• Login
    Search 
    •   Home
    • RIVM official reports
    • Search
    •   Home
    • RIVM official reports
    • Search
    JavaScript is disabled for your browser. Some features of this site may not work without it.

    Browse

    All of WARPCommunitiesTitleAuthorsIssue DateSubmit DateSubjectsPublisherDepartmentThis CommunityTitleAuthorsIssue DateSubmit DateSubjectsPublisherDepartment

    My Account

    LoginRegister

    Filter by Category

    Subjects
    04 (74)
    emission (24)milieu (22)environment (21)effecten (15)View MoreAuthors
    LAE (74)
    LLO (12)Olivier JGJ (9)ACT (8)Annema JA (8)View MoreYear (Issue Date)2000 - 2004 (36)1990 - 1999 (37)1989 - 1989 (1)Types
    Onderzoeksrapport (74)

    Statistics

    Display statistics
     

    Search

    Show Advanced FiltersHide Advanced Filters

    Filters

    Now showing items 1-10 of 74

    • List view
    • Grid view
    • Sort Options:
    • Relevance
    • Title Asc
    • Title Desc
    • Issue Date Asc
    • Issue Date Desc
    • Results Per Page:
    • 5
    • 10
    • 20
    • 40
    • 60
    • 80
    • 100

    • 74CSV
    • 74RefMan
    • 74EndNote
    • 74BibTex
    • Selective Export
    • Select All
    • Help
    Thumbnail

    Milieubalans en Milieuverkenning: Ontwerp van de Informatie- Infrastructuur

    Braat LC; Bruinsma PH; Fischer JC; Haan BJ de; Kuijpers-Linde MAJ; Roozendaal R; Steinberger PE; Tissing O (1994-04-30)
    Abstract niet beschikbaar
    Thumbnail

    Definitierapport Graadmeters Water in de Milieubalans/Milieuverkenningen. Discussiestuk

    van Liere L; Beurkens JEM; Leewis RJ; Medema GJ; de Nijs ACM; van Puijenbroek PJTM; Quarles van Ufford CHA; Wortelboer FG (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 1994-09-30)
    In dit rapport worden de graadmeters voorgesteld voor het compartiment water ten behoeve van de Milieubalans/Milieuverkenningen. Graadmeters worden behandeld voor zowel zoute als zoete oppervlaktewateren. Het zoete oppervlaktewater is onderverdeeld in Rijkswateren (rivieren, grote kanalen en meren in beheer bij Rijkswaterstaat) en regionale wateren (beheerd door lokale waterbeheerders). De regionale wateren zijn onderverdeeld in meren, sloten, kanalen en vaarten, en stromende wateren. De graadmeters voor de Rijkswateren en een aantal regionale wateren worden behandeld volgens de thema's verzuring, vermesting en verspreiding. M.b.t. alle regionale wateren wordt een classificering naar ecologisch niveau gebruikt. De nadruk bij de keuze van de graadmeters ligt op de chemische randvoorwaarden voor een duurzame ecosysteem ontwikkeling. Enige zeer kenmerkende biologische graadmeters voor de genoemde thema's worden eveneens gebruikt. Een speciaal hoofdstuk is gewijd aan waterbodems. Sommige effecten worden niet veroorzaakt door een bepaald thema, maar komen tot stand door meerdere actoren. Zij worden besproken in het hoofdstuk over multiple stress. Volksgezondheidseffecten van het oppervlaktewater worden als apart thema behandeld.<br>
    Thumbnail

    Potential effect of HFC policy on global greenhouse gas emissions in 2035

    Kroeze C. (1994-09-30)
    HFK's (waterstoffluorkoolwasterstoffen) worden gebruikt als substituut voor volledig gehalogeneerde CFK's (chloorfluorkoolwaterstoffen en mogelijk ook voor de onvolledig gehalogeneerde HCFK's. Het doel van deze studie is de wereldwijde HFK-emissie in het jaar 2035 te onderzoeken, het effect van een HCFK produktie-stop daarop, en de mogelijkheden om HFK-emissies te reduceren. De geschatte HFK-emissies kunnen, zonder HFK-beleid, oplopen tot 7 - 17% van de huidige CO2 emissie bedragen in 2035. "Better housekeeping" en hergebruik kunnen de emissies naar schatting met ongeveer 50% reduceren, beperking van HFK-gebruik tot "gesloten" toepassingen met ongeveer 40% en beperking van HFK-gebruik tot HFK's met een relatief laag opwarmend vermogen met ongeveer 98%. Een internationale overeenkomst in het kader van het internationale klimaatverdrag zou gebaseerd kunnen zijn op (1) het formuleren van "essentiele toepassingen", ofwel toepassingen waarvoor geen alternatieven voor CFK's, HCFK's en HFK's beschikbaar zijn, (2) het vermijden van HFK's met een relatief groot opwarmend vermogen of (3) het vermijden van relatief "lekke" toepassingen. Andere, meer algemene, opties zijn (4) het vermijden van emissies door "better housekeeping" en hergebruik en (5) het formuleren van een maximum voor totale HFK-emissies, uitgedrukt in CO2-equivalenten.
    Thumbnail

    Uitgangspunten voor de mest- en ammoniakberekeningen 1999 tot en met 2001 zoals gebruikt in de Milieubalans 2001 en 2002, inclusief dataset landbouwemissies 1980 - 2001

    Hoek KW van der (2002-08-20)
    Dit rapport beschrijft de uitgangspunten die gebruikt zijn bij de modelmatige berekening van de mest- en ammoniakemissies in de jaarlijks verschijnende Milieubalans. Het modelinstrumentarium is ontwikkeld door het Landbouw Economisch Instituut en wordt gevoed met generieke invoerdata afkomstig van de jaarlijkse Landbouwtelling en met specifieke uitgangspunten. Met specifieke uitgangspunten worden bedoeld de stikstof- en fosfaatexcretie per diercategorie, de ammoniakemissie van stalsystemen en mestaanwendingstechnieken, en de mate waarin de verschillende staltypen en mestaanwendingstechnieken voorkomen. Het rapport volgt de mineralenroute van opname en excretie door het dier tot en met opslag en aanwending op het land. Een scala aan bronnen vormt de basis voor de gebruikte uitgangspunten.angesloten bij de specifieke situatie in een bepaald jaar. Dit rapport beschrijft de uitgangspunten voor de jaren 1999 en 2000* (Milieubalans 2001) en voor de jaren 2000 en 2001* (Milieubalans 2002). Het *-teken geeft aan dat het voorlopige berekeningen voor dat jaar betreft.missies in de periode 1980 - 2000.
    Thumbnail

    Ontkoppeling Milieu en Economie de noodzaak van een toename van de eco-efficientie?

    Hofkes MW; Idenburg AM; Verbruggen H (Vrije Universiteit VU, 1998-11-02)
    De begrippen factor 4 en eco-efficientie worden geanalyseerd aan de hand van drie vragen die er op gericht zijn de beleidsrelevantie van deze begrippen te verhelderen. Deze drie vragen zijn: wat is factor 4? is een factor 4 haalbaar? wat betekent factor 4 voor het beleid? Met factor 4 wordt bedoeld: verdubbeling van de welvaart bij een gelijktijdige halvering van de milieudruk. In plaats van een afname van de milieudruk per eenheid product of per eenheid welvaart wordt ook wel gesproken van een toename van de eco-efficientie. Bij het operationaliseren van het begrip eco-efficientie doen zich verschillende problemen voor van natuurwetenschappelijke en van maatschappelijke c.q. politieke aard. Voor de haalbaarheid van factor 4 blijkt bestaat een groot optimisme over de technologische mogelijkheden. Bij het toepassen van technologische oplossingen dreigen echter verschillende problemen, die vaak onderbelicht worden. Deze problemen hebben betrekking op het hele productiesysteem, alsmede op institutionele, sociaal-culturele en psychologische factoren. Ten slotte is er nog het probleem van het zogenaamde rebound- effect. Het huidige beleid is sterk op het eco-efficientie spoor gericht. Het begrip eco-efficientie geeft echter geen inzicht in het bereiken van de uiteindelijke milieukwaliteitsdoelstellingen. Daarbij rijst de vraag wat het ontbreken van een verband tussen milieukwaliteitsdoelen en het begrip eco-efficientie voor de rol van factor 4 in het beleid betekent. Uit het antwoord op deze en andere vragen moet blijken of het zinvol is om het begrip eco-efficientie verder te operationaliseren.
    Thumbnail

    Verkenning van methodieken ten behoeve van netwerkanalyses in transitieonderzoek

    Wijk JJ van; Engelen RFJM; Blom WF (2001-11-23)
    In het kader van het opstellen van het Vierde Nationaal MilieubeleidsPlan (NMP4) is het ministerie van VROM druk zoekende naar nieuwe sturingsvormen van het milieubeleid en de invulling daarvan. Aangenomen wordt dat transities (set van samenhangende, elkaar versterkende trendbreuken) nodig zijn om 'hardnekkige' milieuproblemen aan te pakken. In deze 'vernieuwing van het milieubeleid' staat het handelen van maatschappelijke actoren centraal.Het RIVM wenst als milieuplanbureau te beschikken over een methodiek (model) waarmee geanalyseerd kan worden hoe interacties tussen actoren leiden tot bepaalde transities en hoe overheidsingrijpen doorwerkt op dit krachtenspel. Als eerste stap in dit ontwikkelingstraject zijn, middels literatuuronderzoek, methodieken verkend die het handelen van actoren centraal stellen en die inzicht bieden in de wijze waarop dit handelen (van overheidswege) kan worden beinvloed. Om inzicht te verkrijgen in de mogelijke waarde van deze methodieken voor het bestaande en toekomstige analyse-instrumentarium van het RIVM, is bovendien nader kennisgemaakt met twee van dergelijke 'interactie'-methodieken, te weten de beleidsarrangementenbenadering en een formeel besluitvormingsmodel.Dit rapport doet verslag van de literatuurstudie en de kennismaking met de twee methodieken en geeft aan op welke wijze vervolg zal worden gegeven aan de ontwikkeling van een model om beleidsvragen gericht op transities op een consistente en methodische wijze te beantwoorden.
    Thumbnail

    Greenhouse Gas Emission Accounting 2. Update including Second National Communications

    Amstel AR van; Kroeze C; Janssen LHJM; Olivier JGJ (Wageningen Instituut voor Milieu- en Klimaatonderzoek (WIMEK), 1999-11-19)
    In deze studie is een gedetailleerde analyse gemaakt van de oorzaken voor verschillen tussen nationale emissieschattingen, inclusief die van de tweede National Communications, en mondiale inventarisaties zoals EDGAR 2.0 en atmosferische concentratiemetingen. Dit vervolgrapport geeft achtergrondinformatie voor IPCC Expert Meetings in 1999 over Good Practice Guidelines and Inventory Quality en heeft tot doel het review- en synthese-proces van National Communications door het Klimaatsecretariaat en de Subsidiary Body on Scientific and Technological Advice (SBSTA) te ondersteunen en behandelt drie van de zes gassen: kooldioxide, methaan en lachgas. De kwaliteit van inventarisaties is belangrijk geworden sinds de aanvaarding van wettelijk bindende emissiereductiedoelen voor een groep van zes gassen in het Kyoto Protocol bij het Klimaatverdrag. Dit rapport beschrijft een aantal manieren om de kwaliteit en de onzekerheid van nationale broeikasgas-inventarisaties te schatten. Het concludeert dat het meten van concentraties in de atmosfeer niet de enige manier is, aangezien de metingen zelf omringd zijn door onzekerheden. Vergelijkingen met semi-onafhankelijke inventarisaties op nationale, regionale en mondiale schaal kunnen meer inzicht geven in de kwaliteit van de inventarisaties. De analyse heeft aangetoond dat nationale inventarisaties van industrielanden, zoals gerapporteerd in National Communications, niet transparant zijn. Of een land voldoet aan de verplichtingen in het Kyoto Protocol kan niet worden gecontroleerd op basis van slechts deze informatie. Een meer gedetailleerd standaard-format wordt aanbevolen voor rapportage van nationale inventarisaties. Een controle van de verplichtingen in het kader van het Kyoto Protocol kan dan worden uitgevoerd op basis van gelijksoortige informatie van alle industrielanden. Complete en nauwkeurige informatie over emissies van ontwikkelingslanden is nog steeds afwezig. De analyse in dit rapport is voornamelijk gebaseerd op informatie van het Klimaatsecretariaat, EDGAR en landenstudies. Voor ontwikkelingslanden is meer informatie beschikbaar uit diverse andere studies.
    Thumbnail

    Kwaliteitsbeelden voor transities

    Engelen RFJM; Spakman J; Nagelhout D; Molendijk KGP; Weterings RAPM (TNO-MEP, 2002-10-11)
    Traditionele (milieu) verkenningen zijn veelal gebaseerd op extrapolatie van trends. Dit resulteert in waarschijnlijke of plausibele toekomstbeelden. In het NMP4 wordt een aantal hardnekkige milieuproblemen opgesomd. Systeemoptimalisaties en technologie-ontwikkeling alleen zijn ontreikend om deze problemen het hoofd te beiden. Transities of systeeminnovaties, waarin technologische, economische, sociaal-culturele en institutionele veranderingen plaatsvinden, zijn nodig om uiteindelijk in een gewenste en duurzame toekomst te geraken. In dit rapport zijn verschillende typen verkenningen beschreven en is gekeken hoe deze ten opzichte van staan. Een van de 10 verschillende projecten (het COOL-project) die is bekeken is nader geanalyseerd. Dit project was een goed voorbeeld van een kwaliteitsbeeld (wenselijke toekomst). Hieruit is de conclusie getrokken dat het instrument 'kwaliteitsbeelden' een goed instrument is voor milieugerichte verkenningen als er sprake is van 1) complexe situaties, 2) diverse meningen en visies, 3) noodzakelijk geachte nieuwe en onverwachte oplossingen en 4) grote onzekerheid (bijvoorbeeld een lange tijdshorizon).
    Thumbnail

    Milieudrukindicator Verspreiding

    Bovekamp A van de; Sterkenburg A; Wesselink LG (1999-12-10)
    Het rapport beschrijft de ontwikkeling van een Milieudrukindicator Verspreiding, die gebruikt kan worden in beleids- en beleidsondersteunende documenten om inzicht te geven in de ontwikkeling van de milieubelasting van het milieu door emissies van stoffen met een mogelijk ongewenst effect op het milieu. Om praktische redenen is dit alleen voor de prioritaire stoffen gedaan; bestrijdingsmiddelen en radioactieve stoffen zijn in het onderzoek niet beschouwd. Deze rapportage bevat primair de beschrijving van de ontwikkeling van de Milieudrukindicator; de conclusies en de analyse van de bijdragen per stof worden hier niet beschreven. Dit zal gedaan worden in de interdepartementale notitie "Prioritaire Stoffen". Dit rapport bevat daarom de essenti6le gegevens die de rekenkundige basis vormen van deze notitie.
    Thumbnail

    Milieubeleidsanalyse, de balans opgemaakt. Methodiek en toepassing in milieubalans 1995, 1996 en 1997

    Hoek D; Quarles van Ufford CHA; Hoekstra JA; Duvoort G; Glasbergen P; Driessen PPJ; Das MC; Poorter JP de; Habermehl N; Klok PJ; et al. (Rijksuniversiteit Utrecht RUU, 1998-10-19)
    Er wordt verslag gedaan van 3 jaar milieubeleidsanalyse voor de milieubalans, met nadruk op de onderbouwing van de in MB95, MB96 en MB97 getrokken conclusies. Samen met de RUU en CSTM zijn kwantitatieve en kwalitatieve methoden ontwikkeld. Aan de hand van een instrumententheorie van Glasbergen is een inventarisatie en karakterisering van beleidsinstrumenten uitgevoerd. De beleidsmixen zijn geanalyseerd per doelgroep en per thema. In de vergelijkende beleidsanalyse zijn voor een groot aantal kwantitatieve en meer kwalitatieve factoren tijdseries opgesteld voor 44 cases (doelgroep-stof-combinaties) over de periode tussen 1970 en 1995. Met behulp van het zo opgebouwde gegevensbestand was het mogelijk kwantitatieve relaties te leggen tussen de beleidsimpuls, maatschappelijke aandacht, kosten van maatregelen enerzijds en de emissiefactor anderzijds. Inzicht is verkregen in het verloop en de duur van beleidsprocessen en het effect van het aandeel juridische, financiele en communicatieve instrumenten in de beleidsmix. Een aparte analyse is gewijd aan de milieu-convenanten en meerjarenafspraken over energie met de industrie.
    • 1
    • 2
    • 3
    • 4
    • . . .
    • 8
    DSpace software (copyright © 2002 - 2019)  DuraSpace
    Quick Guide | Contact Us
    Open Repository is a service operated by 
    Atmire NV
     

    Export search results

    The export option will allow you to export the current search results of the entered query to a file. Different formats are available for download. To export the items, click on the button corresponding with the preferred download format.

    By default, clicking on the export buttons will result in a download of the allowed maximum amount of items.

    To select a subset of the search results, click "Selective Export" button and make a selection of the items you want to export. The amount of items that can be exported at once is similarly restricted as the full export.

    After making a selection, click one of the export format buttons. The amount of items that will be exported is indicated in the bubble next to export format.