Average rating
Cast your vote
You can rate an item by clicking the amount of stars they wish to award to this item.
When enough users have cast their vote on this item, the average rating will also be shown.
Star rating
Your vote was cast
Thank you for your feedback
Thank you for your feedback
Authors
Blaak Hvan den Berg HHJL
Docters van Leeuwen AE
Italiaander R
Schalk JAC
Rutjes SA
Schets FM
de Roda Husman AM
Series/Report no.
RIVM rapport 703719049Type
OnderzoeksrapportLanguage
nl
Metadata
Show full item recordTitle
Emerging pathogenen in oppervlaktewaterTranslated Title
Emerging pathogens in surface waterPubliekssamenvatting
In grote Nederlandse rivieren zijn twee virussen en een bacteriesoort aangetroffen die schadelijk kunnen zijn voor de gezondheid van de mens. Het betreft het hepatitis E virus (HEV), het humaan parechovirus (HPeV) en de methicilline-resistente Staphylococcus aureus (MRSA) bacterie. Dit blijkt uit verkennend onderzoek van het RIVM. Deze ziekteverwekkende micro-organismen worden 'emerging' pathogenen genoemd. Het gaat daarbij om nieuwe ziekteverwekkers (MRSA) en ziekteverwekkers waarvan het bestaan pas relatief kort bekend is (HEV en HPeV). De aanwezigheid van emerging pathogenen in oppervlaktewater kan schadelijk zijn als mensen aan dit water worden blootgesteld, bijvoorbeeld door recreatie. Om in te kunnen schatten in welke mate dit schadelijk is, is onderzoek nodig naar deze pathogenen op dergelijke recreatielocaties.Het RIVM heeft het onderzoek in samenwerking met Rijkswaterstaat Waterdienst uitgevoerd voor het VROM-Inspectie-project 'Emerging substances and pathogens'. Hiervoor zijn van mei 2008 tot en met mei 2009 drie meetlocaties onderzocht, te weten de Rijn bij Lobith, de Maas bij Eijsden en de Nieuwe Maas bij Brienenoord. In deze wateren is elke vier weken gekeken of HPeV, HEV en MRSA aanwezig waren.
HEV en HPeV zijn in de Maas, de Rijn, en de Nieuwe Maas aangetroffen. Beide virussen zijn vooral in de Maas en het minst vaak in de Nieuwe Maas gevonden. HPeV werd vaker gevonden dan HEV. MRSA is in de Maas en de Rijn maar niet in de Nieuwe Maas gevonden.
In large Dutch rivers, two virus species and a bacterial species were detected that can be detrimental to public health. It concerns hepatitis E virus (HEV), human parechovirus (HPeV) and the bacterium methicillin-resistent Staphylococcus aureus (MRSA). This was demonstrated in an exploratory study performed at the RIVM. These pathogenic micro-organisms are called emerging pathogens. This can be newly evolved human pathogens (MRSA) or pathogens that have just recently been identified (HEV en HPeV). The presence of these pathogens in surface water can be harmful when people get exposed to these waters, for instance during recreation. To be able to estimate the magnitude of the health risk, the prevalence of these pathogens needs to be investigated in specific surface waters, such as those used for recreation.
The research was performed in collaboration with 'Rijkswaterstaat Waterdienst' as part of the project 'Emerging substances and pathogens' for the VROM-Inspectorate. For this purpose, three locations have been sampled from May 2008 to May 2009: the Rhine at Lobith, the Meuse at Eijsden, and the New Meuse at Brienenoord. Every four weeks these waters were screened for the presence of HPeV, HEV en MRSA.
HEV en HPeV were detected in the Meuse, Rhine and New Meuse. Both viruses were most often detected in the Meuse, and least in the New Meuse. Overall, HPeV was found more frequently than HEV. MRSA was observed in the Meuse and the Rhine, but not in the New Meuse.
Sponsors
VROM-InspectieCollections
Related items
Showing items related by title, author, creator and subject.
-
Survey on European methodologies in the risk assessment of chemical exposures in emergency responseHeinala M; Gundert-Remy U; Wood MH; Bos PMJ; Ruijten MWAM; Zitting A; Bull S; Russell D; Nielsen E; Cassel G; et al. (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVMFIOHBfRJRCCrisisTox ConsultHPADTUFOIIneris, 2013-07-05)Preventie of beperken van gezondheidseffecten bij de mens vormt de basis voor het opstellen van beleid ten behoeve van crisisbeheersing en rampenbestrijding bij chemische incidenten. Een adequate inschatting van het risico op gezondheidseffecten is essentieel voor een effectief crisismanagement. Aan de hand van een internetenquête zijn kennishiaten, behoeftes en zorgpunten van verschillende betrokken stakeholders geïdentificeerd. Het vrijkomen van acuut toxische of irriterende stoffen wordt gezien als een van de belangrijkste risicoscenario's binnen Europa. Daarnaast verwacht bijna 40% van de respondenten een toename van het aantal chemische incidenten in de nabije toekomst ten gevolge van een doelbewuste (terroristische) actie. Mogelijk kunnen ook ontwikkelingen binnen de nanotechnologie voor extra risico's bij incidenten zorgen, maar hiervoor is meer kennis nodig over de gezondheidsrisico's van nanodeeltjes. Een groot deel van de respondenten is tevens bezorgd over de gevolgen van globalisering, industrialisering en toenemende werkdruk (als gevolg van hogere efficiëntie-eisen) op het voorkomen van chemische incidenten en daarmee gepaard gaande gezondheidsrisico's. Interventiewaarden (Acute Exposure Reference Values; AERVs) worden gezien als een belangrijke instrument bij de crisisbeheersing en rampenbestrijding, hoewel een duidelijke behoefte werd aangegeven aan handvatten hoe deze waarden adequaat toe te passen. Naar aanleiding van dit onderzoek is geadviseerd om een gezaghebbende en Europees afgestemde methodologie te ontwikkelen voor de afleiding van interventiewaarden voor de rampenbestrijding en richtlijnen en trainingen te verschaffen voor toepassing in de praktijk. Hierbij is het belangrijk aandacht te besteden aan veelgebruikte acuut toxische en irriterende/corrosieve stoffen, specifieke gezondheidseffecten als carcinogeniteit en effecten op de reproductie en op nieuwe chemische stoffen. In het kader van prioriteitsstelling is verder onderzoek nodig naar nieuwe risicoscenario's van chemische incidenten.
-
Emergence and resurgence of meticillin-resistant Staphylococcus aureus as a public-health threat.Grundmann, Hajo; Aires-de-Sousa, Marta; Boyce, John; Tiemersma, Edine (2006-09-02)Staphylococcus aureus is a gram-positive bacterium that colonises the skin and is present in the anterior nares in about 25-30% of healthy people. Dependent on its intrinsic virulence or the ability of the host to contain its opportunistic behaviour, S aureus can cause a range of diseases in man. The bacterium readily acquires resistance against all classes of antibiotics by one of two distinct mechanisms: mutation of an existing bacterial gene or horizontal transfer of a resistance gene from another bacterium. Several mobile genetic elements carrying exogenous antibiotic resistance genes might mediate resistance acquisition. Of all the resistance traits S aureus has acquired since the introduction of antimicrobial chemotherapy in the 1930s, meticillin resistance is clinically the most important, since a single genetic element confers resistance to the most commonly prescribed class of antimicrobials--the beta-lactam antibiotics, which include penicillins, cephalosporins, and carbapenems.
-
Uncertainty analysis and parameter optimisation in early phase nuclear emergency management. A case study using the NPK-PUFF dispersion modelTwenhofel CJW; van Troost MM; Bader S; LSO (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2008-06-13)De opgedane stralingsdosis na een kernongeval is beter te bepalen door modelberekeningen te combineren met een analyse van radiologische metingen in de directe omgeving van de lozing. Dosisschattingen die alleen op basis van modelberekeningen zijn gemaakt, zoals nu gebeurt, bevatten meerdere grote onzekerheden. Dit blijkt uit een casestudie van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). Onzekerheid in modelberekeningen na een kernongeval maakt het de beleidsmakers lastig te beslissen welke maatregelen nodig zijn om de bevolking te beschermen. Daarom gaat het RIVM metingen van het nationale radiologische meetnet in Nederland gebruiken om de modelberekeningen te verbeteren. De belangrijkste onzekere variabelen zijn beperkt tot de lozingshoeveelheid en een aantal meteorologische parameters. Het onderzoek toont aan dat al in een vroeg stadium van het ongeval met slechts een klein aantal radiologische metingen een significante verbetering van de dosisberekening mogelijk is. Het verdient daarom aanbeveling deze methodiek te implementeren in het Back Office voor Radiologische Informatie (BORI) van het RIVM. Het BORI heeft de taak in te schatten wat de radiologische gevolgen van een kernongeval zijn voor mens en omgeving. Dit onderzoekt maakt deel uit van het strategisch onderzoeksprogramma van het RIVM (SOR) op het gebied van kwantitatieve risicoanalyse.