• Login
    Search 
    •   Home
    • RIVM official reports
    • Search
    •   Home
    • RIVM official reports
    • Search
    JavaScript is disabled for your browser. Some features of this site may not work without it.

    Browse

    All of WARPCommunitiesTitleAuthorsIssue DateSubmit DateSubjectsPublisherDepartmentThis CommunityTitleAuthorsIssue DateSubmit DateSubjectsPublisherDepartment

    My Account

    LoginRegister

    Filter by Category

    Subjects
    nederland (4)
    netherlands (4)
    04 (2)05 (2)bodem (2)View MoreAuthors
    Alkemade JRM (4)
    LBG (4)
    Bakkenes MD (2)de Zwart D (2)ECO (2)View MoreYear (Issue Date)1996 (2)2002 (2)Types
    Onderzoeksrapport (4)

    Statistics

    Display statistics
     

    Search

    Show Advanced FiltersHide Advanced Filters

    Filters

    Now showing items 1-4 of 4

    • List view
    • Grid view
    • Sort Options:
    • Relevance
    • Title Asc
    • Title Desc
    • Issue Date Asc
    • Issue Date Desc
    • Results Per Page:
    • 5
    • 10
    • 20
    • 40
    • 60
    • 80
    • 100

    • 4CSV
    • 4RefMan
    • 4EndNote
    • 4BibTex
    • Selective Export
    • Select All
    • Help
    Thumbnail

    Bijlagen bij: MOVE nationaal Model voor de Vegetatie versie 3.2; Achtergronden en analyse van modelvarianten

    Bakkenes MD; de Zwart D; Alkemade JRM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2002-09-30)
    In dit rapport staan de bijlagen die bij het RIVM rapport 408657006 horen. In dit rapport staat het proces beschreven van het optimaliseren van de regressievergelijkingen voor MOVE 3.2. MOVE is een regressieMOdel voor de Nederlands VEgetatie. Het onderzoek is in twee fase uitgevoerd, allereerst is in deel I de geschiktheid van de dataset geanalyseerd en vervolgens (deel II) zijn de optimale regressievergelijkingen afgeleid.<br>
    Thumbnail

    MOVE nationaal Model voor de Vegetatie versie 3.2 Achtergronden en analyse van modelvarianten

    Bakkenes MD; de Zwart D; Alkemade JRM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2002-09-30)
    Een beschrijving van het optimaliseren van de regressievergelijkingen voor MOVE 3.2. MOVE is een regressieMOdel voor de Nederlands VEgetatie. Het onderzoek is in twee fase uitgevoerd, allereerst is in deel I de geschiktheid van de dataset geanalyseerd en vervolgens (deel II) zijn de optimale regressievergelijkingen afgeleid. Uit de analyse in deel I is geconcludeerd dat de dataset geschikt is om te gebruiken voor het afleiden van de regressievergelijkingen. Er zijn voor het complete bereik van de variabelen gegevens aanwezig. De ruimtelijke spreiding van de gegevens over Nederland is redelijk homogeen, dit is een belangrijke voorwaarde voor het kunnen gebruiken van deze gegevens voor regressie analyse. Bij het vergelijken van de waarden van de te gebruiken variabelen met 13 willekeurig getrokken plantensoorten blijkt dat de gemiddelde waarden en de spreiding van deze variabelen goed overeenkomen met vermeldingen in Heukel's Flora van Nederland voor deze soorten. Er is op twee manieren geprobeerd om de optimale regressievergelijking (deel II) per plantensoort af te leiden. Bij de eerste methode is het aantal vrijheidsgraden van te voren opgelegd en worden specifieke modellen doorgerekend. In totaal zijn er op deze wijze elf verschillende modellen doorgerekend. Bij de tweede methode, de stapsgewijze regressie methode, bepaald het rekenproces, de computer, in grote mate welke modellen doorgerekend worden. Door het aangeven van het startmodel en het eindmodel is het mogelijk om enige sturing over het proces te houden. Bij de tweede methode zijn zes varianten doorgerekend. Drie varianten leverden nooit een beter model op, dus zijn er uiteindelijk drie varianten verder geanalyseerd. Vervolgens is per soort het beste model geselecteerd uit de in totaal veertien verschillende modellen. De selectieprocedure bestaat uit drie stappen. Allereerst is gekeken naar de goodness of fit. Van de oorspronkelijk aanwezige 914 plantensoorten uit de complete dataset zijn alleen die modellen geselecteerd met een redelijke goodness of fit. Hiervoor is de Hosmer en Lemeshow-test gebruikt met een alpha van 0.05. Dit betekent dat de kans dat een model onterecht wordt afgewezen 5% is. Ten tweede is, wanneer er meerdere modellen aan deze eis voldoen, het model gekozen met de hoogste schatter . Ten derde is als extra eis gesteld dat er minimaal 1 variabele aanwezig moet zijn, die veranderlijk in de tijd is of kan zijn. Dit resulteerde in 'optimale' modellen voor 690 soorten. Voor 15 soorten leverde de goodness of fit maat geen biologisch betekenisvol model op. Voor deze soorten is het model geselecteerd dat net buiten de goodness of fit eis lag, maar alpha groter dan 0.01, en een hogere maximale kans op voorkomen heeft. In het uiteindelijke resultaat worden alle veertien modelvarianten minimaal eenmaal gekozen. De variabelen combipaf (toxiciteit als gevolg van aanwezigheid van zware metalen), zout en vegetatietype komen het minst in de uiteindelijke modellen voor en zijn dus voor minder plantensoorten een belangrijke factor. De andere variabelen worden ongeveer even vaak gekozen.<br>
    Thumbnail

    Bodemkwaliteitskartering van de Nederlandse landbouwgronden

    Lagas P; Groot MSM; Koops R; Willems WJ; Lijzen JPA; Gan JBS; van der Velde EG; Booy H; Alkemade JRM; Heusinkveld HAG; et al. (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 1996-02-29)
    In dit rapport wordt nagegaan in hoeverre bodemkwaliteitsverschillen tussen de 13 landbouwgebieden volgens het Landbouw Economisch Instituut (LEI) optreden en waar streefwaarden worden overschreden. Hierbij is gebruik gemaakt van bodemmonsters die op routine basis worden genomen ten behoeve van bodemvruchtbaarheidsonderzoek. Verschillende combinaties van grondsoort (zand, rivierklei, zeeklei, leem en veen) en bodemgebruik (grasland, bouwland, mais, boomgaarden en bloembollenteelt) zijn onderzocht op zware metalen en organische verbindingen. De resultaten van de zware metaalanalyses laten ondermeer zien dat in het westelijk weidegebied over het algemeen hogere cadmium-, koper-, lood-, zink-, kwik- en arseengehalten zijn gemeten dan in andere regio's van Nederland, hetgeen ondermeer een gevolg is van regionale verschillen in atmosferische depositie. Toetsing van de resultaten aan de streefwaarden laat zien dat streefwaarden worden overschreden in diverse regio's voor cadmium, lood, zink, koper en kwik. De resultaten van de analyses van organische verbindingen laten zien dat de gehalten aan polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK) het hoogst zijn in de fruitteelt in het Rivierkleigebied ; het gemiddelde fluorantheengehalte bedraagt daar bijvoorbeeld 48 keer de streefwaarde. Voor lindaan wordt in alle monsters de streefwaarde overschreden. In het zuidelijk zandgebied werd een lindaangehalte gemeten 147 x hoger dan de streefwaarde. De resultaten van de calciumchloride-extracties laten zien dat cadmium van de onderzochte zware metalen het meest beschikbaar/mobiel (ca. 10% in zandgrond) is in de bodem. Voor zink is in zandgrond 3-9% beschikbaar. De percentages liggen lager voor koper (0,5%), nikkel (ca. 1%) en arseen (0,3%). Lood en chroom zijn in de bodem praktisch niet beschikbaar (lood: max. 0,07% en chroom: max. 0,04%). Een vergelijking tussen resultaten van een soortgelijk onderzoek dat in 1986 is uitgevoerd, levert geen aanwijzingen op over significante veranderingen in koper-, lood- en zinkgehalten in grasland en bouwland tussen 1986 en 1992. Voor cadmium zijn de gehalten voor grasland op klei en zand, in 1992 significant lager (afname ca. 40%) in vergelijking met meetresultaten uit 1986. Dit verschil kan niet worden toegeschreven aan een afname van de belasting van landbouwgrond, maar is voornamelijk het gevolg van steekproefverschillen. Ter verkrijging van een landelijk c.q. regionaal beeld van stofgehalten in de bodem is een onderzoek als dit aan te bevelen. Voor het detecteren van trends is een onderzoekopzet als het onderhavige niet geschikt.<br>
    Thumbnail

    Landelijk Meetnet Bodemkwaliteit: Nematodenfauna. Deel 2: Bemonstering 1994 (boslocaties op zandgrond)

    Esbroek MLP; Schouten AJ; Alkemade JRM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 1996-06-30)
    Het tweede rapport over jaarlijkse bodembiologische metingen in het Landelijk Meetnet Bodemkwaliteit geeft een beschrijving van de nematodenfauna in twee verschillende lagen, strooisel en minerale bodem, van 20 boslocaties op zandgrond in Nederland. Het gaat hier om loof-, naald- en gemengde bossen. Deze locaties worden in principe vanaf 1994 iedere vijf jaar bemonsterd. Het doel is om eventuele trends te onderscheiden in de verandering van bodemkwaliteit. De locaties zijn zo gekozen dat ze een representatief beeld geven van een bepaald grondgebruik in Nederland, in dit geval "bos". De nematodendichtheden zijn in het strooisel veel hoger dan in de minerale bodem. In beide horizonten van alle bossen wordt het taxon Aphelenchoides gevonden. Op een enkel bos na worden ook in beide lagen de taxa Plectus, Wilsonema, Acrobeloides, en Filenchus gevonden. De volgende taxa lijken een ecologische preferentie te hebben: voor strooisel zijn dat Bunonema, Mesodorylaimus, Metateratocephalus, Plectus, Teratocephalus en Wilsonema schuurmans-stekhoveni en voor de minerale bodem zijn dat Acrobeloides, Cephalenchus en Cervidellus serratus. Het aantal taxa en de verschillende diversiteitsindices (H', SR, J') en de 'maturity'indices (PPI, MI en SigmaMI) vertonen slechts geringe verschillen tussen de beide lagen. De indices in het strooisel liggen iets hoger dan in de minerale bodem, behalve de PPI die in de minerale bodem hoger is. De verdeling in trofische groepen laat zien, dat bacterie-eters in hogere aantallen in het strooisel voorkomen en dat planteneters en schimmeleters vooral voorkomen in de minerale bodem. De daarvan afgeleide trofische diversiteitsindex (T) is hoger in de minerale bodem. Op basis van de soortensamenstelling is een zeker onderscheid tussen de bostypen herkenbaar. De diversiteit aan locaties is echter groot (geografische ligging, leeftijd opstand en ondergroei) en hiermee ook de variatie in soortensamenstelling. Significante verschillen in nematodendichtheden, indices en trofische verdeling tussen de verschillende bostypen zijn in deze steekproef van 20 boslocaties niet gevonden.<br>
    DSpace software (copyright © 2002 - 2019)  DuraSpace
    Quick Guide | Contact Us
    Open Repository is a service operated by 
    Atmire NV
     

    Export search results

    The export option will allow you to export the current search results of the entered query to a file. Different formats are available for download. To export the items, click on the button corresponding with the preferred download format.

    By default, clicking on the export buttons will result in a download of the allowed maximum amount of items.

    To select a subset of the search results, click "Selective Export" button and make a selection of the items you want to export. The amount of items that can be exported at once is similarly restricted as the full export.

    After making a selection, click one of the export format buttons. The amount of items that will be exported is indicated in the bubble next to export format.