• Login
    Search 
    •   Home
    • RIVM official reports
    • Search
    •   Home
    • RIVM official reports
    • Search
    JavaScript is disabled for your browser. Some features of this site may not work without it.

    Browse

    All of WARPCommunitiesTitleAuthorsIssue DateSubmit DateSubjectsPublisherDepartmentThis CommunityTitleAuthorsIssue DateSubmit DateSubjectsPublisherDepartment

    My Account

    LoginRegister

    Filter by Category

    Subjects
    02 (7)
    aids (7)
    epidemiologie (7)
    hiv (7)druggebruik (5)View MoreAuthors
    Houweling H (7)
    CIE (6)Snijders BM (4)Berns MPH (3)Laar MJW van de (3)View MoreYear (Issue Date)1999 (3)1997 (2)1994 (1)1998 (1)TypesOnderzoeksrapport (7)

    Statistics

    Display statistics
     

    Search

    Show Advanced FiltersHide Advanced Filters

    Filters

    Now showing items 1-7 of 7

    • List view
    • Grid view
    • Sort Options:
    • Relevance
    • Title Asc
    • Title Desc
    • Issue Date Asc
    • Issue Date Desc
    • Results Per Page:
    • 5
    • 10
    • 20
    • 40
    • 60
    • 80
    • 100

    • 7CSV
    • 7RefMan
    • 7EndNote
    • 7BibTex
    • Selective Export
    • Select All
    • Help
    Thumbnail

    Surveillance van HIV-infectie onder injecterende druggebruikers in Nederland: meting Groningen 1997/1998

    Berns MPH; Snijders BM; Rozendaal CM van; Have J van der; Houweling H; Laar MJW van de (GGD Groningen, 1999-11-30)
    Tussen 24 november 1997 en 30 januari 1998 werd bij 196 IDs uit Groningen een speekselmonster en een vragenlijst naar risicogedrag afgenomen. De deelnemers werden geworven via de methadonverstrekking (91%), twee laagdrempelige dagcentra voor druggebruikers (5%), een dagbestedingsproject voor druggebruikers (2%) en via straatwerving (2%). Van de 196 IDs was een deelnemer HIV-positief (prevalentie 0,5%; 95% betrouwbaarheidsinterval 0,0 - 1.5%). Van de 126 actuele spuiters had 11% in de laatste zes maanden een gebruikte spuit of naald van een ander geleend, relatief weinig vergeleken met de metingen in andere steden. Twaalf procent had een spuit of naald uitgeleend. Spuitattributen (gebruikt watje, lepel, filter of spoelwater) werd door 38% gedeeld. 43% van de IDs had in de laatste zes maanden een vaste seksuele partner gehad. Bij 48% hiervan was dat geen druggebruiker, bij 14% een niet-injecterende druggebruikers. Met de vaste seksuele partner werd in 89% van de contacten niet altijd een condoom gebruikt. Met losse partners en met klanten werden vaker condooms gebruikt (niet altijd condooms gebruikt: 58%, resp. 24%). De prevalentie van HIV onder IDs in Groningen is 0.5%. Het lenen en uitlenen van gebruikte spuiten/naalden is minder dan in de metingen in de andere steden. Het condoomgebruik in vaste seksuele contacten is laag en vergelijkbaar met dat in de metingen in de andere steden.Door de lage HIV-prevalentie wordt het risico op verspreiding van HIV naar niet-IDs of de rest van de algemene bevolking laag ingeschat.
    Thumbnail

    HIV-Surveillance onder intraveneuze druggebruikers en Surinaamse/Antilliaanse harddruggebruikers in Amsterdam 1996

    Wiessing LG; van Rozendaal CM; Scheepens JMFA; Fennema JSA; Dorigo-Zetsma JW; Houweling H (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 1997-08-31)
    In dit project wordt de prevalentie vastgesteld van HIV onder intraveneuze druggebruikers (IVDs), en onder druggebruikers van Surinaamse/Antilliaanse afkomst (SUR/ANT) in Amsterdam. Het risico wordt ingeschat op verdere verspreiding van HIV binnen beide groepen en naar de algemene bevolking. Tussen 22 mei en 17 juli 1996 zijn een speekselmonster en korte vragenlijst naar risicogedrag afgenomen bij 200 IVDs en 151 SUR/ANT in Amsterdam. Van de IVDs waren 51 seropositief, onder de SUR/ANT werden drie infecties gevonden. Achttien procent van de IVDs zei in de laatste 6 maanden een spuit of naald van een ander te hebben gebruikt ; dit niveau van riskant gedrag is vergelijkbaar met dat in andere steden in Nederland. Aangetroffen infecties onder IVDs die zeggen sinds 1991 voor het eerst gespoten te hebben of negatief getest te zijn vormen een aanwijzing voor beperkte maar continue HIV-transmissie onder de IVDs. Een op de negen IVDs heeft een niet-druggebruiker als vaste seksuele partner. Bij seksueel contact tussen vaste partners worden weinig condooms gebruikt. Concluderend is de prevalentie van HIV onder IVDs in Amsterdam is ongeveer 26%, vergelijkbaar met het niveau in 1993. De prevalentie onder SUR/ANT is 2%, en is niet significant verschillend van die in 1993. Onder IVDs blijft spuitgerelateerd risicogedrag voorkomen en er zijn tevens aanwijzingen voor een beperkte maar continue HIV-transmissie in deze groep.<br>
    Thumbnail

    Surveillance van HIV-infectie onder injecterende druggebruikers in nederland:meting Arnhem 1997

    Berns MPH; Snijders BM; Rozendaal CM van; Schat Y; Houweling H; Laar MJW van de (Gemeentelijke Gezondheidsdienst Arnhem, 1999-05-31)
    In deze studie wordt de prevalentie van infectie met HIV vastgesteld en inzicht gekregen in het risicogedrag van injecterende druggebruikers(IDs) in Arnhem. Er wordt nagegaan of er belangrijke verschillen zijn ten opzichte van eerdere metingen in 1995 en 1991/1992. Er worden subgroepen IDs onderscheiden met een verhoogd risico op HIV-infectie. Het risico wordt ingeschat op verdere verspreiding van HIV naar andere IDs, niet-injecterende druggebruikers en de rest van de algemene bevolking. Tussen 6 oktober en 22 november 1997 werd bij 130 IDs uit Arnhem een speekselmonster en een vragenlijst naar risicogedrag afgenomen. De deelnemers werden geworven via de methadonverstrekking (84%), een laagdrempelig dagcentrum voor druggebruikers (12%), een voorziening voor prostituees (2%) en via straatwerving (2%). Van de 127 IDs was een deelnemer HIV-positief (prevalentie 0.8%,95% betrouwbaarheidsinterval [BI] 0,0 - 4,3%). Deze prevalentie was niet significant verschillend van de metingen in 1995 (2,2%, 95% BI 0,6 - 5,5%) en 1991/1992 (2,2%, 95% BI 0,4-6,3%). Van de 81 actuele spuiters had 15% in de laatste zes maanden een gebruikte spuit of naald van een ander geleend, een forse daling in vergelijking met de 39% en 42% in de metingen van 1995, respectievelijk 1991/1992. Zestien procent had een spuit of naald uitgeleend, eveneens een daling in vergelijking met 1995 (30%) en 1991/1992 (36%). Spuitattributen (gebruikt watje, lepel, filter of spoelwater) werd door 51% gedeeld. Deelnemers zonder een vast adres waren een risicogroep voor het lenen van spuiten van anderen. Zesendertig procent van de IDs had in de laatste zes maanden een vaste seksuele partner gehad. Bij 57% hiervan was dat geen druggebruiker, bij 17% een niet- injecterende druggebruiker. In 96% van de vaste relaties werd niet altijd een condoom gebruikt (1995: 89%, 1991/1992 92%). Met losse partners en met klanten worden condooms meer gebruikt maar niet meer dan in 1995 en 1991/1992. Concluderend is de prevalentie van HIV onder IDs in Arnhem 1%, vergelijkbaar met het niveau in de metingen van 1995 en 1991/1992. Het lenen en uitlenen van gebruikte spuiten/naalden is in vergelijking met de vorige metingen aanzienlijk gedaald. Het niveau van seksueel gerelateerd risicogedrag is daarentegen gelijk gebleven. Door de lage prevalentie is het risico op verspreiding van HIV naar niet-IDs of de rest van de algemene bevolking laag.
    Thumbnail

    Laboratoriumsurveillance van HIV-infecties, Regio Arnhem, 1989-1998

    Beuker RJ; Snijders BM; Bosboom RW; Houweling H; Laar MJW van de (Streeklaboratorium voor de Volksgezondheid Arnhem, 1999-12-31)
    Van april 1989 tot en met december 1998 zijn 33.003 HIV-testen verricht bij 31.682 personen in het verzorgingsgebied van het Streeklaboratorium te onder de aanvragende artsen zijn gegevens verzameld over de indicatie voor de testaanvraag. Het jaarlijks aantal nieuw-positieven is in de periode 1990-1998 continu laag (0,6% - 1%). Het jaarlijks aantal aangevraagde testen is gestegen (1990: 2761, 1998: 3923). Deze stijging betreft met name testen bij mensen met heteroseksueel risicogedrag. Bij homo-/biseksuele mannen is het percentage nieuw-positieven het hoogst (6,9%), gevolgd door druggebruikers (4,2%). Het percentage nieuw-positieven onder personen die heteroseksueel risico liepen blijft laag: 0,2%. Deze cijfers wijzen erop dat de verspreiding van HIV nog steeds beperkt is tot de bekende risicogroepen; er waren geen aanwijzingen voor verspreiding naar de algemene populatie. Het testgedrag van personen in bepaalde (risico)groepen loopt niet parallel met het risico dat zij lopen. Een groot deel van de HIV-testen wordt aangevraagd door mensen die heteroseksueel risico hebben gelopen, met name mensen met veel wisselende partners. Het voorkomen van HIV-infecties onder deze groep is echter laag. De groep homo-/biseksuele mannen en druggebruikers laten zich juist relatief weinig testen, terwijl onder hen nog steeds de meeste HIV-seropositieven voorkomen. Al met al mogen we concluderen dat de laboratorium-surveillance in de regio Arnhem een waardevolle aanvulling op de HIV-surveillance in Nederland vormt en dat moet worden nagegaan of implementatie van deze surveillance ook in andere regio's te realiseren is.
    Thumbnail

    Infecties met HIV,HBV, en HCV onder injecterende druggebruikers in Heerlen/Maastricht

    Carsauw HHC; van Rozendaal CM; Scheepens JMFA; Hoebe CJPA; Meulders WAJ; Jansen M; Dorigo-Zetsma JW; Houweling H (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 1997-09-30)
    In dit project wordt de prevalentie vastgesteld van HIV, hepatitis B (HBV), hepatitis C (HCV) en het risicogedrag onder injecterende druggebruikers (IDs) in Heerlen/Maastricht. Er werd nagegaan of er belangrijke verschillen zijn ten opzichte van de meting twee jaar geleden. Het risico werd ingeschat op verdere verspreiding van HIV naar andere IDs, niet-injecterende druggebruikers en de rest van de algemene bevolking. Tussen 7 oktober en 5 december 1996 werd bij 203 IDs uit Heerlen en omstreken en 101 IDs uit Maastricht een speekselmonster, een bloedmonster en een vragenlijst naar risicogedrag afgenomen. Van de 304 IDs waren 36 HIV-positief. Risicofactoren voor HIV-infectie waren geen vast adres hebben, gevangenisstraf, actueel spuiten, polydruggebruik en jonger dan 16 jaar bij eerste spuit. Van de 209 actuele spuiters had 17% in de laatste zes maanden een gebruikte spuit of naald van een ander geleend, 11% had een spuit of naald uitgeleend en 30% had een gebruikt watje, lepel, filter of spoelwater (spuitattributen) geleend. Vijfenveertig procent van de IDs had in de laatste zes maanden een vaste seksuele partner gehad. Bij 40% hiervan was dat geen druggebruiker, bij 13% een niet-injecterende druggebruiker. In vier van de vijf vaste relaties werd nooit een condoom gebruikt. De prevalenties van anti-HBV, HBsAg en anti-HCV waren respectievelijk 63%, 6% en 74%. Concluderend is de prevalentie van HIV onder IDs in Heerlen/Maastricht ongeveer 12%, vergelijkbaar met het niveau in de meting van 1994. De prevalentie van HIV onder IDs uit Heerlen e.o. was vijf keer zo hoog als die onder IDs uit Maastricht ; een dergelijk verschil is in 1994 niet vastgesteld. Het risicogedrag is in vergelijking met 1994 niet in belangrijke mate veranderd. Nieuwe HIV-infecties komen nog steeds voor als gevolg van het lenen van gebruikte spuiten en naalden en mogelijk ook via seksuele transmissie. Vooral vaste partners kunnen een risico lopen. Via deze weg is verspreiding naar niet-IDs aannemelijk. Transmissie van HBV en HCV via gebruikte spuitattributen en seksuele contacten (alleen HBV) lijkt waarschijnlijk.<br>
    Thumbnail

    HIV-infectie in een Nederlandse groep homoseksuele mannen

    Wiessing LG; Houweling H; Sandfort TGM; Schop WA; Bosga MB; van den Akker R (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 1994-01-31)
    Objectives: To determine the prevalence of HIV and risk behaviour in a national sample of homosexual men in the Netherlands. To adjust this prevalence estimate for selection factors connected with a blood test. Methods: Participants in the study including a blood test, (n=308, also 147 particpants without a blood test) were recruited in 1991/1992 among 1134 male respondents of a non-HIV specific postal inquiry without a blood test in 1989 among readers of the "Gay Krant" a national magazine for homosexuals. There are no indications that readers of the Gay Krant have a different risk of HIV infection than other homosexual men. On base of self-reported serostatus in 1989 the measured seroprevalence in 1991/1992 is adjusted in a logistic model for selection through participation in the blood test. Results: The prevalence among the 308 participants in the blood test was 6.5% (95% CI 4.0-10.0). Participation in the blood test was not significantly related to self-reported risk behaviour in 1989 or self-reported serostatus in 1989. The prevalence of HIV in 1991/1992 among the 826 other respondents of 1989 is estimated by the model to be 5.2%. The HIV prevalence in 1991/1992 among male readers of the Gay Krant resident in the Netherlands is estimated to be 5.6%. Using a statistical simulation technique the 95% confidence interval of this prevalence is estimated to be 3.4-7.8%. The estimated number of HIV infected homosexual men in the Netherlands in 1991/1992 lies between 6500 and 15000. Of the participants 40% had anal sex with steady partners and 25% with casual partners in the last 6 months. Of those 79% (with steady partners) respectively 42% (with casual partners) did not or not always use condoms. In all 38% had unprotected anal sex in the last 6 months. Risk behavior with steady partners increased between 1990 and 1991/1992. Conclusions: The spread of HIV among homosexual men in the Netherlands is substantial, even outside of Amsterdam. The level of risk behavior is high and shows an increase. It is possible to carry out seroepidemiological research among homosexual men without participation being selective on HIV status.<br>
    Thumbnail

    Surveillance van HIV-infectie onder injecterende druggebruikers in Nederland: meting Rotterdam 1997

    Berns MPH; Rozendaal CM van; Toet J; Snijders BM; Houweling H (Gemeentelijke Gezondheidsdienst voor Rotterdam en omstreken, 1998-06-30)
    In deze studie werd de prevalentie van infectie met HIV en het niveau van risicogedrag onder injecterende druggebruikers (IDs) in Rotterdam vergeleken met de meting van twee jaar geleden. Het risico werd ingeschat van verdere verspreiding van HIV naar andere IDs, niet-injecterende druggebruikers en de rest van de algemene bevolking. Tussen 4 maart en 15 mei 1997 werd bij 470 IDs uit Rotterdam een speekselmonster en een vragenlijst naar risicogedrag afgenomen. Van de 468 IDs waren 44 HIV-positief. Deze prevalentie was niet significant verschillend van de meting in 1994. Onafhankelijke risicofactoren voor HIV-infectie waren gevangenisstraf, lenen van gebruikte spuiten/naalden, condoomgebruik met vaste partner en getest zijn op HIV in het verleden. De prevalentie van HIV onder IDs in Rotterdam bleek 9%, vergelijkbaar met het niveau in de meting van 1994. Het lenen en uitlenen van gebruikte spuiten/naalden is in vergelijking met 1994 gedaald. Het seksueel gerelateerd risicogedrag is licht gedaald. Nieuwe HIV-infecties komen nog steeds voor als gevolg van het lenen van gebruikte spuiten en naalden en mogelijk ook via seksuele transmissie. Vooral vaste partners kunnen door een zeer laag niveau van condoomgebruik een risico lopen. Via deze weg is verspreiding naar niet-IDs mogelijk.
    DSpace software (copyright © 2002 - 2019)  DuraSpace
    Quick Guide | Contact Us
    Open Repository is a service operated by 
    Atmire NV
     

    Export search results

    The export option will allow you to export the current search results of the entered query to a file. Different formats are available for download. To export the items, click on the button corresponding with the preferred download format.

    By default, clicking on the export buttons will result in a download of the allowed maximum amount of items.

    To select a subset of the search results, click "Selective Export" button and make a selection of the items you want to export. The amount of items that can be exported at once is similarly restricted as the full export.

    After making a selection, click one of the export format buttons. The amount of items that will be exported is indicated in the bubble next to export format.