• Login
    Search 
    •   Home
    • RIVM official reports
    • Search
    •   Home
    • RIVM official reports
    • Search
    JavaScript is disabled for your browser. Some features of this site may not work without it.

    Browse

    All of WARPCommunitiesTitleAuthorsIssue DateSubmit DateSubjectsPublisherDepartmentThis CommunityTitleAuthorsIssue DateSubmit DateSubjectsPublisherDepartment

    My Account

    LoginRegister

    Filter by Category

    Subjects
    02 (5)
    vaccinatie (5)
    bevolking (3)evaluatie (3)evaluation (3)View MoreAuthors
    CIE (5)
    de Melker HE (5)
    Conyn-van Spaendonck MAE (3)Suijkerbuijk AWM (3)Abbink F (2)View MoreYear (Issue Date)1995 (3)2005 (2)TypesOnderzoeksrapport (5)

    Statistics

    Display statistics
     

    Search

    Show Advanced FiltersHide Advanced Filters

    Filters

    Now showing items 1-5 of 5

    • List view
    • Grid view
    • Sort Options:
    • Relevance
    • Title Asc
    • Title Desc
    • Issue Date Asc
    • Issue Date Desc
    • Results Per Page:
    • 5
    • 10
    • 20
    • 40
    • 60
    • 80
    • 100

    • 5CSV
    • 5RefMan
    • 5EndNote
    • 5BibTex
    • Selective Export
    • Select All
    • Help
    Thumbnail

    Vaccinatietoestand Nederland per 1 januari 2004

    Abbink F; Oomen PJ; Zwakhals SLN; de Melker HE; Ambler-Huiskes A (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2005-06-07)
    In dit rapport treft u de cijfers aan van de vaccinatietoestand in Nederland per 1 januari 2004 voor zuigelingen, kleuters (4-jarigen) en schoolkinderen (9-jarigen) van de cohorten 2001, 1998 en 1993.De vaccinatiegraad in Nederland is al jaren zeer goed te noemen. Het afgelopen verslagjaar is de vaccinatiegraad voor alle vaccinaties - behalve voor DTP schoolkinderen - toegenomen. De lichte daling van de vaccinatiegraad bij zuigelingen sinds 1996 heeft zich hersteld. Met name de meest kwetsbare groep zuigelingen (< 6 maanden) is dit jaar nog beter beschermd met entpercentages voor D(K)TP en Hib >97%. De landelijke entpercentages zijn voor het eerst alle boven de 95% en voldoen hiermee ruim aan de WHO-normen. Ook op provinciaal en gemeentelijk niveau is het beeld over het algemeen gunstig. Alle provincies voldoen aan de norm van minimaal 90%, bovendien komen op gemeentelijk niveau vaccinatiepercentages <60% niet meer voor. De gebieden met onvoldoende vaccinatiepercentages concentreren zich weer voornamelijk in de 'Bible belt'.Toch blijft waakzaamheid geboden omdat inmiddels duidelijk is dat het met de vaccinatiegraad van de geboortecohorten vanaf eind 2003 minder goed gesteld is door de enorme media-aandacht die er geweest is met name rond het nieuw in te voeren acellulair kinkhoestvaccin. Continue aandacht en niet aflatende inzet van alle betrokkenen bij het RVP zullen nodig zijn om de jeugd ook in de toekomst afdoende te kunnen beschermen. Van zeer groot belang hierbij is het voorlichten van ouders en andere betrokkenen over nut en noodzaak van (een correcte uitvoering van) het RVP.
    Thumbnail

    Pilot-onderzoek voor het PIENTER-Project: Logistieke evaluatie (evaluatierapportage deel I)

    Conyn-van Spaendonck MAE; van Eijndhoven MJA; van Kessel RPM; de Melker HE; Meijer JG; Suijkerbuijk AWM; van der Zwan CW (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 1995-04-30)
    Inleiding. Een belangrijke bijdrage aan het inzicht in het voorkomen van infectieziekten op basis van surveillance van gegevens uit morbiditeits- en mortaliteitsregistraties en van gegevens uit laboratoria, kan worden geleverd door serosurveillance: onderzoek naar de aanwezigheid van specifieke antistoffen in de populatie. Met name ter bewaking van de immuniteit van de bevolking voor de ziekten waartegen in het kader van het Rijksvaccinatieprogramma wordt gevaccineerd is sero- oftewel immunosurveillance noodzakelijk. Daarom zijn door het RIVM initiatieven ontwikkeld om een serumbank van een aselecte steekproef van de Nederlandse bevolking op te richten en is het zogenaamde PIENTER-project (Peiling Immunisatie Effect Nederland ter Evaluatie van het Rijksvaccinatieprogramma) van start gegaan. In 1994 werd een pilot-onderzoek uitgevoerd. Doel. Het pilotonderzoek had een tweeledig doel: ten eerste de beoordeling van de haalbaarheid van de opzet en het ontwerp van een in de praktijk getoetst protocol voor de uiteindelijke landelijke gegevensverzameling, ten tweede de toetsing van de mogelijkheid om met de gekozen opzet een representatieve dataset te verkrijgen (met behulp van uitgebreid non-respons-onderzoek waarvan in deel II van deze onderzoeksrapportage verslag wordt gedaan). Opzet. Een cross-sectioneel populatie-onderzoek werd uitgevoerd in de provincie Utrecht. Methode. In vier gemeenten werd een leeftijdsgestratificeerde steekproef van 510 inwoners (0-80 jaar) getrokken uit het bevolkingsregister. Van de beoogde deelnemers die schriftelijk werden benaderd werd verwacht dat zij een vragenlijst zouden invullen en een speciaal spreekuur bezoeken voor afname van een bloedmonster. De logistieke evaluatie vond plaats op grond van de ervaringen gedurende de pilot, deels vastgelegd in registraties en logboeken van de betrokken onderzoeksmedewerkers, deels ontleend aan de gegevens van een schriftelijke evaluatie met behulp van een vragenlijst voor alle externe participanten. Daarnaast heeft het non-respons-onderzoek veel aanknopingspunten voor optimalisatie van de aanpak gegeven. Bevindingen en aanbevelingen. Gegevensverzameling in de algemene bevolking is in samenwerking met GGD'en met een centrale coordinatie goed mogelijk. De samenwerking tussen de vele betrokken partijen was prima en ieders inbreng is goed tot zijn recht gekomen. Het opstellen van onderzoeksplannen en de ontwikkeling van een beoordelingsprocedure voordat sera aan laboratoria kunnen worden uitgegeven verdient nog meer aandacht. In deze onderzoeksplannen zal ook de verdeling van taken en verantwoordelijkheden tussen laboratoria en CIE duidelijk worden vastgelegd. Op grond van de ervaringen in de pilot wordt geconcludeerd dat de gekozen opzet voldeed ; er zijn geen grote logistieke knelpunten naar voren gekomen. Evenwel worden -in verband met de schaalvergroting bij landelijke gegevensverzameling- enkele aanpassingen in de logistiek voorgesteld. Met name zal nog moeten worden geinvesteerd in automatisering van serumwinning en -beheer. Verbetering van de efficientie en beperking van mogelijke fouten zijn daartoe de belangrijkste reden. Voorts zal met het oog op de optimalisering van de respons een meer directe benadering van de beoogde deelnemers door telefonische rappellering worden ingebouwd.<br>
    Thumbnail

    Pilot-onderzoek voor het PIENTER-project: vragenlijstevaluatie (evaluatierapportage deel III)

    de Melker HE; Suijkerbuijk AWM; Heisterkamp SH; Conyn-van Spaendonck MAE (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 1995-04-30)
    INLEIDING In 1994 is als voorloper op een landelijk onderzoek een pilot-onderzoek voor het PIENTER-project (Peiling Immunisatie Effect Nederland ter Evaluatie van het Rijksvaccinatieprogramma) uitgevoerd. In het kader van dit project wordt een serumbank opgericht die sera moet bevatten van een representatitieve steekproef van de Nederlandse bevolking. Met behulp van deze gedefinieerde serumbank kan populatie-onderzoek worden verricht naar de immuniteit van ziekten uit het Rijksvaccinatieprogramma, naar het voorkomen van infectieziekten en naar serumderterminanten voor andere aandoeningen. Onderdeel van het pilot-onderzoek is de evaluatie van de vragenlijst zodat een vragenlijst kan worden ontwikkeld voor het landelijke onderzoek. DOEL Evaluatie van vragenlijst als onderdeel van een pilot van een cross-sectioneel populatie-onderzoek in de provincie Utrecht. METHODE Uit de provincie Utrecht is een naar inwonertal gewogen steekproef van gemeenten getrokken. Uit bevolkingsregisters van vier gemeenten (Utrecht, Zeist, Amerongen en Woudenberg) is een leeftijd gestratificeerde steekproef (leeftijdklassen 0, 1-4, 5-9 t/m 75-79 jaar) getrokken van 510 personen. Deelnemers werden gevraagd een vragenlijst in te vullen en deze tezamen met Rijksvaccinatieboekje, tropenvaccinatieboekje en militairpaspoort mee te nemen naar een spreekuur voor bloedafname. Inentingsgegevens uit deze boekjes werden op het spreekuur geregistreerd. De mening van de deelnemers over de lengte en duidelijkheid van vragen en frequenties van ontbrekende waarden zijn beschreven. Tevens zijn de naar leeftijd gewogen percentages voor de zelf-gerapporteerde vaccinatiestatus en de relatie met geloofs- of levensbeschouwelijke groepering beschreven. De zelf-gerapporteerde vaccinatiestatus voor DKTP en BMR zijn vergeleken met de vaccinatiestatus uit het Rijksvaccinatieboekje. De naar leeftijd gewogen percentages voor ervaren gezondheidstoestand, nationaliteit en hoogst voltooide opleiding zijn vergeleken met cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Het verwachte aantal personen en nauwkeurigheid van prevalentieschattingen in een landelijk onderzoek voor subgroepen voor wat betreft hoogst voltooide opleiding, geloofs- of levensbeschouwelijke groeperingen waarbij vaccinaties worden geweigerd, nationaliteit, ethnicititeit en deelname aan het Rijksvaccinatieprogramma worden berekend op grond van de resultaten van de pilot. BELANGRIJKSTE BEVINDINGEN EN CONCLUSIES De resultaten van de pilot bevestigen het verschil in vaccinatiestatus en attitude van personen die behoren tot geloofs- of levensbeschouwelijke groeperingen waarbij vaccinaties worden geweigerd. Deze personen zijn frequenter onvolledig gevaccineerd en zijn vaker van mening dat DKTP- en BMR-vaccinaties niet noodzakelijk zijn op grond van hun geloofsovertuiging. Tevens geven zij frequenter principiele weigering als reden voor onvolledige vaccinatie aan. Het merendeel van de personen die behoren tot een dergelijke geloofs- of levensbeschouwelijke groepering rapporteerde echter wel gevaccineerd te zijn. Aangezien geloofs- of levensovertuiging van personen is gerelateerd aan de vaccinatiestatus en attitude is het van belang om bij analyse van serologische profielen in het landelijke onderzoek gegevens te verzamelen over de geloofs- of levensovertuiging van de personen. De zelf-gerapporteerde vaccinatiestatus voor DKTP en BMR komt niet overeen met de vaccinatiestatus volgens het Rijksvaccinatieboekje en lijkt derhalve niet betrouwbaar. Ook uit de toetsing van de begrijpelijkheid van de vragenlijst blijkt dat vragen over vaccinatiegeschiedenis de meeste problemen opleveren. Vragen over vaccinaties kunnen derhalve in het landelijk onderzoek worden beperkt. Wel lijkt het zinvol gegevens uit het Rijksvaccinatieboekje te verzamelen. In het Pienter-project zijn personen met een niet-Nederlandse nationaliteit ondervertegenwoordigd. Op grond van vergelijking tussen resultaten van het CBS gebaseerd op een steekproef van huishoudens in Nederland, is behalve voor nationaliteit de representativiteit in het Pienter-project mogelijk niet gewaarborgd voor wat betreft sociaal-economische status. Wel komen de resultaten voor ervaren gezondheidstoestand met uitzondering van personen met een slechte ervaren gezondheid overeen met die van het CBS. Op grond van de te verwachten betrouwbaarheid voor prevalentieschattingen in het landelijk onderzoek lijken subgroepanalyses mogelijk voor subgroepen naar geslacht, naar sociaal-economische status en voor personen die rapporteren deel te hebben genomen aan het Rijksvaccinatieprogramma. Gezien de te verwachten betrouwbaarheid van prevalentieschattingen voor subgroepen van personen met een niet-Nederlandse nationaliteit of ethniciteit is het van groot belang om in het landelijke onderzoek maatregelen te nemen die ervoor zorgen dat de respons onder allochtonen toeneemt. Voor personen die behoren tot een geloof waarvan bekend is dat vaccinaties worden geweigerd en voor personen die rapporteren niet deel te hebben genomen aan het Rijksvaccinatieprogramma lijken in het landelijke onderzoek geen betrouwbare analyses mogelijk. Door onderzoek te verrichten in gemeenten met een lage vaccinatiegraad zal het aantal personen dat niet is gevaccineerd toenemen waardoor betrouwbare seroprevalentieschattingen mogelijk zijn.<br>
    Thumbnail

    Pilot-onderzoek voor het PIENTER-project: Non-responsonderzoek (evaluatierapportage deel II)

    Geubbels ELPE; de Wit MAS; de Melker HE; Suijkerbuijk AWM; Conyn-van Spaendonck MAE (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 1995-04-30)
    Inleiding Om de huidige immuunstatus van de Nederlandse bevolking te bepalen is het PIENTER-project (Peiling Immunisatie Effect Nederland ter Evaluatie van het Rijksvaccinatieprogramma) opgezet. In het kader van dit project wordt een serumbank opgericht, die sera moet bevatten van een representatieve steekproef van de Nederlandse bevolking. De serumbank wordt benut voor: 1. immunosurveillance onderzoek naar leeftijdspecifieke immuniteit tegen ziekten waartegen in het RVP wordt gevaccineerd ; 2. schatting van voorkomen van infectieziekten die vaak subklinisch verlopen ; 3. onderzoek naar prevalentie van serum-determinanten van andere ziekten. Om de haalbaarheid van een dergelijk project te toetsen is een pilot onderzoek uitgevoerd in de provincie Utrecht. Doel van dit pilot-onderzoek is, naast het toetsen van de logistiek en haalbaarheid van de onderzoeksopzet (zie deel 1 van de rapportage), inzicht te verkrijgen in redenen van weigering opdat responsverhogende maatregelen genomen kunnen worden in het hoofdonderzoek en het toetsen van representativiteit. Opzet. Non-responsonderzoek als onderdeel van een cross-sectioneel populatie onderzoek. Methode. Uit de provincie Utrecht is een naar inwonertal gewogen steekproef van gemeenten uitgevoerd. Uit bevolkingsregisters van vier gemeenten (Utrecht, Zeist, Amerongen en Woudenberg) is een naar leeftijd gestratificeerde steekproef getrokken van 510 personen. De beoogde respondenten werden gevraagd een vragenlijst in te vullen en een spreekuur voor bloedafname te bezoeken. Alle personen die niet hebben geparticipeerd aan de bloedafname zijn in de week na de bloedafname telefonisch of -indien dit onmogelijk was- schriftelijk benaderd voor het non-respons onderzoek. Van de non-respondenten zijn gegevens verzameld over reden van nonrespons, bereidheid tot deelname aan extra bloedafname spreekuur, vragenlijstgegevens over geloofs- of levensovertuiging, vaccinatiestatus, land van herkomst, sociaal-economische status en ervaren gezondheid. Uit bevolkingsregisters waren gegevens aanwezig over leeftijd, geslacht, nationaliteit, burgerlijke staat en woonplaats. Daarnaast was bekend of personen een schriftelijke reminder hadden ontvangen voorafgaand aan het bloedafnamespreekuur. De redenen van weigering zijn beschreven. De vergelijkbaarheid van de nonrespondenten met de respondenten is getoetst in een logistische regressie analyse. Tevens is een schatting gemaakt van de immuunstatus voor hepatitis A en mazelen voor respondenten en nonrespondenten door het percentage immunen in de respons groep te wegen met de variabelen uit het logistische regressie model. Resultaten. Er werden vier groepen van (non)respondenten onderscheiden: 1. initiele respondenten (n=714, 34%) ; 2. additionele respondenten die het extra bloedafnamespreekuur bezochten (n=113, 6%) ; 3. partiele non-respondenten waarvan gegevens uit vragenlijst bekend zijn (n=667, 27%) ; 4. absolute non-respondenten waarvan alleen gegevens uit bevolkingsregister aanwezig zijn en eventueel de reden van weigering (n=546, 27%). 1021 van de 1326 nonrespondenten zijn telefonisch benaderd. Hiervan werd 75% in twee en 95% in vijf pogingen bereikt. 301 personen zijn schriftelijk benaderd ; 49% had een geheim nummer, 30% geen aansluiting, 9% stond niet in telefoonboek vermeld, 13% weigerde actieve deelname. Van de overige 5 personen hadden 4 zelf contact opgenomen met de GGD en weigerde 1 persoon ook deelname aan het nonresponsonderzoek. Van 58,9% van de non-respondenten is schriftelijke of telefonische informatie verkregen. De redenen die non-respondenten opgaven voor non-participatie waren zeer divers. 36% van de redenen die opgegeven waren, werden beinvloedbaar geacht. Uit de logistische regressie bleek dat kinderen van 0-4 jaar, mannen, ongehuwden, personen die geen schriftelijke reminder ontvingen, personen met een lagere sociaal-economische status, niet-Nederlandse nationaliteit en slechte ervaren gezondheid minder vaak participeerden. Personen die een geloof aanhangen waarbij vaccinaties worden geweigerd doen minder frequent mee met name als zij niet ingeent zijn. Personen van 5-14 jaar namen frequenter deel. De schatting voor de immuniteit van hepatitis A en mazelen is niet vertekend door de non-respons. Conclusie. Het is mogelijk gebleken door telefonische benadering informatie te verkrijgen over nonrespondenten. Het nonrespons onderzoek heeft waardevolle informatie opgeleverd over aanpassingen waarmee de respons in vervolgonderzoek verbeterd kan worden. Zo bleek het mogelijk een redelijke responsverhoging te bereiken door personen telefonisch te herinneren aan de bloedafname. Hoewel selectieve nonrespons is opgetreden, heeft deze niet geleid tot vertekening van de prevalentie-schatting van mazelen en hepatitis A. De resultaten van het non-respons onderzoek kunnen gebruikt worden om ook de gemeten seroprevalentie van andere ziekten te corrigeren voor de selectieve non-respons.<br>
    Thumbnail

    The national immunisation programme in the Netherlands: current status and potential future developments

    Abbink F; Al MJ; Berbers GAM; van Binnendijk RS; Boot HJ; van Duynhoven YTHP; van Gageldonk-Lafeber AB; de Greeff SC; Kimman TG; Meijer LA; et al. (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2005-07-05)
    Het Rijksvaccinatieprogramma in Nederland is zeer effectief en veilig. Om het succes en de effectiviteit van het vaccinatieprogramma te vergroten, is vaccinatie van andere (leeftijds)groepen aan te bevelen. Uitbreiding van het programma met nieuwe doelziekten kan voor een aantal ziekten aanzienlijke gezondheidswinst opleveren. De ziekten waartegen wordt gevaccineerd zijn grotendeels onder controle, maar bewaking van de effectiviteit van het programma is van groot belang. Handhaven van de hoge vaccinatiegraad is essentieel om terugkeer van de ziekten te voorkomen. Vaccinatie van (jong) volwassenen nu (kinkhoest) of in de toekomst (bof, mazelen, rodehond, hepatitis B) zal verder verbetering kunnen geven. Ook andere vaccinatiestrategieen verdienen aandacht, zoals vaccinatie van pasgeborenen of aanstaande ouders. De vervanging van het huidige difterie, tetanus, poliomyelitis, hele-cel kinkhoest en Haemophilus influenzae vaccin (DKTP/Hib) door een combinatievaccin met een a-cellulaire kinkhoestcomponent (DKATP/Hib) ingevoerd begin 2005 moet nauwkeurig worden gemonitored, zowel voor kinkhoest als de overige vaccincomponenten. Het Rijksvaccinatieprogramma kan met vaccins tegen andere ziekten uitgebreid worden. Pneumokokken-vaccinatie van kinderen levert belangrijke gezondheidswinst op. De wenselijkheid om waterpokken-vaccinatie te introduceren - mogelijk in een combinatievaccin met bof, mazelen en rodehond - moet bestudeerd worden. Als tegen meningokokken B, respiratoir syncytieel virus en humaan papillomavirus effectieve en veilige vaccins op de markt komen, is uitbreiding van het vaccinatieprogramma naar verwachting raadzaam. Dit geldt (nog) niet (of in mindere mate) voor de al beschikbare vaccins tegen influenza, hepatitis A en tuberculose. Voor deze ziekten is continuering van het huidige beleid nodig met mogelijke verlaging van de leeftijd voor influenzavaccinatie van 65 jaar naar 50 jaar. De wenselijkheid van vaccinatie van kinderen tegen influenza is een punt voor nader onderzoek, evenals pneumokokken-vaccinatie van ouderen. Vaccinatie tegen herpes simplex virus-2 en rotavirus is nog niet mogelijk. Vaccinatie levert naar verwachting relatief beperkte gezondheidswinst op voor herpes simplex virus-2. Als een rotavirus vaccin beschikbaar komt is een kosten-effectiviteitsanalyse aangewezen.
    DSpace software (copyright © 2002 - 2019)  DuraSpace
    Quick Guide | Contact Us
    Open Repository is a service operated by 
    Atmire NV
     

    Export search results

    The export option will allow you to export the current search results of the entered query to a file. Different formats are available for download. To export the items, click on the button corresponding with the preferred download format.

    By default, clicking on the export buttons will result in a download of the allowed maximum amount of items.

    To select a subset of the search results, click "Selective Export" button and make a selection of the items you want to export. The amount of items that can be exported at once is similarly restricted as the full export.

    After making a selection, click one of the export format buttons. The amount of items that will be exported is indicated in the bubble next to export format.