• Login
    Search 
    •   Home
    • RIVM official reports
    • Search
    •   Home
    • RIVM official reports
    • Search
    JavaScript is disabled for your browser. Some features of this site may not work without it.

    Browse

    All of WARPCommunitiesTitleAuthorsIssue DateSubmit DateSubjectsPublisherDepartmentThis CommunityTitleAuthorsIssue DateSubmit DateSubjectsPublisherDepartment

    My Account

    LoginRegister

    Filter by Category

    Subjects
    02 (11)
    gezondheid (2)kosten (2)medische hulpmiddelen (2)verstandelijk gehandicaptenzorg (2)View MoreAuthors
    VTV (11)
    Hoogenveen RT (4)CZE (3)Gijsen R (3)Kommer GJ (3)View MoreYear (Issue Date)
    2000 (11)
    TypesOnderzoeksrapport (11)

    Statistics

    Display statistics
     

    Search

    Show Advanced FiltersHide Advanced Filters

    Filters

    Now showing items 1-10 of 11

    • List view
    • Grid view
    • Sort Options:
    • Relevance
    • Title Asc
    • Title Desc
    • Issue Date Asc
    • Issue Date Desc
    • Results Per Page:
    • 5
    • 10
    • 20
    • 40
    • 60
    • 80
    • 100

    • 11CSV
    • 11RefMan
    • 11EndNote
    • 11BibTex
    • Selective Export
    • Select All
    • Help
    Thumbnail

    Comments on the ICIDH-2 Beta-2 draft and Results of Field Trials

    Halbertsma J; Heerkens YF; Hirs WM; Klijn-de Vrankrijker MW de; Ravensberg D van; Napel H ten (Bureau Ten Napel, 2000-11-02)
    De Internationale classificatie van stoornissen, beperkingen en handicaps zal worden herzien door de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) en haar Collaborating Centres voor de ICIDH. Het Nederlandse WHO Collaborating Centre is in 1989 opgericht. De WHO publiceerde een eerste voorstel voor een herziene ICIDH in juli 1997, het Beta-1 voorstel, onder de titel Internationale classificatie voor stoornissen, activiteiten en participatie. Het commentaar op dit voorstel en de resultaten van veldstudies werden gebruikt voor het opstellen van het Beta-2 voorstel, dat in 1999 werd uitgegeven. De nieuwe titel van dit voorstel: Internationale classificatie van het menselijk funktioneren, vormt een weergave van het opnieuw structureren van de classificatie en het opnieuw bewoorden van haar klassen. De classificatie is zoveel mogleijk in neurtrale termen geformuleerd. De problemen in het funktioneren worden vastgelegd met behulp van typeringen. De Nederlandse vertaling van het beta-2 voorstel is uitgegeven in december 1999 en is op aanvraag aan ongeveer 3000 personen en organisaties verstuurd. Dit geschrift doet verslag van de activiteiten van het Nederlandse Centre tussen augustus 1999 en september 2000, gericht op het leveren van commentaar op het Beta-2 voorstel en resultaten uit veldstudies.
    Thumbnail

    Wachtlijstontwikkelingen in de zorg voor verstandelijk gehandicapten - nieuwe scenario's

    Kommer GJ; Stokx LJ; Kramers PGN (2000-05-11)
    Dit rapport presenteert een actualisering van modelsimulaties van de wachtlijst voor wonen in de verstandelijk gehandicaptenzorg. Deze actualisering gaat uit van drie nieuwe uitgangspunten: (1) een andere wachtlijstdefinitie; (2) een specificatie van de uitstroom van de wachtlijst en (3) andere getallen van de capaciteiten van intra- en semimurale instellingen voor wonen. Op grond van deze uitgangspunten zijn vier nieuwe scenario's geformuleerd die van elkaar verschillen in de het toekomstig aantal plaatsen in de instellingen. Het scenario 'Demografische Groei' laat zien dat in de periode tot het jaar 2010 een groei van het aantal plaatsen in intramurale en semimurale instellingen van 0,33% per jaar onvoldoende is om de wachtlijst te stabiliseren. Onder de andere scenario's worden meer instellingsplaatsen gecreeerd. In 2003 is onder het scenario 'Regeer Akkoord 1998 middelen' de wachtlijst bijna 20% kleiner dan onder het scenario 'Demografische Groei'. Onder de scenario's 'Intensiveringen-140 miljoen' en '-183 miljoen' is de wachtlijst in 2003 respectievelijk ruim 50% en ruim 60% kleiner dan onder het scenario 'Demografische Groei' en wordt de gemiddelde wachttijd teruggebracht tot 1,5 a 2 jaar, 50-60% korter dan onder het scenario 'Demografische Groei'. Een vergelijking is ook gemaakt met het referentiescenario uit het RIVM rapport van november 1999 met betrekking tot de uitgangspunten (2) en (3). Toepassen van de nieuwe informatie in het referentiescenario geeft een ongunstige bijstelling van de wachtlijstontwikkeling omdat een deel van de uitstroom uit de wachtlijst naar 'overige' zorg in feite semi- en intramurale realisaties betrof. Ten opzicht van het rapport van november 1999 zijn in deze nieuwe berekeningen twee bronnen van onzekerheid nu accurater gedefinieerd, andere bronnen van onzekerheid die in het rapport worden genoemd blijven bestaan.
    Thumbnail

    Psychische (on)gezondheid; determinanten en de effecten van preventieve interventies

    Maas IAM; Jansen J (TNO Leiden, 2000-10-25)
    Psychische stoornissen zijn verantwoordelijk voor ruim 23% van de (directe) kosten van de gezondheidszorg (inclusief zorg voor verstandelijke handicap en dementie). Voor een beter onderbouwde preventie binnen het geestelijk volksgezondheidsbeleid is meer kennis nodig over de determinanten van psychische stoornissen en over de mogelijkheden om die determinanten te beinvloeden. Deze state-of-the-art geeft aan dat persoonlijkheidskenmerken als (overmatige) geremdheid, neuroticisme, impulsiviteit en cognitieve en sociaal-communicatieve beperkingen meerdere psychische stoornissen beinvloeden. Dit geldt ook voor traumatische ervaringen in de jeugd, een lage SES, sterke verstedelijking en snelle sociale veranderingen. Theoretisch gezien valt de meeste gezondheidswinst op het terrein van de psychische (on)gezondheid dan ook te behalen door beinvloeding van (het leren omgaan met) deze zogenaamde generieke determinanten. Ten aanzien van de effecten van interventies op determinanten van de psychische gezondheid zijn nog geen definitieve conclusies mogelijk. Het lijkt echter aannemelijk dat met name die interventies veelbelovend zijn die op meerdere determinanten tegelijk aangrijpen. Dit sluit aan bij het gegeven dat interacties tussen determinanten een belangrijke rol spelen in de etiologie van stoornissen. Secundaire preventie van depressie bij ouderen en preventie van druggebruik via schoolprogramma's blijken voldoende doeltreffend om over te gaan tot landelijke implementatie. Interventies gericht op familieleden van psychiatrische patienten lijken doeltreffend in het voorkomen van overbelasting, stress en angst. Een intensivering van het onderzoek naar determinanten van psychische stoornissen is een noodzakelijke voorwaarde om een flinke stap vooruit te maken ten aanzien van de mogelijkheden voor preventie. Daarnaast is het van belang strategieen voor landelijke implementatie van doeltreffende programma's te ontwikkelen en onderzoek op dit terrein te stimuleren.
    Thumbnail

    Hoorhulpmiddelen; historische ontwikkelingen en toekomstverwachtingen

    van Drongelen AW; Peters-Volleberg GWM; van den Berg Jeths A (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2000-08-22)
    Dit rapport naar de stand van zaken en toekomstige medisch-technologische ontwikkelingen vormt een onderdeel van de Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2002 van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu. De luchtgeleidings-hoortoestellen, de bekende hoortoestellen in of achter het oor, zijn de afgelopen tien jaar kleiner geworden. Winst valt nog te halen als het gaat om richtingshoren, het voorkomen van rondzingen en het onderdrukken van achtergrond-geluiden. Dit wordt vooral mogelijk gemaakt door de opkomst van de digitale techniek. Het aantal dragers van hoortoestellen zal de komende 20 jaar met 40% toenemen. Een extra stijging van enige tientallen procenten is niet uit te sluiten. Sinds 10 jaar worden in Nederland cochleaire implantaten toegepast, waarmee doven via de afgifte van pulsen in het slakkenhuis (cochlea) weer geluid kunnen waarnemen. De resultaten van een dergelijke implantatie zijn goed. Bij slechthorenden met een goed functionerend slakkenhuis die geen luchtgeleidingshoortoestel kunnen dragen worden sinds twaalf jaar met goed resultaat beengeleidingsimplantaten aangebracht. Voor slechthorenden met een functionerend binnenoor maar met een cochleair verlies wordt momenteel een implantaat ontwikkeld, dat direct de gehoorbeentjes aandrijft. In het laatste deel van het rapport wordt aandacht besteed aan de aspecten gezondheid en de zorg.<br>
    Thumbnail

    Benodigde isolatiecapaciteit in ziekenhuizen

    Busch MCM; Hoogenveen RT; Luijben AHP; Schouten JSAG (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2000-12-01)
    Dit rapport beschrijft het onderzoek naar het benodigde aantal eenpersoonskamers in Nederlandse ziekenhuizen voor patienten die vanwege een besmettingsgevaar voor personeel en andere patienten geisoleerd verpleegd moeten worden. Voor het bepalen van de benodigde capaciteit is een model ontwikkeld. Uit verschillende secundaire bronnen zijn gegevens verzameld over personen die in 1998 geisoleerd zijn of, gezien hun diagnose, geisoleerd hadden moeten worden. Vanwege onzekerheden in de beschikbare gegevens zijn twee extreme scenario's berekend. Hieruit blijkt dat er tussen de 100 en 150 isolatieplaatsen nodig zijn om alle patienten die geisoleerd verpleegd moeten worden direct te kunnen plaatsen. Bij een geschatte beschikbare capaciteit van 700 isolatiekamers in Nederlandse ziekenhuizen moet geconcludeerd worden dat er geen sprake is van ondercapaciteit. De uitkomsten van het model leveren geen onderbouwing voor de in de praktijk door ziekenhuizen en repatrieringsorganisaties ervaren problemen met de beschikbaarheid van isolatieplaatsen. De bevindingen geven aanleiding te veronderstellen dat er eerder sprake is van een logistiek probleem dan van een capaciteitsprobleem. Mogelijk staan de voor isolatie geschikte eenpersoonskamers op het moment dat er behoefte bestaat aan isolatie niet leeg. Deze kamers kunnen in gebruik zijn door een patient die niet geisoleerd verpleegd hoeft te worden (ernstig zieke patient of klasse patient). Het vereist dan de nodige flexibiliteit en inzet om de ruimte snel vrij te maken en in te richten voor isolatie. Personeelsgebrek en terughoudendheid bij overname van patienten uit het buitenland zijn andere mogelijke verklarende factoren voor de in de praktijk ervaren tekorten aan isolatiecapaciteit. Aanbevolen wordt per ziekenhuis een uniforme registratie bij te houden van plaatsgevonden isolaties zodat er zicht ontstaat op het gebruik van isolatiekamers per ziekenhuis en landelijk. Repatrieringsorganisaties zouden voortaan alle aanvragen voor overplaatsing naar een Nederlands ziekenhuis moeten registreren (dus niet alleen de gehonoreerde aanvragen), zodat een completer beeld ontstaat van de behoefte aan isolatiecapaciteit.<br>
    Thumbnail

    Diabeteshulpmiddelen: historische ontwikkelingen en toekomstverwachtingen

    Peters-Volleberg GWM; Hilbers-Modderman ESM; van den Berg Jeths A (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2000-04-21)
    Dit rapport naar de stand van zaken en toekomstige medisch-technologische ontwikkelingen van diabeteshulpmiddelen vormt een onderdeel van de Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2002 van het RIVM. Het aantal patienten met diabetes mellitus zal naar verwachting toenemen van 285.000 in 1999 tot ongeveer 389.000-430.000 in 2020. In de jaren 80 is er veel vooruitgang geboekt op het gebied van insulinetoediening en bloedglucosemonitoring. In de jaren 90 daarentegen, zijn de ontwikkelingen relatief gering, ondanks grote onderzoeksinspanningen. Niet-invasieve, continu werkende bloedglucosemeters, en closed-loop systemen zijn nog steeds niet op de markt. Er wordt veel onderzoek gedaan naar de mogelijkheid om eilandjes van Langerhans te transplanteren, zonder de noodzaak om afweeronderdrukkende geneesmiddelen te slikken. Er moet nog veel onderzoek verricht worden, en het duurt nog een aanzienlijke tijd voordat deze nieuwe technieken beschikbaar zijn voor de patient. De kosten van hulpmiddelen voor diabetespatienten zullen - onder bepaalde aannamen - verdubbelen tot 2020. Hiertegenover staat echter een mogelijke verbetering van de kwaliteit van leven, en een besparing op andere uitgaven in de zorgsector doordat langetermijncomplicaties worden verminderd.<br>
    Thumbnail

    Dutch DisMod. Constructing a set of consistent data for chronic disease modelling

    Hoogenveen RT; Gijsen R; van Genugten MLL; Kommer GJ; Schouten JSAG; de Hollander AEM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2000-04-21)
    Om te komen tot consistente verzamelingen van invoergegevens voor dynamische modellen van chronische ziekten hebben we de consistentie binnen de modelcontext geanalyseerd van gegevens over incidentie, prevalentie en sterfte voor specifieke ziekten. Dergelijke modellen integreren gegevens uit verschillende bronnen en worden gebruikt om de volksgezondheids-effecten van trends in en interventies op risicofactoren door te rekenen. Incidentie- en prevalentie-gegevens komen uit huisartsenregistraties, epidemiologische onderzoeken en registraties in de gezondheidszorg, gegevens over overleving uit de wetenschappelijke literatuur, terwijl ziekte-specifieke sterftecijfers uit de CBS-statistieken komen. De opeenvolgende analysestappen zijn: 1) een vergelijking van de gegevens uit verschillende bronnen, 2) de berekening van remissie- en sterfterates uit gegeven incidentie- en prevalentierates, vervolgens 3) een vergelijking met data uit de literatuur. We hebben data ge6valueerd met betrekking tot longkanker, astma en COPD, coronaire hartziekten en hartfalen, diabetes mellitus, dementie, en beroerte. Verschillende algemene conclusies kunnen getrokken worden: de gevonden verschillen tussen de bronnen zijn meestal terug te vertalen naar verschillen in registratiekarakteristieken; voor veel aandoeningen is de berekende 'excess' sterfte veel groter dan de sterfte met de ziekte als de primaire doodsoorzaak in de CBS-statistieken; de geschatte sterfteparameters komen in de meeste gevallen goed overeen met die uit de literatuur; de aanwezigheid van trends in de tijd maakt het schatten van leeftijd-specifieke cijfers lastig.<br>
    Thumbnail

    Dutch DisMod for several types of cancer

    Hoogenveen RT; Gijsen R; Kruijshaar ME (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2000-10-06)
    Om te komen tot consistente verzamelingen van invoergegevens voor dynamische modellen van verschillende belangrijke vormen van kanker, hebben we de consistentie geanalyseerd van gegevens over incidentie, prevalentie en sterfte. Het gebruikte model betreft een zogenaamd 'two-state' transitiemodel. Dit model beschrijft de prevalentie en ziekte-specifieke sterfte van een cohort over de tijd als functie van de incidentie en ziekte-gerelateerde 'excess' sterfte. Regionale prevalentie- en overlevingsgegevens waren afkomstig van IKZ, landelijke incidentiegegevens van NKR, en landelijke geregistreerde sterftecijfers van CBS. We hebben de analyses uitgevoerd voor long-, endeldarm-, dikke darm, maag-, slokdarm-, borst- en prostaatkanker. De berekende en empirische prevalentiecijfers kwamen telkens goed overeen, behalve voor longkanker (vrouwen), borst- en prostaat-kanker. We hebben verschillende mogelijke verklaringen voor deze verschillen gevonden. Deze verklaringen waren: dubbeltellingen in geval van multipele tumoren, verschillen tussen regionale en landelijke ziektecijfers, en trends over de tijd in de incidentie. Correctie hiervoor leidde inderdaad tot kleinere verschillen voor de genoemde kankervormen.Ook de berekende en empirische sterftecijfers kwamen telkens goed overeen. Uitzonderingen hierop waren de minder letale vormen van kanker, i.e. endeldarm- en borstkanker. Hier werd de empirische sterfte overschat. Naast de drie eerdergenoemde mogelijke verklaringen kunnen hier ook concurrerende doodsoorzaken een rol spelen. Deze verklaring is voor de twee genoemde kankervormen ook in de literatuur teruggevonden.<br>
    Thumbnail

    Wachtlijstontwikkelingen in de verstandelijk gehandicaptenzorg - technische achtergrondrapportage

    Kommer GJ; Stokx LJ; Kramers PGN; Poos MJJC (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2000-09-01)
    Dit rapport is een vervolg op een eerder verschenen publicatie (nr. 432506002) en gaat in op de technische achtergrond van een model van de wachtlijst voor wonen in de zorg voor verstandelijk gehandicapten. Het rapport beschrijft de modelstructuur, de analyse van de gegevens, het uitvoeren van parameterschattingen en onzekerheidsanalyse en geeft tevens de resultaten in detail. Het model is een recursief niet-lineair model. De bezetting van de wachtlijst en de instellingen, de in- en uitstroom van de wachtlijst en de sterfte en ontslag uit instellingen wordt geslacht-, leeftijd- en handicapspecifiek berekend. Een onzekerheidsanalyse is uitgevoerd in de vorm van parametervariaties met behulp van de Monte Carlo techniek. Het model is gevoelig voor de instroom in de wachtlijst, maar met name voor de uitstroom naar een 'overige' zorgvorm. Om meer betrouwbare modelberekeningen te maken is het noodzakelijk dat er meer volledige en betrouwbare gegevens beschikbaar komen. Het ontbreken van handicapspecifieke getallen in de wachtlijstregistratie en het feit dat realisaties niet adequaat worden teruggekoppeld naar de wachtlijstregistratie heeft de parameterschattingen bemoeilijkt. Het invoeren van een uniek clientennummer in de zorg zou het koppelen van deze registraties en de constructie van een wachtlijst-stroommodel aanzienlijk vereenvoudigen.<br>
    Thumbnail

    Definitie voor de opzet van de studie Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2002

    van Oers JAM; Achterberg PW; van den Berg Jeths J; Gijsen R; Hoeymans N; de Hollander AEM; Jansen J; Kramers PGN; van der Lucht F; Maas IAM; et al. (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2000-07-05)
    In dit rapport worden de opzet en uitgangspunten van de Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2002 gegeven. Doel-stelling is: Het bijeenbrengen, analyseren en integreren van kennis en gegevens, die van belang zijn voor de beleidsvorming op het gebied van volksgezondheid en zorg. Drie kenmerkende elementen van de VTV zijn: (1) de gezondheidstoestand van de bevolking is centraal uitgangspunt; (2) de verzamelde informatie wordt met elkaar in verband gebracht in een conceptueel kader; (3) het is een nationale inspanning met bijdragen van deskundigen binnen en buiten het RIVM. Om zo goed mogelijk aan te sluiten bij de informatiebehoefte van het beleid bestaat de VTV uit drie onderdelen: (1) het samenvattend rapport VTV-2002, dat een overzicht biedt op hoofdlijnen, over ontwikkelingen in de gezondheidstoestand, de oorzaken en consequenties daarvan, en de mogelijkheden van beleids-interventies; (2) themarapporten die gedurende de loop van het project zullen verschijnen, en waarin op beknopte wijze thema's worden behandeld, die aansluiten bij de korte en middellange termijn beleidsvragen. Vooralsnog zijn vijf thema's geselecteerd: (1) Gezondheid in de grote steden; (2) Bevorderen van gezond gedrag bij specifieke groepen; (3) Vraag, aanbod en geografische verdeling van zorg; (4) Geneesmiddelen en medische hulpmiddelen; (5) Ouderenzorg. Gedurende de looptijd van de VTV kunnen daar nog nieuwe thema's aan toegevoegd worden; (3) de Monitor Volksgezondheid en Zorg, een via Intranet toegankelijk systeem met informatie over (ontwikkelingen in) de volksgezondheid, determinanten en zorg. De VTV dient in deze opzet, meer dan voorheen, beschouwd te worden als een continu proces dat informatie ten behoeve van het volksgezondheidsbeleid oplevert. Evenals bij de eerdere VTV's zal bij de uitwerking een beroep worden gedaan op expertise binnen en buiten het RIVM.<br>
    • 1
    • 2
    DSpace software (copyright © 2002 - 2019)  DuraSpace
    Quick Guide | Contact Us
    Open Repository is a service operated by 
    Atmire NV
     

    Export search results

    The export option will allow you to export the current search results of the entered query to a file. Different formats are available for download. To export the items, click on the button corresponding with the preferred download format.

    By default, clicking on the export buttons will result in a download of the allowed maximum amount of items.

    To select a subset of the search results, click "Selective Export" button and make a selection of the items you want to export. The amount of items that can be exported at once is similarly restricted as the full export.

    After making a selection, click one of the export format buttons. The amount of items that will be exported is indicated in the bubble next to export format.