Surveillance van HIV-infectie onder injecterende druggebruikers in Nederland: meting Groningen 1997/1998
Average rating
Cast your vote
You can rate an item by clicking the amount of stars they wish to award to this item.
When enough users have cast their vote on this item, the average rating will also be shown.
Star rating
Your vote was cast
Thank you for your feedback
Thank you for your feedback
Series/Report no.
RIVM Rapport 441100009Type
ReportLanguage
nl
Metadata
Show full item recordTitle
Surveillance van HIV-infectie onder injecterende druggebruikers in Nederland: meting Groningen 1997/1998Translated Title
Surveillance of HIV-infection among injecting drug users in the Netherlands; results Groningen 1997/1998Publiekssamenvatting
To assess the prevalence of HIV among injecting drug users (IDU) in Groningen (the Netherlands). To evaluate the risk of further spread of HIV among IDU to non-IDU and to the general population. Between November 24 1997 and January 30 1998 a saliva specimen and a questionnaire on risk behaviour were obtained from 196 IDU in Groningen. Participation was on a voluntary basis and anonymous. Participants were recruited through methadone care (91%), low-threshold daytime care projects (7%) and from the street (2%). Of the 196 IDU, only one person was infected (prevalence 0.5%, 95% confidence interval [CI] 0.0-1.5%). Eleven per cent of the current injectors had borrowed used syringes or needles in the last six months; this level is lower than in most of the other cities studied in the Netherlands. Condom use was very low during sexual contact between steady partners; 20% of the IDU have a non-drug user as a steady sexual partner. The prevalence of HIV among IDU in Groningen in the Netherlands is approximately 0.5%. Injecting risk behaviour occurs at a low level, compared to other cities studied in the Netherlands. Sexual risk behaviour occurs regularly. The risk of further spread of HIV among IDU is low. Also, at this low level of HIV prevalence, the risk of spread to non-IDU or the general population is low.Tussen 24 november 1997 en 30 januari 1998 werd bij 196 IDs uit Groningen een speekselmonster en een vragenlijst naar risicogedrag afgenomen. De deelnemers werden geworven via de methadonverstrekking (91%), twee laagdrempelige dagcentra voor druggebruikers (5%), een dagbestedingsproject voor druggebruikers (2%) en via straatwerving (2%). Van de 196 IDs was een deelnemer HIV-positief (prevalentie 0,5%; 95% betrouwbaarheidsinterval 0,0 - 1.5%). Van de 126 actuele spuiters had 11% in de laatste zes maanden een gebruikte spuit of naald van een ander geleend, relatief weinig vergeleken met de metingen in andere steden. Twaalf procent had een spuit of naald uitgeleend. Spuitattributen (gebruikt watje, lepel, filter of spoelwater) werd door 38% gedeeld. 43% van de IDs had in de laatste zes maanden een vaste seksuele partner gehad. Bij 48% hiervan was dat geen druggebruiker, bij 14% een niet-injecterende druggebruikers. Met de vaste seksuele partner werd in 89% van de contacten niet altijd een condoom gebruikt. Met losse partners en met klanten werden vaker condooms gebruikt (niet altijd condooms gebruikt: 58%, resp. 24%). De prevalentie van HIV onder IDs in Groningen is 0.5%. Het lenen en uitlenen van gebruikte spuiten/naalden is minder dan in de metingen in de andere steden. Het condoomgebruik in vaste seksuele contacten is laag en vergelijkbaar met dat in de metingen in de andere steden.Door de lage HIV-prevalentie wordt het risico op verspreiding van HIV naar niet-IDs of de rest van de algemene bevolking laag ingeschat.
Collections