• Login
    Search 
    •   Home
    • RIVM official reports
    • Search
    •   Home
    • RIVM official reports
    • Search
    JavaScript is disabled for your browser. Some features of this site may not work without it.

    Browse

    All of WARPCommunitiesTitleAuthorsIssue DateSubmit DateSubjectsPublisherDepartmentThis CommunityTitleAuthorsIssue DateSubmit DateSubjectsPublisherDepartment

    My Account

    LoginRegister

    Filter by Category

    Subjects
    LANDBOUW (13)
    WATER (13)
    water quality (8)waterkwaliteit (8)landbouwpraktijk (7)View MoreAuthorsCMM (11)mev (11)Boumans LJM (6)Doornewaard GJ (6)Daatselaar CHG (5)View MoreYear (Issue Date)2011 (5)2010 (4)2012 (4)TypesOnderzoeksrapport (13)

    Statistics

    Display statistics
     

    Search

    Show Advanced FiltersHide Advanced Filters

    Filters

    Now showing items 1-10 of 13

    • List view
    • Grid view
    • Sort Options:
    • Relevance
    • Title Asc
    • Title Desc
    • Issue Date Asc
    • Issue Date Desc
    • Results Per Page:
    • 5
    • 10
    • 20
    • 40
    • 60
    • 80
    • 100

    • 13CSV
    • 13RefMan
    • 13EndNote
    • 13BibTex
    • Selective Export
    • Select All
    • Help
    Thumbnail

    Eindrapport van de evaluatie van het LMM : Scenario's voor het programma vanaf 2011

    de Klijne A; Reijs JW; Fraters B; Hoop J; van Leeuwen TC (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2010-10-07)
    Het RIVM en het LEI hebben de manier waarop het Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid (LMM) is opgezet, geevalueerd. Op basis hiervan zijn vervolgens drie scenario's opgesteld om het LMM vanaf 2011 vorm te geven. Alle drie de scenario's bieden mogelijkheden om te bezuinigen. De mate waarin dat gebeurt, en de mate waarin wordt voldaan aan de eisen die de ministeries van VROM, LNV en VenW stellen aan het LMM, verschillen per scenario. Het LMM levert informatie over de landbouwpraktijk en de waterkwaliteit die nodig is om te voldoen aan zowel Europese verplichtingen als de nationale beleidsbehoefte voor het Nederlandse mestbeleid. Aanleiding voor de evaluatie is de start van het zogeheten Vierde Nitraatrichtlijn Actieprogramma, waarin afspraken tussen Nederland en de Europese Commissie staan over de invulling van de Europese Nitraatrichtlijn. Daarnaast is voor Nederland een nieuwe derogatieperiode ingegaan, waarmee onder voorwaarden mag worden afgeweken van het maximum dat de Europese Nitraatrichtlijn aan het gebruik van dierlijke mest stelt. Het eerste scenario vult de monitoring van de landelijke trends die nodig zijn voor rapportageverplichtingen aan de Europese Commissie beperkt in. Bij dit scenario wordt juist uitgebreid voldaan aan de eisen vanuit nationaal beleid. Zo worden naast landelijke trends innovatieve bedrijven gevolgd en zijn er programma's om specifieke bedrijfsgroepen te monitoren. Het tweede scenario is omgekeerd: landelijke trends voor Brussel worden uitgebreider ingevuld, maar de nationale beleidsbehoefte komt beperkt aan bod. In het derde scenario zijn zowel de rapportageverplichting aan Brussel als de invulling van de nationale beleidsbehoefte beperkt ingevuld.
    Thumbnail

    Nitraatconcentraties in het bovenste grondwater van de zandregio en de invloed van het Mestbeleid : Visualisatie afname in de periode 1992 tot 2009

    Boumans LJM; Fraters B (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2011-05-19)
    De nitraatconcentratie in het bovenste grondwater van landbouwbedrijven in de zandregio is tussen 1992 en 2009 met meer dan 50% afgenomen, van 150 tot 65 milligram per liter. Het stikstofoverschot is in deze periode met 50% afgenomen. Dit is het gevolg van maatregelen uit het mestbeleid, zoals de afname van het gebruik van dierlijke en kunstmest op de weilanden. De nitraatconcentratie is procentueel meer afgenomen dan het stikstofoverschot, waarschijnlijk doordat er minder koeien in de wei staan. Door beweiding met koeien komt er via hun mest meer nitraat in het grondwater dan wanneer deze mest in de stal wordt verzameld en daarna gelijkmatiger over de weide wordt verspreid. Dit blijkt uit een analyse van de resultaten van het Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid (LMM) door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). Het LMM is een meetnet van het RIVM en het LEI, onderdeel van Wageningen University and Research Centre, dat in opdracht van het ministerie van Infrastructuur en Milieu en het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie wordt uitgevoerd. Met het mestbeleid wordt gestreefd naar een nitraatconcentratie van minder dan 50 milligram per liter in het grondwater. Een bijkomend resultaat van dit onderzoek is dat de methode is verbeterd om beleidseffecten op de nitraatconcentratie in beeld te brengen voor de Nederlandse en Europese overheid. Dit komt vooral doordat nieuwe inzichten in de methode zijn verwerkt. Behalve het mestbeleid hebben veranderingen in het weer (jaarlijks neerslagoverschot) invloed op de gemiddelde nitraatconcentratie van de zandregio, evenals veranderingen in de jaarlijkse samenstelling van de groep landbouwbedrijven waar is bemonsterd. Hetzelfde geldt voor de jaarlijkse veranderingen van het areaal landbouwgrond per type landbouwbedrijf. Een statistische techniek, Residual Maximum Likelihood, houdt rekening met deze invloeden.
    Thumbnail

    Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid. LMM-jaarrapport 2005

    Swen HM; Goffau A de; Doornewaard GJ; van Leeuwen TC; Reijs JW; Fraters B; Wattel-Koekkoek EJW; Boumans LJM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2010-05-27)
    Het Landbouw Economisch Instituut (LEI) volgt de bedrijfsvoering op landbouwbedrijven; het RIVM monitort op deze bedrijven de waterkwaliteit die door de bedrijfsvoering wordt beinvloed. Uit de monitoringgegevens blijkt dat de bemesting en nutrientenoverschotten op melkveebedrijven sinds eind jaren negentig van de vorige eeuw eerst fors zijn gedaald en sinds 2000 zijn gestabiliseerd. Op akkerbouwbedrijven is een minder duidelijke trend zichtbaar. Ook daalt sinds de jaren negentig de nitraatconcentratie in het grondwater onder landbouwbedrijven. Dit is een positieve ontwikkeling, omdat een lagere nitraatconcentratie duidt op een lagere belasting van het milieu. Desalniettemin bleek in 2005 op 52 procent van de onderzochte bedrijven de nitraatconcentratie in het bovenste grondwater (recente neerslagoverschot) hoger te zijn dan de Europese norm van 50 milligram per liter. In 2004 varieerde de totale stikstofbemesting tussen combinaties van bedrijfstype en grondsoort van gemiddeld 188 tot 436 kilo per hectare en de fosforbemesting van 78 tot 115 kilo per hectare. Per saldo was de aanvoer van stikstof en fosfor in de bodem groter dan wat eruit verdwijnt. Het stikstofoverschot varieerde tussen combinaties van bedrijfstype en grondsoort van gemiddeld 115 tot 226 kilo per hectare. Voor fosfor lag dat tussen 24 en 40 kilo per hectare. De meeste overschrijdingen van de nitraatconcentratie in het grondwater zijn aangetroffen bij bedrijven in de zand/lossregio (68 procent). Bij bedrijven in de kleiregio en in de veenregio zijn aanzienlijk minder overschrijdingen aangetoond (respectievelijk 36 en 0 procent). Het totale aantal overschrijdingen in de zand/lossregio in 2005 is, in vergelijking met 2004, vrijwel gelijk gebleven. In de klei- en veenregio is in 2005 het aantal overschrijdingen gedaald ten opzichte van 2004. Het LMM is opgezet om de kwaliteit van het water op landbouwbedrijven te beschrijven en te verklaren in relatie tot beleidsmaatregelen en bedrijfsvoering. De waterkwaliteit wordt bepaald door de hoeveelheid nutrienten (waaronder nitraat) te meten in het water dat uitspoelt uit de 'wortelzone' (bovenste meter van het grondwater, bodemvocht of drainwater) en in het slootwater. Metingen op dit punt geven weer welk deel van het nutrientenoverschot naar het grond- en oppervlaktewater is uitgespoeld. De metingen zijn verricht op de typen landbouwbedrijven die in Nederland het meeste voorkomen (akkerbouw, melkvee en hokdieren) in drie hoofdgrondsoortregio's (zand/loss, klei en veen).
    Thumbnail

    Landbouwpraktijk en waterkwaliteit in Nederland, periode 1992-2010

    Baumann RA; Hooijboer AEJ; Vrijhoef A; Fraters B; Kotte M; Daatselaar CHG; Olsthoorn CSM; Bosma JN (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2012-10-05)
    Het stikstofoverschot in de Nederlandse landbouw is tussen 1992 en 2010 met bijna 50 procent afgenomen. Dit is een gevolg van maatregelen die vanwege de Europese Nitraatrichtlijn in de Nederlandse landbouw zijn genomen, zoals minder mest gebruiken gedurende een kortere tijd van het jaar. Dit blijkt uit een inventarisatie van de ontwikkelingen in de grond- en oppervlaktewaterkwaliteit en de landbouwpraktijk. De rapportage hiervan is een vierjaarlijkse Europese verplichting. Het RIVM heeft de inventarisatie uitgevoerd met het Centraal Bureau voor de Statistiek, de Waterdienst, LEI (onderdeel van Wageningen UR) en Dienst Regelingen van het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. Nitraatconcentratie daalt Dankzij de uitvoering van de Europese Nitraatrichtlijn is ook de nitraatconcentratie in het water dat uitspoelt uit de 'wortelzone' van landbouwpercelen naar het grond- en oppervlaktewater sterk gedaald tussen 1992 en 2010. Vooral in de zandgebieden is dat het geval: in deze gebieden daalde de gemiddelde concentratie van 140 naar 60 milligram per liter. In de gebieden met kleigrond zijn de gemiddelde nitraatconcentraties in het uitspoelende water eveneens gedaald, naar 29 milligram per liter. In veengrond is altijd weinig nitraat in het uitspoelende water aanwezig (minder dan 10 milligram per liter). Dat komt doordat nitraat in veengronden snel afbreekt. Zoet oppervlaktewater In zoet oppervlaktewater schommelt de gemiddelde nitraatconcentratie sinds 2002 rond hetzelfde niveau (15 milligram per liter in 2008-2010). Desondanks is tussen 2004 en 2010 de chlorofyl-a-concentratie in de zomerperiode (een indicator voor eutrofiëring) in regionale zoete oppervlaktewateren die door de landbouw worden beïnvloed licht toegenomen. Waterkwaliteit blijft zich verbeteren Het is te verwachten dat de waterkwaliteit in Nederland in de komende jaren verder verbetert. Het duurt namelijk enkele jaren voordat de maatregelen uit het huidige actieprogramma (2010-2013), zoals aangescherpte gebruiksnormen voor mest, uitgedrukt in de hoeveelheid stikstof, zich vertalen naar een betere waterkwaliteit.
    Thumbnail

    Antibioticaresistente bacterien in Nederlands oppervlaktewater in veeteeltrijk gebied

    Blaak H; Schets FM; Italiaander R; Schmitt H; de Roda Husman AM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2010-12-13)
    In oppervlaktewater en slib in veeteeltrijk gebied komen hoge percentages bacterien voor die resistent zijn tegen een of meerdere antibiotica. Dit blijkt uit verkennend onderzoek van het RIVM. De herkomst van deze bacterien in het onderzochte gebied is in deze studie niet onderzocht. Wel zijn er aanwijzingen dat ten minste een deel van de bacterien afkomstig is uit mest van nabijgelegen veeteeltbedrijven. Onderzoek naar de mate waarin antibioticumresistente bacterien in oppervlaktewater voorkomen is van belang om te kunnen inschatten in hoeverre mensen via het milieu worden blootgesteld aan deze bacterien. Er zijn meerdere oorzaken waardoor antibioticaresistente bacterien in oppervlaktewater terechtkomen. Bijvoorbeeld doordat mest van dieren die met antibiotica zijn behandeld, afspoelt naar het oppervlaktewater. Een andere oorzaak kan zijn dat gedeeltelijk gezuiverd of ongezuiverd afvalwater in oppervlaktewater wordt geloosd, bijvoorbeeld door ziekenhuizen waar mensen zijn behandeld met antibiotica. Als mensen met verontreinigd oppervlaktewater in aanraking komen, zoals tijdens recreatie, kunnen zij worden blootgesteld aan bacterien die resistent zijn tegen een of meerdere antibiotica. Dit brengt mogelijk volksgezondheidrisico's met zich mee omdat deze antibiotica belangrijk kunnen zijn om infecties te behandelen. De risico's kunnen zich op twee manieren manifesteren. Mensen die aan antibioticaresistente bacterien worden blootgesteld, kunnen zelf het risico lopen ziek te worden van deze - moeilijker te bestrijden - bacterien. Daarnaast is het mogelijk dat mensen zelf niet ziek worden van de resistente bacterien maar ze overdragen aan mensen met verminderde weerstand, zoals ziekenhuispatienten. Deze categorie mensen kan hier vervolgens wel ziek van worden.
    Thumbnail

    Waterkwaliteit op Landbouwbedrijven : Evaluatie Meststoffenwet 2012: deelrapport ex post

    Hooijboer A; de Klijne A (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2012-08-23)
    In de Klei- en Veenregio, gelegen in West- en Noord-Nederland, is de nitraatconcentratie in het bovenste grondwater van landbouwbedrijven gemiddeld lager dan de nitraatnorm. In de Zand- en Lössregio van Nederland ligt deze concentratie in het bovenste grondwater gemiddeld gezien boven deze norm. De verschillen tussen de regio's worden mede bepaald door verschillen in het vermogen van de bodem om nitraat af te breken. In de Zandregio (Noord-, Oost- en Zuid-Nederland) is, als gevolg van het mestbeleid, de nitraatconcentratie tussen 1992 en 2002 aanzienlijk gedaald, waarna deze lijkt te zijn gestabiliseerd. Dit blijkt uit de RIVM-bijdrage aan de vierjaarlijkse evaluatie van de Meststoffenwet. De Meststoffenwet is de nationale uitwerking van de Europese Nitraatrichtlijn uit 1991 en heeft als doel de waterkwaliteit op landbouwbedrijven te verbeteren. De grootste daling in het bovenste grondwater van de Zandregio heeft plaatsgevonden bij de melkveebedrijven. Op deze bedrijven is de nitraatconcentratie nu het laagst van alle bedrijfstypen in de Zandregio en voldoet 55% van de bedrijven aan de nitraatnorm. Van de akkerbouwbedrijven in de Zandregio voldoet 21% aan de norm, voor hokdierbedrijven is dit 23% terwijl van de overige bedrijven 41% de norm haalt. Voor slootwater geldt dat in de winter de toetswaarde voor stikstof in alle regio's gemiddeld gezien wordt overschreden. In de zomer is de stikstofconcentratie lager en is deze alleen nog in de Zandregio gemiddeld hoger dan de toetswaarde. De fosfaatconcentratie is het hoogst in de zomer, de toetswaarde van fosfaat wordt dan gemiddeld gezien overschreden in de Veen- en Kleiregio maar niet in de Zandregio.
    Thumbnail

    Agricultural practice and water quality on farms registered for derogation : Results for 2009 in the derogation monitoring network

    Zwart MH; Daatselaar CHG; Boumans LJM; Doornewaard GJ (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2011-09-27)
    Dit rapport geeft een overzicht van de bemestingspraktijk in 2009 en de waterkwaliteit in 2009 en 2010 op graslandbedrijven in Nederland die meer dierlijke mest mogen gebruiken dan in de EU-Nitraatrichtlijn is aangegeven (derogatie). De gegevens uit dit onderzoek kunnen worden gebruikt om de gevolgen voor de waterkwaliteit te bepalen. De waterkwaliteit gemeten in 2009 geeft de gevolgen weer van de landbouwpraktijk in 2008, het derde jaar dat de derogatie in de praktijk werd toegepast. De waterkwaliteit gemeten in 2010 geeft de gevolgen weer van de landbouwpraktijk in 2009. De Europese Nitraatrichtlijn verplicht lidstaten het gebruik van dierlijke mest te beperken tot een bepaald maximum (de gebruiksnorm dierlijke mest van 170 kg N/ha). Een lidstaat kan de Europese Commissie vragen om onder voorwaarden van deze beperking af te wijken. Nederland heeft in december 2005 derogatie gekregen om van 2006 tot en met 2009 af te mogen wijken van de gestelde norm. Deze derogatie is op 5 februari 2010 verlengd tot en met 2013. Een van de voorwaarden is dat de Nederlandse overheid een monitoringnetwerk inricht en over de resultaten daarvan jaarlijks aan de Commissie rapporteert. Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en het LEI, onderdeel van Wageningen Universiteit en Research Centrum, hebben in 2006 voor Nederland een monitoringnetwerk opgezet. Dit zogenoemde derogatiemeetnet meet de gevolgen voor de landbouwpraktijk en de waterkwaliteit als landbouwbedrijven afwijken van de Europese gebruiksnorm voor dierlijke mest. Het derogatiemeetnet is een onderdeel van het Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid (LMM). Van 275 graslandbedrijven is de bedrijfsvoering gemonitord en van 285 bedrijven de waterkwaliteit. Het meetnet omvat 300 graslandbedrijven. Dat er minder dan 300 bedrijven zijn gerapporteerd komt doordat sommige bedrijven achteraf geen derogatie toepasten of toegekend kregen en door bedrijfswisselingen in het meetnet.
    Thumbnail

    Landbouwpraktijk en waterkwaliteit op landbouwbedrijven aangemeld voor derogatie : Resultaten meetjaar 2009 in het derogatiemeetnet

    Zwart MH; Daatselaar CHG; Boumans LJM; Doornewaard GJ (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2011-09-20)
    Dit rapport geeft een overzicht van de bemestingspraktijk in 2009 en de waterkwaliteit in 2009 en 2010 op graslandbedrijven in Nederland die meer dierlijke mest mogen gebruiken dan in de EU-Nitraatrichtlijn is aangegeven (derogatie). De gegevens uit dit onderzoek kunnen worden gebruikt om de gevolgen voor de waterkwaliteit te bepalen. De waterkwaliteit gemeten in 2009 geeft de gevolgen weer van de landbouwpraktijk in 2008, het derde jaar dat de derogatie in de praktijk werd toegepast. De waterkwaliteit gemeten in 2010 geeft de gevolgen weer van de landbouwpraktijk in 2009. De Europese Nitraatrichtlijn verplicht lidstaten het gebruik van dierlijke mest te beperken tot een bepaald maximum (de gebruiksnorm dierlijke mest van 170 kg N/ha). Een lidstaat kan de Europese Commissie vragen om onder voorwaarden van deze beperking af te wijken. Nederland heeft in december 2005 derogatie gekregen om van 2006 tot en met 2009 af te mogen wijken van de gestelde norm. Deze derogatie is op 5 februari 2010 verlengd tot en met 2013. Een van de voorwaarden is dat de Nederlandse overheid een monitoringnetwerk inricht en aan de Commissie jaarlijks rapporteert over de resultaten daarvan. Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en het LEI, onderdeel van Wageningen UR, hebben in 2006 voor Nederland een monitoringnetwerk opgezet. Dit zogenoemde derogatiemeetnet meet de gevolgen voor de landbouwpraktijk en de waterkwaliteit als landbouwbedrijven afwijken van de Europese gebruiksnorm voor dierlijke mest. Het derogatiemeetnet is een onderdeel van het Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid (LMM). Van 275 graslandbedrijven is de bedrijfsvoering gemonitord en van 285 bedrijven de waterkwaliteit. Het meetnet omvat 300 graslandbedrijven. Dat er minder dan 300 bedrijven zijn gerapporteerd komt doordat sommige bedrijven achteraf geen derogatie toepasten of toegekend kregen en komt ook door bedrijfswisselingen in het meetnet.
    Thumbnail

    Agricultural practice and water quality on farms registered for derogation : Results for 2008 in the derogation monitoring network

    Zwart MH; Daatselaar CHG; Boumans LJM; Doornewaard GJ (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2010-08-13)
    Dit rapport geeft een overzicht van de bemestingspraktijk in 2008 en de waterkwaliteit in 2008 en 2009 op graslandbedrijven in Nederland die meer dierlijke mest mogen gebruiken dan in Europese regelgeving is aangegeven (derogatie). De gegevens uit dit onderzoek kunnen worden gebruikt om de gevolgen voor de waterkwaliteit te bepalen. De waterkwaliteit gemeten in 2008 geeft de gevolgen weer van de landbouwpraktijk in 2007, het tweede jaar dat de derogatie in de praktijk werd toegepast. De waterkwaliteit gemeten in 2009 geeft de gevolgen weer van de landbouwpraktijk in 2008. De Europese Nitraatrichtlijn verplicht lidstaten het gebruik van dierlijke mest te beperken tot een bepaald maximum. Een lidstaat kan de Europese Commissie vragen om onder voorwaarden van deze beperking af te wijken. Nederland heeft in december 2005 toestemming gekregen om van 2006 tot en met 2013 af te mogen wijken van de gestelde norm. Een van de voorwaarden is dat de Nederlandse overheid een monitoringnetwerk inricht en aan de Commissie jaarlijks rapporteert over de resultaten daarvan. Het Rijks Instituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en het Landbouw Economisch Instituut (LEI) hebben in 2006 voor Nederland een monitoringnetwerk opgezet. Dit zogenoemde derogatiemeetnet meet de gevolgen voor de landbouwpraktijk en de waterkwaliteit als landbouwbedrijven afwijken van de Europese gebruiksnorm voor dierlijke mest. Het meetnet omvat driehonderd graslandbedrijven. Het derogatiemeetnet is een onderdeel van het Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid (LMM). Van 284 graslandbedrijven is zowel de bedrijfsvoering als de waterkwaliteit gemonitord. Van iets minder dan driehonderd bedrijven is gerapporteerd doordat sommige achteraf geen derogatie toepasten of kregen en door bedrijfswisselingen in het meetnet.
    Thumbnail

    Landbouwpraktijk en waterkwaliteit op landbouwbedrijven aangemeld voor derogatie. : Resultaten meetjaar 2010 in het derogatiemeetnet

    Buis E; van den Ham A; Boumans LJM; Daatselaar CHG; Doornewaard GJ (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2012-09-13)
    Dit rapport geeft een overzicht van de bemestingspraktijk in 2010 en de waterkwaliteit in 2010 en 2011 op graslandbedrijven in Nederland die meer dierlijke mest mogen gebruiken dan in de EU-Nitraatrichtlijn is aangegeven (derogatie). De gegevens uit dit onderzoek kunnen worden gebruikt om de gevolgen van derogatie voor de waterkwaliteit te bepalen. De waterkwaliteit gemeten in 2010 geeft de gevolgen weer van de landbouwpraktijk in 2009, het vierde jaar dat de derogatie in de praktijk werd toegepast. De waterkwaliteit gemeten in 2011 geeft de gevolgen weer van de landbouwpraktijk in 2010. Achtergrond derogatiemeetnet De Europese Nitraatrichtlijn verplicht lidstaten om het gebruik van dierlijke mest te beperken tot een bepaald maximum (de gebruiksnorm dierlijke mest van 170 kg stikstof per hectare). Een lidstaat kan de Europese Commissie vragen om onder voorwaarden van deze beperking af te wijken. Nederland heeft in december 2005 derogatie gekregen om van 2006 t/m 2009 af te mogen wijken van de gestelde norm voor dierlijke mest. Deze derogatie is op 5 februari 2010 verlengd t/m december 2013. Een van de voorwaarden hiervoor is dat de Nederlandse overheid een monitoringnetwerk gericht op derogatie inricht en aan de Commissie jaarlijks rapporteert over de resultaten daarvan. Monitoring van bedrijfsvoering en waterkwaliteit in 2010 Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en LEI Wageningen UR, hebben dit monitoringsnetwerk in 2006 voor Nederland opgezet. Dit zogenoemde derogatiemeetnet meet de gevolgen van de landbouwpraktijk en de waterkwaliteit als landbouwbedrijven afwijken van de Europese gebruiksnorm voor dierlijke mest. Het derogatiemeetnet is een onderdeel van het Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid (LMM). Voor het derogatiemeetnet is in 2010 van 294 graslandbedrijven de bedrijfsvoering gemonitord en van 290 bedrijven de waterkwaliteit. Het meetnet omvat 300 graslandbedrijven. Dat er minder dan 300 bedrijven zijn gerapporteerd komt doordat sommige bedrijven toch geen derogatie toepasten of toegekend kregen of niet langer deelnamen vanwege bedrijfsbeëindiging.
    • 1
    • 2
    DSpace software (copyright © 2002 - 2019)  DuraSpace
    Quick Guide | Contact Us
    Open Repository is a service operated by 
    Atmire NV
     

    Export search results

    The export option will allow you to export the current search results of the entered query to a file. Different formats are available for download. To export the items, click on the button corresponding with the preferred download format.

    By default, clicking on the export buttons will result in a download of the allowed maximum amount of items.

    To select a subset of the search results, click "Selective Export" button and make a selection of the items you want to export. The amount of items that can be exported at once is similarly restricted as the full export.

    After making a selection, click one of the export format buttons. The amount of items that will be exported is indicated in the bubble next to export format.