandig zijn. Van de vitale en zelfstandige ouderen voldoen 57,7 procent aan deze richtlijnen, tegenover 41,8 procent van de vitale ouderen met een steuntje in de rug en 14,3 procent van de senioren met extra zorg. Senioren met extra zorg en een beperking in mobiliteit voldoen minder vaak aan de Beweegrichtlijnen dan senioren met extra zorg en een beperking in zelfstandig functioneren. Ook als ouderen psychische klachten of gehinderd zijn bij sociale activiteiten voldoen zij minder vaak aan de Beweegrichtlijnen. Vitale en zelfstandige ouderen doen vaker aan de verschillende beweegactiviteiten, zoals sporten, wandelen en fietsen, dan ouderen die minder vitaal en zelfstandig zijn.Publication Kwalitatief gedragsonderzoek naar de motivaties en barrieres bij zonbeschermende maatregelen(Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2024-12-04) Mehra, S; Woutersen, MEr zijn verschillende initiatieven om mensen te informeren over de risico’s van een te hoge blootstelling aan UV(ultraviolet)-straling van de zon en hoe zij zich hiertegen kunnen beschermen. Het RIVM heeft mensen in diepte-interviews gevraagd hoe ze zich beschermen tegen de zon en waarom ze al dan niet kiezen voor de beschermingsmaatregelen weren, kleren, smeren. Het doel is inzicht te krijgen in motivatie en barrières om je tegen de zon te beschermen. De uitkomsten kunnen onder andere gebruikt in voorlichtingscampagnes over zonbescherming. Om mensen zich beter te laten beschermen tegen de zon is het belangrijk hen bewust te maken van de schadelijke effecten op de lange termijn, zoals huidveroudering en huidkanker. Aanbevolen wordt hierbij aandacht te besteden aan de momenten waarop de UV-blootstelling hoger is dan verwacht. Mensen laten zich ten onrechte leiden door de temperatuur in plaats van door zonkracht. Ook zijn ze zich niet genoeg bewust van de mogelijkheid om de schaduw op te zoeken als effectieve beschermingsmaatregel.Publication Plan van aanpak WOZO monitor niveau 3. Beweging in de maatschappij: zelf als het kan, thuis als het kan, digitaal als het kan(Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2024-12-20) van der Heide, J; Baâdoudi, F; Brus, I; Busch, M; Koopman, N; van den Bogaard, COm de ouderenzorg toekomstbestendig te maken is het programma Wonen, Ondersteuning en Zorg voor Ouderen (WOZO) in 2022 van start gegaan. Het programma WOZO is erop gericht om ouderen te laten wonen in een omgeving die bij hen past, waar passende ondersteuning en zorg geboden kan worden. Dit programma moet een maatschappelijke beweging op gang brengen naar een nieuwe norm: ‘zelf als het kan, thuis als het kan en digitaal als het kan’. Het RIVM heeft in opdracht van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) een plan van aanpak gemaakt met een advies over de inrichting van de WOZO monitor niveau 3, die in beeld brengt of er een beweging te zien is naar de nieuwe norm in de samenleving en hoe deze beweging eruitziet.Publication Monitoringrapportage MLK 2024. Stand van zaken luchtkwaliteit Nederland(Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2024-12-20) Berkhout, JPJ; Zuidberg, S; Rebel, R; Couvreur, AHet RIVM toetst elk jaar of de concentraties van stikstofdioxide en fijnstof in Nederland voldoen aan de Europese normen voor luchtkwaliteit. Het gaat om concentraties van deze stoffen langs wegen en de concentraties van fijnstof vlakbij veehouderijen. De resultaten laten overheden zien of de Europese grenswaarden worden gehaald. Overheden kunnen dan, waar nodig, extra maatregelen nemen. In deze rapportages kijkt het RIVM terug naar het jaar 2023 en blikt het vooruit. In 2023 voldeed Nederland voor wegverkeer bijna aan de Europese grenswaarden voor fijnstof. Alleen een klein stuk weg van 100 meter bij Velsen lag boven de grenswaarde. Voor stikstofdioxide voldeed Nederland voor wegverkeer aan de Europese grenswaarden. De grenswaarde van fijnstof is in gebieden met intensieve veehouderij bij zes woningen overschreden. Dat zijn er dertien minder dan in 2022. De concentraties stikstofdioxiden en fijnstof waren in 2023 veel lager dan in 2022. Dit komt voor een groot deel door de grote hoeveelheid regen en de hogere windsnelheid in 2023. Hierdoor ‘verdunnen’ de concentraties van deze stoffen. Daarnaast hebben overheden bijvoorbeeld gegevens van (ver)nieuw(d)e vergunningen over veehouderijen aangeleverd. De komende jaren ziet het ernaar uit dat de luchtkwaliteit verder verbetert. Verkeer, industrie en veehouderijen zullen naar verwachting minder stikstofdioxide en fijnstof uitstoten. Dat komt bijvoorbeeld doordat elk jaar oudere auto’s worden vervangen door nieuwe auto’s die schoner zijn. Deze auto’s stoten minder of zelfs geen stikstofoxiden uit. Toch zullen de grenswaarden in de toekomst naar verwachting vaker worden overschreden. Dat komt doordat er vanaf 2030 nieuwe, strengere Europese normen voor fijnstof en stikstofdioxide gaan gelden. Dat blijkt uit een toets met deze nieuwe grenswaarden. In de volgende rapportage gaat het RIVM daar verder naar kijken. De Monitoring Luchtkwaliteit volgt de monitoring op van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL(Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit)), dat met ingang van de Omgevingswet op 1 januari 2024 is afgerond.Publication Duurzamer vaccineren in de GGD-sector(Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2025-01-08) Kalma, L; Teunissen, F; van Bodegraven, M; Stobernack, T; van der Helm, JHet project achter deze kennisnotitie is een ‘quickscan’ geweest: in een periode van zes maanden zijn uit de praktijk zoveel mogelijk kansen voor duurzamer vaccineren opgehaald, getoetst en waar mogelijk een indicatie van de milieuwinst gegeven.Item Disease burden of food-related pathogens in the Netherlands, 2023(Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2025-01-17) Benincà, E; Pijnacker, R; Friesema, IHM; Kretzschmar, M; Franz, E; Mughini Gras, LItem Inrichting monitoringsfunctie eerste 1.000 dagen(Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2025-01-16) Boesveld, IC; Harbers, MM; Crone, GC; Molenaar, JM; Koster, MPHItem NNM Gebouwmodule - Beschrijving en analyse van de NNM gebouwmodule ten behoeve van de implementatie in OPS-ST(Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2025-01-12) Kooi, E; van Loon, R; Sterk, M; Jonkers, SItem Alternatieve methoden van desinfectie toegepast in diertransportmiddelen en in de vleesverwerkende industrie(Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2025-01-14) de Jonge, R; Tao, W; Spaans, G; Bouwman, L; Hoffmans, YItem The 29th EURL-Salmonella workshop, 28 and 29 May 2024, Leiden, the Netherlands(Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2025-01-13) Mooijman, KAItem Staat van infectieziekten in Nederland, 2023(Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2025-01-14) Bos, JC; de Boer, P; Franz, EPublication Jaarverslag 2023. Netwerk Referentielaboratoria(Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2024-11-26) Centrum Infectieziekteonderzoek Diagnostiek en laboratorium Surveillance RIVM-CIb; Netwerk ReferentielaboratoriaOm de gezondheid van de Nederlandse bevolking te beschermen sporen verschillende laboratoria binnen en buiten het RIVM ziekteverwekkers op. Ook brengen ze in kaart welke het precies zijn. Dit zijn de zogeheten medisch-microbiologische referentielaboratoria. Elk referentielaboratorium is gespecialiseerd in een bepaalde (groep) ziekteverwekker(s). De referentielaboratoria vormen sinds 2023 samen een netwerk, dat de laboratoria stimuleert om samen te werken en kennis te delen. Het jaarverslag Netwerk Referentielaboratoria beschrijft de taken en resultaten van de medisch-microbiologische referentielaboratoria in Nederland. Het netwerk van deze laboratoria is essentieel om ziekteverwekkers vroeg te signaleren. Met deze signalen kunnen zo snel mogelijk maatregelen worden genomen als dat nodig is. Op deze manier wordt zo goed mogelijk voorkomen dat veel mensen besmet raken. Elke vier jaar evalueert een ander onderdeel van het RIVM de taken van de referentielaboratoria; de eerste evaluatie is in 2026. Daarbij wordt gekeken of ze nog goed kunnen inspelen op nieuwe ontwikkelingen rondom ziekteverwekkers en voor welke de meeste aandacht nodig is.Publication Onderzoek naar luchtkwaliteit en beleving in een agrarisch gebied in Zuidoost-Brabant(Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2024-11-26) Wouters, IM; van Ratingen, SW; Hendricx, WP; Bult, PM; Haaima, M; Scherpenisse, P; Nijdam, P; Overbeek, BAEr is meer kennis nodig over het effect van veehouderijen op de luchtkwaliteit. De vraag is hoe de concentratie luchtverontreinigende stoffen per dag, maand of seizoen verandert rondom een veehouderij. Daarom hebben enkele kennisorganisaties dit op verschillende plekken en met verschillende methoden in Zuidoost-Brabant onderzocht. Voor dit onderzoek is de luchtkwaliteit gemeten op het erf van een veehouderij in Hulsel en bij mensen die daarbij in de buurt wonen. Hierbij is naar zowel de gemiddelde luchtkwaliteit gekeken, als naar pieken in luchtvervuilende stoffen. De resultaten zijn vergeleken met de luchtkwaliteit op een plek in een gemeente met veel (Deurne) en weinig (Heeze) veehouderijen. Er was geen effect te zien van de veehouderij in Hulsel op de luchtkwaliteit bij omwonenden. Waarschijnlijk heeft het bedrijf daar wel invloed op, maar dat effect was niet te onderscheiden van het effect van andere bronnen in de directe omgeving en verder weg. Op basis van deze metingen op en rond één bedrijf zijn geen algemene conclusies te trekken. In Hulsel is ook onderzocht hoe omwonenden hun leefomgeving ervaren. Er deden weinig mensen aan mee, waardoor over hun beleving geen harde conclusies zijn te trekken. De deelnemers gaven aan dat ze hun gezondheid en de leefomgeving meestal als goed waarderen. Verschillende bewoners meldden regelmatig geur van stallen en geluid van wegverkeer. Ze meldden weinig 'ernstige hinder'. De gemeten concentraties ammoniak zijn laag, maar zorgen er wel voor dat er meer fijnstof in de lucht zit. Veel fijnstof in de lucht vergroot de kans op hart-, long- en vaatziekten. Het is niet te zeggen of de hoeveelheid fijnstof in dit gebied hoger is dan de advieswaarde van de Wereldgezondheidsorganisatie voor luchtkwaliteit. Daarvoor duurde het onderzoek te kort en moet minimaal een jaar worden gemeten. Verder is op de plekken in de gemeenten met veel en weinig veehouderijen gekeken naar de hoeveelheid endotoxinen in de lucht; kleine stukjes celwand van bacteriën. Zij kunnen ook klachten aan de luchtwegen veroorzaken. De concentraties zijn op beide plekken lager dan de advieswaarde van de Gezondheidsraad. Het RIVM, het Institute for Risk Assessment Sciences (IRAS(Institute of Risk Assessment Sciences)) en de GGD(Gemeentelijke Gezondheidsdienst) hebben dit onderzoek gedaan. De opdracht hiervoor kwam van het Regionaal Meetnet lucht & geluid Zuidoost-Brabant.