• Login
    Search 
    •   Home
    • RIVM official reports
    • Search
    •   Home
    • RIVM official reports
    • Search
    JavaScript is disabled for your browser. Some features of this site may not work without it.

    Browse

    All of WARPCommunitiesTitleAuthorsIssue DateSubmit DateSubjectsPublisherDepartmentThis CommunityTitleAuthorsIssue DateSubmit DateSubjectsPublisherDepartment

    My Account

    LoginRegister

    Filter by Category

    Subjectsrisicobeoordeling (7)risk assessment (7)external radiation (4)gammastraling (4)afval (2)View MoreAuthorsVLH (8)Broek I van den (7)ABI (6)GZB (6)Dam-Deisz WDC (4)View MoreYear (Issue Date)
    2018 (32)
    Types
    briefrapport (32)

    Statistics

    Display statistics
     

    Search

    Show Advanced FiltersHide Advanced Filters

    Filters

    Now showing items 1-10 of 32

    • List view
    • Grid view
    • Sort Options:
    • Relevance
    • Title Asc
    • Title Desc
    • Issue Date Asc
    • Issue Date Desc
    • Results Per Page:
    • 5
    • 10
    • 20
    • 40
    • 60
    • 80
    • 100

    • 32CSV
    • 32RefMan
    • 32EndNote
    • 32BibTex
    • Selective Export
    • Select All
    • Help
    Thumbnail

    Gezonde Omgeving Utrecht (GO! Utrecht) : Handelingsperspectieven voor een gezonde leefomgeving

    van Alphen T; Linde K; Kok L; Aben J; den Hertog F; de Vries W; Maas R; Wesseling J; Staatsen B; Storm I (r, 2018-01-17)
    In opdracht van de gemeente Utrecht heeft het RIVM in het project GO! Utrecht onderzocht hoe de leefomgeving in de Utrechtse wijken gezonder kan worden gemaakt. Per wijk worden combinaties van maatregelen voor de leefomgeving voorgesteld die extra gezondheidswinst kunnen opleveren. De voorstellen zijn per wijk afgestemd op de omstandigheden en samengevat in factsheets. Zo geeft het de gemeente handvatten om keuzes te maken. Het gaat onder andere om maatregelen voor meer groen waar mensen iets mee kunnen doen (zoals buurtmoestuinen, buurtparkjes en onderhoud door bewoners van gemeentelijke groenstroken), beweegvriendelijke wijken, minder lawaai, schonere lucht en meer sociaal contact. Ook kan worden ingezet op verkeersvrije en leefbare straten ('leefstraten'), meer plekken om fietsen te stallen, het stimuleren van zogeheten deelauto's en een betere handhaving op asociaal rijgedrag. De aanpak van GO! Utrecht is erop gericht om maatregelen voor het milieu, de fysieke inrichting en sociale samenhang tegen elkaar af te wegen en te vertalen in integrale strategieën om de wijk te verbeteren. Het zijn maatregelen die in de praktijk al hebben bewezen te kunnen bijdragen aan een gezondere leefomgeving in brede zin. De meerwaarde van dit onderzoek zit vooral in de voorgestelde combinaties van maatregelen die op meerdere onderdelen positief uitwerken: lucht en geluid, gezondheid en leefstijl, actief en sociaal, veiligheid en schoon, voorzieningen en inrichting, en groen. De benodigde informatie is uit beschikbare Utrechtse databestanden, wijkgesprekken en (inter)nationale bronnen met leefomgevingsmaatregelen verzameld. Aanvullend heeft het RIVM luchtkwaliteitsberekeningen uitgevoerd om op wijkniveau een beeld te krijgen welke stoffen en bronnen een aandeel leverden aan de totale luchtkwaliteit. Dit rapport biedt de achtergrondinformatie bij de factsheets om de resultaten van GO! Utrecht te kunnen duiden en de voorgestelde maatregelencombinaties te kunnen beoordelen en uit te voeren.
    Thumbnail

    Stralingsniveaumetingen rond het terrein van de EPZ kerncentrale te Borssele in 2015

    Tanzi CP (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2018-02-12)
    Het stralingsniveau aan de terreingrens van de kerncentrale in Borssele lag in 2015 onder het toegestane maximum. Dit blijkt uit controlemetingen van het RIVM. Het RIVM rapporteert jaarlijks in opdracht van de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS) of de kerncentrale aan de vergunningseis voldoet. Volgens de kernenergiewetvergunning moet de kerncentrale ervoor zorgen dat personen buiten de terreingrens een stralingsdosis ontvangen van ten hoogste 40 microsievert per jaar. Om dit te controleren wordt op acht punten op de terreingrens het stralingsniveau gemeten. Dit gebeurt met het door het RIVM beheerde MONET-meetnet. Van de meting wordt vervolgens de natuurlijke achtergrondwaarde afgetrokken. Om het resultaat te vergelijken met het toegestane niveau, wordt de zogeheten Actuele Blootstelling Correctiefactor (ABC-factor) toegepast. ABC-factoren hangen samen met de bestemming van het gebied waar de stralingsdosis kan worden opgelopen. Aan het terrein van de kerncentrale Borssele geldt een ABC-factor van 0,2. In dit rapport zijn de daggemiddelden van de metingen van de acht MONET-monitoren rond de kerncentrale in 2015 weergegeven. Ook wordt uitgelegd hoe voor elk meetpunt de natuurlijke achtergrondwaarde is bepaald. In 2015 was de hoogste waarde, na aftrek van de natuurlijke achtergrond, 3,2 microsievert per jaar. Na de toepassing van de ABC-factor is de berekende maximale effectieve dosis 0,6 microsievert per jaar.
    Thumbnail

    Vergroening door microbiële gewasbeschermingsmiddelen : Verkenning knelpunten en oplossingsrichtingen

    Broek I van den; de Jong FMW (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2018-02-13)
    Microbiële gewasbeschermingsmiddelen kunnen bijdragen aan groene, duurzame gewasbescherming in land- en tuinbouw. Deze middelen bestaan uit bacteriën, schimmels en virussen en kunnen insecten en plantenziekten in gewassen bestrijden zonder ziektes te veroorzaken. Ze brengen weinig risico's mee voor mens en milieu en laten geen resten achter in voedsel. Ze worden echter nog weinig gebruikt. Het RIVM heeft, op basis van interviews met stakeholders en een literatuurstudie, in kaart gebracht welke belemmeringen zorgen voor het geringe gebruik en welke oplossingsrichtingen daarvoor mogelijk zijn. Er zijn in Europa nog te weinig microbiële middelen beschikbaar. Om dit op te lossen kan van de middelen die buiten Europa op de markt zijn, worden onderzocht welke mogelijkheden er zijn om ze voor de Nederlandse land- en tuinbouw te gebruiken. De middelen die wel beschikbaar zijn worden nog weinig gebruikt doordat telers en adviseurs te weinig weten over deze middelen. Dit probleem kan worden opgelost door onderwijsprogramma's te ontwikkelen voor opleidingen en de spuitlicentie. Verder richt het onderzoek naar microbiële middelen zich te weinig op ziekten en plagen in grote teelten. Deze problemen kunnen het beste worden opgelost wanneer onderzoekers, telers en bedrijven op dit gebied gaan samenwerken. Verder zijn de EU-richtsnoeren voor de beoordeling van gewasbeschermingsmiddelen onvoldoende toegespitst op microbiële middelen. Een impuls is gewenst om een specifiek EU-richtsnoer voor microbiële middelen te ontwikkelen.
    Thumbnail

    Gammastralingsniveaumetingen aan de terreingrens van COVRA N.V. te Borsele in 2015 en 2016 met het MONET-meetnet

    Tanzi CP (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2018-02-12)
    Dit rapport bevat een erratum d.d. 08-10-2018 op pagina 41 Het gammastralingsniveau aan de terreingrens van de Centrale Organisatie voor Radioactief Afval (COVRA N.V.) te Borsele lag in 2015 en 2016 onder het toegestane maximum. Dit blijkt uit controlemetingen van het RIVM. Het RIVM rapporteert jaarlijks in opdracht van de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS) en toetst of COVRA N.V. aan de vergunningseis voldoet Volgens de kernenergiewetvergunning moet COVRA N.V. ervoor zorgen dat personen buiten de terreingrens maximaal blootstaan aan een stralingsdosis van ten hoogste 40 microsievert per jaar. Om dit te controleren wordt op twaalf locaties het gammastralingsniveau gemeten. Dit gebeurt met het door het RIVM beheerde MONET-meetnet. Van de metingen wordt de natuurlijke achtergrondwaarde afgetrokken. Om het resultaat te vergelijken met het toegestane niveau, wordt de zogeheten Actuele Blootstellings Correctiefactor (ABC-factor) toegepast. ABC-factoren hangen samen met de bestemming van het gebied waar de effectieve gammastralingsdosis kan worden opgelopen. In dit rapport zijn de daggemiddelden van de twaalf MONET-monitoren aan de terreingrens van COVRA N.V. weergegeven. Ook wordt uitgelegd hoe voor elk meetpunt de natuurlijke achtergrondwaarde is bepaald. Over de jaren 2015 en 2016 is, na het gebruik van de ABC-factor, de hoogste berekende effectieve gammadosis per jaar 2,9 microsievert in 2015 en 3,0 microsievert in 2016.
    Thumbnail

    Monte Carlo Risk Assessment (MCRA) computational model: maintenance and management 2017

    Boon PE; Broek I van den; Kruisselbrink J; van Lenthe M; te Biesebeek JD; van Klaveren JD; van der Voet H (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2018-02-13)
    In dit rapport zijn de aanpassingen in het rekenmodel Monte Carlo Risk Assessment (MCRA) beschreven die het RIVM en Wageningen University & Research in 2017 hebben uitgevoerd. MCRA is een rekenmodel waarmee de meest realistische inname van stoffen via voedsel kan worden verkregen die op dit moment mogelijk is, en eventuele gezondheidsrisico's kunnen worden geëvalueerd. Het rekenmodel is voor geregistreerde gebruikers beschikbaar via internet. De huidige versie van MCRA is versie 8.2. In 2017 zijn verschillende nieuwe functionaliteiten aan deze versie toegevoegd om de innameberekeningen van enkelvoudige stoffen of mengsels van stoffen via voedsel te verbeteren. Ook is binnen MCRA de koppeling verbeterd tussen de uitkomsten van innameberekeningen en berekeningen die de dosis aangeven waarbij een schadelijk effect van een stof kan optreden (dosis-respons modellen). Deze koppeling is een belangrijk onderdeel van een geïntegreerde risicobeoordeling. De nieuwe functionaliteiten zijn onder andere geïmplementeerd vanuit het partnership tussen het RIVM en de Europese voedselveiligheidsautoriteit (EFSA), en vanuit het Europese project EuroMix. Het MCRA-rekenmodel is in 2017 gebruikt om de inname te berekenen van lood via de totale voeding, en van fipronil via de consumptie van ei, producten die ei bevatten, en plantaardige producten. Deze berekeningen zijn in opdracht van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) uitgevoerd door het Front Office Voedsel- en Productveiligheid van het RIVM en Wageningen UR, RIKILT. Dit Front Office beantwoordt ad-hoc-vragen van de NVWA over de veiligheid van voedsel en consumentenproducten. Het Front Office heeft MCRA ook gebruikt voor een geïntegreerde risicobeoordeling van titaniumdioxide nanodeeltjes op basis van de blootstelling via voedsel. Daarnaast is MCRA gebruikt om de inname te berekenen van verschillende stoffen die in voedsel kunnen zitten, zoals bisphenol A, minerale oliën en mengsels van bestrijdingsmiddelen.
    Thumbnail

    Zoönotische pathogenen bij de wasbeerhond en wasbeer in Nederland

    Maas M; Mulder J; Montizaan M; Dam-Deisz WDC; Jaarsma RI; Takumi K; van Roon A; Franssen FFJ; van der Giessen JWB (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2018-03-06)
    De wasbeerhond en de wasbeer worden in Nederland steeds vaker waargenomen, vooral in het oostelijke grensgebied. De komst van nieuwe diersoorten als deze kan ziekteverwekkers (her)introduceren of invloed hebben op de mate waarin reeds aanwezige ziekteverwekkers voorkomen. Zo leggen wasbeerhonden grote afstanden af en kunnen ze zich in meerdere leefomgevingen handhaven. Zowel wasbeerhonden als wasberen kunnen ziekteverwekkers bij zich dragen waar mensen ziek van kunnen worden. Bij onderzoek in 2014-2015 werd bij één van negen onderzochte wasbeerhonden Trichinella spiralis gevonden en bij één wasbeerhond Echinococcus multilocularis. Daarnaast is bij twee wasberen, die eind 2014 dood werden gevonden in de omgeving van Doetinchem, Baylisascaris procyonis aangetoond. Daarom heeft het RIVM in 2016-2017 12 wasbeerhonden en 5 wasberen onderzocht om meer inzicht te krijgen in de mate waarin een aantal ziekteverwekkers voorkomt: Echinococcus multilocularis (vossenlintworm), Trichinella spp. en Francisella tularensis bij wasbeerhonden en Baylisascaris procyonis (wasberenspoelworm) bij wasberen. Vossenlintworm, Trichinella spp. en Francisella tularensis zijn niet gevonden. Bij één wasbeer is Baylisascaris procyonis aangetroffen. De wasbeer was afkomstig uit Limburg. Het is nog onduidelijk of de wasberen die worden gevonden in Nederland uit wilde populaties komen of dat ze ontsnapte of losgelaten huisdieren zijn. Dit maakt het lastig om de vondst van Baylisascaris procyonis in Limburg (Elsloo) te duiden. Bij besmette wasberen worden spoelwormeieren via de ontlasting uitgescheiden in de omgeving, waar zij lange tijd kunnen overleven. Wanneer mensen deze eieren binnenkrijgen, ontwikkelen zich larven die zich door het lichaam kunnen verplaatsen naar onder andere de hersenen en dan neurologische klachten kunnen veroorzaken. Die kans lijkt nu nog klein, maar meer inzicht in de verspreiding van besmette wasberen is van groot belang om een goede risico-inschatting te maken.
    Thumbnail

    Mineral oils in food; : a review of toxicological data and an assessment of the dietary exposure in the Netherlands

    van de Ven BM; Fragki S; te Biesebeek JD; Rietveld AG; Boon PE (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2018-06-26)
    Minerale oliën kunnen in gezuiverde vorm bewust aan voedsel worden toegevoegd, of er als verontreiniging in terechtkomen. De laatste jaren is er ophef over ontstaan omdat ze schadelijk voor de gezondheid kunnen zijn. In 2012 oordeelde de European Food Safety Authority (EFSA) dat de inname van minerale oliën via voeding mogelijk zorgwekkend is. In de discussie is het belangrijk een onderscheid te maken tussen verzadigde koolwaterstoffen (MOSH) en aromatische koolwaterstoffen (MOAH) in minerale oliën, omdat de schadelijke effecten daarvan verschillen. In het beperkte aantal studies dat sinds 2012 over MOSH is verschenen, wordt de zorg van EFSA iets afgezwakt, zo blijkt uit RIVM-onderzoek. Ook zijn volgens berekeningen van het RIVM geen gezondheidseffecten te verwachten als mensen via voedsel aan MOSH worden blootgesteld. Het RIVM wil zich meer op MOAH richten, omdat sommige kankerverwekkend zijn. Het is alleen niet mogelijk om aan te geven of mensen er te veel van binnenkrijgen omdat voor MOAH geen gezondheidskundige norm bestaat. De kankerverwekkende MOAH zitten vooral in ruwe of onvoldoende gezuiverde minerale oliën en in oliën die verhit zijn geweest. Ze zitten niet in alle bronnen vanwaaruit MOAH in voedsel terecht kunnen komen. Het totale MOAH-gehalte geeft daarom geen informatie over de vraag of de inname van die MOAH schadelijk is. Volgens het RIVM is het zinvol te achterhalen wat de bronnen zijn vanwaaruit MOAH in voedingsmiddelen terechtkomen. Dan kunnen maatregelen genomen worden om schadelijke bronnen zoveel mogelijk te vermijden. Een voorbeeld van een verontreinigende bron zijn jute zakken die met olie zijn behandeld en waarin cacaobonen worden verpakt. De bijdrage van een andere verontreinigende bron, kartonnen verpakkingen van gerecycled materiaal, lijkt in Nederland mee te vallen. Droge levensmiddelen zoals rijst, pasta, ontbijtgranen en hagelslag worden hier vaak in verpakt. De inname via deze levensmiddelen blijkt in de innameberekeningen slechts een kleine bijdrage te leveren aan de totale blootstelling aan minerale oliën door voedsel. Maatregelen om de blootstelling vanuit kartonnen verpakkingen te beperken, zullen dus een beperkt effect hebben.
    Thumbnail

    Towards a policy decision on Aedes japonicus : Risk assessment of Aedes japonicus in the Netherlands

    Stroo A; Ibanez-Justicia A; Braks M (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2018-07-10)
    The Dutch government wants to limit the risk for local transmission of mosquito-borne diseases and therefore aims to limit the establishment of invasive exotic mosquitoes in the Netherlands. At the request of the Ministry of Public Health, RIVM and CMV have investigated which approach is appropriate for the Asian bush mosquito, Aedes japonicus. An effective approach requires a tailor-made method and requires choices. Which choices are made depends on the chance of transmission of diseases by a specific mosquito species, the effect of the control and the costs thereof. In the Netherlands, mosquitoes do not form a major problem as vectors of human diseases at the moment. To become problematic, two preconditions are required. There must be human biting mosquitoes that are able to transmit pathogens, and there must be pathogens that can be transmitted by mosquitoes. In the Netherlands such pathogens are rare. In addition, in the Netherlands mosquitoes are not well able to transmit pathogens. The establishment of specific exotic mosquitoes could increase the risk of transmission of pathogens in the Netherlands. The Asian bush mosquito was discovered in the Netherlands in 2012 and was found present in large parts of Lelystad. In recent years, the area, where this species is present, has expanded. This makes it increasingly difficult to fight the mosquito and the costs for the control increase. On the other hand, the risk of transmission of pathogens by Asian bush mosquito is small. This mosquito does not play an important role in outbreaks of mosquito-borne diseases. Only under specific conditions in the laboratory and field can Asian bush mosquito transmit pathogens. Worldwide only a few patients are known who may have become ill through this mosquito. The risk of the Asian bush mosquito in the Netherlands is comparable to that of a number of native mosquito species. The Asian bush mosquito provides a small added risk of spreading diseases in the Netherlands.
    Thumbnail

    Horizon scan of medical technologies : Technologies with an expected impact on the organisation and expenditure of healthcare

    van der Maaden T; Dam-Deisz WDC; Vonk R; Weda M; Broek I van den; Broek I van den (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2018-10-08)
    Medical technology is developing rapidly. Promising new technologies could offer benefits for the quality and organisation of healthcare. However, in practice innovations do not always fully match with medical and societal needs. Healthcare professionals, patients, health insurers, industry and the authorities all agree it is important to improve this. To achieve this, it is important that relevant stakeholders start to join forces already in early stages of development. This is a message from a 'horizon scan' of medical technologies performed by the RIVM at the request of the Dutch Ministry of Health, Welfare and Sports. The 'horizon scan' identifies technologies with a potentially major impact on the society. eHealth, robotics to support care for the elderly, and the 3D printing of for example implants or of organ models to be used for the preparation of surgery, may offer major potential benefits. These technologies are expected to affect the organisation and costs of care, either in a positive or negative sense. The precise impact of these technologies is difficult to predict. Other technologies may also have major impact. Nanotechnology, for example, is considered a technology that enables other innovative developments, such as early diagnosis and treatment of cancer; personalised medicine (customized care) as a development that is enabled by promising medical technologies. In addition, non-medical technologies such as 'big data' and artificial intelligence can have major impact on healthcare. Bringing together stakeholders is the first, important, step to better connect technological possibilities with medical and societal needs. This may provide direction to developers of technology. It can also help healthcare organisations to take full advantage of promising medical technology.
    Thumbnail

    Publieksperceptie van Stralingsrisico's: Betekenis voor Risicocommunicatie

    Staal YCM; Kerckhoffs T (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2018-10-26)
    Het algemene publiek oordeelt anders over de risico's van een ongeval waarbij straling vrijkomt dan experts. Beide groepen schatten de kans dat er een ernstig incident plaatsvindt in als heel klein. Echter, anders dan deskundigen verwachten burgers ten onrechte dat een kernongeval onder de bevolking veel sterfgevallen en misvormingen veroorzaakt, ook op grote afstand. Dit verschil bestaat doordat het publiek zijn mening op andere factoren baseert dan deskundigen, die zich vooral op technische informatie baseren. Voor effectieve communicatie over stralingsrisico's is het van belang om goed aan te sluiten bij wat mensen weten en denken. Vier factoren zijn belangrijk voor de manier waarop het publiek een risico beoordeelt. Als eerste is er de bekendheid met het risico. Wanneer mensen weinig bekend zijn met een risico, zullen ze deze als groot zien. Communicatie over risico's van straling dient zich dus juist te richten op het vergroten van kennis over bijvoorbeeld de werking van centrales. Ook persoonlijke omstandigheden en ervaringen zijn van invloed op de beleving van een risico. Mensen vormen een 'plaatje' (kennis, ideeën en beelden) over de gevolgen van een kernongeval. Door dit 'plaatje' naast dat van deskundigen te leggen, kan worden gezien waar de verschillen zitten. Dit kunnen dan speerpunten worden voor communicatie. Uit eerder onderzoek naar deze verschillen blijkt dat er vooral behoefte is aan informatie over welke maatregelen mensen kunnen nemen bij een ongeval en waar zich überhaupt kerncentrales bevinden. Als derde is er de houding tegenover een bepaalde activiteit. Die houding is positiever naarmate mensen er voordelen van ervaren en meer vertrouwen hebben in relevante regelgevende en toezichthoudende instanties. Om dit vertrouwen te behouden en te vergroten is het belangrijk dat communicatie vanuit deze instanties transparant en feitelijk juist is. Een uitdaging hierbij is dat wetenschappelijke informatie vaak op verschillende, alternatieve manieren kan worden uitgelegd. Dit is iets wat vertrouwen in instanties en hun interpretatie van deze informatie onder druk kan zetten. Ten slotte zijn er signalen uit de sociale omgeving aan de hand waarvan mensen een oordeel vormen over een risico, bijvoorbeeld van vrienden of de sociale media. Aangezien de sociale media steeds belangrijker worden, doen instanties er goed aan om ook via deze kanalen contact te hebben met burgers. Een goed opgezette sociale media strategie is hierbij belangrijk. Men moet rekening houden met wat mensen al weten en denken, maar ook met de uitdagingen van sociale media zoals de aanwezigheid van partijen die hun doelstellingen willen ondermijnen.
    • 1
    • 2
    • 3
    • 4
    DSpace software (copyright © 2002 - 2019)  DuraSpace
    Quick Guide | Contact Us
    Open Repository is a service operated by 
    Atmire NV
     

    Export search results

    The export option will allow you to export the current search results of the entered query to a file. Different formats are available for download. To export the items, click on the button corresponding with the preferred download format.

    By default, clicking on the export buttons will result in a download of the allowed maximum amount of items.

    To select a subset of the search results, click "Selective Export" button and make a selection of the items you want to export. The amount of items that can be exported at once is similarly restricted as the full export.

    After making a selection, click one of the export format buttons. The amount of items that will be exported is indicated in the bubble next to export format.