• Login
    Search 
    •   Home
    • RIVM official reports
    • Search
    •   Home
    • RIVM official reports
    • Search
    JavaScript is disabled for your browser. Some features of this site may not work without it.

    Browse

    All of WARPCommunitiesTitleAuthorsIssue DateSubmit DateSubjectsPublisherDepartmentThis CommunityTitleAuthorsIssue DateSubmit DateSubjectsPublisherDepartment

    My Account

    LoginRegister

    Filter by Category

    Subjects
    04 (52)
    modelling (52)
    modellenonderzoek (51)climatic changes (12)klimaatverandering (12)View MoreAuthorsMNV (9)NOP (8)LBG (7)LAE (6)CIM (4)View MoreYear (Issue Date)2001 (16)2003 (13)2002 (9)2004 (7)2000 (5)Types
    Onderzoeksrapport (52)

    Statistics

    Display statistics
     

    Search

    Show Advanced FiltersHide Advanced Filters

    Filters

    Now showing items 1-10 of 52

    • List view
    • Grid view
    • Sort Options:
    • Relevance
    • Title Asc
    • Title Desc
    • Issue Date Asc
    • Issue Date Desc
    • Results Per Page:
    • 5
    • 10
    • 20
    • 40
    • 60
    • 80
    • 100

    • 52CSV
    • 52RefMan
    • 52EndNote
    • 52BibTex
    • Selective Export
    • Select All
    • Help
    Thumbnail

    Kwantitatief model voor emissies van persistente contaminanten destructiebedrijven Rendac

    Freijer JI; Knol T; Kliest JJG (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2001-09-12)
    RIVM heeft een generiek model ontwikkeld waarmee emissies van persistente contaminanten bij Rendac destructiebedrijven gekwantificeerd kunnen worden. Het model is gebaseerd op de principes van massabalans en partitionering van stoffen over verschillende matrices. Er wordt verondersteld dat de contaminanten via de grondstoffen (o.a. slachtafval en kadavers) in het destructieproces komen. Invoergegevens voor het model zijn diverse procesparameters en stofeigenschappen. Met het model zijn berekeningen uitgevoerd voor ca. 40 persistente contaminanten. Een groot deel van de geevalueerde stoffen komt normaal niet voor in de aangevoerde grondstoffen. De modelexercitie is daarom uitsluitend een theoretische analyse van de emissies. Uit de resultaten van de berekeningen blijkt dat de meeste van de geselecteerde stoffen vooral emitteren naar de producten vet en meel. Slechts een kleine fractie van de totale emissie komt terecht in het afvalwater en de afgas. Voor beide afvalstromen bestaan nageschakelde technieken, die voor een verdere reductie van de emissies zorgen.<br>
    Thumbnail

    Predictions by the multimedia environmental fate model SimpleBox compared to field data: Intermedia concentration ratios of two phthalate esters

    Struijs J; Peijnenburg WJGM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2003-02-27)
    Met het multi-media lotgevallen model SimpleBox worden o.a. steady-state concentratieverhoudingen berekend voor de harmonisatie van milieu-kwaliteitsdoelstellingen voor lucht, water, sediment en bodem. In 1995 werd door de Gezondsheidsraad validatie van het model aanbevolen. Een aantal activiteiten waren het gevolg van dit advies, waaronder een herziening van een aantal model-aannamen en een analyse van de operationele onzekerheden van het model. Dit rapport beschrijft het laatste traject van het validatieproces, nl. totaal-validatie. Specifieke modeloutput t.a.v. een gemodelleerde chemische stof, bijv. de concentratieverhouding tussen lucht en water, wordt vergeleken met metingen in het veld. Diethyl-hexylftalaat (DEHP) en dibutylftalaat (DBP), twee hoog volume chemicalien, werden in de periode 1997-2001 gemonitored in de milieucompartimenten lucht, water, vis, sediment, bodem en vegetatie. Concentratieverhoudingen gemeten tussen de compartmenten vertoonden een aanzienlijke spreiding. De door SimpleBox voorspelde steady-state concentratieverhoudingen kwamen met probabilistische technieken tot stand. In plaats van een deterministische output werd een distributie verkregen. De breedte wordt voornamelijk bepaald door de grote onzekerheid t.a.v. emissie van de beide ftalaten. De 50-ste percentiel bleek in alle gevallen minder dan een factor 10 af te wijken van concentratieverhoudingen op basis van veldmetingen. De voorlopige conclusie van dit rapport luidt dat toepassing van SimpleBox bij het harmoniseren van milieukwaliteitsdoelstellingen gecontinueerd kan worden.<br>
    Thumbnail

    Toepassing van LGMCAD voor de berekening van het nitraatgehalte in ruwwater op grondwaterpompstations in Twente en de Achterhoek. Tevens achtergronddocument voor de Nationale Milieuverkenning 2000-2030

    Uffink GJM; Mulschlegel JHC (2002-08-23)
    In het kader van de 5e Nationale Milieuverkenning 2000-2030 is de nitraatontwikkeling in het ruwwater op de pompstations in de regio's Twente en de Achterhoek bestudeerd. In dit rapport worden de modelkeuzen en invoergegevens beschreven en besproken. De resultaten geven aan dat de nitraatconcentraties op dit moment stabiel zijn of dalen. Tevens blijkt dat in 2030 in het ruwwater van alle in de Achterhoek gelegen winningen de nitraatconcentraties beneden de drinkwaternorm van 50 mg/l liggen , terwijl in Twente op enkele pompstations nitraatconcentraties gaan voorkomen die de drinkwaternorm overschrijden. Special aandacht wordt besteed aan denitrificatie. Alle berekeningen zijn tweemaal uitgevoerd: zowel zonder als met denitrificatie. Het blijkt dat denitrificatie leidt tot concentraties die een orde van grootte lager liggen dan wanneer denitrificatie niet in rekening wordt gebracht. Het jaar 1950 is gekozen als beginpunt voor de berekeningen. Voor de prognoses voor de periode 2000-2030 is de fout die voorkomt uit een niet correcte schatting van de beginsituatie verwaarloosbaar klein.De berekende waarden van v66r 2030 zijn vergeleken met de meetwaarden die vanaf 1968 zijn verzameld. Voor het merendeel van de pompstations blijken de berekende gehaltes hoger te liggen dan de metingen. De voorspelde nitraatgehaltes zijn daarom vermoedelijk te hoog. In het rapport worden hiervoor een aantal verklaringen gegeven en nader besproken.
    Thumbnail

    Description of the default climate scenario for impact projects in NRP-II

    Verweij W; Viner D (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2001-02-23)
    The Dutch National Research Programme on Climate Change (NRP) is funding strategic research on climate change. One of the central research themes focuses on potential impacts of climate change. In general, results of impact projects may differ markedly, depending on input of scenario data for future climate. To make the results of NRP impact projects comparable, common climate scenario data had to be used. The chosen scenario, HadCM2GSal, came from the UK LINK-project which supplies data from the Hadley Centre to the impact community. This report describes the HadCM2GSal-scenario used for this purpose and lists the data delivered to the impact projects.<br>
    Thumbnail

    Comparison of global passenger transport models and available literature

    Breugem RMH; Vuuren DP van; Wee B van (2002-06-28)
    In de afgelopen jaren is wereldwijd het energieverbruik in de transport sector zeer sterk gegroeid. Het goed modelleren van transport in "integrated assessment" modellen is daarom steeds belangrijker. In deze studie wordt een overzicht gegeven van de kennis in literatuur over de determinanten van de vraag naar energie van transport in het algemeen en van personenvervoer in het bijzonder. Bovendien is een overzicht gemaakt van enkele bestaande modellen die mondiaal transport beschrijven. Op basis van dit overzicht worden suggesties gedaan hoe de modellering van transport in TIMER eventueel kan worden verbeterd. De belangrijkste determinanten (met geoperationaliseerde variabelen) zijn economische ontwikkeling (bruto nationaal produkt), ruimtelijke indeling (urbane bevolkingsdichtheid), prijzen (brandstofprijzen, ticket prijzen), demografische factoren (bevolkingsomvang, leeftijd, geslacht) en technologische ontwikkeling (modale energie intensiteiten). In de beschikbare literatuur kon van vier transportmodellen een goede beschrijving gevonden worden. Op basis van de literatuurstudie en persoonlijke communicatie met Schafer lijkt de aanpak van Schafer and Victor in combinatie met een model om het energiegebruik van vrachtvervoer te beschrijven een goede methode voor de beschrijving van transport energiegebruik in TIMER.
    Thumbnail

    Variation in calculated human exposure. Comparison of calculations with seven European human exposure models

    Swartjes F (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2003-02-03)
    Twintig scenario's die verschillen voor wat betreft bodemgebruik, bodem type en contaminant vormden de basis voor berekening van de humane blootstelling aan contaminanten in de bodem, met behulp van modellen afkomstig uit zeven Europese landen. (een model per land). Hiertoe werden de humane blootstelling van kinderen en volwassenen zoals berekend met deze modellen, vergeleken. Alle berekeningen werden in tweevoud uitgevoerd: eenmaal met een voorgeschreven set aan input parameters en eenmaal met de land-specifieke default input parameters. De blootstelling via de drie belangrijkste blootstellingsroutes, namelijk via grondingestie, gewasconsumptie en inhalatie binnenlucht, werd berekend . Bovendien werden de relevante concentraties in de contactmedia and in de bodemcompartimenten berekend. Evaluatie van de variaties in de berekende blootstelling voor elke belangrijkste blootstellingsroute en van de factoren die de variatie beinvloeden, leidde tot de volgende belangrijkste conclusies: De variatie in berekende blootstelling is groot voor blootstelling via inhalatie binnenlucht, substantieel voor blootstelling via gewasconsumptie en beperkt voor blootstelling via grondingestie. De variatie in berekende blootstelling wordt met name be6nvloed door de keuze van het blootstellingsmodel, in mindere mate door de selectie van de contaminant en type input parameter (gestandaardiseerd of default). De variatie in berekende bloostelling in nauwelijks afhankelijk van bodemgebruik en nog minder van bodem type. Mis-communicate is een (moeilijk te vermijden) bron voor variatie in berekende blootstelling. Bovendien werd een overzicht gegeven van de karakteristieken van de humane blootstellingsmodellen en van de waarden voor de default input parameters, zoals in de verschillende landen gebruikt. Een aanbeveling is op de langere termijn een toolbox te ontwikkelen voor gebruik op Europees niveau, met een gestandaardiseerde methode ter bepaling van de humane blootstelling, maar met ruimte voor flexibele (land-specifieke) elementen.<br>
    Thumbnail

    The Atmosphere-Ocean System of IMAGE 2.2. A global model approach for atmospheric concentrations, and climate and sea level projections

    Eickhout B; Elzen MGJ den; Kreileman GJJ (2004-08-10)
    Dit rapport beschrijft de technische achtergrond van het atmosfeer-oceaan systeem van het IMAGE-model (Integrated Model to Assess the Global Environment). Het atmosfeer-oceaan systeem van IMAGE modelleert de atmosferische concentraties van de meest belangrijke broeikasgassen en de directe en indirecte effecten van die gassen op de stralingsbalans. Deze submodellen zijn gebaseerd op state-of-the-art benaderingen van meer complexe modellen, zoals gepubliceerd in de Third Assessment Report van het IPCC (Intergovernmental Panel on Climate Change). Dit geldt ook voor het eenvoudige klimaatmodel, wat in dit rapport wordt beschreven en wat de mondiaal gemiddelde klimaatverandering en zeespiegelstijging berekent. Naast de belangrijkste kenmerken van de submodellen, wordt ook de meest relevante wetenschappelijke achtergrond geschetst. Eveneens worden voor een aantal mondiale indicatoren de resultaten vergeleken met observaties en resultaten van meer complexe modellen en wordt aangetoond voor deze indicatoren dat het atmosfeer-oceaan systeem in de periode 1970 - 1995 goed benadert. Elk hoofdstuk wordt afgesloten met projecties tot 2100 volgens de SRES scenario's van het IPCC, zoals die door het IMAGE team in 2001 zijn gepubliceerd.
    Thumbnail

    Definitiestudie voor de integratie LOV en RS

    Geertman S; Verschoor M (2004-04-14)
    Het RIVM beschikt over twee instrumenten om ruimtelijke processen in de fysieke leefomgeving te modelleren: de Leef Omgevings Verkenner (LOV) en de Ruimtescanner (RS). Uit overwegingen van efficientie streeft het RIVM ernaar beide systemen te integreren, waarbij de specifieke eigenschappen van de modellen moeten worden gehandhaafd. Deze integratie zal leiden tot een toolbox, die onder de naam LUMOS (Land Use MOdelling System) verder door het leven zal gaan. In opdracht van het RIVM heeft Nexpri/Universiteit Utrecht een definitiestudie uitgevoerd, resulterend in een Globaal Functioneel Model (GFO). De Leef Omgevings Verkenner en de Ruimtescanner vertonen veel overeenkomsten als het gaat om de gebruikte basisgevens en de presentatie van resultaten. De belangrijkste verschillen tussen RS en LOV zijn gelegen in de allocatiemechanismen. De RS maakt gebruik van een logitmodel, terwijl de LOV voor het simuleren van ruimtelijke processen gebruik maakt van cellulaire automata. Deze mechanismen zijn fundamenteel verschillend en kunnen niet zonder meer als uitwisselbaar worden beschouwd. Een ander belangrijk verschil tussen beide instrumenten is de mate waarin gebruik gemaakt wordt van expertoordelen tijdens het modelproces. Het Globaal Functioneel Ontwerp voor LUMOS beschrijft op hoofdlijnen de vorm waarin integratie tussen RS en LOV kan plaatsvinden. Uitgangspunt bij het GFO is dat de allocatiemechanismen van RS en LOV in hun huidige vorm gehandhaafd blijve, gezien hun zeer specifieke karakter. Integratie is vooral mogelijk bij de invoer van gegevens, en de nabewerking en uitvoer van de resultaten. Daarnaast dient een gemeenschappelijke gebruikersinterface en beheertool te worden ontwikkeld. Op basis van het Globaal Functioneel Ontwerp voor LUMOS is een heel scala aan vervolgstappen mogelijk. Het rapport geeft daarom per functioneel onderdeel van de toolbox de belangrijkste keuzes en bijbehorende argumentaties weer. Deze keuzes worden sterk bepaald door de mate van integratie die wordt nagestreefd en door de systeemomgeving waarin de toolbox moet gaan functioneren.
    Thumbnail

    Representation of the seasonal hydrological cycle in climate and weather prediction models in West Europe

    Dolman AJ; Soet M; Ronda RJ; Hurk BJJM van den; Stricker JNM; Feddes RA; Bruin HAR de; Holtslag AAM (Alterra, 2001-11-19)
    Abstract niet beschikbaar
    Thumbnail

    Clouds and radiation: intensive observational campaign in the Netherlands (CLARA)

    Lammeren ACAP van (Koninklijk Nederlands Meteorlogisch Instituut (KNMI), 2001-02-23)
    Abstract niet beschikbaar
    • 1
    • 2
    • 3
    • 4
    • . . .
    • 6
    DSpace software (copyright © 2002 - 2019)  DuraSpace
    Quick Guide | Contact Us
    Open Repository is a service operated by 
    Atmire NV
     

    Export search results

    The export option will allow you to export the current search results of the entered query to a file. Different formats are available for download. To export the items, click on the button corresponding with the preferred download format.

    By default, clicking on the export buttons will result in a download of the allowed maximum amount of items.

    To select a subset of the search results, click "Selective Export" button and make a selection of the items you want to export. The amount of items that can be exported at once is similarly restricted as the full export.

    After making a selection, click one of the export format buttons. The amount of items that will be exported is indicated in the bubble next to export format.