Show simple item record

dc.contributor.authorConyn MAE
dc.contributor.authorvan der Maas NAT
dc.contributor.authorMooi FR
dc.date.accessioned2017-02-20T06:52:01
dc.date.issued2013-02-07
dc.identifier215121002
dc.description.abstractVaccinatie van vrouwen op het eind van de zwangerschap is een haalbare en doelgerichte benadering om ziekte en sterfte door kinkhoest bij pasgeborenen te voorkomen. Onderzoekers van het RIVM beoordeelden verschillende mogelijke vaccinatiescenario's om kinkhoest terug te dringen, met name om de risico's voor pasgeborenen te beperken. Bij hen treedt de meest ernstige ziekte en soms ook sterfte door kinkhoest op. Zij zijn nog te jong om zelf gevaccineerd te zijn maar er zijn mogelijkheden om hen indirect te beschermen. Sinds midden jaren negentig van de vorige eeuw is er ondanks de vaccinatie tegen kinkhoest in het Rijksvaccinatieprogramma een toename van het aantal gevallen van kinkhoest. De toename wordt vooral gezien bij heel jonge kinderen (jonger dan 3-5 maanden, te jong om gevaccineerd te zijn) en kinderen van 6 tot 19 jaar. Ook bij volwassenen komt steeds vaker kinkhoest voor, zij het vaak in een minder typische vorm. Vaak zijn zij de bron van besmetting van zuigelingen. Juist bij deze heel jonge kinderen kan kinkhoest ernstig verlopen. Het leidt tot 50 à 100 ziekenhuisopnames per jaar en in een enkel geval zelfs tot overlijden. Niet alleen in Nederland, maar in veel landen doet deze ontwikkeling zich voor. Diverse mogelijke vaccinatiescenario's om de bescherming van jonge zuigelingen tegen kinkhoest te verbeteren zijn beoordeeld. Het gaat om bijvoorbeeld vroegere vaccinatie van de zuigeling, vlak na de geboorte, vaccinatie van de aanstaande moeder op het einde van de zwangerschap, vaccinatie van moeders of ook vaders na de geboorte van een baby en vaccinatie van mensen die professioneel in contact komen met de baby (in de zorg of kinderopvang), of vaccinatie van vrouwen met kinderwens voordat er zwangerschap optreedt, of een extra vaccinatie van kinderen en adolescenten. Per scenario is gekeken naar 1. veiligheid, 2. werkzaamheid en effectiviteit, 3. doelmatigheid, 4. haalbaarheid en operationele aspecten, en 5. 'bekende onbekende zaken'. De auteurs zagen vaccinatie van moeders op het einde van de zwangerschap als een haalbare en doelgerichte benadering met potentieel hoge impact op ziekte en sterfte bij pasgeborenen. Deze verkenning wordt ingebracht in de beraadslagingen van de Gezondheidsraad over kinkhoestvaccinatie.
dc.description.abstractImmunisation of women at the end of pregnancy is a feasible and effective method to prevent disease and death from whooping cough (pertussis) in newborn children. Researchers attached to the RIVM have assessed various possible vaccination strategies to reduce the incidence of pertussis, especially to reduce the risk for newborns. These are too young to be immunised themselves, but there are possibilities to protect them indirectly. Since the mid-nineties of the previous century, there has been an increase in incidence of pertussis despite immunisation in the National Immunisation Programme. This rise is most notable in very young children (younger than 3-5 months, too young to be immunised) and children between the age of 6 and 19. Furthermore, adults increasingly present pertussis, albeit in a less typical form. They are often the source of infection of infants. Those children in particular may have a severe course of pertussis. This leads to 50-100 hospitalisations per year and incidentally, death. The Netherlands are not alone in such, many countries have demonstrated this development. Various possible vaccination strategies to improve the protection of young infants from pertussis have been assessed. This entails e.g. early vaccination of the infant (right after birth), vaccination of the prospective mother at the end of pregnancy, vaccination of mothers or fathers after birth, vaccination of people in close proximity with babies due to their profession (health- or childcare), vaccination of women with a known wish to become pregnant or an additional booster administered to children and adolescents. For each scenario, the following aspects have been assessed: 1. Safety, 2. Immunogenicity and effectiveness, 3. Cost-effectiveness, 4. Feasibility and operational aspects and 5. Known unknowns. The authors considered immunisation of mothers at the end of pregnancy as a feasible and effective method with a potential high impact on incidence and mortality in newborns.
dc.description.sponsorshipRIVM
dc.formatapplication/pdf
dc.format.extent47 p
dc.format.extent588 kb
dc.language.isoen
dc.publisherRijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM
dc.relation.ispartofseriesRIVM letter report 215121002
dc.relation.urlhttp://www.rivm.nl/bibliotheek/rapporten/215121002.html
dc.relation.urlhttp://www.rivm.nl/bibliotheek/rapporten/215121002.pdf
dc.subjectKinkhoestnl
dc.subjectoptimalisatienl
dc.subjectvaccinatiescenario'snl
dc.subjectWhooping coughen
dc.subjectoptimisationen
dc.subjectvaccination policyen
dc.subjectscenario'sen
dc.titleControl of whooping cough in the Netherlands : Optimisation of the vaccination policyen
dc.title.alternativeOptimalisatie van de bestrijding van kinkhoest: vaccinatie van zwangere vrouwennl
dc.typeReport
dc.contributor.departmentBBA
dc.date.updated2017-02-20T05:52:02Z
dc.contributor.divisioncib
refterms.dateFOA2018-12-13T10:17:59Z
html.description.abstractVaccinatie van vrouwen op het eind van de zwangerschap is een haalbare en doelgerichte benadering om ziekte en sterfte door kinkhoest bij pasgeborenen te voorkomen. Onderzoekers van het RIVM beoordeelden verschillende mogelijke vaccinatiescenario's om kinkhoest terug te dringen, met name om de risico's voor pasgeborenen te beperken. Bij hen treedt de meest ernstige ziekte en soms ook sterfte door kinkhoest op. Zij zijn nog te jong om zelf gevaccineerd te zijn maar er zijn mogelijkheden om hen indirect te beschermen.<br>Sinds midden jaren negentig van de vorige eeuw is er ondanks de vaccinatie tegen kinkhoest in het Rijksvaccinatieprogramma een toename van het aantal gevallen van kinkhoest. De toename wordt vooral gezien bij heel jonge kinderen (jonger dan 3-5 maanden, te jong om gevaccineerd te zijn) en kinderen van 6 tot 19 jaar. Ook bij volwassenen komt steeds vaker kinkhoest voor, zij het vaak in een minder typische vorm. Vaak zijn zij de bron van besmetting van zuigelingen. Juist bij deze heel jonge kinderen kan kinkhoest ernstig verlopen. Het leidt tot 50 à 100 ziekenhuisopnames per jaar en in een enkel geval zelfs tot overlijden. Niet alleen in Nederland, maar in veel landen doet deze ontwikkeling zich voor.<br> <br>Diverse mogelijke vaccinatiescenario's om de bescherming van jonge zuigelingen tegen kinkhoest te verbeteren zijn beoordeeld. Het gaat om bijvoorbeeld vroegere vaccinatie van de zuigeling, vlak na de geboorte, vaccinatie van de aanstaande moeder op het einde van de zwangerschap, vaccinatie van moeders of ook vaders na de geboorte van een baby en vaccinatie van mensen die professioneel in contact komen met de baby (in de zorg of kinderopvang), of vaccinatie van vrouwen met kinderwens voordat er zwangerschap optreedt, of een extra vaccinatie van kinderen en adolescenten. Per scenario is gekeken naar 1. veiligheid, 2. werkzaamheid en effectiviteit, 3. doelmatigheid, 4. haalbaarheid en operationele aspecten, en 5. 'bekende onbekende zaken'. De auteurs zagen vaccinatie van moeders op het einde van de zwangerschap als een haalbare en doelgerichte benadering met potentieel hoge impact op ziekte en sterfte bij pasgeborenen. Deze verkenning wordt ingebracht in de beraadslagingen van de Gezondheidsraad over kinkhoestvaccinatie.<br>
html.description.abstractImmunisation of women at the end of pregnancy is a feasible and effective method to prevent disease and death from whooping cough (pertussis) in newborn children. Researchers attached to the RIVM have assessed various possible vaccination strategies to reduce the incidence of pertussis, especially to reduce the risk for newborns. These are too young to be immunised themselves, but there are possibilities to protect them indirectly.<br> <br>Since the mid-nineties of the previous century, there has been an increase in incidence of pertussis despite immunisation in the National Immunisation Programme. This rise is most notable in very young children (younger than 3-5 months, too young to be immunised) and children between the age of 6 and 19. Furthermore, adults increasingly present pertussis, albeit in a less typical form. They are often the source of infection of infants. Those children in particular may have a severe course of pertussis. This leads to 50-100 hospitalisations per year and incidentally, death. The Netherlands are not alone in such, many countries have demonstrated this development.<br> <br>Various possible vaccination strategies to improve the protection of young infants from pertussis have been assessed. This entails e.g. early vaccination of the infant (right after birth), vaccination of the prospective mother at the end of pregnancy, vaccination of mothers or fathers after birth, vaccination of people in close proximity with babies due to their profession (health- or childcare), vaccination of women with a known wish to become pregnant or an additional booster administered to children and adolescents. For each scenario, the following aspects have been assessed: 1. Safety, 2. Immunogenicity and effectiveness, 3. Cost-effectiveness, 4. Feasibility and operational aspects and 5. Known unknowns. The authors considered immunisation of mothers at the end of pregnancy as a feasible and effective method with a potential high impact on incidence and mortality in newborns.<br>


Files in this item

Thumbnail
Name:
215121002.pdf
Size:
587.9Kb
Format:
PDF

This item appears in the following Collection(s)

Show simple item record