• Login
    Search 
    •   Home
    • RIVM official reports
    • Search
    •   Home
    • RIVM official reports
    • Search
    JavaScript is disabled for your browser. Some features of this site may not work without it.

    Browse

    All of WARPCommunitiesTitleAuthorsIssue DateSubmit DateSubjectsPublisherDepartmentThis CommunityTitleAuthorsIssue DateSubmit DateSubjectsPublisherDepartment

    My Account

    LoginRegister

    Filter by Category

    Subjects
    scenario (15)
    scenario's (8)emission (7)scenario's (7)environmental policy (6)View MoreAuthors
    LAE (15)
    Annema JA (4)Ros JPM (4)Wee GP van (4)Elzenga HE (3)View MoreYear (Issue Date)
    2001 (15)
    TypesOnderzoeksrapport (8)

    Statistics

    Display statistics
     

    Search

    Show Advanced FiltersHide Advanced Filters

    Filters

    Now showing items 1-10 of 15

    • List view
    • Grid view
    • Sort Options:
    • Relevance
    • Title Asc
    • Title Desc
    • Issue Date Asc
    • Issue Date Desc
    • Results Per Page:
    • 5
    • 10
    • 20
    • 40
    • 60
    • 80
    • 100

    • 15CSV
    • 15RefMan
    • 15EndNote
    • 15BibTex
    • Selective Export
    • Select All
    • Help
    Thumbnail

    Emissies en kosten tot 2030 bij het vastgesteld milieubeleid. Achtergronddocument bij de Nationale Milieuverkenning 5

    Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2001-08-23
    In september 2000 is de Nationale Milieuverkenning 5 (MV5) van het RIVM verschenen. De MV5 heeft als doel het schetsen van mogelijke toekomstbeelden van het milieu in Nederland in internationale context en van de gevolgen van de toekomstige milieukwaliteit voor mens en natuur; het aangeven van denkrichtingen voor verdere stappen naar een duurzame ontwikkeling. De MV5 dient mede als voorbereiding op het vierde Nationale Milieubeleidsplan (NMP4). Onderdeel van de MV5 is het presenteren van de te verwachten ontwikkelingen in energiegebruik, emissies en kosten voor de periode tot 2020/2030, uitgaande van het huidige vastgestelde regeringsbeleid. In de MV5 worden deze ontwikkelingen op hoofdlijnen weergegeven. Het onderhavige rapport geeft nadere informatie over de in de MV5 gepresenteerde gegevens. De meest hardnekkige milieuproblemen die bij uitvoering van het vastgestelde milieubeleid in 2010/2020 resteren, zijn klimaatverandering en geluidhinder. Deze problemen hangen sterk samen met energiegebruik en met verkeer en vervoer.
    Thumbnail

    Fysieke productieontwikkelingen in de industrie. Het gebruik van STREAM bij verkenningen

    Thomas R; Mannaerts HJBM; Elzenga HE; Herzberg VPCF; Wesselink LG; Mulder M (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2001-09-21)
    The life cycle of materials like steel, aluminium and paper causes pressure on the environment. Particularly the cracking and melting processes used to convert raw materials cost considerable energy. At European level the production and processing of materials contribute about 25% of the total greenhouse gas emissions. This contribution is even higher in the Netherlands, with its relatively energy-intensive sector structure.l pressure from material streams, it is important to have insight in the physical production trends in the base industries. Indeed energy use and emissions of substances are coupled to quantities of materials needed for physical production. This was reason enough for the Bureau for Economic Policy Analysis (CPB), in cooperation with the RIVM, to design the STREAM model. STREAM will allow these institutes to discover how at national, European and global levels developments in the economy and environmental policy influence the physical volume location and input efficiency (labour, capital and energy) in the production of materials. STREAM comprises the materials steel, aluminium, paper, petrochemical products(monomers, polymers and solvents) and artificial fertilizers. It models developments in both production with primary raw materials and production with recycled materials.calibrated on monitoring data over the period, 1960 to 1993. From a general uncertainty and sensitivity analysis we concluded that the most important uncertainties and sensitivities of the Dutch ' block' in the model were to be found in the current import and export elasticities. These indicate for example that a rise in the cost price of 1% in the Netherlands with respect to abroad would result in an export drop of 6-8%. In view of the uncertainties about the precise level of the effects, the model results give - mostly indicative - information on trend-like developments.the next decades, STREAM calculates a further growth in the demand for and the production of base materials. The extent of the growth varies, depending on the material in question. The demand for materials from basic chemistry, like polymers and solvents, and the demand for aluminium will grow the most rapidly, while the Western European production of artificial fertilizers will stagnate. The growth in production of base materials in the Netherlands, mostly for export, keeps pace with the rest of Western Europe. Although the energy efficiency of the production of base materials continues, partly because of the increasing contribution of secondary production, it falls behind growth in production. The overall industrial energy use and the associated CO2 emission will therefore rise in this scenario.ial sector, amounting to 1-2 percent of the total production costs, are not demonstrably higher than in the surrounding (competitive) countries. The future costs indicated in the environmental policy now set down, either do not, or barely, seem to affect the industry's competitive position. This policy will lead to a (further) drop in industrial emissions, except for CO2; however, emission targets for 2010 remain largely unattainable. Calculation variants with a stricter environmental policy further illustrate the 'tension' between environmental policy on the one hand and loss of the competitive power on the other.
    Thumbnail

    Fysieke productieontwikkelingen in de industrie. Het gebruik van STREAM bij verkenningen

    Thomas R; Mannaerts HJBM; Elzenga HE; Herzberg VPCF; Wesselink LG; Mulder M (CPB, 2001-09-21)
    De levenscyclus van materialen als staal, aluminium en papier belast het milieu. Met name omzetting van grondstoffen naar basismaterialen door o.a. kraak- en smeltprocessen kost veel energie. Op Europese schaal dragen de productie en verwerking van materialen door de basisindustrie voor circa 25% bij aan de totale broeikasgasemissie. Voor Nederland met een relatief energie-intensieve sectorstructuur is dit aandeel nog hoger. Om inzicht te hebben in de toekomstige ontwikkelingen in milieudruk door materiaalstromen is inzicht in de fysieke productieontwikkelingen in de basisindustrie van groot belang, immers energiegebruik en emissies van stoffen zijn gekoppeld aan fysieke productiehoeveelheden van materialen. Om die reden is door het CPB in samenwerking met het RIVM het model STREAM ontwikkeld. Met STREAM kan voor Nederland, West-Europa en wereld worden verkend hoe ontwikkelingen in economie en (milieu)beleid doorwerken in de fysieke omvang, de locatie en de inputefficiency (arbeid, kapitaal en energie) van de materialenproductie. STREAM bevat de materialen staal, aluminium, papier, petrochemische productie (monomeren, polymeren, oplosmiddelen) en kunstmest, en modelleert zowel de productieontwikkelingen van materialen o.b.v. primaire ('maagdelijke') grondstoffen als de productie o.b.v. gerecyclede materialen. STREAM bevat veel modelparameters, die zijn bepaald uit of gekalibreerd zijn op monitoringsgegevens over de periode 1960-1993. Uit een globale onzekerheids- en gevoeligheidsanalyse concluderen we dat de belangrijkste onzekerheden en gevoeligheid van het Nederlandse 'blok' in het model zijn te vinden in de gehanteerd import-export elasticiteiten. Deze geven aan, dat een kostprijsverhoging in Nederland t.o.v. het buitenland van 1% resulteert in een exportdaling van 6-8%. Gezien de onzekerheden in het model beschouwen we de modelresultaten als indicatief en trendmatige ontwikkelingen weergevend. ent STREAM een verdere groei van de vraag naar en de productie van basismaterialen. De mate van groei verschilt per beschouwd materiaal. De vraag naar materialen uit de basischemie, zoals polymeren en oplosmiddelen, en de vraag naar aluminium groeien het sterkst terwijl bijvoorbeeld de West Europese productie van kunstmest stagneert. De productiegroei van basismaterialen in Nederland, grotendeels ten behoeve van de export, houdt gelijke tred met die in de rest van West Europa. Hoewel de energie-efficiency van de productie van basismaterialen toe blijft nemen, mede door een toenemend aandeel secundaire productie, blijft ze achter bij de productiegroei. Het industriele energiegebruik en de daarmee samenhangende CO2 emissies nemen daarom toe. Tot op heden zijn de milieukosten in de Nederlands industrie 1-2% van de totale productiekosten en niet aantoonbaar hoger dan in omringende (concurrerende) landen. De toekomstige kosten, bij het nu vastgestelde milieubeleid, lijken de concurrentiepositie ook niet of beperkt aan te tasten. Dit beleid doet industriele emissies in Nederland (verder) dalen, uitgezonderd CO2, maar emissiedoelen voor 2010 blijven veelal buiten bereik. Rekenvarianten waarin het milieubeleid wordt aangescherpt geven een verdere illustratie van de 'spanning' tussen milieubeleid enerzijds en verlies aan concurrentie-kracht anderzijds.
    Thumbnail

    Description of selected global models for scenario studies on environmentally sustainable development

    Bakkes JA; Grosskurt J; Ienburg AM; Rothman DS; Vuuren DP van (OECD, 2001-03-19)
    Zestien werelddekkende modellen worden in dit rapport beschreven. Het rapport belicht de bruikbaarheid voor scenariostudies naar milieu-aspecten van duurzame ontwikkeling. Onder meer is gelet op verschillende vormen van integratie tussen de gemodelleerde processen. Ook is gelet op de mate waarin rekening wordt gehouden met verschillen tussen de wereldregio's. Geen enkel model blijkt ideaal. Maar een doordachte combinatie van bestaande modellen met verhalende informatie kan de basis verschaffen voor de ontwikkeling en evaluatie van mondiale scenario's.
    Thumbnail

    Nederlandse consumptie en energiegebruik in 2030, een verkennende basis van twee lange termijn scenario's

    Vringer K; Aalbers TG; Drissen E; Hoevenagel R; Bertens CAW; Rood GA; Ros JPM; Annema JA (2001-05-31)
    In de agenda van het vierde Nationale Milieu Beleidsplan (NMP4) (VROM, 1999) staat duurzaamheid en kwaliteit van leven centraal. Kwaliteit van leven wordt beinvloed door consumptie, maar ook door de daaruit volgende milieudruk. De milieudruk die wordt veroorzaakt door de consumptie van personen die in Nederland wonen, loopt voor een groot deel via hun ruimte- en energiebeslag. Deze studie beschrijft het consumptiepatroon voor 2030 met het daarbij behorende energiebeslag op basis van beschikbare sociaal-demografische en economische (CPB) scenario's, gesignaleerde consumententrends en andere aanvullende gegevens, waarbij rekening is gehouden met technologische ontwikkelingen (efficientieverbeteringen). Tussen 1995 en 2030 stijgen de particuliere bestedingen per persoon tussen de 120% (European Coordination scenario, EC) en 180% (Global Competition scenario, GC). Het energiebeslag voor particuliere consumptie bedroeg in 1995 130 GJ per persoon. In 2030 is dit gestegen tot 134 GJ (+30%) per persoon indien uitgegaan wordt van het EC-scenario en 163 GJ per persoon indien uitgegaan wordt van het GC-scenario (+58%). Indien ook de groei van de bevolking wordt meegenomen , zal het totale Nederlandse energiebeslag in 2030 met 54% (EC) en 74% zijn gestegen ten opzichte van 1995. Voor 1995 komt het totale energiebeslag voor alle Nederlandse inwoners op 1927 PJ. Dit energiebeslag stijgt in 2030 naar ruim 3000 PJ (EC) en een kleine 3400 PJ (GC). In 1995 bedroeg de energie-intentsiteit van de particuliere consumptie 5,5 MJ/Dfl. In 2030 zal de energie-intensiteit met ruim 40% (-1,5% per jaar) zijn gedaald en ongeveer 3,2 MJ/Dfl bedragen. Het energiebeslag van de particuliere consumptie per persoon neemt minder sterk toe dan de consumptieve bestedingen per persoon. Er is dus sprake van ontkoppeling tussen het energiebeslag en consumptie in de periode van 1995 tot 2030. Deze ontkoppeling wordt bewerkstelligd door veranderingen in het consumptiepatroon (-15%), efficientieverbeteringen van (consumenten)apparaten (-12%) en efficientieverbeteringen in de toeleverende sectoren als industrie, handel en transport (-21%).
    Thumbnail

    Industrie in de MV5. Milieudruk door de industrie in de periode 1980-2020, achtergronddocument bij de 5e nationale Milieuverkenning

    Wesselink LG; Elzenga HE; Booij H; Peek K; Thomas R; Duvoort GL; Schijndel MW van (2001-03-28)
    Het rapport geeft een integraal overzicht van alle gegevens, aannames, en modellen die zijn gebruikt door de doelgroep industrie van het Laboratorium voor Afvalstoffen en Emissies (LAE) ten behoeve van de 5e Nationale Milieuverkenning (MV5). Het rapport beschrijft de verwachte ontwikkelingen in milieudruk door de industrie tot 2020 onder invloed van ontwikkelingen in industriele productie, energiegebruik en vastgesteld milieubeleid, in de context van het European Coordination (EC) en het Global Competition (GC) scenario. Emissieprognoses worden afgezet tegen emissietrends in de periode 1980-heden. Daarmee wordt een integraal overzicht gegeven van de belangrijkste determinanten in de ontwikkeling van de milieudruk door de industrie over de periode 1980-2020. Uit de studie volgt, dat bij het vastgestelde milieubeleid het energiegebruik en de CO2 emissie ten gevolge van industriele productie blijft toenemen. Hierbij wordt ook de CO2 emissie die vrijkomt in de energiesector, door energieomzetting ten behoeve van de industrie, toegerekend aan de industrie. De toename van de emissie van het broeikasgas CO2 wordt deels geneutraliseerd door een sterk dalende emissie (-80%) van fluorhoudende broeikasgassen, onder invloed van enkele specifieke bedrijfsmaatregelen. De emissie van NOx, SO2, VOS en fijn stof neemt verder af. De doelstellingen voor NOx, SO2 en VOS emissies voor 2010 blijven echter buiten bereik. Met voorliggend rapport wordt het industrie aandeel in het project MV5 kwaliteitgeborgd afgerond.
    Thumbnail

    Verkeer en vervoer in de Nationale Milieuverkenning 5

    Feimann PFL; Geurs KT; Brink RMM; Annema JA; Wee GP van (2001-06-07)
    In de MV5 worden de te verwachten ontwikkelingen in energiegebruik, emissies en kosten van milieumaatregelen voor de periode van 2020/2030 gepresenteerd, uitgaande van het huidige vastgestelde regeringsbeleid. Het onderhavige rapport is het achtergronddocument voor de sector verkeer en vervoer. De meest hardnekkige milieuproblemen veroorzaakt door verkeer die bij uitvoering van het vastgestelde milieubeleid in 2010/2020 resteren zijn CO2 emissies en geluidhinder. Beide problemen zijn sterk afhankelijk van de volumegroei. Dankzij het reeds ingezette beleid dalen de emissies van verzurende stoffen sinds het midden van de jaren tachtig. Na 2020 treedt - zonder aanvullend beleid - een stabilisatie of toename van de verzurende emissies op. Bij de emissies van NOx en SO2 door verkeer neemt het belang van de zeescheepvaart en de binnenvaart toe. De emissie van stoffen van belang voor lokale luchtverontreiniging dalen in eht algemeen aanzienlijk. De belangrijkste uitzondering is fijn stof (PM10): de PM 10 emissie stabiliseert na 2010. Fijn stof is een van de belangrijkste stoffen die gezondheidsschade tot gevolg hebben.
    Thumbnail

    Emissies en kosten tot 2030 bij het vastgesteld milieubeleid. Achtergronddocument bij de Nationale Milieuverkenning 5

    Wee GP van; Kuijpers-Kubde MAJ; Gerwen OJ van (eds) (2001-08-23)
    In september 2000 is de Nationale Milieuverkenning 5 (MV5) van het RIVM verschenen. De MV5 heeft als doel het schetsen van mogelijke toekomstbeelden van het milieu in Nederland in internationale context en van de gevolgen van de toekomstige milieukwaliteit voor mens en natuur; het aangeven van denkrichtingen voor verdere stappen naar een duurzame ontwikkeling. De MV5 dient mede als voorbereiding op het vierde Nationale Milieubeleidsplan (NMP4). Onderdeel van de MV5 is het presenteren van de te verwachten ontwikkelingen in energiegebruik, emissies en kosten voor de periode tot 2020/2030, uitgaande van het huidige vastgestelde regeringsbeleid. In de MV5 worden deze ontwikkelingen op hoofdlijnen weergegeven. Het onderhavige rapport geeft nadere informatie over de in de MV5 gepresenteerde gegevens. De meest hardnekkige milieuproblemen die bij uitvoering van het vastgestelde milieubeleid in 2010/2020 resteren, zijn klimaatverandering en geluidhinder. Deze problemen hangen sterk samen met energiegebruik en met verkeer en vervoer.
    Thumbnail

    Technical Report on Waste Management in Europe: an integrated economic and environmental assessment

    Haan BJ de; Sedee C; Jantzen J; Pearce DW; Howarth A (2001-09-21)
    Ondanks verbeteringen van het milieu in Europa op een aantal terreinen, is een aangescherpt milieubeleid in de Europese Unie noodzakelijk om de gezondheidsschade en het natuurverlies te beperken. Een kosten-batenanalyse wijst uit dat zo'n beleid robuust is en dat de macro-economische gevolgen beheersbaar zijn. Belangrijke prioriteiten voor het EU-milieubeleid zijn klimaatverandering, stikstof-eutrofiering, fijn stof, ozon en biodiversiteit. Dit zijn de belangrijkste bevindingen van een internationaal studieconsortium onder leiding van het RIVM. De studie is verricht in samenwerking met EFTEC (UK), NTUA (Griekenland), IIASA (Oostenrijk). Daarnaast hebben TNO en TME bijdragen geleverd. Ook is in het kader van de studie intensief samengewerkt met het Europese Milieuagentschap in Kopenhagen. De studie is verricht op verzoek van de Europese Commissie als bijdrage voor het zesde Milieu-Actieprogramma, dat door de Europese Commissie is gepresenteerd. In de studie stonden vijf vragen centraal: Is het huidige beleid adequaat genoeg? Kan technologie de geconstateerde beleidstekorten oplossen? Zijn ambitieusere milieudoelstellingen te realiseren? Zo ja, zijn deze doelen ook in economische zin verstandig? Welke beleidsreacties en -instrumenten zijn aan te bevelen? Deze vijf vragen zijn geanalyseerd voor twaalf Europese milieuproblemen, zoals klimaatverandering, biodiversiteit en chemische risico's. De analyse bestaat uit een analyse van de kosten van vermeden schade, milieu-uitgaven, risicoschattingen, publieke opinie, sociale gevolgen en duurzaamheid. De studie bevat ook informatie over milieudoelstellingen, scenario's en beleidsopties en - maatregelen, inclusief de kosten en baten hiervan. Dit rapport is het technische achtergrondrapport dat behoort bij het hoofdrapport. Er zijn twaalf technische achtergrondrapporten opgesteld, waarvan negen een specifiek milieuprobleem behandelen (analyse van het probleem, scenarios, kosten-batenanalyse en beleidsopties). Daarnaast zijn er drie algemene achtergrondrapporten opgesteld over de macro-economische gevolgen, de uitbreiding van de EU en de gehanteerde batenmethodiek.
    Thumbnail

    Verkeer en vervoer in de Nationale Milieuverkenning 5

    Feimann PFL; Geurs KT; Brink RMM; Annema JA; Wee GP van (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2001-06-07)
    The fifth National Environmental Outlook describes the supposed developments in the quality of the environment in the Netherlands during the 2000-2030 period. This report is a background document for the traffic and transportation sector and presents estimated levels of energy use, emissions and costs for the period 1995-2030. The environmental problems most difficult to tackle are climate change and noise nuisance from transportation. The emissions of pollutants causing acidification decrease since the mid eighties thanks to partly already implemented policies. This trend will continue. After 2020 emissions will stabilize or increase, unless additional policies are implemented. Emissions of pollutants causing local air quality problems will decrease strongly. But after 2010 the emissions of PM10 will stabilize. PM10 is one of the most important pollutants causing health impacts. In the period up to 2030 total noise emissions from road, rail and air transport will increase. Noise emissions from individual passenger cars will either not or hardly decrease. Emissions from individual lorries wil decrease marginally. This decrease is not enough to compensate for the increase in road transport.
    • 1
    • 2
    DSpace software (copyright © 2002 - 2019)  DuraSpace
    Quick Guide | Contact Us
    Open Repository is a service operated by 
    Atmire NV
     

    Export search results

    The export option will allow you to export the current search results of the entered query to a file. Different formats are available for download. To export the items, click on the button corresponding with the preferred download format.

    By default, clicking on the export buttons will result in a download of the allowed maximum amount of items.

    To select a subset of the search results, click "Selective Export" button and make a selection of the items you want to export. The amount of items that can be exported at once is similarly restricted as the full export.

    After making a selection, click one of the export format buttons. The amount of items that will be exported is indicated in the bubble next to export format.