• Login
    Search 
    •   Home
    • RIVM official reports
    • Search
    •   Home
    • RIVM official reports
    • Search
    JavaScript is disabled for your browser. Some features of this site may not work without it.

    Browse

    All of WARPCommunitiesTitleAuthorsIssue DateSubmit DateSubjectsPublisherDepartmentThis CommunityTitleAuthorsIssue DateSubmit DateSubjectsPublisherDepartment

    My Account

    LoginRegister

    Filter by Category

    Subjects
    02 (4)
    netherlands (3)aids (2)hiv infections (2)injecting drug users (2)View MoreAuthors
    CIE (4)
    LIS (4)
    Dorigo-Zetsma JW (2)Houweling H (2)Scheepens JMFA (2)View MoreYear (Issue Date)
    1996 (4)
    Types
    Onderzoeksrapport (4)

    Statistics

    Display statistics
     

    Search

    Show Advanced FiltersHide Advanced Filters

    Filters

    Now showing items 1-4 of 4

    • List view
    • Grid view
    • Sort Options:
    • Relevance
    • Title Asc
    • Title Desc
    • Issue Date Asc
    • Issue Date Desc
    • Results Per Page:
    • 5
    • 10
    • 20
    • 40
    • 60
    • 80
    • 100

    • 4CSV
    • 4RefMan
    • 4EndNote
    • 4BibTex
    • Selective Export
    • Select All
    • Help
    Thumbnail

    Surveillance van HIV-infectie onder intraveneuze druggebruikers in Nederland ; meting Utrecht 1996

    Wiessing LG; Scheepens JMFA; van Rozendaal CM; Diepersloot FB; Dorigo-Zetsma JW; Sprenger MJW; Houweling H (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 1996-11-30)
    In dit project wordt de prevalentie van HIV onder intraveneuze druggebruikers (IVD's) in Utrecht vastegesteld en wordt het risico ingeschat van verdere verspreiding onder IVD's, naar niet-IVD's en naar de algemene bevolking. Tussen 11 maart en 19 april 1996 is bij 196 IVD's in Utrecht een speekselmonster en een korte vragenlijst naar risicogedrag afgenomen. Deelnemers werden geworven via de methadonverstrekking (53%), een huiskamerproject (41%) en via straatwerving (5%). Van de 196 IVDs waren 10 seropositief (prevalentie 5%, 95%-betrouwbaarheidsinterval [BI] 2.4-9.4%). Het bereik van de spuitomruil was groot (84%). Onder IVDs die geen gebruik maken van de spuitomruil was de prevalentie hoger (3/19) dan onder hen die wel van de omruil gebruik maakten (3/99). 17% van de actueel spuitende IVDs rapporteerde in de laatste 6 maanden een spuit of naald van een ander te hebben gebruikt. 18% van de IVDs hebben een niet-druggebruiker als vaste seksuele partner. Bij seksueel contact tussen vaste partners werd weinig gebruik gemaakt van condooms.Concluderend is de prevalentie van HIV onder IVDs in Utrecht ongeveer 5%. Het bereik van de spuitomruil is hoog, maar een hoger bereik kan waarschijnlijk nog steeds infecties voorkomen. Spuitgerelateerd risicogedrag komt regelmatig voor. Verspreiding naar niet-IVDs of de algemene bevolking is in beperkte mate mogelijk.<br>
    Thumbnail

    Surveillance van HIV-infectie onder intraveneuze druggebruikers in Nederland ; meting Arnhem 1995

    Wiessing LG; van Rozendaal CM; Scheepens JMFA; Schat Y; Dorigo-Zetsma JW; Sprenger MJW; Houweling H (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 1996-08-31)
    Doel van de studie was het vaststellen van de prevalentie van HIV onder intraveneuze druggebruikers (IVDs) in Arnhem. Het resultaat werd vergeleken met het onderzoek uit 1991/1992 in Arnhem. Tevens werd een schatting gemaakt van het risico op verdere verspreiding van HIV onder IVDs, en naar niet-IVDs en de algemene bevolking. Hiertoe werden tussen 30 november 1995 en 1 februari 1996 bij 197 frequente gebruikers van harddrugs (185 IVDs) in Arnhem een speekselmonster en een korte vragenlijst naar risicogedrag afgenomen. Deelnemers werden geworven via de methadonverstrekking (73%), een huiskamerprojekt (24%) en via straatwerving (3%). De HIV-prevalentie is vergeleken met het resultaat (2%) van een vergelijkbare studie onder IVDs in 1991/1992. Van de 185 IVDs konden bij 4 personen HIV-antistoffen in het speeksel worden aangetoond (prevalentie 2%, 95%-betrouwbaarheidsinterval [BI] 0.6-5.5%), onder de 12 niet-IVDs werden geen infecties gevonden. Vier op de tien actueel spuitende IVDs rapporteerden in de laatste 6 maanden een spuit of naald van een ander te hebben gebruikt. Dit riskante gedrag komt ongeveer tweemaal zo veel voor als in de andere onderzochte steden in Nederland, maar evenveel als in 1991/1992 in Arnhem. Een op de vijf IVDs heeft een niet-druggebruiker als vaste seksuele partner. Bij seksueel contact tussen vaste partners worden weinig condooms gebruikt. Geconcludeerd kan worden dat de prevalentie van HIV onder IVDs in Arnhem ongeveer 2% is, hetzelfde niveau als in 1991/1992. Het niveau van spuitgerelateerd risicogedrag is onveranderd hoog. Het risico van verspreiding naar niet-IVDs of de algemene bevolking is bij deze prevalentie laag.<br>
    Thumbnail

    Serodiagnostiek van kinkhoest: interpretatie van hoge IgG/IgA concentraties in acute fase serum: (Her)evaluatie van eenpuntsserologie

    de Melker HE; Boshuis HGL; Mommers MPTM; Sundermann LC; Labadie J; Rumke HC; Versteegh FGA; Conyn-van Spaendonck MAE; Schellekens JFP (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 1996-09-30)
    Voor aangifte van kinkhoest geldt sinds 1988 dat serodiagnostiek alleen positief genoemd mag worden indien een significante titerstijging in gepaarde sera is aangetoond. Vaak blijft het serologisch onderzoek echter inconclusief ; doordat geen tweede serummonster was ingestuurd of de patienten al verhoogde titers in het eerste serummonster hadden die niet verder meer stegen. De casus-definitie voor aangifte heeft hierdoor een hoge specificiteit, maar lage gevoeligheid. Om de diagnostiek van kinkhoest te verbeteren werd in dit onderzoek de diagnostische waarde van eenpuntsserologie bestudeerd. Hiertoe werden IgA-antistof concentraties tegen sonicaat van Bordetella pertussis bacterien en IgG-antistofconcentraties tegen gezuiverd pertussistoxine gemeten: 1. bij 799 personen uit de algemene bevolking ; 2. bij 503 kinderen op de leeftijden van +-3 maanden, +-6 maanden, +-11 maanden en +-13 maanden d.w.z. resp. voor vaccinatie, 2-6 weken na de primaire serie van drie entingen tegen DKTP-Hib, voor de vierde (re)vaccinatie en 2-6 weken na de revaccinatie en 3. in het tweede serummonster van patienten bij wie een significante titerstijging in gepaarde sera is aangetoond (n=1590). Geconcludeerd wordt dat meting van bepaalde leeftijdspecifieke IgA/IgG-antistofconcentraties in een eerste serum van een patient met hoestklachten de diagnose 'infectie met B. pertussis' of 'kinkhoest' in sterke mate ondersteunen. Door acceptatie van eenpuntsserologie is het voor een groter deel van de kinkhoest patienten en in een vroeger stadium van ziekte mogelijk de diagnose te stellen en tijdig preventieve maatregelen voor bescherming van kwetsbaren te nemen. Echter, de incidentie gebaseerd op aangiften zal dan veranderen en daarmee de interpretatie van trends in incidentie. Verdere validatie van de gevonden cut-off waarden in een voor de algemene bevolking representatieve steekproef is noodzakelijk. Tevens zal in de nabije toekomst geanalyseerd worden of cut-off waarden voor positiviteit van eenpuntsserologie separaat geformuleerd kunnen worden voor de IgA-titer en de IgG-titer.<br>
    Thumbnail

    Laboratorium Surveillance Infectieziekten - 1989-1995

    Esveld MI; van Pelt W; van Leeuwen WJ; Banffer JRJ (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 1996-06-30)
    Voor planning m.b.t. bestrijding van infectieziekten moeten overheid en betrokken instanties keuzen maken over de ontwikkeling en implementatie van beheersprogramma's en epidemiologisch en diagnostisch onderzoek. Surveillance is hiertoe een onmisbare ondersteuning. Door het LSI-project wordt landelijk laboratoriumsurveillance van bacteriele infecties via een netwerk van Streeklaboratoria voor de Volksgezondheid (STL) gerealiseerd. De streeklaboratoria omvatten naar schatting 55% van de Nederlandse populatie, verspreid over vrijwel alle provincies. Alle eerste isolaten bij de mens van Salmonella, Bordetella, Legionella, Shigella, Listeria, Yersinia, Streptococcus pyogenes (zowel invasief als oppervlakkig) en invasieve Haemophilus influenzae worden door middel van meldingsformulieren gerapporteerd. Middels een weekformulier wordt het totaal aantal onderzochte faecesmonsters per week geregistreerd. Ook een weekoptelling van de isolaten en een weektotaal van Campylobacter. Salmonella-, Bordetella-, en Streptococcus pyogenes-isolaten dienen opgestuurd te worden naar het Laboratorium voor Infectieziektenscreening en Diagnostiek (RIVM) voor serotypering en faagtypering. Haemophilus influenzae-stammen worden getypeerd door het Referentielaboratorium voor Bacteriele Meningitis. Naast inzicht in trends en voorkomen van enkele bacteriele infecties in Nederland, verschaft het LSI-project inzicht in technische en organisatorische aspecten van landelijke surveillance. In dit rapport wordt zeven jaar registratie beschreven: de periode 1989 tot en met 1995.<br>
    DSpace software (copyright © 2002 - 2019)  DuraSpace
    Quick Guide | Contact Us
    Open Repository is a service operated by 
    Atmire NV
     

    Export search results

    The export option will allow you to export the current search results of the entered query to a file. Different formats are available for download. To export the items, click on the button corresponding with the preferred download format.

    By default, clicking on the export buttons will result in a download of the allowed maximum amount of items.

    To select a subset of the search results, click "Selective Export" button and make a selection of the items you want to export. The amount of items that can be exported at once is similarly restricted as the full export.

    After making a selection, click one of the export format buttons. The amount of items that will be exported is indicated in the bubble next to export format.