RIVM official reports
http://hdl.handle.net/10029/2963
Official Reports written by the RIVM2024-03-28T10:55:21ZOnderzoek relevantie energieopslagsystemen voor omgevingsveiligheid
http://hdl.handle.net/10029/627445
Onderzoek relevantie energieopslagsystemen voor omgevingsveiligheid
Versluis, S; Wijten, JHJ
Steeds vaker wordt energie opgewekt met duurzame energiebronnen, zoals windturbines en zonnepanelen. Het hangt af van het weer of dat mogelijk is. De tijd waarop de meeste energie wordt opgewekt, is vaak niet de tijd waarop mensen, kantoren en bedrijven de meeste energie gebruiken. Daarom zijn systemen nodig om energie op te kunnen slaan. Die energieopslagsystemen kunnen zo groot zijn als een zeecontainer. Vanwege de overgang naar duurzame energie zullen de komende jaren steeds meer van die systemen geplaatst worden. Er is nu geen landelijke beleid om energieopslagsystemen veilig te plaatsen. Uit onderzoek van het RIVM blijkt dat het gevaarlijk kan zijn om veel energie op één plek op te slaan. Bij een ongeval met een energieopslagsysteem met lithium-ion batterijen kan een brand, explosie of gifwolk ontstaan. Dat is al een paar keer gebeurd, in het buitenland en een enkele keer in Nederland. Vooral de explosie en gifwolk kunnen groot zijn, waardoor in de buurt van het ongeval slachtoffers kunnen vallen. De kans dat er slachtoffers zijn is klein, maar vraagt wel om voorzorgsmaatregelen. Het RIVM raadt het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) aan om hiervoor beleid te maken waarbij rekening wordt gehouden met mogelijke ongevallen. Dit kan bijvoorbeeld door energieopslagsystemen niet dichtbij andere gebouwen te plaatsen. Voor dit onderzoek zijn de effecten van een ongeval berekend om een eerste idee te krijgen tot hoe ver die gevolgen kunnen optreden. Het RIVM gaat een rekenvoorschrift maken om deze afstand precies te kunnen bepalen. Het RIVM heeft dit onderzoek in opdracht van IenW gedaan.; Energy production from renewable sources, such as wind turbines or solar panels, is steadily increasing. This production is dependent on the weather. Often, most energy is generated at times that energy consumption by people, offices and companies is low. This means that systems are needed to store energy. Energy storage systems can be as big as a sea container. The number of these systems will increase as we take the step towards renewable energy. At the moment there is no national legislation concerning the safe placement of energy storage systems. According to research by RIVM, the storage of a lot of energy in one place can be dangerous. An incident with an energy storage system with lithium-ion batteries could result in a fire, explosion or toxic cloud. This has happened several times in the past, with one incident in the Netherlands. The effects of an explosion or toxic cloud in particular can be considerable and could even lead to casualties in the surrounding area. Even though the odds of this happening are small, precautions should be taken. RIVM has advised the Ministry of Infrastructure and Water Management (I&W) to formulate legislation that takes the possibility of incidents into account. Precautions could include not placing energy storage systems too close to other buildings. For this research, the effects of an incident were calculated to get a first indication of the extent of the consequences that could occur. RIVM will formulate calculation rules to determine a safe distance.
2024-03-26T00:00:00ZDe impact van maatschappelijke ontwikkelingen op de 'psychosociale arbeidsbelasting' van werkenden
http://hdl.handle.net/10029/627444
De impact van maatschappelijke ontwikkelingen op de 'psychosociale arbeidsbelasting' van werkenden
van Oostrom, S; Soeter, M; van der Noordt, M; van Zon, S; van Moll, E; Oude Hengel, K
Steeds meer werkenden ervaren stress door hun werk. Het RIVM en TNO hebben daarom in kaart gebracht welke ontwikkelingen de komende twintig jaar invloed hebben op de 'psychosociale arbeidsbelasting' (PSA) van werkenden in Nederland. PSA gaat over factoren op het werk die stress veroorzaken, zoals werkdruk, en ingrijpende gebeurtenissen of ongewenst gedrag. Wanneer deze factoren langere tijd aanhouden, wordt de werkstress groter, en daarmee de kans op verzuim en arbeidsongeschiktheid. Acht ontwikkelingen zijn relevant: de vergrijzende beroepsbevolking, de combinatie van werk en mantelzorg, de tekorten op de arbeidsmarkt, flexibele contracten, werken voor online platforms zoals Uber of Thuisbezorgd, artificiële intelligentie, hybride werken en ervaren prestatiedruk. Naar verwachting veroorzaken de meeste van deze ontwikkelingen meer stress op de werkvloer. Hoe dat precies uitpakt, is nog niet duidelijk. Veel ontwikkelingen zijn onzeker en hangen ook nog eens met elkaar samen. Ze kunnen elkaar versterken, versnellen of juist afzwakken. Dit maakt het belangrijk om PSA vanuit verschillende beleidsterreinen tegelijk te bekijken. Alleen dan kan werkstress zo veel mogelijk worden voorkomen. Neem de vergrijzing, waardoor een grote groep werkenden de komende jaren met pensioen gaat. Tegelijkertijd blijven tekorten aan personeel bestaan. Ook gaan de mensen die werken vaker mantelzorg geven, en vinden mantelzorgtaken ook onder werktijd plaats. Dat betekent minder tijd om te pauzeren, te herstellen van intensieve werkdruk of altijd een hoge werkdruk ervaren. Verder hebben mensen met flexibele of tijdelijke contracten minder contact met collega's. Daardoor kunnen ze minder steun ervaren. Jonge werkenden zijn juist op zoek naar steun omdat zij prestatiedruk ervaren. In andere situaties, zoals bij mantelzorg, hebben werkenden ook meer behoefte aan steun en begrip vanuit het werk. Dit verdiepende onderzoek is uitgevoerd in opdracht van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW). Het geeft een gedetailleerder overzicht in de ontwikkelingen en hoe ze op PSA inwerken. Ondanks alle onzekerheden geven de resultaten aanknopingspunten om tijdig integraal beleid te ontwikkelen om uitval door werkstress te voorkomen. Het onderzoek is onderdeel van de 'Toekomstverkenning Gezond en Veilig Werken'.; More and more working people are experiencing work-related stress. This prompted RIVM and TNO to conduct a study to gain insight into which developments will have an impact on the psychosocial work factors of workers in the Netherlands over the next 20 years. Psychosocial work factors include factors that cause work-related stress, such as pressure at work, major events or undesirable behaviour. When these factors persist for a longer period of time, work-related stress increases, and thereby the risk of absenteeism or work disability. Eight developments are relevant: the ageing workforce, the combination of work and informal care tasks, labour market shortages, flexible contracts, working for online platforms such as Uber, artificial intelligence, hybrid working and perceived performance pressure. Most of these developments are expected to cause more stress in the workplace over the next 20 years. However, it is not clear yet how exactly this will turn out. Many developments are uncertain and also interrelated. They can reinforce each other, accelerate each other or, on the contrary, weaken each other. This underlines the importance of looking at psychosocial work factors from different policy domains in order to prevent or decrease work-related stress. Take the ageing workforce, for example, which means that a large group of workers will retire in the next decades. At the same time, labour market shortages persist. Moreover, workers will more often provide informal care, which can take place during working hours. That may result in fewer breaks, less time for recovery and high pressure at work. Furthermore, workers with flexible or temporary contracts have less contact with colleagues. As a result, they may experience less support at work. Young working people, on the other hand are in need of support because they experience pressure to perform. Workers who provide informal care also have a greater need for support and understanding from work. This study was commissioned by the Ministry of Social Affairs and Employment (SZW). It provides a detailed overview of the developments and how they affect psychosocial work factors. Despite all the uncertainties, the results provide starting points for the timely development of integral policy to prevent absenteeism due to work-related stress. It is part of the Foresight Study into Occupational Health and Safety.
2024-03-26T00:00:00ZCOVID-19 vaccinatie: Achtergrondinformatie voor de Gezondheidsraad
http://hdl.handle.net/10029/627437
COVID-19 vaccinatie: Achtergrondinformatie voor de Gezondheidsraad
Centrum Infectieziektebestrijding
In autumn 2023, certain groups of people in the Netherlands were advised to get vaccinated. The reason for this was to protect them against serious illness and death due to the coronavirus. These groups included people at a greater risk of becoming very ill due to the coronavirus (COVID-19), like the elderly and people with a medical condition. The advice also applied to healthcare workers and pregnant women. The groups could get vaccinated against the coronavirus from 2 October until 22 December 2023. This year, the Health Council will again advise the Ministry of Health, Welfare and Sport on coronavirus vaccination, like it did in 2023. In preparation for this, RIVM has collected the most recent information about the coronavirus in the Netherlands in this document. This includes, among other things, the number of people that got the coronavirus vaccine in the autumn round of 2023, the extent to which the coronavirus was present, information about hospital admissions and what the protective effect of coronavirus vaccine was. It shows that more than 2,731,000 people were vaccinated against the coronavirus in this round. People who are eligible for the seasonal flu vaccine could also get vaccinated against the coronavirus. The vaccination coverage differed per age group and region: the older people were, the greater the coverage. The vaccination coverage was much lower among people with a migration background, especially among people born in Turkey and Morocco. The risk of serious illness or hospitalisation due to the coronavirus remains greatest for people aged 60 and over. This also applies to people who already have a medical condition. The vaccine's effectiveness against hospitalisation was high this fall (70 per cent). This means that the risk of hospitalisation due to the coronavirus is three times smaller for vaccinated people than for people who have not been vaccinated. From the end of June 2023, the coronavirus became more common in the Netherlands again. The number of virus particles measured in sewage has never been so high as in the last two weeks of 2023. Nevertheless, the average number of hospitalisations remained comparable to the peaks in the second half of 2022 and early 2023. This was largely due to better immunity against the virus among the population because of the combination of vaccinations and previous coronavirus infections.; Bepaalde groepen mensen in Nederland kregen in 2023 het advies om in het najaar een prik te halen. Het doel ervan was om hen beter te beschermen tegen ernstige ziekte en sterfte door corona. Het ging om mensen met een grotere kans om heel erg ziek te worden door corona (COVID-19), zoals ouderen en mensen met een medische aandoening. Dit advies gold ook voor zorgmedewerkers en zwangeren. De coronaprik was beschikbaar van 2 oktober tot en met 22 december 2023. De Gezondheidsraad gaat, net als in 2023, het ministerie van VWS(Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport) adviseren over de coronavaccinatie. Als voorbereiding daarop heeft het RIVM de nieuwste gegevens over corona in Nederland verzameld in dit basisdocument. Hierin staat onder andere hoeveel mensen de coronaprik bij de najaarsronde van 2023 hebben gehaald, de mate waarin het virus aanwezig was, het aantal ziekenhuisopnames en wat de beschermende werking van de vaccinatie was. Tijdens de najaarsronde 2023 hebben ruim 2.731.000 mensen een coronaprik gehaald. Mensen die in aanmerking komen voor de griepprik konden ook een coronaprik halen. De vaccinatiegraad verschilde per leeftijdsgroep en regio: hoe ouder mensen zijn, hoe vaker ze een prik haalden. De vaccinatiegraad was een stuk lager onder mensen met een migratieachtergrond, vooral bij mensen die in Turkije en Marokko zijn geboren. De kans om ernstig ziek te worden of door corona in het ziekenhuis terecht te komen blijft het grootst bij personen die ouder zijn dan 60 jaar. Dat geldt ook voor mensen die al een andere ziekte hebben. De effectiviteit van het vaccin tegen ziekenhuisopname was hoog dit najaar (70 procent). Dat betekent dat de kans om in het ziekenhuis te worden opgenomen vanwege corona, bij gevaccineerden drie keer kleiner is dan mensen die niet zijn gevaccineerd. Vanaf eind juni 2023 kwam het coronavirus in Nederland weer veel voor. Het aantal virusdeeltjes dat in het riool is gemeten, is nooit zo hoog geweest als in de laatste twee weken van 2023. Toch bleef het gemiddeld aantal ziekenhuisopnames ongeveer hetzelfde als tijdens de pieken in de tweede helft van 2022 en begin 2023. Dit komt voor een groot deel doordat de bevolking een betere afweer tegen het virus heeft gekregen. Dankzij de combinatie van vaccinaties en doorgemaakte coronabesmettingen.
2024-03-20T00:00:00ZSynthetic Pyrethroids and Water Quality
http://hdl.handle.net/10029/627436
Synthetic Pyrethroids and Water Quality
Lahr, J; Smit, E; Komen, C; Buijs, S; Wesdorp, K
Synthetic pyrethroids are chemicals that kill insects and parasites. They are used in crop protection products, in biocides (such as home aerosols and ant bait boxes), and in medication for people and animals (such as flea collars). Synthetic pyrethroids can enter the water in several ways. Synthetic pyrethroids are a problem for the quality of surface water. They are very toxic to the organisms that live in water. The safe concentrations of these substances for the environment are very low, but low concentrations are difficult to measure in water, so their levels in surface water are therefore often unclear. If these substances are found, the quantities are often higher than the standard. In addition, there are different laws with different standards for these substances. As a result, the concentration may comply with one law, but not with another. The permitted concentrations when admitting plant protection products and biocides are generally less strict than the general standards for the quality of surface water. As a result, water quality standards can be exceeded, even though the substance does meet the requirements for approval. A solution to this could be to compare all national and European laws for these substances and determine one safe concentration. It is known that three of the synthetic pyrethroids (deltamethrin, esfenvalerate and lambda-cyhalothrin) cause 90 percent of the effects on water quality, while they only account for 0.1 percent of use. This concerns all crop protection products for crops grown in the open air. Less use of these synthetic pyrethroids will therefore greatly improve water quality in the Netherlands. In any case, RIVM recommends using more environmentally friendly alternatives to these substances whenever possible. This research summarises what is known from various studies about the sale of synthetic pyrethroids, how much is emitted, how they behave in the environment, their toxicity and their presence in surface waters and sewage treatment plants in the Netherlands. With this knowledge, the government, water managers, manufacturers and users of these substances can continue to work on measures to improve water quality.; Synthetische pyrethroïden zijn chemische stoffen die insecten en parasieten doden. Ze worden gebruikt in gewasbeschermingsmiddelen, in biociden (zoals spuitbussen voor in huis en mierenlokdozen), en in medicijnen voor mensen en dieren (zoals vlooienbanden). Synthetische pyrethroïden kunnen op verschillende manieren in het water terechtkomen. Synthetische pyrethroïden zijn een probleem voor de kwaliteit van het oppervlaktewater. Ze zijn erg giftig voor de organismen die in water leven. De veilige concentraties van deze stoffen voor het milieu zijn erg laag maar lage concentraties zijn moeilijk om in water te meten. Daarom is vaak niet duidelijk hoeveel ervan in oppervlaktewater zit. Als deze stoffen wel worden gevonden, zijn de hoeveelheden vaak hoger dan de norm. Daarbij komt dat er voor deze stoffen verschillende wetten bestaan met verschillende normen. Hierdoor kan de concentratie voor de ene wet voldoen, maar voor een andere niet. De toegestane concentraties bij de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden zijn in het algemeen minder streng dan de algemene normen voor de kwaliteit van oppervlaktewater. Hierdoor kunnen de normen voor de waterkwaliteit worden overschreden, terwijl de stof wel aan eisen voldoet om toegelaten te worden. Een oplossing hiervoor kan zijn om alle nationale en Europese wetten voor deze stoffen naast elkaar te leggen en daar één veilige concentratie voor te bepalen. Bekend is dat drie van de synthetische pyrethroïden (deltamethrin, esfenvaleraat en lambda-cyhalothrin) 90 procent van de effecten op de waterkwaliteit veroorzaken terwijl ze maar 0,1 procent van het gebruik vormen. Het gaat hier om alle gewasbeschermingsmiddelen voor gewassen die in de open lucht worden geteeld. Minder gebruik van deze synthetische pyrethroïden verbetert de waterkwaliteit in Nederland dus sterk. Het RIVM beveelt in ieder geval aan om waar mogelijk milieuvriendelijker alternatieven voor deze stoffen te gebruiken. Dit onderzoek vat uit verschillende studies samen wat bekend is over de verkoop van synthetische pyrethroïden, hoeveel ervan wordt uitgestoten, hoe ze zich in het milieu gedragen, hun giftigheid en hun aanwezigheid in oppervlaktewateren en rioolwaterzuiveringsinstallaties in Nederland. Met deze kennis kunnen de overheid, waterbeheerders, fabrikanten en gebruikers van deze stoffen verder werken aan maatregelen om de waterkwaliteit te verbeteren.
2024-03-19T00:00:00Z