Impact of (inter)national substance frameworks on the policy on Dutch priority substances
Average rating
Cast your vote
You can rate an item by clicking the amount of stars they wish to award to this item.
When enough users have cast their vote on this item, the average rating will also be shown.
Star rating
Your vote was cast
Thank you for your feedback
Thank you for your feedback
Series/Report no.
RIVM report 601783001Type
ReportLanguage
en
Metadata
Show full item recordTitle
Impact of (inter)national substance frameworks on the policy on Dutch priority substancesTranslated Title
Invloed van (inter)nationale stoffenkaders op het beleid voor Nederlandse prioritaire stoffenPubliekssamenvatting
Nederlands beleid is erop gericht om risico's van 247 'prioritaire stoffen' waaraan mogelijke gevaren kleven terug te dringen. (Inter)nationale wet- en regelgeving draagt eraan bij dat de Nederlandse beleidsdoelen voor ongeveer 35% van deze stoffen kunnen worden bereikt. Voor het overige percentage dekken de (inter)nationale kaders het Nederlandse prioritaire stoffenbeleid slechts gedeeltelijk af, of helemaal niet. Zo valt ruim 40% van de prioritaire stoffen onder (inter)nationale kaders die minder strenge beleidsdoelen nastreven dan de Nederlandse, bijvoorbeeld omdat ze andere normen gebruiken. Ongeveer 20% van de prioritaire stoffen valt buiten (inter)nationale kaders. Toch zijn voor sommige stoffen uit deze twee categorieën de Nederlandse beleidsdoelen gehaald. Voor de stoffen waarbij dat niet het geval is, is mogelijk aanvullend nationaal beleid nodig. Eerst moet echter worden bekeken of deze stoffen nog relevant zijn voor Nederland.Dit blijkt uit onderzoek van het RIVM, in opdracht van het ministerie van VROM. De 247 stoffen op de Nederlandse prioritaire stoffenlijst zijn daarvoor geselecteerd omdat deze een meer dan verwaarloosbaar risico voor mens en milieu met zich kunnen meebrengen. Dat komt door hun gevaarlijke eigenschappen, de emissies of de mate waarin ze in het milieu voorkomen. Voorbeelden van (inter)nationale kaders die het Nederlandse prioritaire stoffenbeleid afdekken zijn de Kaderrichtlijn Water, het OSPAR-verdrag voor het zeemilieu en de Nederlandse emissierichtlijn voor Lucht (NeR). De invoering van de Europese chemicaliënregelgeving REACH draagt bij aan het realiseren van de Nederlandse doelen, maar de omvang van die invloed is op dit moment nog onduidelijk.
Volgens het Nederlandse beleid mag de concentratie van elke prioritaire stof in het milieu op langere termijn, zo mogelijk voor 2010, niet hoger zijn dan het zogeheten verwaarloosbare risiconiveau. Het verwaarloosbare risiconiveau geldt als doel om mens en milieu te beschermen tegen een gelijktijdige blootstelling aan meerdere stoffen.
The Dutch policy on substances aims at reducing the risks of 247 'priority substances' that pose a potential risk to human health and the environment. (Inter)national legislation does partially support this aim. Because of this support, the Dutch targets for about 35% of the priority substances can be reached. For the remaining part, the (inter)national frameworks cover the Dutch targets only partially, or not at all. More than 40% of the priority substances is covered by (inter)national frameworks that have less severe targets than the Dutch targets, for example because they use other target concentrations. About 20% of the priority substances is not covered by any (inter)national framework. Nevertheless, some substances in these last two categories already meet the Dutch targets anyway. For the remaining substances, after checking if they are still relevant for the Netherlands, additional Dutch policy might be necessary.
This is the result of research performed by the RIVM in order of the ministry of Housing, Spatial Planning and the Environment (VROM). The 247 substances on the Dutch list of priority substances have been selected because their dangerous characteristics, their emission or their level in the environment could introduce an unacceptable risk for human health and environment. Examples of (inter)national frameworks that cover the Dutch policy on priority substances are the Water Framework Directive (WFD), the OSPAR-convention for the marine environment, and the Dutch Guideline on Emissions (NeR). Introduction of the EU chemicals legislation REACH does also contribute to realisation of the Dutch targets, but the extent of this contribution is currently unknown.
The current targets of the Dutch policy on priority substances are to reach environmental concentrations lower than the so-called Negligible Concentration where possible by the year 2010. The Negligible Concentration is used as target because it defines a safety margin for human and environment that takes into account for combination toxicity.
Sponsors
VROM-RiBeCollections