• Login
    Search 
    •   Home
    • RIVM official reports
    • Search
    •   Home
    • RIVM official reports
    • Search
    JavaScript is disabled for your browser. Some features of this site may not work without it.

    Browse

    All of WARPCommunitiesTitleAuthorsIssue DateSubmit DateSubjectsPublisherDepartmentThis CommunityTitleAuthorsIssue DateSubmit DateSubjectsPublisherDepartment

    My Account

    LoginRegister

    Filter by Category

    Subjects
    04 (7)
    modellenonderzoek (7)
    modelling (7)
    vegetatie (3)vegetation (3)View MoreAuthors
    LBG (7)
    Alkemade JRM (3)Bakkenes MD (2)CIM (2)de Zwart D (2)View MoreYear (Issue Date)2002 (4)2001 (2)2000 (1)Types
    Onderzoeksrapport (7)

    Statistics

    Display statistics
     

    Search

    Show Advanced FiltersHide Advanced Filters

    Filters

    Now showing items 1-7 of 7

    • List view
    • Grid view
    • Sort Options:
    • Relevance
    • Title Asc
    • Title Desc
    • Issue Date Asc
    • Issue Date Desc
    • Results Per Page:
    • 5
    • 10
    • 20
    • 40
    • 60
    • 80
    • 100

    • 7CSV
    • 7RefMan
    • 7EndNote
    • 7BibTex
    • Selective Export
    • Select All
    • Help
    Thumbnail

    Toepassing van LGMCAD voor de berekening van het nitraatgehalte in ruwwater op grondwaterpompstations in Twente en de Achterhoek. Tevens achtergronddocument voor de Nationale Milieuverkenning 2000-2030

    Uffink GJM; Mulschlegel JHC (2002-08-23)
    In het kader van de 5e Nationale Milieuverkenning 2000-2030 is de nitraatontwikkeling in het ruwwater op de pompstations in de regio's Twente en de Achterhoek bestudeerd. In dit rapport worden de modelkeuzen en invoergegevens beschreven en besproken. De resultaten geven aan dat de nitraatconcentraties op dit moment stabiel zijn of dalen. Tevens blijkt dat in 2030 in het ruwwater van alle in de Achterhoek gelegen winningen de nitraatconcentraties beneden de drinkwaternorm van 50 mg/l liggen , terwijl in Twente op enkele pompstations nitraatconcentraties gaan voorkomen die de drinkwaternorm overschrijden. Special aandacht wordt besteed aan denitrificatie. Alle berekeningen zijn tweemaal uitgevoerd: zowel zonder als met denitrificatie. Het blijkt dat denitrificatie leidt tot concentraties die een orde van grootte lager liggen dan wanneer denitrificatie niet in rekening wordt gebracht. Het jaar 1950 is gekozen als beginpunt voor de berekeningen. Voor de prognoses voor de periode 2000-2030 is de fout die voorkomt uit een niet correcte schatting van de beginsituatie verwaarloosbaar klein.De berekende waarden van v66r 2030 zijn vergeleken met de meetwaarden die vanaf 1968 zijn verzameld. Voor het merendeel van de pompstations blijken de berekende gehaltes hoger te liggen dan de metingen. De voorspelde nitraatgehaltes zijn daarom vermoedelijk te hoog. In het rapport worden hiervoor een aantal verklaringen gegeven en nader besproken.
    Thumbnail

    Afstemming biotische responsmodules DEMNAT-SMART/MOVE

    Runhaar J; Alkemade JRM; Hennekens SM; Wiertz J; Zelfde M van 't (Alterra, 2002-10-24)
    In Nederland zijn twee modellen in gebruik waarmee effecten van milieuverandering op vegetatie kan worden ingeschat: DEMNAT en SMART-MOVE. Dit rapport is gericht op de onderlinge afstemming van deze biotische responsmodules die gebruikt worden binnen DEMNAT en SMART-MOVE. De biotische responsmodules worden gebruikt om aan te geven welke reactie van plantensoorten te verwachten is bij veranderingen in standplaatsfactoren. Binnen SMART-MOVE gebeurt dit door per plantensoort een relatie vast te stellen, met behulp van regressieanalyse, tussen de kans van voorkomen en de milieufactoren vochttoe-stand, zuurgraad, voedselrijkdom en chloriniteit. In DEMNAT wordt gebruik gemaakt van het ecotopensysteem. Hiervoor worden homogene soortengroepen samen gesteld. De soorten in deze soortengroepen delen een gemeenschappelijke combinatie van milieufactoren. In dit rapport worden allereerst de gegevensbestanden geanalyseerd die ten grondslag liggen aan de beide responsiesystemen. Vervolgens wordt een inhoudelijke vergelijking gemaakt. Het blijkt dat, hoewel de manier van modellering sterk verschilt, de uitkomsten redelijk consistent zijn. Met uitzondering van een enkele soort die zich in de verschillende modellen anders gedraagt, leidt een verandering van het milieu tot vergelijkbare respons. Door de andere opzet en de verschillende nadruk die de modellen leggen op de verschillende milieuthema's lijkt het behoud van beide modellen zinvol. Het is wel aan te raden beide modellen in een systeem onder te brengen. Hiervoor wordt gewerkt aan het model NVEG (Nationaal model voor de Vegetatie).
    Thumbnail

    Bijlagen bij: MOVE nationaal Model voor de Vegetatie versie 3.2; Achtergronden en analyse van modelvarianten

    Bakkenes MD; de Zwart D; Alkemade JRM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2002-09-30)
    In dit rapport staan de bijlagen die bij het RIVM rapport 408657006 horen. In dit rapport staat het proces beschreven van het optimaliseren van de regressievergelijkingen voor MOVE 3.2. MOVE is een regressieMOdel voor de Nederlands VEgetatie. Het onderzoek is in twee fase uitgevoerd, allereerst is in deel I de geschiktheid van de dataset geanalyseerd en vervolgens (deel II) zijn de optimale regressievergelijkingen afgeleid.<br>
    Thumbnail

    The IMAGE 2.2 implementation of the SRES scenarios. Climate change scenarios resulting from runs with several GCMs

    IMAGE team; Eickhout B (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2001-10-17)
    IMAGE is een geintegreerd ketenmodel dat wordt gebruikt voor mondiale assessments, met name betreffende klimaatverandering. De belangrijkste doelen van IMAGE zijn om bij te dragen aan het wetenschappelijke begrip van klimaatverandering en om de besluitvorming te ondersteunen met kwantitatieve analyses van de belangrijkste processen en interacties van het socio-economische, biosfeer-klimaat systeem. IMAGE 2.2 beschrijft en analyseert de volledige milieu-effectketen van druk tot toestand en gevolg, inclusief feedbacks. Deze Cd-Rom toont IMAGE 2.2-resultaten op basis van verschillende klimaatpatronen, afkomstig van 5 verschillende GCM's (General Circulation Model). Het doel van deze Cd-Rom is om de onzekerheden in kaart te brengen die voortkomen uit regionale klimaatverschillen. Deze Cd-Rom kan niet zonder de Main Disc van IMAGE 2.2 worden gebruikt (RIVM publicatie 481508018.<br>
    Thumbnail

    MOVE nationaal Model voor de Vegetatie versie 3.2 Achtergronden en analyse van modelvarianten

    Bakkenes MD; de Zwart D; Alkemade JRM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2002-09-30)
    Een beschrijving van het optimaliseren van de regressievergelijkingen voor MOVE 3.2. MOVE is een regressieMOdel voor de Nederlands VEgetatie. Het onderzoek is in twee fase uitgevoerd, allereerst is in deel I de geschiktheid van de dataset geanalyseerd en vervolgens (deel II) zijn de optimale regressievergelijkingen afgeleid. Uit de analyse in deel I is geconcludeerd dat de dataset geschikt is om te gebruiken voor het afleiden van de regressievergelijkingen. Er zijn voor het complete bereik van de variabelen gegevens aanwezig. De ruimtelijke spreiding van de gegevens over Nederland is redelijk homogeen, dit is een belangrijke voorwaarde voor het kunnen gebruiken van deze gegevens voor regressie analyse. Bij het vergelijken van de waarden van de te gebruiken variabelen met 13 willekeurig getrokken plantensoorten blijkt dat de gemiddelde waarden en de spreiding van deze variabelen goed overeenkomen met vermeldingen in Heukel's Flora van Nederland voor deze soorten. Er is op twee manieren geprobeerd om de optimale regressievergelijking (deel II) per plantensoort af te leiden. Bij de eerste methode is het aantal vrijheidsgraden van te voren opgelegd en worden specifieke modellen doorgerekend. In totaal zijn er op deze wijze elf verschillende modellen doorgerekend. Bij de tweede methode, de stapsgewijze regressie methode, bepaald het rekenproces, de computer, in grote mate welke modellen doorgerekend worden. Door het aangeven van het startmodel en het eindmodel is het mogelijk om enige sturing over het proces te houden. Bij de tweede methode zijn zes varianten doorgerekend. Drie varianten leverden nooit een beter model op, dus zijn er uiteindelijk drie varianten verder geanalyseerd. Vervolgens is per soort het beste model geselecteerd uit de in totaal veertien verschillende modellen. De selectieprocedure bestaat uit drie stappen. Allereerst is gekeken naar de goodness of fit. Van de oorspronkelijk aanwezige 914 plantensoorten uit de complete dataset zijn alleen die modellen geselecteerd met een redelijke goodness of fit. Hiervoor is de Hosmer en Lemeshow-test gebruikt met een alpha van 0.05. Dit betekent dat de kans dat een model onterecht wordt afgewezen 5% is. Ten tweede is, wanneer er meerdere modellen aan deze eis voldoen, het model gekozen met de hoogste schatter . Ten derde is als extra eis gesteld dat er minimaal 1 variabele aanwezig moet zijn, die veranderlijk in de tijd is of kan zijn. Dit resulteerde in 'optimale' modellen voor 690 soorten. Voor 15 soorten leverde de goodness of fit maat geen biologisch betekenisvol model op. Voor deze soorten is het model geselecteerd dat net buiten de goodness of fit eis lag, maar alpha groter dan 0.01, en een hogere maximale kans op voorkomen heeft. In het uiteindelijke resultaat worden alle veertien modelvarianten minimaal eenmaal gekozen. De variabelen combipaf (toxiciteit als gevolg van aanwezigheid van zware metalen), zout en vegetatietype komen het minst in de uiteindelijke modellen voor en zijn dus voor minder plantensoorten een belangrijke factor. De andere variabelen worden ongeveer even vaak gekozen.<br>
    Thumbnail

    Iteratief Proportioneel Fitten, Methodiek en toepassing voor de woonruimteverdeling in Geografische Informatiesystemen voor de Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening

    Bakkenes M; Goetgeluk R (2000-06-19)
    Iteratief proportioneel fitten (IPF), ook wel rassen of ritsen genoemd, is een schattingsmethodiek om in een matrix (kruistabel) de onbekende celfrequenties te schatten op basis van enerzijds bekende randtotalen van de matrix (rijtotaal en kolomtotaal) op basis van een databron A en anderzijds een schatting van de kans op een celfrequentie op basis van databron B onder de voorwaarde dat de rij- en kolomtotalen worden gereproduceerd. De IPF is een veelgebruikte calibratietechniek in statistische modellen, zoals loglineaire modellen van kruistabellen en simulatiemodellen die op basis van deelkennis over relaties tussen minimaal twee variabelen complexere samenhangen schatten zonder dat geweld wordt gedaan aan deze deelkennis. Indien de samenhang tussen de variabelenparen A * B, zoals woningtype en leeftijdsgroepen en B * C, zoals leeftijdsgroepen en inkomens, bekend zijn, dan kan IPF zorgdragen voor A * B * C. De methodiek is toegepast in het kader van de ondersteuning voor de Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening. De verwachte ruimtelijke spreiding van de uitbreidingsvraag van woningen is op een lager ruimtelijk schaalniveau gealloceerd met behulp van de Ruimtescanner. Het resultaat is een landsdekkende kaart met gridcellen van 500 bij 500 meter waarin per gridcel de uitbreidingsvraag is neergelegd. Aan deze kaarten wordt vervolgens de verwachte bevolkingsontwikkeling naar leeftijds- en huishoudensgroepen gekoppeld. Deze gegevens zijn ook beschikbaar voor alle COROP-gebieden. Echter, het ontbreekt op beide ruimtelijke schaalniveaus aan directe informatie over de samenhang tussen de woningen en de bevolking ofwel de woonruimteverdeling. Deze is evenwel nodig omdat de ruimtelijke spreiding van de bevolkingsgegevens nodig is ten behoeve van berekeningen voor arbeidsmarkt, verkeer- en recreatiemodellen. Dit rapport gaat in op een methodiek Iteratief Proportioneel Fitten, die leidt tot een woonruimteverdeling op beide schaalniveaus.
    Thumbnail

    The IMAGE 2.2 implementation of the SRES scenarios; A comprehensive analysis of emissions, climate change and impacts in the 21st century

    IMAGE team; Eickhout B (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2001-07-27)
    IMAGE is een geintegreerd ketenmodel dat wordt gebruikt voor mondiale assessments, met name betreffende klimaatverandering. De belangrijkste doelen van IMAGE zijn om bij te dragen aan het wetenschappelijke begrip van klimaatverandering en om de besluitvorming te ondersteunen met kwantitatieve analyses van de belangrijkste processen en interacties van het socio-economische, biosfeer-klimaat systeem. Deze Cd-Rom toont IMAGE 2.2 en haar implementatie van de 6 SRES scenario's van de IPCC (Intergovernmental Panel on Climate Change). IMAGE 2.2 beschrijft en analyseert de volledige mileu-effectketen van druk tot toestand en gevolg, inclusief feedbacks.<br>
    DSpace software (copyright © 2002 - 2019)  DuraSpace
    Quick Guide | Contact Us
    Open Repository is a service operated by 
    Atmire NV
     

    Export search results

    The export option will allow you to export the current search results of the entered query to a file. Different formats are available for download. To export the items, click on the button corresponding with the preferred download format.

    By default, clicking on the export buttons will result in a download of the allowed maximum amount of items.

    To select a subset of the search results, click "Selective Export" button and make a selection of the items you want to export. The amount of items that can be exported at once is similarly restricted as the full export.

    After making a selection, click one of the export format buttons. The amount of items that will be exported is indicated in the bubble next to export format.