Bodemkwaliteitskartering van de Nederlandse landbouwgronden
Citations
Series / Report no.
Open Access
Type
Language
Date
Research Projects
Organizational Units
Journal Issue
Title
Translated Title
Published in
Abstract
In dit rapport wordt nagegaan in hoeverre bodemkwaliteitsverschillen tussen de 13 landbouwgebieden volgens het Landbouw Economisch Instituut (LEI) optreden en waar streefwaarden worden overschreden. Hierbij is gebruik gemaakt van bodemmonsters die op routine basis worden genomen ten behoeve van bodemvruchtbaarheidsonderzoek. Verschillende combinaties van grondsoort (zand, rivierklei, zeeklei, leem en veen) en bodemgebruik (grasland, bouwland, mais, boomgaarden en bloembollenteelt) zijn onderzocht op zware metalen en organische verbindingen. De resultaten van de zware metaalanalyses laten ondermeer zien dat in het westelijk weidegebied over het algemeen hogere cadmium-, koper-, lood-, zink-, kwik- en arseengehalten zijn gemeten dan in andere regio's van Nederland, hetgeen ondermeer een gevolg is van regionale verschillen in atmosferische depositie. Toetsing van de resultaten aan de streefwaarden laat zien dat streefwaarden worden overschreden in diverse regio's voor cadmium, lood, zink, koper en kwik. De resultaten van de analyses van organische verbindingen laten zien dat de gehalten aan polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK) het hoogst zijn in de fruitteelt in het Rivierkleigebied ; het gemiddelde fluorantheengehalte bedraagt daar bijvoorbeeld 48 keer de streefwaarde. Voor lindaan wordt in alle monsters de streefwaarde overschreden. In het zuidelijk zandgebied werd een lindaangehalte gemeten 147 x hoger dan de streefwaarde. De resultaten van de calciumchloride-extracties laten zien dat cadmium van de onderzochte zware metalen het meest beschikbaar/mobiel (ca. 10% in zandgrond) is in de bodem. Voor zink is in zandgrond 3-9% beschikbaar. De percentages liggen lager voor koper (0,5%), nikkel (ca. 1%) en arseen (0,3%). Lood en chroom zijn in de bodem praktisch niet beschikbaar (lood: max. 0,07% en chroom: max. 0,04%). Een vergelijking tussen resultaten van een soortgelijk onderzoek dat in 1986 is uitgevoerd, levert geen aanwijzingen op over significante veranderingen in koper-, lood- en zinkgehalten in grasland en bouwland tussen 1986 en 1992. Voor cadmium zijn de gehalten voor grasland op klei en zand, in 1992 significant lager (afname ca. 40%) in vergelijking met meetresultaten uit 1986. Dit verschil kan niet worden toegeschreven aan een afname van de belasting van landbouwgrond, maar is voornamelijk het gevolg van steekproefverschillen. Ter verkrijging van een landelijk c.q. regionaal beeld van stofgehalten in de bodem is een onderzoek als dit aan te bevelen. Voor het detecteren van trends is een onderzoekopzet als het onderhavige niet geschikt.<br>
A research project has been carried out to assess the quality of agricultural soil in the Netherlands for a total of 42 different combinations of soil type and soil use selected from 13 agricultural regions in the Netherlands. For each combination four representative mixed samples were made to determine the average content of heavy metals and organic compounds and to establish the variation within the region. Results from analyses show higher heavy metal content in the western parts of the Netherlands for cadmium, copper, lead, zinc, mercury and arsenic as a consequence of relatively high atmospheric deposition in that region. In the agricultural soils heavy metal levels are found to be higher than natural background levels as a result of agricultural loads, for example, manure, fertilisers and pesticides and loads due to atmospheric deposition. In several measurements heavy metal levels are found to exceed the Target Value (TV), which is dependent on soil organic matter and soil lutum content (particles < 2 mum). Target values for heavy metals are based on upper limits from background levels. Target values are exceeded by cadmium, copper, zinc, lead and mercury. Results of analyses of organic compounds show the PAHs, which in all samples occur in the greatest proportion, to be fluoranthene, chrysene, benzo(a)anthracene and benzo(ghi)perylene. In all samples from arable land the content of PAHs is above TV. In grassland some samples contain PAHs below TVs. The content of the insecticide lindane exceeds the TV for all samples. In the south sandy region lindane with a content of 1.83 ug kg-1 soil was found in a sample from arable land on sand ; this is 147 x TV. The results of calciumchloride extractions in the analysed samples show cadmium to be the most available (mobile) metal in soil. In sandy soils about 10% of the total content was extracted. Zinc is 3-9% available in sandy soils. The availibility of copper is about 0.5%, nickel 1%, and arsenic 0.3% of the total metal content. Lead is almost non-available in soil (max. 0.07%) as well as chromium (max. 0.04%). A comparison between the results of a similar research project like this, which was carried out in 1986, showed no significant changes in lead, copper and zinc content in a period of six years. For cadmium however the average levels for grassland on clay and sand are about 40% lower. Also, a lower average content is measured for arable land. These lower levels cannot be related to a decrease of the input of cadmium to agricultural land, but are mainly a result of differences in sampling procedure.<br>
Description
Publisher
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), Bilthoven
Bedrijfslaboratorium voor Grond- en Gewasonderzoek (BLGG), Oosterbeek