• Login
    Search 
    •   Home
    • RIVM official reports
    • Search
    •   Home
    • RIVM official reports
    • Search
    JavaScript is disabled for your browser. Some features of this site may not work without it.

    Browse

    All of WARPCommunitiesTitleAuthorsIssue DateSubmit DateSubjectsPublisherDepartmentThis CommunityTitleAuthorsIssue DateSubmit DateSubjectsPublisherDepartment

    My Account

    LoginRegister

    Filter by Category

    Subjects
    netherlands (12)
    nederland (11)04 (5)measurements (4)meetgegevens (4)View MoreAuthorsLDL (3)Bakker M (2)IMD (2)Versteegh JFM (2)ARO (1)View MoreYear (Issue Date)
    2003 (12)
    Types
    Onderzoeksrapport (12)

    Statistics

    Display statistics
     

    Search

    Show Advanced FiltersHide Advanced Filters

    Filters

    Now showing items 1-10 of 12

    • List view
    • Grid view
    • Sort Options:
    • Relevance
    • Title Asc
    • Title Desc
    • Issue Date Asc
    • Issue Date Desc
    • Results Per Page:
    • 5
    • 10
    • 20
    • 40
    • 60
    • 80
    • 100

    • 12CSV
    • 12RefMan
    • 12EndNote
    • 12BibTex
    • Selective Export
    • Select All
    • Help
    Thumbnail

    Landelijk Meetnet Bodemkwaliteit; Resultaten 1997

    Groot MSM; Bronswijk JJB; Leeuwen TC van (LEI-DLO, 2003-07-04)
    Het Landelijk Meetnet Bodemkwaliteit (LMB) heeft als primaire doelstelling het nagaan van trendmatige veranderingen in de kwaliteit van de bodem ten gevolge van diffuse belasting van de bodem. Het object van onderzoek is de toplaag van de bodem (0-10 cm); daarnaast wordt ook een diepere bodemlaag en het bovenste grondwater onderzocht. Het LMB wordt in samenwerking met LEI-DLO en Alterra uitgevoerd. Jaarlijks wordt een 2-tal combinaties van bodemgebruik en grondsoort bemonsterd, bestaande uit ca. 20 lokaties per combinatie. De categorieen die in 1997 zijn onderzocht, zijn graslandbedrijven op zeeklei en tuinbouw- en bollenbedrijven op klei en zand. Naast algemene kwaliteitsparameters zijn parameters onderzocht die gerelateerd zijn aan de milieuthema's vermesting en verspreiding. Voor beide categorieen geldt dat de categoriegemiddelde metaalgehalten in de bodem beneden de streefwaarde liggen. In het grondwater geldt dat in de categorie grasland op zeeklei de categoriegemiddelde metaalconcentraties beneden de streefwaarden liggen, in de categorie tuinbouw liggen de categoriegemiddelde concentraties van enkele metalen boven de streefwaarden. Voor een groot aantal individuele PAK liggen in beide categorie6n de lokatiegemiddelde gehalten boven de streefwaarde. Voor de categorie grasland liggen de categoriegemiddelde gehalten aan HCB in de bodem boven de streefwaarde. Voor de categorie tuinbouw geldt dit voor HCB, beta-endosulfan en de som-DDT, op de bollenbedrijven geldt dit voor HCB en dieldrin. Op de graslandbedrijven liggen de categoriegemiddelde concentraties aan orthofosfaat, chloride, sulfaat en kalium in het bovenste grondwater boven de normen, op de tuinbouwbedrijven geldt dit voor orthofosfaat, nitraat, sulfaat en kalium, op de bollenbedrijven geldt dit voor totaal- en orthofosfaat, ammonium, chloride, sulfaat en kalium. Het overschot aan N is op de bemonsterde graslandbedrijven vergelijkbaar met het gemiddelde graslandbedrijf, het P-overschot is lager. Uit het zware metalen-overschot verminderd met de berekende uitspoeling op basis van de categoriegemiddelde concentraties aan zware metalen in het grondwater blijkt dat op de grasland- en bollenbedrijven sprake is van accumulatie van cadmium, koper, zink en lood in de bodem. In het rapport is beschreven in hoeverre er correlaties bestaan tussen de huidige belasting (zware metalen) en gehalten in bodem en grondwater. In de categorie grasland wordt alleen voor koper een positieve correlatie gevonden tussen belasting en bodemgehalten en in de categorie bollenteelt wordt alleen voor lood een positieve correlatie gevonden tussen belasting en concentraties in grondwater.
    Thumbnail

    Long-term measurements of gamma-HCH in precipitation in the Netherlands

    Buijsman E; van Pul WAJ (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2003-12-03)
    De resultaten van 20 jaar metingen gamma-HCH in neerslag in Nederland worden gepresenteerd. Analyse van de data toont aan dat er sprake is van een systematisch seizoensgedrag met verhoogde niveaus van gamma-HCH in neerslag in de periode van april tot en met juni. Er zijn aanwijzingen gevonden voor een statistisch significante verandering in de concentraties in de afgelopen 20 jaar. De meetresultaten van de afgelopen drie jaar (1999-2001) laten een duidelijke dalende trend zien. Dit suggereert een afname in de lindaan emissies. Een evaluatie van meetresultaten uit noordwest Europa bevestigt de grootschalige verspreiding van gamma-HCH in neerslag in noordwest Europa. Op basis van de grote onzekerheden in emissieschattingen en in het modelleren van het atmosferisch transport en depositie wordt geconcludeerd dat metingen een beter instrument zijn om veranderingen in de milieukwaliteit en in de emissies te monitoren.<br>
    Thumbnail

    Natuurcompendium 2003. Natuur in cijfers

    Duuren L van; Eggink GJ; Kalkhovan J; Notenboom J; Strien AJ van; Wortelboer R (eds) (Centraal Bureau voor de Statistiek CBS, 2003-04-11)
    Het Natuurcompendium bevat feiten en cijfers over ontwikkeling van soorten en soortgroepen, ecosystemen,en landschap, alsmede informatie over gebruik en beleving van de natuur, de betrokkenheid van de samenleving en het natuurbeleid. Het geeft een beeld van de toestand van de natuur en het landschap in Nederland, en is bestemd voor een ieder die geinteresseerde is in statistische natuurinformatie. De gegevens in dit boek vormen slechts een selectie van de gegevens op de website van het Milieu- en Natuurcompendium (www.milieucompendium.nl). Naast meer dan 300 natuurindicatoren op de website staan op de website nog zo'n 450 indicatoren over de toestand van het milieu.
    Thumbnail

    On health risks of ambient PM in the Netherlands

    Buringh E; Opperhuizen A (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2003-01-14)
    Fijn stof in de lucht kan leiden tot gezondheidsklachten en zelfs vroegtijdige sterfte. Dat blijkt uit een honderdtal epidemiologische studies. Hoe die effecten precies ontstaan is nog niet duidelijk. Vast staat echter dat de gezondheidseffecten door fijn stof zo ernstig en omvangrijk zijn dat nadere actie geboden is. In de wetenschappelijke literatuur staat fijn stof bekend als 'deeltjesvormige luchtverontreiniging' (Engels: Particulate Matter, ofwel PM.). Afhankelijk van de doorsnee van de stofdeeltjes wordt gesproken van PM10 (voor deeltjes met een doorsnee tot 10 micrometer) of PM 2,5 (doorsnee tot 2,5 micrometer). Een micrometer is een duizendste millimeter. Deeltjes kleiner dan 10 micrometer worden door mensen ingeademd en dringen door in de luchtwegen. Dankzij recente studies zijn er gegronde vermoedens over de biologische mechanismen die in het spel zijn en welke groepen mensen waarschijnlijk gevoelig zijn voor blootstelling aan fijn stof. Maar aangezien 'fijn stof ' een verzamelnaam is voor een complex mengsel van allerhande grote en kleinere stofdeeltjes in de luchtverontreiniging blijft het lastig om oorzakelijke verbanden te ontrafelen. In hoofdstuk 2 van dit rapport komen de verschillende fijn stof deeltjes, hun onderlinge wisselwerking in de atmosfeer en de diverse meetmethoden aan bod. Ook wordt een overzicht gegeven van de gezondheidsklachten die fijn stof kan veroorzaken. In hoofdstuk 3 worden de nieuwste epidemiologische, toxicologische en medische inzichten in onderlinge samenhang besproken. Op grond van epidemiologische studies wordt geschat dat in Nederland jaarlijks zo'n 1700 tot 3.000 mensen vroegtijdig overlijden door het inademen van fijn stof. En dan hebben we het alleen nog over de acute gevolgen van blootstelling aan luchtverontreiniging. Nemen we ook de lange-termijneffecten van chronische blootstelling aan fijn stof in beschouwing, dan zouden in Nederland mogelijk zelfs 10.000 tot 15.000 mensen jaarlijks vroegtijdig overlijden. De laatste schattingen zijn met meer onzekerheid omgeven, aangezien chronische effecten in minder studies gekwantificeerd zijn dan acute effecten. Bovendien is de berekening het resultaat van een vertaalslag van internationale onderzoeksresultaten naar de Nederlandse situatie en die is niet helemaal vergelijkbaar. Hoofdstuk 4 van dit rapport geeft een overzicht van de meest recente informatie over bronnen en emissies van fijn stof in Nederland. Aansluitend wordt in hoofdstuk 5 de huidige en toekomstige Europese normstelling kritisch beoordeeld. Aanbevolen wordt om voorlopig PM10 te blijven hanteren als Europese standaard voor luchtverontreiniging door grove {n fijnere stofdeeltjes. Daarnaast zou er voor het fijnste stof een aparte normstelling of een meer brongerichte normstelling ontwikkeld moeten worden omdat er steeds meer aanwijzingen komen dat kleinere stofdeeltjes de gezondheid bedreigen Overigens is nooit aangetoond dat de gezondheidseffecten pas boven een bepaalde drempelwaarde optreden. Zelfs van fijn stof concentraties ver onder de huidige Europese normen zijn gezondheidseffecten in de bevolking te verwachten. Fijn stof is een complex mengsel van allerlei fracties die meer of minder van belang zijn voor de gezondheid. Die verschillen in toxische potentie wegen zwaar mee bij een doeltreffend emissiebeleid. Bestrijding van de uitstoot van fijn stof valt te rechtvaardigen vanuit het voorzorgbeginsel. Door verdere brongerichte maatregelen kan men de totale massa PM10 aerosol in de luchtverontreiniging terugdringen, of eerst die fracties aanpakken die vermoedelijk het meest relevant zijn voor de gezondheid. Waarschijnlijk behoren tot de relevante fracties het dieselroet uit de vervoerssector en fijn stof afkomstig van overige verbrandingsprocessen. Dergelijke bronnen verdienen prioriteit in het beleid voor uitstootbeperking van fijn stof. Bestrijding van de ongecontroleerde scheepvaartemissies blijkt bijzonder kosten-effectief. De aanpak van andere verbrandingsprocessen, zoals industriele verbranding, open haarden en mobiele werktuigen is ook mogelijk, maar minder kosten-effectief. De EU heeft voor fijn stof twee normen vastgesteld, namelijk een dag- en een jaargemiddelde. Deze beide normen zijn niet gelijkwaardig, hoewel dat oorspronkelijk wel de bedoeling was. De Europese jaargemiddelde PM10 norm bedraagt 40 microgram fijn stof per kubieke meter lucht (ug/m3). In Nederland kunnen we dat vertalen naar een dagelijkse norm van 50 ug/m3 met 80 toegestane overschrijdingen per jaar (terwijl de EU-norm maar 35 overschrijdingen toestaat) of een dagelijkse norm van 100 ug/m3 met 7 toegestane overschrijdingen per jaar. Om praktische redenen verdient die laatste norm de voorkeur. Overigens zijn er goede argumenten om maar een norm, en dan liefst een jaargemiddelde, te hanteren. Een daggemiddelde norm kan echter van pas komen bij publieksvoorlichting. In 2005 lijkt de jaargemiddelde EU norm van 40 ug/m3 voor fijn stof in Nederland in het algemeen haalbaar. Lokale overschrijdingen op 'hot spots' zijn echter niet uit te sluiten. In 2010 is de indicatieve jaargemiddelde waarde van 20 ug/m3 in Nederland echter niet haalbaar, zelfs niet tegen hoge kosten. Zelfs als in 2010 alle voorgenomen stofbestrijdingsmaatregelen zijn uitgevoerd zullen vermoedelijk nog steeds 36 tot 40 maal per jaar daggemiddelde concentraties boven de 50 ug/m3 voorkomen. De dagelijkse EU normen voor 2005 en voor 2010 lijken voor Nederland dan ook niet haalbaar en gezondheidseffecten zullen blijven bestaan.<br>
    Thumbnail

    Risk Assessment of Ochratoxin A in the Netherlands

    Bakker M; Pieters MN (2003-09-08)
    Ochratoxine A is een mycotoxine aanwezig op verschillende voedingsmiddelen. In dit rapport wordt de toxiciteit van ochratoxine A samengevat. De inname van ochratoxine A in de Nederlandse populatie wordt op een probabilistische wijze geschat. Granen dragen het meeste bij (55%) aan de totale ochratoxine A inname. Aangezien het 99e percentiel van de levenslang-gemiddelde inname (28 ng/kg lg/week) beduidend lager is dan de "Provisional Tolerable Weekly Intake" (100 ng/kg lg/week), wordt geconcludeerd dat er geen gezondheidsrisico is met betrekking tot de huidige inname van ochratoxine A.
    Thumbnail

    De kwaliteit van het drinkwater in Nederland, in 2001

    Versteegh JFM; te Biesebeek JD (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2003-04-01)
    Voor u ligt het jaarlijkse rapport in de reeks "De drinkwaterkwaliteit in Nederland". Het rapport is gebaseerd op de resultaten van de meetprogramma's over 2001, die de waterleidingbedrijven uitvoeren ter controle van de drinkwaterkwaliteit en de gebruikte grondstof. De meetgegevens worden jaarlijks op grond van de Waterleidingwet aan de VROM-Inspectie (VI) gerapporteerd. Het RIVM heeft de gegevens in samenwerking met de VI verwerkt tot een rapport ten behoeve van de Minister, Tweede Kamer, producenten en consumenten van drinkwater. Uit de gegevens blijkt dat ook in 2001 de wettelijke voorschriften met betrekking tot de controle van het drinkwater goed zijn nageleefd. De kwaliteitsgegevens zijn getoetst aan de normen van het Waterleidingbesluit dat in 2001 van kracht is geworden. In het overgangsjaar 2001 is het meetprogramma volgens afspraak uitgevoerd conform het vorige WLB. De meetprogramma's zullen in 2002 volgens de eisen van dit besluit worden uitgevoerd. Het WLB is op een aantal punten gewijzigd; normen zijn aangescherpt of geschrapt. Het aantal pompstations (65 = 29%) waar in 2001 een normoverschrijding is vastgesteld, is ten opzichte van het voorgaande jaar in dezelfde orde van grootte (60 pompstations = 25%) gebleven. Dit aantal varieert in de afgelopen periode (1992-2001) van 60 tot 90 pompstations. Een groot deel van de normoverschrijdingen is incidenteel. De aangescherpte norm voor de troebelingsgraad in het drinkwater direct na de zuivering is een reden voor de toename in 2001. De normwaarden van de parameters ijzer en mangaan worden het vaakst overschreden. Bij vier grondwaterpompstations zijn bestrijdingsmiddelen of hun metabolieten in het drinkwater gerapporteerd. Bij een pompstation is de overschrijding van de norm voor bentazon en mecoprop structureel van aard. In 2002 is dit probleem opgelost via technische maatregelen. De concentraties zijn inmiddels lager dan de norm. Op termijn zal het pompstation worden gesloten. De metaboliet BAM wordt op drie locaties aangetroffen. De oorzaak is een verontreiniging, met de genoemde stoffen, van het grondwater. De metaboliet BAM is beoordeeld als een toxiclogisch niet relevante metaboliet en hoeft daarom niet aan de norm van 0,1 mug/l te voldoen.Geen van de normoverschrijdingen gaf aanleiding tot een bedreiging van de volksgezondheid. In 2001 hebben zich enkele kortdurende bacteriologische besmettingen voor gedaan. De betreffende bedrijven hebben in overleg met de VI de problemen adequaat opgelost. De kwaliteit van het drinkwater is in het algemeen goed. In het WLB is momenteel nog geen meetverplichting opgenomen voor Legionella. Met ingang van 2003 zal Legionella in het meetprogramma (reinwater) worden opgenomen. De VI rapporteert haar toezicht met betrekking tot Legionella separaat. Een goede en betrouwbare drinkwatervoorziening blijft de voortdurende aandacht vragen van de bedrijfstak en van de overheid. Voor de waarborging van de drinkwaterkwaliteit op de langere termijn is het noodzakelijk dat het milieubeleid gericht blijft op de bescherming van de bronnen.<br>
    Thumbnail

    Geneesmiddelen in drinkwater en drinkwaterbronnen

    Versteegh JFM; Stolker AAM; Niesing W; Muller JJA (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2003-11-10)
    Het RIVM heeft in het jaar 2002 een meetprogramma geneesmiddelen in drinkwater en drinkwaterbronnen uitgevoerd. De aanleiding hiervoor was het toenemend aantal publicaties waarin melding werd gemaakt van het voorkomen van geneesmiddelen in drinkwater en drinkwaterbronnen. Het doel van het onderzoek was een inventarisatie van een selectie van humane geneesmiddelen in drinkwater en drinkwaterbronnen. Het meetprogramma omvatte 13 stoffen uit verschillende categorieen geneesmiddelen (antibiotica, pijnstillers, fibraten, B-blokkers en anti-epileptica). In totaal zijn er 21 drinkwaterproductielocaties bemonsterd, inclusief de ruwwaterbronnen en enkele zuiveringsstappen. Het bemonsteringsprogramma is tweemaal uitgevoerd in het voor- en najaar. Het RIVM-onderzoek toont aan dat geneesmiddelen incidenteel in zeer lage concentraties (tot enkele tientallen nanogrammen) aanwezig zijn in drinkwater. De concentraties liggen een factor 1000 lager dan de afgeleide (voorlopige) drinkwaterlimieten. Hieruit volgt dat het risico voor de consument op basis van dit onderzoek en de beschikbare toxicologische informatie verwaarloosbaar is. Het betreft de stoffen (acetyl)salicylzuur (pijnstiller), carbamazepine (anti-epilepticum), clofibrinezuur (hart- en vaatmiddel) en sulphamethoxazol (antibioticum). De zuiveringstappen ozonisatie en actief koolfiltratie lijken op basis van dit onderzoek een beter resultaat op te leveren bij de verwijdering van de onderzochte geneesmiddelen dan de combinatie chloor en actief koolfiltratie. In het effluent van de rioolwaterzuivering (een monster) zijn negen stoffen aangetroffen in tientallen tot honderden nanogrammen per liter. De VROM-Inspectie wordt aanbevolen resultaten van de meetprogramma's geneesmiddelen in het milieu onder de aandacht te brengen van de stakeholders in de gezondheidszorg (College ter Beoordeling van Geneesmiddelen; Ministerie VWS). Indien er overwogen wordt normen voor geneesmiddelen in drinkwater op te stellen kan er worden gekozen voor normen per individuele stof gebaseerd op toxicologische gegevens of voor het voorzorgsprincipe. Aanbevolen wordt geneesmiddelen als groep onder het voorzorgsprincipe te brengen. De stoffen horen niet in drinkwater thuis. Voorgesteld wordt om in de meetprogramma's voor kwaliteitsbewaking van de drinkwaterinnamepunten de stoffen die in de drinkwaterbronnen zijn aangetroffen op te nemen. <br>
    Thumbnail

    Basiswaarden voor spoorelementen in het grondwater van Nederland; gegevens uit landelijke en provinciale meetnetten (LMG; PMG; LMB; sprengen Veluwe)

    Meinardi CR; Groot; MSM; Prins HF (2003-06-24)
    Basiswaarden voor het zoete grondwater zijn gedefinieerd als de concentraties van stoffen in het grondwater die uitsluitend zijn ontstaan uit natuurlijke neerslag in het huidige landschap. Metingen aan grondwater met reistijden van meer dan 50 jaar in de bodem van gebieden met een natuurlijke vegetatie uit de Landelijke en Provinciale Meetnetten Grondwaterkwaliteit (LMG, PMG) en uit de sprengen van de Veluwe zijn bewerkt om basiswaarden te bepalen voor 50 anorganische spoorelementen. De gegevens uit LMG en PMG waren onvoldoende consistent om ze in samenhang te beschouwen; de resultaten van PMG zijn niet gebruikt. Concentraties in natuurlijke neerslag kunnen uit de basiswaarden voor het grondwater worden afgeleid. Basiswaarden dienen in beschouwing genomen te worden bij de vaststelling van streef- en grenswaarden om ongewenste overschrijdingen te voorkomen. De basiswaarden voor Cd, Cu en Ni zijn vrijwel gelijk aan de thans geldende streefwaarden, zodat overschrijdingen veel voorkomen. De basiswaarden maken het mogelijk om veranderingen in de samenstelling van het grondwater door menselijke invloed te bepalen. Uit een vergelijking van de concentraties in grondwater met lange (meer dan 50 jaar) en korte (minder dan 25 jaar) reistijd in de bodem blijkt dat menselijke invloeden aantoonbaar zijn. Hoge concentraties van de metalen Al, Cd, Cu, Pb, Ni en Zn worden vooral als gevolg van verzuring gevonden in grondwater met korte reistijden onder natuurlijke vegetatie. Overschrijdingen van de streefwaarden zijn aanzienlijk in het zuidelijk zandgebied en iets minder groot in de overige. Andere stoffen hebben de hoogste concentraties in ondiep grondwater onder landbouw (bemesting). Recent in de bodem geinfiltreerd grondwater is bemonsterd in het Landelijk Meetnet Bodemkwaliteit (LMB). Uit deze gegevens volgt dat een toegenomen atmosferische depositie van Cd, Cu en Ni merkbaar is in het grondwater van natuurgebieden. De verschillen in de concentraties van veel spoorelementen zijn relatief gering voor ondiep grondwater onder diverse vormen van landbouw.
    Thumbnail

    Indicator PCBs in foodstuffs: occurrence and dietary intake in The Netherlands at the end of the 20th century

    Bakker M; Baars AJ; Baumann B; Boon PE; Hoogerbrugge R (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2003-09-30)
    Het rapport geeft een overzicht van het recente (1998/1999) voorkomen van indicator-PCB's in voedingsmiddelen, gebaseerd op twee meetprogramma's waarbij in verschillende consumentenproducten en primaire agrarische producten concentraties werden gemeten van de zeven indicator PCB's (polychloor-bifenylen, congeneren 28, 52, 101, 118, 138, 153 en 180). Door deze informatie te combineren met recente voedselconsumptiegegevens kon een berekening gemaakt worden van de lange termijn inname van indicator-PCB's. De mediane inname in de bevolking wordt geschat op 5,6 ng per kg lichaamsgewicht per dag; de inname van het 95ste percentiel wordt geschat op 11,9 ng per kg lichaamsgewicht per dag. De bijdrage van de verschillende groepen voedingsmiddelen aan de inname van indicator-PCB's is redelijk uniform verspreid over het Nederlandse voedselpakket, met 75% via dierlijke producten (vleesproducten 27%, zuivelproducten 17%, vis 26% en eieren 5%). Daarnaast dragen plant-aardige producten 7% en industriele olien en vetten 18% bij aan de totale inname. Sinds de jaren zeventig zijn de concentraties in de meeste voedingsmiddelen sterk afgenomen. Dit heeft geleid tot een sterke afname van de inname van indicator-PCB's vergeleken met 1978, zij het dat deze afname gedurende het laatste decennium minder is geworden. Niettemin heeft een klein gedeelte van de bevolking een relatief hoge inname. Als een dergelijke inname van korte duur is, wordt niet verwacht dat dit tot effecten zal leiden die schadelijk zijn voor de gezondheid. Aanbevolen wordt om voor de indicator-PCB's een TDI af te leiden, bij voorkeur door internationale organisaties, zodat de overheid de beschikking krijgt over een gezondheid-gerelateerde richtlijn om schadelijke effecten van de blootstelling aan PCB's te voorkomen. Voortdurende aandacht voor de inname van PCB's is net zo belangrijk als aandacht voor de inname van dioxinen, en terugdringing van deze innames verdient blijvende aandacht.<br>
    Thumbnail

    Milieubalans 2003. Het Nederlandse milieu verklaard

    Milieu- en Natuurplanbureau MNP - RIVM (AVV, 2003-05-12)
    Het Milieu- en Natuurplanbureau publiceert jaarlijks een Milieubalans. Dit boekt beschrijft de toestand van het milieu en de samenhang tussen de toestand van het milieu en het gevoerde beleid. Tevens is dit de eerste Milieubalans die in mei wordt uitgebracht in plaats van in september rond Prinsjesdag. De reden hiervan is om aan te sluiten bij het jaarlijkse proces van beleidsverantwoording (VBTB) door de ministers aan de Tweede Kamer. De volgende hoofdstukken staan in deze milieubalans: Halen van doelen en inzet van middelen; Leefomgeving en verkeer; Landbouw en landelijk gebied; Klimaat; Nederland in de Europese Unie. De Milieubalans 2003 besteedt bijzondere aandacht aan het Nederlandse milieu(beleid) in Europese context. Meer dan 80% van het milieuen natuurbeleid in Nederland wordt door Brussel voorgeschreven. De uitvoering daarvan leidt soms tot conflicten met Nederlands beleid, zoals bij de Nitraatrichtlijn. Toch pakken gemeenschappelijke Europese milieuregels vaak gunstig uit. Nederland kan milieukosten besparen door goed en vroeg te kiezen welk beleid Nederland moet maken en welk de Europese Unie.
    • 1
    • 2
    DSpace software (copyright © 2002 - 2019)  DuraSpace
    Quick Guide | Contact Us
    Open Repository is a service operated by 
    Atmire NV
     

    Export search results

    The export option will allow you to export the current search results of the entered query to a file. Different formats are available for download. To export the items, click on the button corresponding with the preferred download format.

    By default, clicking on the export buttons will result in a download of the allowed maximum amount of items.

    To select a subset of the search results, click "Selective Export" button and make a selection of the items you want to export. The amount of items that can be exported at once is similarly restricted as the full export.

    After making a selection, click one of the export format buttons. The amount of items that will be exported is indicated in the bubble next to export format.