• Login
    Search 
    •   Home
    • RIVM official reports
    • Search
    •   Home
    • RIVM official reports
    • Search
    JavaScript is disabled for your browser. Some features of this site may not work without it.

    Browse

    All of WARPCommunitiesTitleAuthorsIssue DateSubmit DateSubjectsPublisherDepartmentThis CommunityTitleAuthorsIssue DateSubmit DateSubjectsPublisherDepartment

    My Account

    LoginRegister

    Filter by Category

    Subjects
    05 (14)
    blootstelling (7)exposure (7)bodem (5)pollution (5)View MoreAuthors
    LBG (14)
    Swartjes FA (14)
    Kreule P (3)Lijzen JPA (3)Vissenberg HA (3)View MoreYear (Issue Date)1996 (4)1995 (3)1997 (2)1994 (1)1998 (1)Types
    Onderzoeksrapport (14)

    Statistics

    Display statistics
     

    Search

    Show Advanced FiltersHide Advanced Filters

    Filters

    Now showing items 1-10 of 14

    • List view
    • Grid view
    • Sort Options:
    • Relevance
    • Title Asc
    • Title Desc
    • Issue Date Asc
    • Issue Date Desc
    • Results Per Page:
    • 5
    • 10
    • 20
    • 40
    • 60
    • 80
    • 100

    • 14CSV
    • 14RefMan
    • 14EndNote
    • 14BibTex
    • Selective Export
    • Select All
    • Help
    Thumbnail

    Proposals for Intervention Values for soil and groundwater, including the calculation of the human-toxicological serious soil contamination concentrations: Fourth series of compounds

    Kreule P; Swartjes FA (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 1998-04-30)
    In dit rapport worden voorstellen gedaan voor de vierde tranche interventiewaarden voor grond en grondwater voor de volgende 15 contaminanten en contaminantgroepen: 1) metalen: vanadium, selenium, tellurium, thallium, tin; 2) aromatische koolwaterstoffen: mono- t/m pentachlooranilinen, 4-chloor-methylfenol; 3) gechloreerde noolwaterstoffen: 1,1,2-trichloorethaan, dichloorpropanen, 1,1-dichlooretheen; 4) pesticiden: MCPA en 5) overige contaminanten: tribroommethaan, isopropanol, ethylacetaat, 1,2-butylacetaat. De interventiewaarden zijn gebaseerd op integratie van de ecotoxicologische en humaan-toxicologische ernstige bodemverontreinigingsconcentratie (respectievelijk ECOTOX EBVC en HUM-TOX EBVC). De afleiding van de HUM-TOX EBVC maakt onderdeel uit van dit rapport. Deze afleiding vond plaats op basis van het CSOIL blootstellingsmodel, de standaard dataset voor potentiele blootstelling, geselecteerde fysisch-chemische contaminant-specifieke input parameters en het Maximaal Toelaatbare Risico niveau voor inname (MTRhumaan). In het algemeen worden de voorstellen voor interventiewaarden voor grond en met name die voor grondwater gekenmerkt door een beperkte nauwkeurigheid.<br>
    Thumbnail

    The VOLASOIL risk assessment model based on CSOIL for soils contaminated with volatile compounds

    Waitz MFW; Freijer JI; Kreule P; Swartjes FA (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 1996-05-31)
    Het blootstellingsmodel CSOIL is ontwikkeld voor de afleiding van de Interventiewaarden voor bodem- en grondwatersanering. Deze Interventiewaarden zijn gebaseerd op het potentiele risico voor de mens bij blootstelling aan bodemverontreiniging. Theoretische evaluatie van de vervluchtigingsmodule uit het CSOIL-model heeft aangetoond dat de module niet geschikt is voor actuele risico-analyse. Daarom is het VOLASOIL-model ontwikkeld voor de actuele risico-analyse in het geval van bodemverontreiniging met vluchtige verbindingen. Het VOLASOIL-model berekent, voor de Nederlandse situatie, de binnenluchtconcentratie in huizen gebouwd op dergelijk vervuilde bodems. Het model kan beschouwd worden als een optimum tussen degelijke theoretische onderbouwing en toepasbaarheid in de praktijk van het bodemonderzoek. Doordat een flexibele combinatie mogelijk is tussen meten en rekenen en omdat het model berekeningen kan uitvoeren voor verschillende verontreinigingssituaties (drijflaag, puur produkt in de onverzadigde zone, gecontamineerd grondwater in de kruipruimte, etc.), kan het model gebruikt worden voor locatie-specifieke risico-analyse. Het VOLASOIL-model zou gebruikt kunnen gaan worden als een beslissingsondersteunend instrument in het kader van de saneringsurgentiesystematiek (Wet Bodembescherming), de systematiek voor de beoordeling van de bodemkwaliteit bij bouwvergunningsaanvragen (Woningwet) en Actief Bodembeheer (Ruimtelijke Ordening). Ten behoeve van het gebruik in de praktijk is een gebruikersvriendelijke windows-applicatie ontwikkeld. Dit computerprogramma is bij het RIVM te verkrijgen.<br>
    Thumbnail

    Freundlich-adsorptievergelijkingen voor cadmium, koper en zink in de bodem op basis van literatuurgegevens

    Elzinga EJ; van den Berg B; van Grinsven JJM; Swartjes FA; Vissenberg HA (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 1997-04-30)
    Voor de drie zware metalen cadmium, koper en zink zijn Freundlich-adsorptievergelijkingen (Freundlich-isothermen) afgeleid door regressie op een uitgebreide literatuur dataset. De Freundlich constante werd hierbij beschreven als functie van bodemkarakteristieken zoals pH, CEC en organisch stofgehalte. Freundlich isothermen werden afgeleid op basis van zowel de totale concentratie in oplossing als de activiteit van het vrije metaalion in oplossing. De Freundlich isothermen zijn toegepast op een velddataset voor een twintigtal Nederlandse bodems. In het algemeen lijken de isothermen het gemeten gehalte te onderschatten. Niettemin bieden de isothermen een aanvulling op momenteel beschikbare partitiegegevens voor (modelmatige) schattingen van mobiliteit en biobeschikbaarheid van metalen in de bodem.<br>
    Thumbnail

    Stofselectie voor afleiden van &apos;voorstellen voor interventiewaarden&apos;

    Swartjes FA (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 1997-09-30)
    Er is een inventarisatie gemaakt van stoffen en stofgroepen waarvoor een voorstel voor een interventiewaarde afgeleid zou kunnen worden. Voor selectie van stoffen waarvoor een 'voorstel voor een interventiewaarde' wordt afgeleid (bij voorkeur groepswaarden voor een gehele stofgroep), is een viertal criteria opgesteld waaraan een stof moet worden getoetst: i) toxiciteit, ii) voorkomen in bodem en/of grondwater, iii) verblijftijd van een stof in bodem en uitspoeling naar grondwater, iv) bestaan van andere toetsingskaders. De geinventariseerde stoffen en stofgroepen zijn ingedeeld in een drietal groepen waarvoor wordt aanbevolen wel (in het kader van de 4e tranche), eventueel, of geen 'voorstel voor een interventiewaarde' af te leiden. Om aansluiting te bewerkstelligen met de behoeften vanuit de praktijk wordt om reacties gevraagd over stofselectie vanuit de provincies, gemeenten, waterschappen, RIMH's, adviesbureaus, bedrijfsleven en andere partijen die betrokken zijn bij (water)bodem-veldonderzoek.<br>
    Thumbnail

    Calculation of human-toxicological serious soil contamination concentrations and proposals for intervention values for clean-up of soil and groundwater: Third series of compounds

    Kreule P; van den Berg R; Waitz MFW; Swartjes FA (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 1995-08-31)
    Onlangs zijn voor een groot aantal stoffen de nieuwe interventiewaarden bodemsanering van kracht geworden. In dit rapport worden voorstellen gedaan voor humaan-toxicologisch en ecotoxicologisch onderbouwde interventiewaarden voor een 15-tal nog niet eerder in dit kader beoordeelde stoffen. Voor al deze stoffen is een humaantoxicologische ernstige bodemverontreinigingsconcentratie berekend met behulp van het computermodel CSOIL en het humaan-toxicolologisch maximaal toelaatbaar risico. De ecotoxicologische ernstige bodemverontreinigingsconcentratie is bepaald met behulp van de methode van Denneman en Van Gestel (1990, 1991), welke herzien is door Crommentuijn et al. (1994). De voorgestelde interventiewaarden komen tot stand door integratie van de ecotoxicologische en de humaan-toxicologisch ernstige bodemverontreinigingsconcentratie. De ecotoxicologisch ernstige bodemverontreinigingsconcentraties en humaan-toxicologisch maximaal toelaatbare risico's in dit rapport zijn in detail beschreven in respectievelijk rapport 715810008 en 715810009. De voorstellen zijn tot stand gekomen volgens de methoden die bij de eerste set van stoffen zijn gebruikt en in een aantal rapporten zijn vastgelegd. Afhankelijk van de gevoeligheid en betrouwbaarheid van de inputparameters is meer of minder inspanning geleverd om betrouwbare inputparameterwaarden te verkrijgen. Er worden voorstellen gedaan voor interventiewaarden bodem- en grondwatersanering voor zilver, ethyleenglycol, diethyleenglycol, acrylonitril, formaldehyde, methanol, 1-butanol, butylacetaat, methyl tert-butyl ether, 1,1-dichlooroethaan, 1,1,1-trichloorethaan, cis- & trans-1,2-dichlooretheen en een mengsel van aromatische oplosmiddelen dat hoge concentraties aan C3 en C4 alkylbenzenen bevat. Voor dodecylbenzeen is een risicoevaluatie uitgevoerd maar er is geen voorstel voor een interventiewaarde gedaan, bij gebrek aan een ecotoxicologisch ernstige bodem verontreinigingsconcentratie en aan betrouwbare fysisch-chemische gegevens.<br>
    Thumbnail

    BodemGebruiksWaarden; Methodiek en uitwerking

    Lijzen JPA; Swartjes FA; Otte P; Willems WJ (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2003-10-24)
    Het Kabinet heeft in 1997 besloten tot een herziening van de aanpak van de bodemsanering in Nederland. Een van de elementen is de keuze voor een functiegerichte saneringsdoelstelling afgestemd op het (beoogde) gebruik van de bodem. Aan het RIVM is gevraagd om, mede op basis van beleidsmatige keuzes, saneringsdoelstellingen voor immobiele verontreinigingen uit te werken in de vorm van BodemGebruiksWaarden (BGW's). Doel hiervan is ontoelaatbare risico's voor mens en ecosystemen te voorkomen en onbelemmerd functioneren te waarborgen bij het (beoogde) gebruik van de bodem. Aangezien de blootstelling van mens en ecosystemen, afhankelijk van het gebruik van de bodem, voornamelijk bepaald wordt door de kwaliteit van de bovenste laag van de bodem (contactzone), zijn de BGW's specifiek op deze laag van toepassing. Deze rapportage beschrijft de methodiek en uitwerking van de BGW's. Vier clusters van bodemgebruiksvormen zijn onderscheiden: I. Wonen en intensief gebruikt (openbaar) groen; II. Extensief gebruikt (openbaar) groen; III. Bebouwing en verharding; IV. Landbouw en natuur. Daarbij is uitgegaan van normaal bodemgebruik. Voor de clusters I t/m III zijn achtereenvolgens: bodemgebruikseisen gesteld; bijbehorende bodemkwaliteitseisen bepaald; en BodemGebruiksWaarden (BGW's) afgeleid. De gehanteerde bodemkwaliteitseisen zijn gebaseerd op: humane risico's, risico's voor ecosystemen en andere risico's of kwaliteitskenmerken (waaronder de LAC-signaalwaarden). Voor situaties die niet binnen de clustering van bodemgebruik passen en voor bijzonder bodemgebruik kan een locatiespecifieke benadering worden gevolgd (maatwerk). Voor de clusters I en II zijn BGW's afgeleid voor zware metalen, arseen, PAK, DDTs en drins. Voor cluster III zijn geen BGW's afgeleid, omdat hieraan beleidsmatig geen gebruikseisen zijn gesteld. De BGW's liggen tussen de streef- en interventiewaarden. Voor bodemgebruik in cluster IV zijn beleidsmatig (voorlopig) de LAC-signaalwaarden van toepassing verklaard voor agrarische functies.<br>
    Thumbnail

    Beoordelingssystematiek bodemkwaliteit ten behoeve van bouwvergunningsaanvragen. Deel III. Methodiek ter bepaling van het actuele risico voor het ecosysteem

    Notenboom J; Eijsackers HJP; Swartjes FA (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 1995-01-31)
    Dit rapport geeft een benadering waarmee het risico van een bodemverontreinigingsgeval voor het ecosysteem kan worden ingeschat. Dit betreft specifiek de beoordeling van de bodemkwaliteit van bouwkavels in het kader van de Woningwet alvorens een bouwvergunning kan worden afgegeven. De beoordelingssystematiek wordt alleen toegepast op bodemverontreinigingsgevallen waarbij interventiewaarden niet zijn overschreden of, indien interventiewaarden worden overschreden, sanering niet-urgent geacht wordt. De benadering sluit zoveel mogelijk aan bij de actuele risico benadering zoals in de inwerkingtredingscirculaire saneringsparagraaf Wet Bodembescherming is uitgewerkt. Het rapport geeft theoretische achtergronden van de ecologische risicobeoordeling van bodemverontreinigingsgevallen. Door de sterke inperkingen die toepassing van een beoordelingsmethodiek binnen de Woningwet oplegt is de voorgestelde methode zeer pragmatisch van opzet, en wordt noodgedwongen voorbijgegaan aan een aantal onzekerheden. De opzet van de methodiek geeft echter ruimte om indien gewenst in de toekomst verdere verfijningen aan te brengen. Vanwege verschil in uitgangspunten, wettelijk kader en beschikbaarheid van gegevens is een zekere divergentie in de beoordeling van ecologische risico's van locaties met bodemverontreiniging in het kader van Woningwet en Wet Bodembescherming onvermijdelijk. De bepaling van het actuele ecologische risico van bodemverontreinigingsgevallen omvat: (1) Een schatting van de mate van ecotoxiciteit, hiertoe worden vervuilingseenheden (aanwezig bodemgehalte gedeeld door HC50-waarde van een stof) gesommeerd. (2) Een schatting van de mate waarin ecosysteemelementen worden blootgesteld. (3) Een beoordeling van de ecologische toegankelijkheid van de te beoordelen kavel en de omgeving. Inschattingen worden gemaakt op basis van het verkennend bodemkundig onderzoek volgens NVN 5740, informatie over het bodemgebruik van de kavel en de bestemming van de omgeving. In een beoordelingskader worden deze elementen geintegreerd waarbij wordt verondersteld dat het risico van een relatief hoge toxische belasting in een situatie met geringe kans op blootstelling en lage toegankelijkheid geringer is dan wanneer de kans op blootstelling en de toegankelijkheid hoog zijn. Naast technisch-wetenschappelijke achtergronden en onzekerheid wordt aandacht besteed aan de praktische toepasbaarheid, uniformiteit en gebruikersvriendelijkheid. Een gebruikershandleiding is toegevoegd. De beschreven methode geeft een voorlopige eerste aanpak en zal in de praktijk op bruikbaarheid moeten worden getoetst, en aangepast. Eveneens is het raadzaam ecologische risico's nader te toetsen op grond van ecotoxicologisch veldonderzoek en de resultaten hiervan te vergelijken met de uitkomsten van de beoordelingsmethodiek. Op grond van een dergelijke evaluatie kan de methode verder worden bijgesteld.<br>
    Thumbnail

    SEDISOIL ; Model ter berekening van humane blootstelling ten gevolge van verontreinigde waterbodems

    Bockting GJM; Koolenbrander JGM; Swartjes FA (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 1996-05-31)
    In analogie met het CSOIL model, waarmee de blootstelling aan verontreinigde landbodems geschat kan worden, is het blootstellingsmodel SEDISOIL ontwikkeld waarmee de blootstelling aan verontreinigde waterbodems kan worden gekwantificeerd. Bij toepassing van het model dient rekening te worden gehouden met beperkte nauwkeurigheid van de resultaten, zeker indien geen metingen in oppervlaktewater en vis zijn uitgevoerd. SEDISOIL kan worden gebruikt voor de bepaling van de saneringsurgentie van ernstig verontreinigde waterbodems.<br>
    Thumbnail

    Herziening interventiewaarde lood; evaluatie van de afleiding van de interventiewaarde grond/sediment en grondwater

    Lijzen JPA; Baars AJ; Crommentuijn GH; Otte PF; van der Plassche E; Rikken MGJ; Rompelberg CJM; Sips AJAM; Swartjes FA (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 1999-01-01)
    Dit rapport behandelt de aspecten die van belang zijn voor de prioritaire evaluatie van de interventiewaarde bodemsanering voor lood als onderdeel van het lopende project Evaluatie Interventiewaarden. De partitie-coefficient en de bodemtypecorrectie voor lood kunnen gebaseerd worden op een vergelijking die voor veldbodem is afgeleid. Wanneer alleen gebruik gemaakt mag worden van humus- en lutumgehalten, wordt aanbevolen de huidige vergelijking van Van den Berg/Roels te handhaven. De bioconcentratiefactor van lood in bladgewas wordt gehandhaafd; voor knolgewas is deze verdubbeld. De ecotoxicologische ernstige bodemverontreinigings-concentratie (ECOTOX EBVC) is herberekend met actuele toxiciteitsgegevens voor bodem volgens de bestaande bodemtypecorrectie en volgens de voorgestelde bodemtypecorrectie met pH (resp. 490 en 450 mg/kg d.s.). Wanneer de 'toegevoegd risico' benadering wordt toegepast is de ECOTOX-EBVC berekend op resp. 575 en 535 mg/kg d.s.. De berekende risicogrens voor waterbodem is veel hoger (64.000 mg/kg). Het maximaal toelaatbaar risico voor de mens (MTR-humaan) blijft gehandhaafd op 3.6 microg/kg lichaamsgewicht/dag, welke ook door de WHO wordt aangehouden. De blootstelling van de mens door bodemverontreiniging wordt vooral bepaald door ingestie van grond en opname via verontreinigd gewas en biobeschikbaarheid van lood uit de grond in het lichaam. Voorafgaand aan de afronding van het onderzoek naar de biobeschikbaarheid van lood in het lichaam is een relatieve biobeschikbaarheidsfactor voor grond afgeleid van 0.6. In het kader van de Evaluatie als geheel wordt voorgesteld de grondingestie door kinderen terug te brengen tot 100 mg/dag (was 150 mg/dag). Indien beleidsmatig gewenst, kan de generieke achtergrondblootstelling van de mens voor lood gesteld worden op 25% van het MTR-humaan. Afhankelijk van de gemaakte keuzes ligt de herziene humaan-toxicologische ernstige bodemverontreinigingsconcentratie (HUMTOX EBVC) tussen 450 en 670 mg/kg. Integratie met de ECOTOX EBVC levert een voorstel voor een interventiewaarde grond tussen 450 en 575 mg/kg. Op basis van de bijgestelde partitiecoefficient wordt voorgesteld de interventiewaarde grondwater iets te verlagen tot 32-41 microg/l.<br>
    Thumbnail

    Pilot study on: Modelling of the Groundwater Flow and Contaminant Transport in the Area of the Landfill Mastwijk (Linschoten, the Netherlands)

    Richardson-van der Poel MA; Swartjes FA; Beusen AHW; Sauter FJ (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 1995-01-31)
    De vuilstort Mastwijk kan worden beschouwd als een potentiele bron van contaminanten voor het op een kilometer noordoostelijk van de vuilstort gesitueerde pompstation. Met het doel inzicht te verschaffen in de verplaatsing van uit de vuilstort afkomstige contaminanten is een pilot-studie uitgevoerd. In deze studie is de verplaatsing van contaminanten berekend met het computer model METROPOL. De hydrologische randvoorwaarden werden ontleend aan berekeningen met het LandelijkGrondwaterModel (LGM). Het met METROPOL berekende grondwaterstromingspatroon is realistisch voor het gebied en komt overeen met enkele gemeten stijghoogten. Met behulp van de berekeningen van de verplaatsing van de contaminanten kunnen de volgende trends worden waargenomen: 1. De laterale verplaatsing van de relatief immobiele contaminanten in een tijdsbestek van enige eeuwen bedraagt niet meer dan enige honderden meters. 2. De relatief mobiele en de conservatieve contaminanten zullen binnen een tijdsbestek van een eeuw het pompstation bereiken; de concentratie ter plaatse van het pompstation zal echter niet meer zijn dan 0.01 % van de oorspronkelijke situatie ter plaatse van de vuilstort. METROPOL is een geschikt computer programma om inzicht te verschaffen in de verplaatsing van uit de vuilstort afkomstige contaminanten.<br>
    • 1
    • 2
    DSpace software (copyright © 2002 - 2019)  DuraSpace
    Quick Guide | Contact Us
    Open Repository is a service operated by 
    Atmire NV
     

    Export search results

    The export option will allow you to export the current search results of the entered query to a file. Different formats are available for download. To export the items, click on the button corresponding with the preferred download format.

    By default, clicking on the export buttons will result in a download of the allowed maximum amount of items.

    To select a subset of the search results, click "Selective Export" button and make a selection of the items you want to export. The amount of items that can be exported at once is similarly restricted as the full export.

    After making a selection, click one of the export format buttons. The amount of items that will be exported is indicated in the bubble next to export format.