• Login
    Search 
    •   Home
    • RIVM official reports
    • Search
    •   Home
    • RIVM official reports
    • Search
    JavaScript is disabled for your browser. Some features of this site may not work without it.

    Browse

    All of WARPCommunitiesTitleAuthorsIssue DateSubmit DateSubjectsPublisherDepartmentThis CommunityTitleAuthorsIssue DateSubmit DateSubjectsPublisherDepartment

    My Account

    LoginRegister

    Filter by Category

    Subjects
    02 (27)
    food (7)blootstelling (6)pesticides (5)risk assessment (5)View MoreAuthors
    SIR (27)
    Bakker MI (8)van Raaij MTM (5)ARO (4)Oomen AG (4)View MoreYear (Issue Date)2003 (8)2004 (8)2005 (7)2006 (3)2007 (1)Types
    Onderzoeksrapport (27)

    Statistics

    Display statistics
     

    Search

    Show Advanced FiltersHide Advanced Filters

    Filters

    Now showing items 1-10 of 27

    • List view
    • Grid view
    • Sort Options:
    • Relevance
    • Title Asc
    • Title Desc
    • Issue Date Asc
    • Issue Date Desc
    • Results Per Page:
    • 5
    • 10
    • 20
    • 40
    • 60
    • 80
    • 100

    • 27CSV
    • 27RefMan
    • 27EndNote
    • 27BibTex
    • Selective Export
    • Select All
    • Help
    Thumbnail

    Dietary intake of heavy metals (cadmium, lead and mercury) by the Dutch population

    de Winter-Sorkina R; Bakker MI; van Donkersgoed G; van Klaveren JD (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2003-12-22)
    De blootstelling van de Nederlandse bevolking aan cadmium, lood en kwik via voeding is geschat met behulp van concentraties gemeten in 1999-2002 en met de consumptiegegevens van de derde Voedsel Consumptie Peiling. De blootstelling is berekend met het MCRA (Monte Carlo Risico Analyse) programma van het RIKILT (ontwikkeld door Biometris, Universiteit Wageningen). De mediane lange-termijn inname van cadmium via de voeding van de Nederlandse bevolking wordt geschat op 0,14 ug/kg lg/dag. Voor kinderen in de leeftijd van 1 tot met 6 jaar is de geschatte inname 0,32 ug/kg lg/dag. Het 97,5e percentiel van de inname van de gehele bevolking wordt geschat op 0,32 ug/kg lg/dag. Dit komt overeen met 64 % van de toelaatbare dagelijkse inname (TDI) voor de orale blootstelling aan cadmium (0,5 ug/kg lg/dag). De TDI wordt wel overschreden door ongeveer 2,5 % van Nederlandse kinderen in de leeftijd van 1 tot met 6 jaar.De geschatte mediane lange-termijn inname van lood via voeding door de Nederlandse bevolking is 0,05 ug/kg lg/dag en door kinderen in de leeftijd van 1 tot met 6 jaar 0,10 ug/kg lg/dag. De 95e percentielen van de geschatte inname zijn laag ten opzichte van de TDI (3,6 ug/kg lg/dag). De geschatte mediane lange-termijn inname van kwik via voeding door de gehele bevolking en door kinderen in de leeftijd van 1 tot met 6 jaar op basis van de beschikbare data is 9 ng/kg lg/dag, respectievelijk 33 ng/kg lg/dag. De TDI voor orale blootstelling aan organisch kwik van 0,1 ug/kg lg/dag en voor inorganisch kwik van 2 ug/kg lg/dag worden niet overschreden door de 95e percentielen van de geschatte innames.<br>
    Thumbnail

    Development and applicability of an in vitro digestion model in assessing the bioaccessibility of contaminants from food

    Versantvoort CHM; van de Kamp E; Rompelberg CJM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2004-04-13)
    Voeding is een belangrijke bron voor humane blootstelling aan contaminanten. Dit rapport beschrijft de ontwikkeling en toepasbaarheid van een in vitro digestiemodel waarmee het effect van een voedselproduct op de biobeschikbaarheid van een stof onderzocht kan worden. Met dit model wordt gemeten welke fractie van een stof vrijkomt tijdens het digestieproces (bioaccessibility). Alleen deze fractie is beschikbaar voor opname in het lichaam en kan toxiciteit veroorzaken. Dit model zou bij kunnen dragen tot verbetering van de humane risicoschatting van contaminanten uit voeding. De toepasbaarheid van het in vitro digestiemodel werd onderzocht aan de hand van 3 voedselproducten waarin contaminanten waren aangetroffen: cadmium in sla en radijs, aflatoxine B1 in pinda en ochratoxine A in boekweit. De bioaccessibility van een contaminant kon reproduceerbaar gemeten worden, was afhankelijk van de matrix waarin het zich bevond, en kon beinvloed worden door de toegepaste experimentele condities in het digestiemodel, bijvoorbeeld simulatie van nuchtere of gevoede condities. Niet alle contaminant werd vrijgemaakt uit de voedselproducten tijdens het digestieproces. Dit impliceert dat de interne blootstelling aan contaminant dus waarschijnlijk overschat wordt. De resultaten van de kwalitatieve validatie van het in vitro digestiemodel met aflatoxine B1 en ochratoxine A in aanwezigheid van adsorberende materialen tonen aan dat het in vitro digestiemodel een waardevol hulpmiddel kan zijn om de in vivo biobeschikbaarheid van stoffen te voorspellen.
    Thumbnail

    De risico's voor consumenten en werknemers als gevolg van gassing van importcontainers met bestrijdingsmiddelen

    Knol T; Schols E; Bloemen HJT; van Raaij MTM; Knol T; Schols E (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2006-01-20)
    Jaarlijks komen er honderdduizenden containers Nederland binnen die met bestrijdingsmiddelen zijn gegast en nog restanten of hoge concentraties hiervan bevatten. De bestrijdingsmiddelen kunnen in de goederen gaan zitten (absorberen) en kunnen in huiselijke omgeving weer vrijkomen. Blootstelling van burgers is daarom denkbaar. Gemiddeld genomen lijken de risico's gering. Gezondheidsrisico's treden op bij werknemers en soms burgers die onvoldoende beschermd containers openen waarin nog hoge concentraties bestrijdingsmiddelen zitten. Verder zijn als risicogroepen waar grotere dan gemiddelde gezondheidsrisico's optreden, onderscheiden 1) immigranten die hun huisraad hebben verscheept waarbij hun hele huisraad met bestrijdingsmiddelen is behandeld en 2) geneesmiddelen waarbij het werkzame bestanddeel met de - doorgaans reactieve - bestrijdingsmiddelen hebben gereageerd en in minder werkzame stoffen zijn omgezet. De risico's zijn mogelijk verder te verkleinen omdat internationale regelgeving eenmalige behandeling van stuw- en pakkingshout voorschrijft waar dit keer op keer wordt behandeld en omdat goederen met bestrijdingsmiddelen worden behandeld die vanwege het materiaal (steen, keramisch) geen behandeling vragen. Dit onderzoek was opgedragen door de VROM-Inspectie die heeft laten onderzoeken of er gezondheidsrisico's voor burgers zijn door de behandeling van containers met bestrijdingsmiddelen in het buitenland. Deze behandeling gebeurd tegen de aantasting van goederen en vanuit de eisen tegen transport en import van uitheemse insecten.
    Thumbnail

    Dioxins in Dutch vegetables

    Hoogerbrugge R; Bakker MI; Hijman WC; den Boer AC; den Hartog RS; Baumann RA (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2004-10-19)
    De blootstelling aan dioxinen vindt plaats via de voeding. De belangrijkste bron van deze stoffen in de voeding is dierlijk vet. Desalniettemin is de bijdrage van groenten geschat op 13 % van de totale dioxine-inname via de voeding, hoewel de onzekerheid van die waarde groot werd geacht (Freijer et al., 2001). Het doel van de huidige studie is om de dioxineconcentraties in individuele groenten en vervolgens de inname door de consumptie van groenten vast te stellen. Daartoe zijn achttien soorten groenten ingekocht bij acht Nederlandse detailhandels in twee seizoenen. De monsters zijn per seizoen gemengd en geanalyseerd op het voorkomen van polychloordibenzo-p-dioxinen en -dibenzofuranen (PCDDs/PCDFs) en de dioxine-achtige non-ortho polychloorbifenylen (no-PCBs). De zomergroenten zijn met extreme gevoeligheid geanalyseerd. De maximum niveaus (waarbij als een congeneer niet werd aangetroffen de concentratie werd aangenomen ter waarde van de detectielimiet) varieren van 3 tot 10 pg toxische equivalenten (TEQ) per kg versgewicht. De analyse van de wintergroenten was iets minder gevoelig. Hierbij zijn detectiegrenzen gehaald van ongeveer 10 pg TEQ/kg versgewicht per congeneer. De maximum niveaus (met uitzondering van boerenkool) varieren van 30 -70 pg TEQ/ kg versgewicht. Het gemiddelde niveau van de boerenkool is 100-200 pg /kg versgewicht. Met deze maximale niveaus kan een maximale gemiddelde inname via de consumptie van groente van 0,12 pg TEQ/kg lichaamsgewicht/dag worden geschat. Indien wordt aangenomen dat er een consistent patroon is voor deze verbindingen in de diverse type groenten dan is de meest waarschijnlijke gemiddelde inname ongeveer 0,014 pg TEQ/kg lichaamsgewicht/dag. Dit is minder dan 2 % van de totale gemiddelde dioxine inname.
    Thumbnail

    Application of in vitro digestion models to assess release of lead and phthalate from toy matrices and azo dyes from textile

    Oomen AG; Versantvoort CHM; Duits MR; van de Kamp E; van Twillert K (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2004-05-27)
    Kinderen kunnen worden blootgesteld aan stoffen afkomstig uit speelgoed als gevolg van sabbelen en eventueel inslikken van (stukjes) speelgoed. Alleen het deel van de contaminant dat is vrijgemaakt van het speelgoed in het maagdarmkanaal kan terechtkomen in de bloedbaan (interne blootstelling) en kan toxiciteit veroorzaken. In het huidige project zijn een drietal in vitro digestiemodellen ontwikkeld op basis van de fysiologie van het maagdarmkanaal van kinderen, waarmee op eenvoudige wijze kan worden geschat hoeveel van een contaminant vrijkomt als kinderen op de matrix sabbelen en/of inslikken. Door alleen dit vrijgekomen deel van de stof te gebruiken voor de blootstellingsschatting, kan de risicobeoordeling worden verfijnd en zullen minder snel risico's worden overschat. Het huidige rapport beschrijft het toepassen van de in vitro digestiemodellen aan verschillende (praktijk)voorbeelden. Ten eerste is het effect van de hoeveelheid matrix op het vrijkomen van lood uit stoepkrijt en verfschilders in maag- en darmsap bestudeerd. Tevens is het vrijkomen van ftalaat uit PVC schijfjes, en het vrijkomen van azo-kleurstoffen uit textiel in speekselsimulant bestudeerd. In alle gevallen kwam aanzienlijk minder dan 100% van de contaminant vrij. Dit betekent dat kinderen waarschijnlijk slechts aan een deel van de contaminanten in de bestudeerde matrices worden blootgesteld als ze op de matrix sabbelen of haar inslikken. De resultaten van ftalaat zijn vergeleken met data van een humane vrijwilligersstudie.
    Thumbnail

    Risk assessment of peak exposures to carcinogenic substances. Report of a workshop

    Bos PMJ; van Raaij MTM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2003-02-20)
    Kortdurende blootstellingen aan relatief hoge concentraties van chemische stoffen geven regelmatig aanleiding tot bezorgdheid, vooral als het gaat om stoffen met een carcinogene potentie. Op basis van een door de Gezondheidsraad gepubliceerd rapport en aanvullende literatuur, kon worden geconludeerd dat een piekblootstelling aanleiding kan geven tot tumorvorming. De mogelijkheden voor het ontwikkelen van een beslisboom voor een risicoschatting van piekblootstellingen aan carcinogene stoffen werden tijdens een workshop bediscussieerd door wetenschappers en beleidsmedewerkers van diverse ministeries. Een trapsgewijze ontwikkeling van een categorale beslisboom door een multi-disciplinaire werkgroep werd aangemoedigd. Tijdens de workshop werden diverse aspecten aangegeven die door de werkgroep zullen worden meegewogen.<br>
    Thumbnail

    Naar een nieuw Nederlands voedingspeilingsysteem

    Ocke MC; Hulshof KFAM; Bakker MI; Stafleu A; Streppel MT (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2006-07-13)
    Dit rapport omvat een advies over de invulling van een nieuw voedingspeilingsysteem. De basis wordt gevormd door een (semi)continue gegevensverzameling onder de algemene bevolking van 4-69 jaar. Daarnaast worden aanvullende onderzoeken bij specifieke doelgroepen, naar specifieke producten, naar voedingsstatus en/of naar determinanten van voedselconsumptie aanbevolen. Een dergelijk nieuw systeem is essentieel voor een adequaat toekomstig beleid op het gebied van voeding en voedselveiligheid. De voedselconsumptiemethode voor de basisgegevensverzameling zal bestaan uit twee niet-aaneengesloten 24-uursvoedingsnavragen aangevuld met een schriftelijke vragenlijst; de deelnemers zullen geworven worden uit een consumentenpanel. Voor jonge kinderen, allochtonen, zwangere en lacterende vrouwen en (geinstitutioneerde) ouderen of voor specifieke belangrijke producten zijn aparte - aanvullende - voedselconsumptiepeilingen nodig. Om tijdtrendanalyses met het verleden mogelijk te maken wordt aanbevolen een ijkingsstudie uit te voeren. Bovendien is het belangrijk om inzicht in de validiteit van de voedselconsumptie-gegevens te krijgen. Wanneer uit de voedselconsumptiepeilingen indicaties van knelpunten in de voeding naar voren komen, kan gericht vervolgonderzoek naar bijvoorbeeld voedingsstatus of determinanten van voedingsgedrag belangrijk zijn. Geadviseerd wordt om ook dit vervolgonderzoek integraal onderdeel te laten uitmaken van het voedingspeilingsysteem. Het voorgestelde toekomstige voedingspeilingsysteem heeft een breed draagvlak. De hierboven beschreven opzet en inhoud van het systeem wordt onderschreven door vele ter zake kundigen.
    Thumbnail

    Non-food products: How to assess children's exposure?

    van Engelen JGM; Prud'Homme de Lodder LCH (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2005-03-22)
    Handreiking voor kinderspecifieke blootstellingschatting voor consumentenproducten. De risicoschatting voor kinderen kan aanzienlijk worden verbeterd door blootstellingscenario's specifiek voor kinderen op te stellen. Kinderen vertonen een ander gedragspatroon, zijn fysiologisch gezien verschillend van volwassen en worden tijdens gebruik van consumentenproducten op een andere wijze blootgesteld. Het huidige rapport biedt een handreiking voor het opstellen van kinderspecifieke scenario's voor de blootstelling aan consumentenproducten (voeding uitgezonderd). Het geeft een overzicht van een aantal kinderspecifieke activiteiten voor kinderen in verschillende leeftijdscategoriekn (0-18 jaar). Daarnaast wordt ingegaan op de blootstelling aan een diverse groep van chemische stoffen, de biociden. Ook wordt aangegeven welke modellen van het RIVM softwareprogramma ConsExpo 4.0 gebruikt kunnen worden voor de berekening van de blootstelling.
    Thumbnail

    Risk assessment of fumonisin B1 in the Netherlands

    Bakker MI; Speijers GJA; Paulsch WE; van Egmond HP (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2004-08-03)
    Fumonisine B1 is een mycotoxine, dat kan worden gevormd door bepaalde Fusarium schimmels. Het toxine wordt vooral in mais (-producten) aangetroffen, maar het kan ook voorkomen in tarwe (-producten). De inname van fumonisine B1 in de Nederlandse populatie is geschat door fumonisine B1 concentraties in voedingsmiddelen te combineren met voedselconsumptiegegevens. Uit de (beperkte) gegevens bleek dat tarwe de belangrijkste innamebron (73%) is van fumonisine B1. De 99e percentielwaarde (0,38 ug/kg lichaamsgewicht/dag bij een "worst case scenario") is veel lager dan de toelaatbare inname (2 ug/kg lichaamsgewicht/dag). Daarom vormt de huidige inname van fumonisine B1 in Nederland geen merkbaar gezondheidsrisico.
    Thumbnail

    Methode voor schatting van de prevalentie van inadequate innemingen van micronutrienten - Toepassing: Foliumzuur

    Waijers PMCM; Slob W; Ocke MC; Feskens EJM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2004-07-08)
    In Nederland worden periodiek voedselconsumptiepeilingen uitgevoerd om inzicht te krijgen in de voedselconsumptie en de voedingstoffenvoorzieningen van de Nederlandse bevolking. Van een algehele kwantitatieve beoordeling van de inneming van de afzonderlijke voedingsstoffen is echter geen sprake. Daarom wordt in dit rapport een beoordelingskader voorgesteld voor het toetsen van de inneming micronutrienten aan de voedingsnorm. De vitamine foliumzuur is gekozen als voorbeeldstof. De eerste stap in het beoordelingsproces is het schatten van de behoefteverdeling van de micronutrienten in de (sub)populatie. Vervolgens dient de verdeling van de gebruikelijke inneming van de micronutrienten te worden geschat uit de waargenomen inname. Hierbij wordt de binnenpersoonsvariatie uit de ruwe data verwijderd. Twee methoden om dit te doen worden met elkaar vergeleken; het 'STatistical Exposure Model' (STEM) van Slob en de 'semiparametric transformation approach' ontwikkeld door Nusser en medewerkers (de Nussermethode). Beide methoden doen verschillende aannames en hebben voor- en nadelen. Tenslotte kan de verdeling van de gebruikelijke inneming worden gecombineerd met de verdeling van de behoefte om de prevalentie (mate van voorkomen), van inadequate innemingen in de populatie te schatten. Hiervoor bestaan twee benaderingen, de grenswaardebenadering en de waarschijnlijkheidsbenadering. Wij achten de waarschijnlijkheidsbenadering de beste methode, omdat schending van de aannames van de grenswaardebenadering al snel leidt tot grote onnauwkeurigheden in de prevalentieschatting. Voor de beoordeling van de voedingstoffenvoorzieningen van kinderen zou het wellicht beter zijn de behoefte uit te drukken als functie van de leeftijd. Dit dient nader onderzocht te worden.Een schatting van de foliumzuurinneming met behulp van voedselconsumptiegegevens afkomstig uit de VCP-3 laat zien dat voor 40 tot 68 procent van de volwassenen de foliumzuurinneming inadequaat is. Met de voorgestelde methode kan de situatie ook voor andere micronutrienten nauwkeurig in beeld worden gebracht.
    • 1
    • 2
    • 3
    DSpace software (copyright © 2002 - 2019)  DuraSpace
    Quick Guide | Contact Us
    Open Repository is a service operated by 
    Atmire NV
     

    Export search results

    The export option will allow you to export the current search results of the entered query to a file. Different formats are available for download. To export the items, click on the button corresponding with the preferred download format.

    By default, clicking on the export buttons will result in a download of the allowed maximum amount of items.

    To select a subset of the search results, click "Selective Export" button and make a selection of the items you want to export. The amount of items that can be exported at once is similarly restricted as the full export.

    After making a selection, click one of the export format buttons. The amount of items that will be exported is indicated in the bubble next to export format.