• Login
    Search 
    •   Home
    • RIVM official reports
    • Search
    •   Home
    • RIVM official reports
    • Search
    JavaScript is disabled for your browser. Some features of this site may not work without it.

    Browse

    All of WARPCommunitiesTitleAuthorsIssue DateSubmit DateSubjectsPublisherDepartmentThis CommunityTitleAuthorsIssue DateSubmit DateSubjectsPublisherDepartment

    My Account

    LoginRegister

    Filter by Category

    Subjects
    02 (10)
    risk factors (6)chronic disease (4)monitoring (4)netherlands (4)View MoreAuthors
    Bueno de Mesquita HB (10)
    CCM (10)
    Seidell JC (7)Smit HA (7)Verschuren WMM (7)View MoreYear (Issue Date)1994 (3)1995 (3)1997 (2)1998 (2)TypesOnderzoeksrapport (10)

    Statistics

    Display statistics
     

    Search

    Show Advanced FiltersHide Advanced Filters

    Filters

    Now showing items 1-10 of 10

    • List view
    • Grid view
    • Sort Options:
    • Relevance
    • Title Asc
    • Title Desc
    • Issue Date Asc
    • Issue Date Desc
    • Results Per Page:
    • 5
    • 10
    • 20
    • 40
    • 60
    • 80
    • 100

    • 10CSV
    • 10RefMan
    • 10EndNote
    • 10BibTex
    • Selective Export
    • Select All
    • Help
    Thumbnail

    Population-attributable risks and the health of the Dutch population

    Verschuren WMM; Achterberg PW; Bijnen FCH; Bueno de Mesquita HB; Feskens EJM; van Leer EM; Peeters PHM; Seidell JC; Smit HA; Verkleij H (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 1995-01-31)
    Dit rapport gaat over populatie attributieve risico's (PAR's) die de bijdrage van verschillende risicofactoren (leefstijlfactoren, zoals roken, alcoholconsumptie, lichamelijke activiteit, en voeding, alsmede biologische factoren, zoals totaal serum cholesterol, HDL-cholesterol, bloeddruk, glucosetoleratie, en lichaamsgewicht naar lengte) aan mortaliteit ten gevolge van een aantal ziekten (coronaire hartziekten, beroerte, CARA, diabetes, en sommige vormen van kanker) kwantificeren. Relatieve risico's en prevalenties van risicofactoren zijn nodig om PAR's te berekenen. Relatieve risico's zijn ontleend aan de internationale literatuur en prevalenties van risicofactoren (voornamelijk in de leeftijdsklasse van 20-59 jaar) zijn ontleend aan het MONITORING project 1987-1991. In hoofdstuk twee worden belangrijke aannamen en problemen voor het berekenen van PAR's en PAR-achtige maten uiteengezet. Hoofdstuk drie bevat een beschrijving van PAR berekeningen voor een aantal determinanten, later samengevat in hoofdstuk vier vanuit het perspectief van zowel ziekten als determinanten. PAR's voor individuele determinanten varieerden van 10 tot 90%. Vanuit volksgezondheidsperspectief levert ingrijpen in een determinant met een matige tot grote invloed op een of vaak voorkomende ziekten, meer winst op dan interventie op een determinant met een grote invloed op een betrekkelijk zeldzame ziekte. Het roken van sigaretten blijkt het grootste gezondheidsverlies te bewerkstelligen: de prevalentie van roken is in Nederland hoog (40% van de mannen en vrouwen van 20-59 jaar). Het roken van sigaretten beinvloedt de mortaliteit van een aantal indicatoren (longkanker, keelkanker, slokdarmkanker, coronaire hartziekten, beroerte, en CARA). Coronaire hartziekten heeft het grootste aantal determinanten waarvoor PAR's konden worden berekend. De algemene conclusie is dat er voor genoemde gezondheidsproblemen in Nederland, althans theoretisch, nog een aanzienlijke gezondheidswinst is te boeken. Aangezien een groot gedeelte van de risicofactoren bestaat uit leefstijlfactoren, zijn er belangrijke individuele en collectieve keuzeproblemen met een verdere verbetering van de volksgezondheid gemoeid. De PAR's berekend voor individuele determinanten zijn een vereenvoudiging van de werkelijkheid, omdat interacties tussen determinanten niet in de beschouwing zijn opgenomen. Wiskundige modellen worden thans ontworpen om deze interacties wel in de beschouwing te betrekken. Ook zal meer aandacht worden besteed aan gezondheidswinst te behalen op hoge leeftijd.<br>
    Thumbnail

    Het Project Monitoring Risicofactoren en Gezondheid Nederland (MORGEN-project). Jaarverslag 1993

    Smit HA; Verschuren WMM; Bueno de Mesquita HB; Seidell JC (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 1994-11-30)
    Het project Monitoring Risicofactoren en Gezondheid in Nederland (het "MORGEN-project") is een onderzoeksproject van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieuhygiene (RIVM), waarin de gezondheidssituatie en het voorkomen van risicofactoren wordt gemeten in een steekproef van de Nederlandse bevolking gedurende de periode 1993 tot en met 1997. In 1993 werden 5154 mannen en vrouwen onderzocht. De prevalentiecijfers van de meest relevante risicofactoren (verhoogd cholesterolgehalte, hypertensie, obesitas) waren vergelijkbaar met die van het Peilstationsproject 1987-1991. Het percentage sigarettenrokers was ten opzichte van de periode 1987-1991 gedaald van 40% naar 37%. De zelf-gerapporteerde prevalentie van astma was 3%. Bijna de helft van degenen met astma gebruikte daarvoor regelmatig medicijnen. Lage rugpijn en nek- en schouderklachten in de 12 maanden voorafgaand aan het onderzoek werd door bijna de helft van de deelnemers gerapporteerd. Ruim 10% had weleens 1 week of langer van het werk verzuimd ten gevolge van de klachten. Ongeveer 9% van de onderzoekspopulatie rapporteerde regelmatige hoofdpijn met verschijnselen van migraine. De prevalentie van zelf-gerapporteerde diabetes was ongeveer 1%. Op basis van hoge niet-nuchtere glucose waarden werd diabetes geconstateerd bij 0.8% van de mannen en 0.1% van de vrouwen die geen diabetes hadden gerapporteerd.<br>
    Thumbnail

    Effects of flavonoids on anti-carcinogenesis and immunosuppression

    Steerenberg PA; Garssen J; Beems RB; Dortant PM; van Kranen HJ; van Kreyl CF; Bueno de Mesquita HB; de Gruyl FR; Vos JG; van Loveren H (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 1998-06-30)
    In dit onderzoek zijn dieten bestudeerd die rijk waren aan flavonoiden en thee-extracten. Hiervan is onderzocht in hoeverre deze bescherming bieden bij het ontstaan van huidtumoren en tumoren ontwikkeld in de dunne en dikke darm. Daarnaast is onderzocht of deze dieten en extracten bescherming geven aan het immuunsysteem. De resultaten geven aan dat deze dieten en thee-extracten geen duidelijke anticarcinogene werking hadden, maar dat zij in alle gevallen wel bescherming boden aan de UV geinduceerde immuunsuppressie in de huid. De anticarcinogene werking van thee op dunne en dikke darm tumoren als gevolg van een mutatie in het APC gen is aanleiding tot verder onderzoek.<br>
    Thumbnail

    Preventie van kanker, een rol voor anticarcinogene stoffen in de voeding

    van Kreijl CF; Mohn GR; Hertog MGL; Bueno de Mesquita HB; Steerenberg PA; Derks HJ (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 1995-04-30)
    Op basis van epidemiologisch en (dier)experimenteel onderzoek is reeds langer bekend dat de meest voorkomende vormen van humane kanker waarschijnlijk te wijten zijn aan levensstijl factoren (inclusief voedingsgewoontes), in combinatie met genetische factoren die verantwoordelijk zijn voor individuele verschillen in gevoeligheid. Daarnaast heeft dit onderzoek meer recent ook geleid tot de identificatie (of postulatie) van een aantal (klassen van) stoffen, met name in de voeding, waaraan een beschermende werking tegen kanker kan worden toegeschreven. Stoffen die kanker veroorzaken worden carcinogene stoffen genoemd terwijl de tegen kanker beschermende stoffen als anticarcinogeen worden aangeduid. Dit zijn bijvoorbeeld vitamine C, beta-caroteen en vezels, maar ook non-nutrienten zoals bijvoorbeeld flavonoiden. Ten aanzien van deze beschermende stoffen is tot op heden nog weinig bekend over de rol en het belang van de afzonderlijke componenten, over hun mogelijke werkingsmechanismen en over mogelijke synergistische of antagonistische effecten ervan. In dit rapport wordt een beknopt overzicht gegeven van het mechanisme van de tumorontwikkeling en de mogelijke werking van carcinogene stoffen en anticarcinogene stoffen hierop. Tevens wordt de epidemiologische kennis over voeding en kanker, met name de beschermende effecten van groenten en fruit, samengevat. Aan de hand hiervan worden voorstellen gedaan voor verder onderzoek in het RIVM op het gebied van de anticarcinogenese die nauw aansluiten bij de reeds lopende projecten en de aanwezige expertise. Gezien de huidige lacunes in de wetenschappelijke kennis op dit terrein omvat dit: (i) bepalen van de antimutagene werking (in vitro systemen ; AMES test), immunomodulerende effecten van potentiele anticarcinogene verbindingen (voorlopig o.a. flavonoiden), (ii) het uitvoeren van anticarcinogeniteits studies in proefdieren met specifieke aandacht voor colon- en huidtumoren (iii) op basis van het voorafgaande het ontwikkelen van biomerkers van blootstelling, biologisch effect en respons, subklinische aandoeningen en verschillen in individuele gevoeligheid die toepasbaar zijn in epidemiologisch onderzoek. Hiermee geintegreerd loopt het epidemiologisch onderzoek (o.a. EPIC-studie) dat een informatieinstrument vormt t.b.v. stofkeuzes in (i) en (ii) en dat gericht is op (a) het kwantitatief onderzoeken van de relatie tussen de hoge consumptie van groenten en fruit en het ontstaan van diverse vormen van kanker en (b) de verdere differentiatie hiervan naar typen groenten en fruit. Geconcludeerd wordt dat vanuit volksgezondheidsbeleid en specifiek de kankerpreventie-doelstelling het onderzoek naar beschermende factoren van belang is aangezien dit zou kunnen leiden tot aanbevelingen voor de consumptie van (a) voedingsmiddelen die rijk zijn aan anticarcinogene verbindingen en/of (b) afzonderlijke stoffen met kankerbeschermende werking. Gezien de aanwezige expertise in verschillende afdelingen (CCM, LCM, BFT, PAT) van het RIVM is het wenselijk om de thans lopende onderzoekslijnen op genoemde wijze op elkaar af te stemmen en te integreren in een bovensectoraal multidisciplinair onderzoekprogramma.<br>
    Thumbnail

    Monitoring van Risicofactoren en Gezondheid in Nederland (MORGEN-project): Doelstellingen en werkwijze

    Smit HA; Verschuren WMM; Bueno de Mesquita HB; Seidell JC (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 1994-02-28)
    The aim of the MORGEN-project is monitoring of risk factors for chronic diseases in the general population (cardiovascular disease, cancer, respiratory diseases, diabetes mellitus, low back pain, neck and shoulder complaints and migraine). Each year a new random sample of approximately 5000 subjects will be examined between 1993 and 1997. Data collection includes self-administerated questionnaires, medical examination, determination of cholesterol and random glucose levels in blood. Part of the blood is stored at -196 degrees C for future analyses. Data from the MORGEN-project will make an important contribution to policy-oriented public health research.<br>
    Thumbnail

    Het project Monitoring Risicofactoren en Gezondheid Nederland (MORGEN-project) ; Jaarverslag 1995

    Blokstra A; Smit HA; Verschuren WMM; Bueno de Mesquita HB; Seidell JC (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 1997-04-30)
    Het project Monitoring Risicofactoren en Gezondheid in Nederland (het "MORGEN-project") is een onderzoeksproject van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), waarin de gezondheidssituatie en het voorkomen van risicofactoren worden gemeten in een steekproef van de Nederlandse bevolking gedurende de periode 1993 tot en met 1997. Dit verslag betreft de resultaten van het onderzoeksjaar 1995. Het onderzoek werd uitgevoerd bij 20 tot 59-jarige mannen en vrouwen in Amsterdam en Maastricht. In Doetinchem werden de deelnemers van het Peilstationsproject Hart- en Vaatziekten in 1988, inmiddels 26 tot 65 jaar oud, opnieuw onderzocht.<br>
    Thumbnail

    Het project Monitoring Risicofactoren en Gezondheid Nederland (MORGEN-project) Jaarverslag 1996

    Blokstra A; Smit HA; Seidell JC; Verschuren WMM; Bueno de Mesquita HB (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 1997-12-31)
    In dit onderzoeksproject wordt de gezondheidssituatie en het voorkomen van risicofactoren gemeten in een steekproef van de Nederlandse bevolking gedurende de periode 1993 tot en met 1997. Dit verslag betreft de resultaten van het onderzoeksjaar 1996, waarin circa 4500 mannen en vrouwen in de leeftijd van 20-65 jaar zijn onderzocht op de GGD'en in Amsterdam, Doetinchem en Maastricht. Bij deze personen werden onder meer bloeddruk, gewicht en lichaamsomtrek gemeten, bloed afgenomen (voor totaal en HDL-cholesterol en glucose) en de longfunctie bepaald. Tevens werden een aantal vragenlijsten afgenomen. De geschatte prevalentie van diabetes mellitus op grond van de nieuwe Amerikaanse richtlijnen is 4%. Hypertensie komt voor bij circa 9% van de mannen en 8% van de vrouwen. Ernstig overgewicht (obesitas) komt bij 9% van de mannen en 10% van de vrouwen voor. Een te hoog cholesterol gehalte kwam voor bij ruim 7% van de respondenten. Inactiviteit tijdens de vrije tijd werd gerapporteerd bij ruim 40% en de gemiddelde vet-inname was relatief hoog (35% energie-procenten). De stijging van het percentage volwassenen met overgewicht en hypertensie lijkt door te zetten terwijl ook de daling in het percentage volwassenen dat rookt en een te hoog cholesterol gehalte heeft, gecontinueerd lijkt.<br>
    Thumbnail

    The Aetiology of Gastric Cancer: the inhibition of the formation of N-nitroso compounds

    Zondervan K; Bueno de Mesquita HB (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 1994-11-30)
    Tot voor kort was bij diegenen die aan kanker overleden maagkanker de belangrijkste doodsoorzaak, echter sinds de tweede wereldoorlog dalen in de gehele wereld de sterfte cijfers voor maagkanker. Er worden twee typen maagkanker onderscheiden, het diffuse en het intestinale type. Het ontstaan van beide typen loopt waarschijnlijk langs verschillende wegen. Er wordt verondersteld dat het diffuse type meer met aangeboren erfelijke factoren samenhangt, terwijl het intestinale type eerder beinvloed lijkt te worden door omgevingsfactoren. Enkele belangrijke risicofactoren voor (voorstadia van) maagkanker zijn een infectie met Helicobacter pylori, het eten van veel zout en koolhydraten, het weinig eten van groenten en fruit, en blootstelling aan N-nitroso verbindingen. Het relatieve belang van deze factoren verschilt waarschijnlijk tussen verschillende bevolkingen. In voedingsmiddelen en in de maag kunnen N-nitroso verbindingen worden gevormd uit nitriet en nitroseerbare stoffen door zuur-gekatalyseerde nitrosering en door bacterie-gekatalyseerde nitrosering. Ascorbinezuur, tocopherolen, en (poly)fenolen zijn naast anti-oxidanten ook remmers van de nitroseringsreactie door in een zure omgeving als substraat te dienen voor nitroserende stoffen. Ascorbinezuur kan zowel bij een lage pH de zuur-gekatalyseerde nitrosering remmen alswel de bacterie-gekatalyseerde nitrosering die bij neutrale pH plaatsvindt. Het veel eten van groenten en fruit - belangrijke leveranciers van ascorbinezuur en andere potentiele remmers van maagkanker zoals beta-caroteen - werkt waarschijnlijk beschermend zowel vroeg als laat in het ontstaansproces van maagkanker en kan daarom worden aanbevolen. Er is nog veel onderzoek nodig naar de rol van N-nitroso verbindingen bij het ontstaan van maagkanker. Kortom, er bestaat een grote behoefte aan testen die de endogene vorming van specifieke N-nitroso verbindingen in de maag nauwkeurig kunnen weergeven.<br>
    Thumbnail

    Het project Monitoring Risicofactoren en Gezondheid Nederland (MORGEN-project) Jaarverslag 1997

    Blokstra A; Seidell JC; Smit HA; Bueno de Mesquita HB; Verschuren WMM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 1998-12-17)
    In het onderzoeksproject Monitoring Risicofactoren en Gezondheid in Nederland (het "MORGEN-project") wordt de gezondheidssituatie en het voorkomen van risicofactoren gemeten in een steekproef van de Nederlandse bevolking gedurende de periode 1993 tot en met 1997. In het onderzoeksjaar 1997 zijn circa 3900 mannen en vrouwen in de leeftijd van 20-59 jaar onderzocht door de GGD'en in Amsterdam, Doetinchem en Maastricht. Bij deze personen werden onder meer bloeddruk, gewicht en lichaamsomtrek gemeten, bloed afgenomen (voor totaal en HDL-cholesterol en glucose) en de longfunctie bepaald. Tevens werden een aantal vragen afgenomen. De geschatte prevalentie van diabetes mellitus op grond van de nieuwe Amerikaanse richtlijnen is 4%. Hypertensie komt voor bij circa 8% van de mannen en 6% van de vrouwen. Ernstig overgewicht (obesitas) komt bij 8% van de mannen en 10% van de vrouwen voor. Een te hoog cholesterolgehalte komt voor bij ruim 8% van de respondenten. Het percentage sigarettenrokers was 41% bij mannen en 35% bij vrouwen. Inactiviteit tijdens de vrije tijd werd gerapporteerd bij ruim 40%. Het percentage volwassenen met overgewicht, hypertensie of een te hoog cholesterol en het percentage volwassenen dat rookt is daarmee vergelijkbaar met de percentages van 1996.<br>
    Thumbnail

    Het project Monitoring Risicofactoren en Gezondheid Nederland (MORGEN-project) Jaarverslag 1994

    Seidell JC; Smit HA; Verschuren WMM; Bueno de Mesquita HB; Blokstra A (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 1995-11-30)
    Het project Monitoring Risicofactoren en Gezondheid in Nederland (het "MORGEN-project") is een onderzoeksproject van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), waarin de gezondheidssituatie en het voorkomen van risicofactoren wordt gemeten in een steekproef van de Nederlandse bevolking gedurende de periode 1993 tot en met 1997. Dit verslag betreft de resultaten van het onderzoeksjaar 1994. Het onderzoek werd uitgevoerd bij 20 tot 59-jarige mannen en vrouwen in Amsterdam en Maastricht. In Doetinchem werden de deelnemers van het Peilstationsproject Hart- en Vaatziekten in 1988, inmiddels 26 tot 65 jaar oud, opnieuw onderzocht.<br>
    DSpace software (copyright © 2002 - 2019)  DuraSpace
    Quick Guide | Contact Us
    Open Repository is a service operated by 
    Atmire NV
     

    Export search results

    The export option will allow you to export the current search results of the entered query to a file. Different formats are available for download. To export the items, click on the button corresponding with the preferred download format.

    By default, clicking on the export buttons will result in a download of the allowed maximum amount of items.

    To select a subset of the search results, click "Selective Export" button and make a selection of the items you want to export. The amount of items that can be exported at once is similarly restricted as the full export.

    After making a selection, click one of the export format buttons. The amount of items that will be exported is indicated in the bubble next to export format.