• Login
    Search 
    •   Home
    • RIVM official reports
    • Search
    •   Home
    • RIVM official reports
    • Search
    JavaScript is disabled for your browser. Some features of this site may not work without it.

    Browse

    All of WARPCommunitiesTitleAuthorsIssue DateSubmit DateSubjectsPublisherDepartmentThis CommunityTitleAuthorsIssue DateSubmit DateSubjectsPublisherDepartment

    My Account

    LoginRegister

    Filter by Category

    Subjects
    02 (4)
    risicofactoren (2)acute respiratoire infecties (1)acute respiratory infections (1)ags (1)View MoreAuthors
    LIS (4)
    CIE (3)Bartelds AIM (1)CBS (1)Conyn-van Spaendonck MAE (1)View MoreYear (Issue Date)
    2002 (4)
    Types
    Onderzoeksrapport (4)

    Statistics

    Display statistics
     

    Search

    Show Advanced FiltersHide Advanced Filters

    Filters

    Now showing items 1-4 of 4

    • List view
    • Grid view
    • Sort Options:
    • Relevance
    • Title Asc
    • Title Desc
    • Issue Date Asc
    • Issue Date Desc
    • Results Per Page:
    • 5
    • 10
    • 20
    • 40
    • 60
    • 80
    • 100

    • 4CSV
    • 4RefMan
    • 4EndNote
    • 4BibTex
    • Selective Export
    • Select All
    • Help
    Thumbnail

    Risicofactoren En GezondheidsEvaluatie Nederlandse Bevolking, een Onderzoek Op GGD'en (Regenboog-project); jaarverslag 2000

    Viet AL; van den Hof S; Elvers LH; Seidell JC; Otten F; van Veldhuizen H (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2002-07-19)
    Het Regenboog-project is een samenwerkingsverband tussen het RIVM, CBS en GGD Nederland en GGD'en. Het doel van het Regenboogproject is een beeld te krijgen van de gezondheidssituatie van de Nederlandse bevolking op het gebied van chronische en infectieziekten. Een aselecte steekproef wordt getrokken door het CBS. Bij deze personen wordt thuis de gezondheidsenquete afgenomen. Vervolgens wordt gevraagd om deel te nemen aan een aanvullend lichamelijk onderzoek op de GGD. Hierop reageert 56,9% positief. Het onderzoek op de GGD bestaat uit het invullen van een vragenlijst over infectieziekten, meting van bloeddruk, lengte, gewicht en middel-heupomtrek. Tot slot wordt er een gewrichtsfunctietest en 4 buisjes bloed afgenomen. Van de geinterviewde personen komt uiteindelijk 28,0 % op de GGD voor het lichamelijk onderzoek. De prevalentie van hypertensie is voor mannen 40% en vrouwen 32%. De prevalentie van overgewicht neemt toe met de leeftijd. De schatting van overgewicht blijkt sterk te verschillen tussen gerapporteerde en gemeten lengte en gewicht. Met name bij vrouwen is dit verschil duidelijk aanwezig. De onderzochte groep blijkt een bruikbare afspiegeling van de Nederlandse bevolking.<br>
    Thumbnail

    Neonatale screening op het adrenogenitaal syndroom (AGS), 1998-2001

    Stikkelbroeck MML; Kamp HJ van der; Projectgroep AGS-screening (UMCN, 2002-11-22)
    Het doel van deze studie was te onderzoeken of neonatale screening op adrenogenitaal syndroom (AGS) in Nederland haalbaar was en of dit kon worden ingepast in de bestaande screeningsprogramma's voor congenitale hypothyreoidie (CHT) en phenylketonurie (PKU), en verder om de prevalentie van AGS en de sensitiviteit en specificiteit van de gebruikte methode vast te stellen. Op 1 januari 1998 werd met financiele ondersteuning van ZonMw een tweejarig pilotonderzoek gestart in twee van de vijf screeningsregio's, waarbij iets minder dan de helft van alle pasgeborenen gescreend werden. De concentratie van het steroid 17alpha-hydroxyprogesteron werd gemeten in de monsters hielprikbloed, afgenomen voor de CHT/PKU screening. De afkapgrenzen waren in 1998 gebaseerd op het geboortegewicht, en vanaf 1999 op de zwangerschapsduur. Om fout-negatieve resultaten op te sporen en om de prevalentie van AGS vast te stellen in de screeningsregio en de controle regio werden alle kinderartsen verzocht om ziektegevallen te melden aan het Nederlands Signaleringscentrum Kindergeneeskunde (NSCK). De gebruikte meetmethode kende een binnen- en tussenmeetsessiespreiding van ca. 10 %. De prevalentie in de screeningsregio (221.418 pasgeborenen, 18 patienten; 9F,9M) was 1:12301 en in de controle regio (281.166 pasgeborenen, 25 patienten:12F,13M) 1:11247. De sensitiviteit was 100%, specificiteit 99.9% en positief voorspellende waarde 6.2%. Drie van de 9 meisjes en alle jongens waren klinisch niet verdacht. Alle AGS-patienten in de screeningsregio konden worden behandeld voordat de zoutcrisis intrad (natrium:133.6 plus of min 3.2 mmol/l serum) terwijl in de controle regio de meeste patienten ernstige hyponatrienemie vertoonden (natrium: 119.9 plus of min 10.5 mmol/l serum). Ook de opnameduur in het ziekenhuis was voor jongens in de screeningsregio gemiddeld 6 dagen korter. Op basis van deze gunstige resultaten van het pilotonderzoek werd door het Ministerie van VWS besloten om de proefscreening uit te breiden tot het gehele land gedurende 2 jaar, d.w.z. 2000 en 2001. Door aanloopproblemen met de financiering via het College van Zorgverzekeringen kon deze uitbreiding echter pas per 1 juli 2000 worden geeffectueerd. Nadat ook deze periode succesvol was afgesloten heeft de Minister van VWS besloten om de screening op AGS per 1 januari 2002 in het reguliere neonatale screeningprogramma op te nemen.
    Thumbnail

    ARI-EL: een case-controle onderzoek naar Acute Respiratoire Infecties in de Eerste lijn. Tussenrapportage over okt. 2000 t/m sept. 2001

    van den Brandhof WE; Bartelds AIM; Peeters MF; Wilbrink B; Heijnen MLA (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2002-04-22)
    Vanaf oktober 2000 is de Nederlandse influenza-surveillance tijdelijk uitgebreid tot een case-controle studie naar acute respiratoire infecties (ARI) bij huisartspatienten: de ARI-EL studie. Doel is inzicht verkrijgen in de incidentie en etiologie van ARI, risicofactoren voor ARI en in de zorgvraag en ziektelast tengevolge van ARI. Huisartsen van het Nederlands Instituut voor Onderzoek van de Gezondheidszorg (NIVEL) registreren wekelijks het aantal consulten voor ARI en bemonsteren maximaal een case en een controle per week. De monsters worden onderzocht op respiratoire pathogenen op het Rijksinstituut voor de Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en op het Streeklaboratorium voor de Volksgezondheid Tilburg met kweek en PCR. De deelnemende patienten vullen thuis een vragenlijst in. Bij cases werd significant vaker een virus aangetoond (bij 53 % van de cases versus 19% van de controles). Influenzavirus en rhinovirus werden significant vaker aangetoond in cases. Het percentage van de monsters waarin een bacterie werd aangetoond verschilde niet significant tussen cases en controles. Alleen beta-haemolytische streptokokken groep A werden significant vaker aangetoond bij cases. Bij 31% van de cases en bij 67% van de controles werd geen ziekteverwekker aangetoond Het blijkt dat de studie haalbaar is, maar wel redelijk belastend voor de huisartsen. De ARI-EL studie loopt door tot en met minimaal september 2002. Dit is nodig om voldoende gegevens te verzamelen voor statistische analyse met voldoende power om conclusies te kunnen trekken. Het verlies van gegevens door strikte toepassing van de case- en controledefinities en het feit dat winter 2000/2001 een uitzonderlijk rustig influenzaseizoen is geweest, benadrukken het belang van voldoende lange gegevensverzameling. Dan zal deze unieke studie informatie opleveren over de jaar- en seizoensincidentie van ARI en daarmee samenhangende pathogenen, ziektelast, zorgvraag en determinanten bij huisartspatienten.<br>
    Thumbnail

    Pertussis: description and evaluation based on surveillance data of 1999 and 2000

    de Greeff SC; de Melker HE; Schellekes JFP; Conyn-van Spaendonck MAE (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2002-04-04)
    Om inzicht te geven in de incidentie en ernst van kinkhoest in Nederland in 1999 en 2000 zijn gegevens uit de surveillance op basis van meldingen, laboratorium data, ziekenhuisopnames en sterfgevallen in 1999 en 2000 geanalyseerd en vergeleken met de periode 1989-1998. Tevens worden de resultaten uit de paediatrische surveillance besproken. Uit de verschillende surveillance bronnen blijkt dat de incidentie van kinkhoest in 1999 is toegenomen en in 2000 weer is afgenomen. De hoogste incidentie werd bij de meldingen gevonden voor 4 tot 5-jarigen. De incidentie volgens de ziekenhuisopnames in 1999 (3.2 per 100,000) was vergelijkbaar met de epidemie van 1996 (3.3 per 100,000) en nam af in 2000 (1.6 per 100,000). Uit de paediatrische surveillance blijkt dat de meeste gehospitaliseerde kinderen jonger dan 1 jaar waren en dat complicaties vaker gerapporteerd worden in de jongere leeftijdsgroepen. De vaccin effectiviteit, geschat met behulp van de screenings methode, was in 2000 hoger dan in de periode 1993-1999, vooral voor de 1 en 2-jarigen. Uit de resultaten kan geconcludeerd worden dat in 1999 de incidentie van kinkhoest, berekend op grond van de aangiften is toegenomen tot een hoger niveau dan in 1996. In 2000 is deze incidentie weer afgenomen. Echter, de incidentie van de ziekenhuisopnamen van kinkhoest was vergelijkbaar in 1996 en 1999 en lager in 2000. Verder blijkt dat zowel ongevaccineerden als gevaccineerden klassieke kinkhoestsymptomen kunnen ontwikkelen. De surveillance van kinkhoest op basis van verschillende bronnen moet voortgezet worden om de incidentie van kinkhoest te monitoren en om de effecten van veranderingen in het vaccinatieschema te bestuderen. De paediatrische surveillance en de surveillance op grond ziekenhuisopnamen is hierbij bruikbaar om trends in de routine surveillance te verifieren en om de ernst van kinkhoest te beschrijven.<br>
    DSpace software (copyright © 2002 - 2019)  DuraSpace
    Quick Guide | Contact Us
    Open Repository is a service operated by 
    Atmire NV
     

    Export search results

    The export option will allow you to export the current search results of the entered query to a file. Different formats are available for download. To export the items, click on the button corresponding with the preferred download format.

    By default, clicking on the export buttons will result in a download of the allowed maximum amount of items.

    To select a subset of the search results, click "Selective Export" button and make a selection of the items you want to export. The amount of items that can be exported at once is similarly restricted as the full export.

    After making a selection, click one of the export format buttons. The amount of items that will be exported is indicated in the bubble next to export format.