Evaluatie van de uitvoering van de hielprik ten behoeve van de PKU/CHT-screening bij pasgeborenen
Average rating
Cast your vote
You can rate an item by clicking the amount of stars they wish to award to this item.
When enough users have cast their vote on this item, the average rating will also be shown.
Star rating
Your vote was cast
Thank you for your feedback
Thank you for your feedback
Type
ReportLanguage
nl
Metadata
Show full item recordTitle
Evaluatie van de uitvoering van de hielprik ten behoeve van de PKU/CHT-screening bij pasgeborenenTranslated Title
Assesment of performance in carrying out the heelstick used in neonatal screening for phenylketonurea (PKU) and congenital hypothyroidism (CHT)Publiekssamenvatting
In de kwartaalrapportages van de PKU/CHT screeningslaboratoria wordt onder andere nagegaan of de hielprik conform de in het Draaiboek PKU en CHT gestelde eisen wordt uitgevoerd. Daarbij wordt gekeken naar de termijn tussen geboorte- en hielprikdatum, tussen hielprikdatum en datum van analyse en tussen geboortedatum en datum van analyse. Tevens wordt geregistreerd in hoeverre de voor de uitvoering van de screening van belang zijnde demografische gegevens op de setjes zijn ingevuld. Het probleem is echter dat de hielpriksetjes, waarop deze rapportages zijn gebaseerd, geen aselecte steekproef vormen. Daarom werd besloten in een aselecte steekproef een aantal van bovengenoemde aspecten te analyseren. Van in totaal 5000 setjes (1000 per laboratorium) werd een aantal gegevens geregistreerd. De gegevens werden vervolgens geanalyseerd per categorie uitvoerder van de hielprik, per provinciale entadministratie en per laboratorium. Per provincie bestaan grote verschillen tussen de categorieen uitvoerders van de hielprik. Op gemiddeld 6.9% van de setjes was niet pasgeborenen met een geboortegewicht < 2500 gram ontbrak de zwangerschapsduur. Op dag 7, de laatst aanbevolen dag, was 94% van de pasgeborenen geprikt. Op dag 3 na de hielprik zijn nog slechts 81% van alle setjes in het laboratorium ontvangen/geanalyseerd. Met name de regio Noord-West Nederland valt hierbij in negatieve zin. De bezorging van de setjes door de PTT laat overigens duidelijk te wensen over.<br>In the Netherlands the neonatal screening for phenylketonurea (PKU) and congenital hypothyroidism (CHT) is performed by 5 laboratories. The heelstick is carried out between day 5 and 7, the day of birth being counted as day 0. For the screening programme to be efficient it is important that the heelstick is carried out in time and all necessary data are filled out on the sheet with the demographical data. Each trimester a report on the analytical quality of the screening programme is prepared by the RIVM in cooperation with the other screening laboratories. In these reports attention is paid to some logistical aspects of the screening also. However, the data used for these evaluations are not representative for the whole neonatal population, because they are based only on newborns which were selected in the screening for the request of a repeat heelstick or were referred to a paediatrician. Therefore a random check of 5000 heelstick samples was taken and evaluated for a number of logistical aspects. Results are presented per province, per laboratory and per category performers of the heelstick. The filling out of the sheets with the demographical data was poor: on average 8% of data missing. Only 44% of the heelstick was performed on the preferred day 5, but this percentage varied strongly with the category performer of the heelstick. On day 7, the last recommended day, 94% of the newborns were sampled. On day 3 after the sampling date, only 81% of the sets is received/analysed by the laboratories; the laboratory in the region North-West scored only 55%, but this is due to a poor service of the mail company PTT.<br>
Sponsors
IGZCollections
Related items
Showing items related by title, author, creator and subject.
-
Newborn Screening for Lysosomal Storage Diseases: A Concise Review of the Literature on Screening Methods, Therapeutic Possibilities and Regional Programs.Schielen, Peter C J I; Kemper, Evelien A; Gelb, Michael H (2017-06)Newborn screening for lysosomal storage diseases (LSDs) is increasingly being considered as an option. The development of analytical screening methods, of second-tier methods, and of therapeutic possibilities, are paving the way for routine screening for LSDs in the coming years. Here, we give a brief description of the current status quo, what screening methods are currently available or are in the pipeline, what is the current status of therapeutic possibilities for LSDs, what LSDs are the most obvious candidates for introduction in screening programs, and what LSDs are already part of regional or national pilot or routine screening programs worldwide.
-
Inventarisatie Screening carbapenemase-producerende bacteriën in dieren en dierlijke producten: is de huidige screening toereikend?Wit B; Veldman K; Hordijk J; Heuvelink A; Vellema P; Dierikx CM; Backer JA; Takumi K; van Duijkeren E; I&V (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2017-07-17)In dit onderzoek is gekeken of de huidige monitoring van carbapenemase-producerende bacteriën (CPE) voldoende is om betrouwbare uitspraken te kunnen doen over het vóórkomen van deze bacteriën in dieren en/of dierlijke producten. De conclusie van dit rapport is dat méér en gerichter monsters van dieren en dierlijke producten genomen zouden moeten worden om lage prevalenties (vóórkomen) van CPE te kunnen monitoren. Daarmee wordt tevens de kans verhoogd besmettingen met CPE te ontdekken, voordat het verspreid is naar meerdere bedrijven, dieren en/of (dierlijke) producten. Het gaat om antibioticaresistente bacteriën die resistent zijn tegen het soms nog laatste redmiddel bij infecties, carbapenem antibiotica. Deze bacteriën worden gezien als bedreiging voor de volksgezondheid. Gelukkig komen deze nog niet zo vaak bij mensen in Nederland voor. Als dit type bacteriën in ziekenhuizen wordt aangetroffen, worden maatregelen getroffen om ervoor te zorgen dat ze zich niet verder kunnen verspreiden naar risicogroepen. Hoewel CPE tot nu toe in Nederland nog niet in dieren en/of dierlijke producten zijn aangetroffen, kunnen ook dieren en/of dierlijke producten een rol spelen bij de verspreiding ervan naar de mens. CPE zijn in het buitenland al wel incidenteel gevonden bij dieren. In de Nederlandse veestapel, onder gezelschapsdieren en in (dierlijke) producten vindt op dit moment een monitoring plaats naar CPE. Het is echter onzeker of deze monitoring voldoende is om veranderingen in het vóórkomen van CPE te bepalen en om CPE te vinden, op het moment dat deze nog niet verspreid zijn naar meerdere bedrijven, dieren en/of (dierlijke) producten. Daarom heeft het ministerie van VWS het RIVM gevraagd voorliggend onderzoek te doen. Het brengt de huidige monitoring van CPE in de Nederlandse veestapel, gezelschapsdieren en dierlijke producten gedetailleerd in kaart, geeft een overzicht van de betrouwbaarheid van deze metingen en inventariseert mogelijke verbeteringen. Uit het onderzoek blijkt dat de aantallen monsters die van dieren en producten genomen worden te klein zijn om betrouwbare uitspraken te doen over de afwezigheid van CPE in de veestapel en om veranderingen bij een lage prevalentie te kunnen waarnemen. Daarom wordt aanbevolen om in de monitoring meer monsters te onderzoeken. Ook is het zinvol om te analyseren waar de grootste risico's voor introductie van CPE in dieren en/of dierlijke producten liggen, zodat de aanvullende metingen zo gericht mogelijk kunnen worden uitgevoerd. Een eerste verkennende risico inventarisatie laat zien dat import van dieren en/of dierlijke producten uit gebieden waar CPE voorkomt, een mogelijk risico is voor invoer van CPE naar Nederland. Productiedieren kunnen ook besmet worden door overdracht vanuit bedrijven hoger in de productieketen, waar op dit moment geen monitoring plaatsvindt. Daarnaast kan er ook overdracht plaats vinden via besmette mensen. Door méér en gerichter monsters van dieren en (dierlijke) producten te nemen kan de afwezigheid van CPE met een betere betrouwbaarheid worden bepaald. Daarmee wordt tevens de kans verhoogd besmettingen met CPE te ontdekken, voordat het verspreid is naar meerdere bedrijven, dieren en/of (dierlijke) producten.
-
Newborn blood spot screening for cystic fibrosis with a four-step screening strategy in the Netherlands.Dankert-Roelse, Jeannette E; Bouva, Marelle J; Jakobs, Bernadette S; Janssens, Hettie M; de Winter-de Groot, Karin M; Schönbeck, Yvonne; Gille, Johan J P; Gulmans, Vincent A M; Verschoof-Puite, Rendelien K; Schielen, Peter C J I; et al. (2018-08-23)Newborn screening for cystic fibrosis (NBSCF) was introduced in the Dutch NBS program in 2011 with a novel strategy.