Loading...
PREZIES: PREventie van ZIEkenhuisinfecties door Surveillance. Deelcomponent Lijnsepsis, 2000-2003
Citations
Altmetric:
Series / Report no.
Open Access
Type
Report
Language
nl
Date
2004-10-25
Research Projects
Organizational Units
Journal Issue
Title
PREZIES: PREventie van ZIEkenhuisinfecties door Surveillance. Deelcomponent Lijnsepsis, 2000-2003
Translated Title
PREZIES: prevention of hospital-acquired infections through surveillance. Central catheter-related sepsis, 2000-2003
Published in
Abstract
Korte termijn centraal-veneuze katheters zijn infuuskatheters (lijnen) die, ingebracht via andere aders, tot in de holle ader vlakbij het hart of verder tot in de longslagader worden opgeschoven. Hierdoor kunnen parenterale voeding, bepaalde in kleine aders snel vaatontsteking opwekkende medicatie of grote hoeveelheden vocht toegediend worden. Ook kunnen metingen aan hartfunctie en bloedsomloop gedaan worden. Centraal-veneuze katheters zijn onmisbaar in de klinische zorg, maar vormen ook de belangrijkste oorzaak van ziekenhuisgerelateerde bloedvergiftiging (sepsis). Dit rapport beschrijft de resultaten van de, door het samenwerkingsverband PREventie van ZIEkenhuisinfecties door Surveillance (PREZIES) opgezette, surveillancemodule voor centraal-veneuze katheter-gerelateerde sepsis (lijnsepsis), voor de periode 2000 - 2003. De gegevens, afkomstig van 3 ziekenhuizen, betroffen 751 lijnen bij 554 patienten, met 6443 lijndagen en 19 gevallen van lijnsepsis. De gemiddelde lijnsepsisincidentie was 2,9 per 1000 lijndagen en varieerde tussen de ziekenhuizen van 0 tot 8,0 per 1000 lijndagen. Bij univariate Cox-regressie bleken inbrengafdeling en parenterale voeding een significant effect op het lijnsepsisrisico te hebben. Bij multivariate Cox-analyse van deze 2 factoren bedroegen de relatieve risico's voor inbrengen op de OK/verkoever t.o.v. de IC 2,9 (95% BI: 0,9-9,8) en voor parenterale voeding 11,1 (95%BI: 2,4-52). De gemiddelde lijnsepsisincidentie komt goed overeen met de 2 a 3 in andere onderzoeken. Een verhoogd risico bij inbrengen op de OK vergeleken met de IC verwacht men niet omdat op de OK makkelijker steriel gewerkt kan worden. Parenterale voeding is een bekende risicofactor voor lijnsepsis. Ook na correctie voor het gebruik van parenterale voeding was de variatie tussen de ziekenhuizen aanzienlijk.
Short-term central venous catheters are the most important cause of nosocomial sepsis. This report gives the results of the surveillance programme for central venous catheter-related sepsis (CRS), established by the PREZIES national network for the surveillance of nosocomial infections, for the period 2000-2003. Data, originating from 3 hospitals, were available on 751 lines in 554 patients, with 6443 catheter days and 19 cases of CRS. The mean CRS incidence was 2.9 per 1000 catheter days and varied from 0 to 8.0 per 1000 catheter days between hospitals. Univariate Cox regression showed the department where the catheter was inserted (ICU, OR/recovery or elsewhere) to have a significant effect on the risk of CRS; the particular use of the catheter also had a significant effect. Multivariate modelling for both these factors showed parenteral feeding (versus no parenteral feeding) to pose a relative risk of 11.1 (95% CI: 2.4-52) and the placement department (OR/recovery compared to the ICU), a relative risk of 2.9 (95% CI: 0.9-9.8). The average CRS incidence is comparable with the 2 to 3 found in other studies. A higher risk with OR placement compared to ICU placement was not expected as sterile barriers are easier to realize at the OR. Parenteral feeding is a well-known risk factor for CRS. Despite adjustment for parenteral feeding, the variation between hospitals remained considerable.
Short-term central venous catheters are the most important cause of nosocomial sepsis. This report gives the results of the surveillance programme for central venous catheter-related sepsis (CRS), established by the PREZIES national network for the surveillance of nosocomial infections, for the period 2000-2003. Data, originating from 3 hospitals, were available on 751 lines in 554 patients, with 6443 catheter days and 19 cases of CRS. The mean CRS incidence was 2.9 per 1000 catheter days and varied from 0 to 8.0 per 1000 catheter days between hospitals. Univariate Cox regression showed the department where the catheter was inserted (ICU, OR/recovery or elsewhere) to have a significant effect on the risk of CRS; the particular use of the catheter also had a significant effect. Multivariate modelling for both these factors showed parenteral feeding (versus no parenteral feeding) to pose a relative risk of 11.1 (95% CI: 2.4-52) and the placement department (OR/recovery compared to the ICU), a relative risk of 2.9 (95% CI: 0.9-9.8). The average CRS incidence is comparable with the 2 to 3 found in other studies. A higher risk with OR placement compared to ICU placement was not expected as sterile barriers are easier to realize at the OR. Parenteral feeding is a well-known risk factor for CRS. Despite adjustment for parenteral feeding, the variation between hospitals remained considerable.
Description
Publisher
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM
Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO
Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO
Sponsors
VWS
IGZ
IGZ