• Login
    Search 
    •   Home
    • RIVM official reports
    • Search
    •   Home
    • RIVM official reports
    • Search
    JavaScript is disabled for your browser. Some features of this site may not work without it.

    Browse

    All of WARPCommunitiesTitleAuthorsIssue DateSubmit DateSubjectsPublisherDepartmentThis CommunityTitleAuthorsIssue DateSubmit DateSubjectsPublisherDepartment

    My Account

    LoginRegister

    Filter by Category

    Subjectsgammastraling (5)natuurlijke radioactiviteit (5)external radiation (4)NORM (4)radioactiviteit van natuurlijke oorsprong (4)View MoreAuthors
    VLH (21)
    ABI (10)Broek I van den (6)Folkertsma E (4)Goemans P (4)View MoreYear (Issue Date)
    2018 (21)
    Typesbriefrapport (8)Onderzoeksrapport (8)Briefrapport (1)letter report (1)onderzoeksrapport (1)

    Statistics

    Display statistics
     

    Search

    Show Advanced FiltersHide Advanced Filters

    Filters

    Now showing items 1-10 of 21

    • List view
    • Grid view
    • Sort Options:
    • Relevance
    • Title Asc
    • Title Desc
    • Issue Date Asc
    • Issue Date Desc
    • Results Per Page:
    • 5
    • 10
    • 20
    • 40
    • 60
    • 80
    • 100

    • 21CSV
    • 21RefMan
    • 21EndNote
    • 21BibTex
    • Selective Export
    • Select All
    • Help
    Thumbnail

    Stralingsniveaumetingen rond het terrein van de EPZ kerncentrale te Borssele in 2015

    Tanzi CP (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2018-02-12)
    Het stralingsniveau aan de terreingrens van de kerncentrale in Borssele lag in 2015 onder het toegestane maximum. Dit blijkt uit controlemetingen van het RIVM. Het RIVM rapporteert jaarlijks in opdracht van de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS) of de kerncentrale aan de vergunningseis voldoet. Volgens de kernenergiewetvergunning moet de kerncentrale ervoor zorgen dat personen buiten de terreingrens een stralingsdosis ontvangen van ten hoogste 40 microsievert per jaar. Om dit te controleren wordt op acht punten op de terreingrens het stralingsniveau gemeten. Dit gebeurt met het door het RIVM beheerde MONET-meetnet. Van de meting wordt vervolgens de natuurlijke achtergrondwaarde afgetrokken. Om het resultaat te vergelijken met het toegestane niveau, wordt de zogeheten Actuele Blootstelling Correctiefactor (ABC-factor) toegepast. ABC-factoren hangen samen met de bestemming van het gebied waar de stralingsdosis kan worden opgelopen. Aan het terrein van de kerncentrale Borssele geldt een ABC-factor van 0,2. In dit rapport zijn de daggemiddelden van de metingen van de acht MONET-monitoren rond de kerncentrale in 2015 weergegeven. Ook wordt uitgelegd hoe voor elk meetpunt de natuurlijke achtergrondwaarde is bepaald. In 2015 was de hoogste waarde, na aftrek van de natuurlijke achtergrond, 3,2 microsievert per jaar. Na de toepassing van de ABC-factor is de berekende maximale effectieve dosis 0,6 microsievert per jaar.
    Thumbnail

    Gammastralingsniveaumetingen aan de terreingrens van COVRA N.V. te Borsele in 2015 en 2016 met het MONET-meetnet

    Tanzi CP (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2018-02-12)
    Dit rapport bevat een erratum d.d. 08-10-2018 op pagina 41 Het gammastralingsniveau aan de terreingrens van de Centrale Organisatie voor Radioactief Afval (COVRA N.V.) te Borsele lag in 2015 en 2016 onder het toegestane maximum. Dit blijkt uit controlemetingen van het RIVM. Het RIVM rapporteert jaarlijks in opdracht van de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS) en toetst of COVRA N.V. aan de vergunningseis voldoet Volgens de kernenergiewetvergunning moet COVRA N.V. ervoor zorgen dat personen buiten de terreingrens maximaal blootstaan aan een stralingsdosis van ten hoogste 40 microsievert per jaar. Om dit te controleren wordt op twaalf locaties het gammastralingsniveau gemeten. Dit gebeurt met het door het RIVM beheerde MONET-meetnet. Van de metingen wordt de natuurlijke achtergrondwaarde afgetrokken. Om het resultaat te vergelijken met het toegestane niveau, wordt de zogeheten Actuele Blootstellings Correctiefactor (ABC-factor) toegepast. ABC-factoren hangen samen met de bestemming van het gebied waar de effectieve gammastralingsdosis kan worden opgelopen. In dit rapport zijn de daggemiddelden van de twaalf MONET-monitoren aan de terreingrens van COVRA N.V. weergegeven. Ook wordt uitgelegd hoe voor elk meetpunt de natuurlijke achtergrondwaarde is bepaald. Over de jaren 2015 en 2016 is, na het gebruik van de ABC-factor, de hoogste berekende effectieve gammadosis per jaar 2,9 microsievert in 2015 en 3,0 microsievert in 2016.
    Thumbnail

    Aandacht voor 'ageing' binnen de chemische industrie : Bedrijven over de risico's als gevolg van het verouderen van chemische installaties

    Geus ECJ; Kieskamp KK (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2018-07-10)
    Bij bedrijven die met chemische stoffen werken, kunnen incidenten ontstaan doordat installaties zijn verouderd. Dit aandachtspunt wordt in Nederland vaak benoemd met de Engelse terminologie: 'ageing of the process industry' of kortweg 'ageing'. Sinds 2015 zijn zogeheten Brzo-bedrijven (Besluit risico's zware ongevallen) verplicht om de veiligheidsrisico's die samenhangen met veroudering en corrosie van hun installaties in kaart te brengen en te beheersen. Vanaf 2017 besteden Brzo-inspectiediensten bij hun inspecties aandacht aan ageing van installaties. Als voorbereiding op de inspectie heeft het RIVM een enquête uitgezet om inzichtelijk te maken hoeveel aandacht Brzo-relevante branches besteden aan ageing. Van de zeventien benaderde brancheorganisaties hebben er negen inhoudelijk gereageerd. Uit de enquête bleek ten eerste dat ageing nog niet bij alle branches expliciet wordt meegenomen bij de beheersing van de risico's. Eind 2016 staan veel bedrijven nog aan het begin om ageing hierin mee te nemen. Bij de meeste brancheorganisaties wordt ageing wel intern besproken. Ten tweede blijken bedrijven verschillende definities van ageing te gebruiken. Bij de 'smallere' definitie gaat ageing alleen over materiaaldegradatie. De 'bredere' gaat niet alleen over het materiaaldegradatie zoals roest en slijtage, maar ook over het verouderden van de gebruikte technieken, procedures en kennis. De helft van de brancheorganisaties gebruikt de bredere. Inmiddels zijn verschillende initiatieven ondernomen om meer aandacht te krijgen voor ageing bij overheid en bedrijven.
    Thumbnail

    De invloed van veroudering van installaties ('ageing') op de oorzaak van ongevallen met gevaarlijke stoffen

    Geus ECJ; Kieskamp KK (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2018-07-10)
    Er zijn verschillende oorzaken voor incidenten met gevaarlijke stoffen bij bedrijven die met grote hoeveelheden van deze stoffen werken. In Nederland is bij ongeveer 30% van de ongevallen bij dit type bedrijf veroudering van de installaties (mede)oorzaak van de incidenten. Dit concludeert het RIVM op basis van een analyse van incidentenrapportages van incidenten bij Brzo-bedrijven (Brzo; het Besluit risico's zware ongevallen). Aanleiding voor dit onderzoek is de Europese richtlijn Seveso-III, die bedrijven verplicht om aandacht te besteden aan veroudering van hun installaties. De richtlijn is in Nederland via het Brzo van 2015 ingevoerd. Deze regelgeving bevat geen definitie van veroudering. De Europese Unie hanteert een brede definitie van veroudering, die het RIVM voor dit onderzoek heeft gebruikt. Behalve door slijtage van materiaal kunnen incidenten bij dit type bedrijven ook zijn veroorzaakt door veroudering van de procedures, de organisatie en de kennis om veilig met de installatie te werken. Er is nog niet veel onderzoek gedaan naar veroudering. De geconstateerde 30% komt overeen met het percentage dat Engels onderzoek uit 2008 heeft aangetoond.
    Thumbnail

    Publieksperceptie van Stralingsrisico's: Betekenis voor Risicocommunicatie

    Staal YCM; Kerckhoffs T (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2018-10-26)
    Het algemene publiek oordeelt anders over de risico's van een ongeval waarbij straling vrijkomt dan experts. Beide groepen schatten de kans dat er een ernstig incident plaatsvindt in als heel klein. Echter, anders dan deskundigen verwachten burgers ten onrechte dat een kernongeval onder de bevolking veel sterfgevallen en misvormingen veroorzaakt, ook op grote afstand. Dit verschil bestaat doordat het publiek zijn mening op andere factoren baseert dan deskundigen, die zich vooral op technische informatie baseren. Voor effectieve communicatie over stralingsrisico's is het van belang om goed aan te sluiten bij wat mensen weten en denken. Vier factoren zijn belangrijk voor de manier waarop het publiek een risico beoordeelt. Als eerste is er de bekendheid met het risico. Wanneer mensen weinig bekend zijn met een risico, zullen ze deze als groot zien. Communicatie over risico's van straling dient zich dus juist te richten op het vergroten van kennis over bijvoorbeeld de werking van centrales. Ook persoonlijke omstandigheden en ervaringen zijn van invloed op de beleving van een risico. Mensen vormen een 'plaatje' (kennis, ideeën en beelden) over de gevolgen van een kernongeval. Door dit 'plaatje' naast dat van deskundigen te leggen, kan worden gezien waar de verschillen zitten. Dit kunnen dan speerpunten worden voor communicatie. Uit eerder onderzoek naar deze verschillen blijkt dat er vooral behoefte is aan informatie over welke maatregelen mensen kunnen nemen bij een ongeval en waar zich überhaupt kerncentrales bevinden. Als derde is er de houding tegenover een bepaalde activiteit. Die houding is positiever naarmate mensen er voordelen van ervaren en meer vertrouwen hebben in relevante regelgevende en toezichthoudende instanties. Om dit vertrouwen te behouden en te vergroten is het belangrijk dat communicatie vanuit deze instanties transparant en feitelijk juist is. Een uitdaging hierbij is dat wetenschappelijke informatie vaak op verschillende, alternatieve manieren kan worden uitgelegd. Dit is iets wat vertrouwen in instanties en hun interpretatie van deze informatie onder druk kan zetten. Ten slotte zijn er signalen uit de sociale omgeving aan de hand waarvan mensen een oordeel vormen over een risico, bijvoorbeeld van vrienden of de sociale media. Aangezien de sociale media steeds belangrijker worden, doen instanties er goed aan om ook via deze kanalen contact te hebben met burgers. Een goed opgezette sociale media strategie is hierbij belangrijk. Men moet rekening houden met wat mensen al weten en denken, maar ook met de uitdagingen van sociale media zoals de aanwezigheid van partijen die hun doelstellingen willen ondermijnen.
    Thumbnail

    Radon, thoron en gammastraling op werkplekken en in publiek toegankelijke gebouwen in Nederland : Resultaten RIVM-meetcampagne 2016-2017

    Goemans P; de Waard IR; Blaauboer RO; Smetsers RCGM; de Groot GM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2018-10-04)
    Op vrijwel alle werkplekken en in openbare gebouwen zijn de gemeten radonconcentraties laag, gemiddeld 15,9 Bq/m3 (Becquerel per kubieke meter). Wereldwijd bedraagt de gemiddelde radonconcentratie in gebouwen ongeveer 40 Bq/m3. Slechts in enkele zeer specifieke gevallen in dit onderzoek zijn de radonconcentraties hoger dan 300 Bq/m3. Bijvoorbeeld bij enkele grondwater-zuiveringsstations bij drinkwaterbedrijven en ondergrondse ruimten zoals grotten. De radonconcentraties zijn, net als in woningen, iets hoger in Zuid-Limburg en het Rivierengebied dan in de rest van Nederland. Dit komt doordat er in deze gebieden van nature meer radon vrijkomt uit de bodem. Dit blijkt uit een meetcampagne die het RIVM in de periode 2016-2017 heeft uitgevoerd op enkele honderden werkplekken en openbare gebouwen in Nederland. De resultaten van de meetcampagne geven een beeld van de radonconcentraties in gebouwen in Nederland. Dit is onder andere nodig om Europese regelgeving te implementeren. Een van de Europese verplichtingen is om nationale referentieniveaus vast te stellen voor radon op werkplekken en voor radon in openbare gebouwen. Beide referentieniveaus zijn in Nederland sinds 6 februari 2018 in het Besluit basisveiligheidsnormen stralingsbescherming vastgesteld op 100 Bq/m3. Behalve naar radon is onderzoek gedaan naar zogeheten thorondochters en naar gammastraling. Deze dragen net als radon bij aan de blootstelling aan natuurlijke radioactiviteit in gebouwen. De thorondochterconcentraties die nu op Nederlandse werkplekken en in openbare gebouwen zijn gemeten, liggen in lijn met de waarden die volgens internationale organisaties in gebouwen verwacht kunnen worden. De resultaten van de metingen naar gammastraling zijn vergelijkbaar met die in eerder uitgevoerde onderzoeken in Nederland en zijn laag ten opzichte van het vastgestelde referentieniveau voor gammastraling uit bouwmaterialen. Radon en thoron zijn radioactieve edelgassen die van nature ontstaan in de bodem en in bouwmaterialen die daarvan worden gemaakt. Radon kan vanuit de bodem en bouwmaterialen in gebouwen terechtkomen. Thoron in gebouwen komt met name uit materialen waarmee de muren en plafonds zijn afgewerkt. De radioactieve stoffen die ontstaan als radon en thoron vervallen, vergroten het risico op het krijgen van longkanker, vooral bij rokers. Gammastraling in gebouwen komt uit bouwmaterialen en uit het buitenmilieu (al wordt de straling van buiten grotendeels weer door het gebouw afgeschermd) en draagt bij aan de blootstelling aan externe straling in gebouwen. Dit onderzoek is uitgevoerd in opdracht van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) en de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS).
    Thumbnail

    Consequentieonderzoek SAFETI-NL : 8 Verschillen in uitkomsten ten opzichte van SAFETI-NL 6.54 en impact daarvan

    Kooi ES; Zonneveld M; Boxman AMC; van Vliet AAC; Uijt de Haag PAM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2018-07-05)
    De externe veiligheidsrisico's van bedrijven en transportleidingen met gevaarlijke stoffen moeten berekend worden met het rekenprogramma SAFETI-NL. De uitkomsten van de risicoberekeningen worden gebruikt voor vergunningverlening en ruimtelijke ordening. In zones met een hoog risico gelden bouwbeperkingen. Hier zijn bijvoorbeeld geen woningen toegestaan. De huidige versie van het rekenprogramma, 6.54, is verouderd. Daarom wil RIVM, als beheerder van het rekenprogramma, overgaan op een nieuwe versie, SAFETI-NL 8. Met de nieuwe versie kunnen uitkomsten van risicoberekeningen en de daarbij horende zones met bouwbeperkingen veranderen. RIVM heeft voor 149 situaties bekeken wat de invoering van SAFETI-NL 8 betekent voor de bedrijven en de omgeving. Bij twee op de drie onderzochte situaties wordt de zone met bouwbeperkingen kleiner. Bij de overige situaties wordt de zone groter. In combinatie met andere factoren kan dan een ontoelaatbare situatie ontstaan waarvoor bedrijven of lokale overheden maatregelen moeten nemen. Bij 2 van de 149 onderzochte situaties was dit het geval. Het is voor het eerst dat de impact van een nieuwe versie op deze gedetailleerde manier is onderzocht. Daarbij is nauw samengewerkt met bedrijven en omgevingsdiensten
    Thumbnail

    Inventarisatie mogelijke bestaande blootstellingssituaties in Nederland : Onderzoek voor de implementatie van richtlijn 2013/59/Euratom

    van der Schaaf M; Folkertsma E; Valk D (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2018-10-04)
    Het RIVM heeft situaties in kaart gebracht die sinds 6 februari 2018 mogelijk onder de stralingsregelgeving vallen en waarin mensen kunnen blootstaan aan ioniserende straling. Dergelijke situaties worden 'bestaande blootstellingsituaties' genoemd. Deze inventarisatie is nodig voor eventuele beleidskeuzes over dergelijke situaties. Het gaat dus niet om situaties die nu al onder toezicht staan van de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS), zoals kerncentrales of röntgentoestellen. Sinds 6 februari 2018 moeten lidstaten bestaande blootstellingsituaties inventariseren op grond van nieuwe Europese voorschriften over stralingsbescherming. Deze voorschriften zijn geïmplementeerd in het Besluit basisveiligheidsnormen stralingsbescherming (Bbs). In dit onderzoek zijn 24 blootstellingsituaties geïnventariseerd waarvan er vijftien zijn aangemerkt als mogelijke bestaande blootstellingsituatie. De overige negen zijn situaties waarop het Bbs niet van toepassing is, of situaties die al onder het controlestelsel blijken te vallen ('geplande blootstellingsituaties'). De blootstelling in gebouwen aan radon en thoron, en aan externe straling behoren sinds de nieuwe wetgeving tot mogelijke bestaande blootstellingsituaties. Deze drie blootstellingsituaties leiden voor een gemiddelde inwoner van Nederland gezamenlijk tot een dosis van ongeveer 1 millisievert per jaar. Dit komt overeen met circa 40 procent van de totale gemiddelde jaarlijkse blootstelling aan ioniserende straling in Nederland. Een blootstelling van 1 millisievert per jaar is relatief laag in vergelijking met de in Europese regelgeving gebruikte 'referentieniveaus', die tussen de 1 en 20 millisievert per jaar moeten liggen. Voor de resterende twaalf mogelijke bestaande blootstellingsituaties is de mate van blootstelling aanzienlijk lager, en in bijna alle gevallen lokaal van aard. De inventarisatie is uitgevoerd in opdracht van de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS).
    Thumbnail

    Technische en inhoudelijke beperkingen ten aanzien van SAFETI-NL 6.54

    Kooi ES; Dam-Deisz WDC (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2018-07-05)
    Met het rekenprogramma SAFETI-NL kunnen de externe veiligheidsrisico's van bedrijven en transportleidingen met gevaarlijke stoffen worden berekend. De uitkomsten van de risicoberekeningen worden gebruikt voor vergunningverlening en ruimtelijke ordening. Het rekenprogramma is ontwikkeld door het adviesbureau DNVGL. De huidige versie, 6.54, is zowel technisch als inhoudelijk verouderd. De berekende veiligheidsrisico's passen daardoor niet meer bij de actuele inzichten. In de nieuwe versie van SAFETI-NL, versie 8.1, zijn deze tekortkomingen weggenomen. Als beheerder van het rekenprogramma wil het RIVM daarom overgaan op de nieuwe versie. Inhoudelijk zijn er meer dan 40 modelverbeteringen gerealiseerd. In sommige gevallen zijn oude modellen geheel vervangen door nieuwe. In andere gevallen zijn waarden geactualiseerd naar de huidige inzichten. Technisch gezien is de belangrijkste tekortkoming dat versie 6.54 niet wordt ondersteund voor Windows 8 en Windows 10. Daardoor ervaren gebruikers steeds vaker installatieproblemen. Ook werkt het programma mogelijk niet meer met toekomstige versies van Windows. Andere tekortkomingen zijn de verouderde look and feel van het programma en dat actuele ICT-mogelijkheden die de rekencapaciteit ten goede komen, niet beschikbaar zijn. Als SAFETI-NL 8.1 in gebruik genomen wordt, dan leidt dat tot andere uitkomsten van risicoberekeningen. De aard en omvang van de verschillen in uitkomsten en de ruimtelijke consequenties ervan zijn in een afzonderlijk rapport beschreven.
    Thumbnail

    Pilots Antibiotic Surveillance & Stewardship in de eerstelijn, tweedelijn en langdurige zorg : Verkenning ter bevordering van "juist gebruik" van antibiotica door aan indicatie gekoppelde voorschriften in beeld te krijgen

    Buys Ballot B; Thuis I; Mennen M (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2018-06-27)
    Dit rapport bevat een erratum d.d. 06-12-2018 na pagina 77 Antibioticaresistentie betekent dat bacteriën ongevoelig worden voor antibiotica, waardoor deze niet meer werken. Om dit te voorkomen is het belangrijk dat antibiotica alleen wordt voorgeschreven als het echt nodig is. Hoewel in Nederland relatief weinig antibiotica wordt voorgeschreven, zijn ook hier verbeteringen mogelijk. Om 'juist gebruik' te stimuleren, is inzicht nodig in het voorschrijfgedrag van artsen en zorginstellingen. Uit onderzoek van het RIVM blijkt dat informatie over het voorschrijfgedrag verkregen kan worden uit bestaande registratiegegevens van huisartsen, verpleeghuizen en ziekenhuizen. Hieruit kan worden achterhaald hoe vaak en om welke reden antibiotica wordt voorgeschreven. Deze informatie kan vervolgens worden vergeleken met de richtlijnen voor juist gebruik. Op deze manier wordt inzichtelijk welke (huis)artsen het al 'goed doen' en waar eventueel verbeteringen mogelijk zijn. Ook scholing en voorlichting over juist gebruik blijken belangrijk. Beroepsverenigingen van huisartsen en specialisten ouderengeneeskunde staan positief tegenover deze initiatieven en willen de resultaten opnemen in hun kwaliteitsprogramma's en scholing. Voor dit onderzoek heeft het RIVM pilots uitgevoerd in de drie zorgsectoren (huisarts, ziekenhuis, verpleeghuis). Een belangrijk voorwaarde van deze pilots was dat artsen en verpleegkundigen niet te veel zaken moesten registreren. Daarom is zo veel mogelijk gebruikgemaakt van bestaande registraties en de daarin beschikbare data. Op dit moment is van huisartsen en ziekenhuizen landelijk bekend hoeveel antibiotica zij per jaar voorschrijven. Deze informatie geeft een beeld van ontwikkelingen door de jaren heen, maar zegt niets over juist of onjuist gebruik. In ziekenhuizen bijvoorbeeld zijn veel uitzonderingen mogelijk om in afwijking van richtlijnen antibiotica voor te schrijven. Van verpleeghuizen is tot op heden veel minder informatie beschikbaar. Uit de pilot is gebleken dat het ook hier mogelijk is om op basis van bestaande data inzicht te krijgen in juist gebruik.
    • 1
    • 2
    • 3
    DSpace software (copyright © 2002 - 2019)  DuraSpace
    Quick Guide | Contact Us
    Open Repository is a service operated by 
    Atmire NV
     

    Export search results

    The export option will allow you to export the current search results of the entered query to a file. Different formats are available for download. To export the items, click on the button corresponding with the preferred download format.

    By default, clicking on the export buttons will result in a download of the allowed maximum amount of items.

    To select a subset of the search results, click "Selective Export" button and make a selection of the items you want to export. The amount of items that can be exported at once is similarly restricted as the full export.

    After making a selection, click one of the export format buttons. The amount of items that will be exported is indicated in the bubble next to export format.