• Login
    Search 
    •   Home
    • RIVM official reports
    • Search
    •   Home
    • RIVM official reports
    • Search
    JavaScript is disabled for your browser. Some features of this site may not work without it.

    Browse

    All of WARPCommunitiesTitleAuthorsIssue DateSubmit DateSubjectsPublisherDepartmentThis CommunityTitleAuthorsIssue DateSubmit DateSubjectsPublisherDepartment

    My Account

    LoginRegister

    Filter by Category

    Subjects
    02 (16)
    epidemiologie (16)
    aids (12)hiv (12)druggebruik (10)View MoreAuthors
    CIE (16)
    Laar MJW van de (10)Berns MPH (8)Snijders BM (8)Houweling H (7)View MoreYear (Issue Date)2001 (4)1997 (3)1999 (3)2000 (3)1994 (2)TypesOnderzoeksrapport (16)

    Statistics

    Display statistics
     

    Search

    Show Advanced FiltersHide Advanced Filters

    Filters

    Now showing items 11-16 of 16

    • List view
    • Grid view
    • Sort Options:
    • Relevance
    • Title Asc
    • Title Desc
    • Issue Date Asc
    • Issue Date Desc
    • Results Per Page:
    • 5
    • 10
    • 20
    • 40
    • 60
    • 80
    • 100

    • 16CSV
    • 16RefMan
    • 16EndNote
    • 16BibTex
    • Selective Export
    • Select All
    • Help
    Thumbnail

    SOA en AIDS in Nederland

    van de Laar MJW; Beuker RJ; Rijlaarsdam J; van Duynhoven YTHP (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2001-02-22)
    Dit rapport geeft een overzicht van de huidige stand van zaken met betrekking tot de voor de volksgezondheid belangrijkste seksueel overdraagbare aandoeningen (SOA): gonorroe, syfilis, infectie met Chlamydia trachomatis, genitale infecties met humaan papillomavirus (HPV), hepatitis B, herpes genitalis, HIV-infectie en AIDS. Er wordt ingegaan op het ziektebeeld, de microbiologie van de ziektever-wekker en de pathogenese van de aandoening. Aandacht is besteed aan de transmissie en de besmettelijkheid van de aandoeningen omdat dit een belangrijke factor is in het kader van de volksgezondheid. Ook wordt ingegaan op de therapeutische mogelijkheden die er zijn per aandoening. Met betrekking tot het voorkomen van SOA in Nederland wordt een overzicht gegeven van de in Nederland beschikbare gegevens en aandacht besteed aan de gerelateerde morbiditeit, mortaliteit en is een vergelijking gemaakt met de buitenlandse situatie. De organisatie en financiering van de bestrijding van SOA in Nederland en ontwikkelingen op dit terrein krijgen eveneens aandacht. De belangrijkste ontwikkelingen zijn in een beschouwend hoofdstuk beschreven. De trends in gonorroe en syfilis zijn de laatste jaren gestabiliseerd. Recent zijn echter verontrustende toenames gerapporteerd in verschillende steden in Europa, waaronder ook Amsterdam. Door verandering in de wetgeving is de aangifteplicht voor deze SOA vervallen, waardoor het onduidelijk is of deze trend ook landelijk zichtbaar is. Met betrekking tot chlamydia zijn er geen landelijke continue gegevens beschikbaar. Recent zijn wel diverse prevalentiestudies verricht in huisartsenpraktijken in Amsterdam. Op grond van onder meer deze gegevens is de kosteneffectiviteit van screening onderzocht. In 2001 zal de Gezondheidsraad adviseren over het landelijke beleid ten aanzien van chlamydia screening. De gegevens over HPV en herpes in Nederland zijn alleen gebaseerd op de SOA-registratie en de jaarverslagen van de SOA-poliklinieken. Voorlopige resultaten uit seroprevalentieonderzoek in een steekproef uit de Nederlandse bevolking laat zien dat gemiddeld een op de twaalf Nederlanders een HSV-2-infectie heeft doorgemaakt. Voor hepatitis B bestaat al een aantal jaren een stabiele situatie. In 2001 wordt een advies inzake de universele vaccinatie van hepatitis B door de Gezondheidsraad verwacht. Door het beschikbaar komen van de combinatietherapieen voor HIV-infecties is de klinische diagnose AIDS vervaagd en is de waarde van de AIDS-registratie beperkt. Het lijkt daarom gewenst een monitoring te ontwikkelen gebaseerd op HIV-infecties. Voor zowel SOA als HIV bestaat de uitdaging om op korte termijn een nieuw surveillance-systeem te implementeren. Een standpunt van het ministerie van VWS hierover wordt in het voorjaar van 2001 verwacht.<br>
    Thumbnail

    Laboratoriumsurveillance van HIV-infecties, Regio Arnhem, 1989-1998

    Beuker RJ; Snijders BM; Bosboom RW; Houweling H; Laar MJW van de (Streeklaboratorium voor de Volksgezondheid Arnhem, 1999-12-31)
    Van april 1989 tot en met december 1998 zijn 33.003 HIV-testen verricht bij 31.682 personen in het verzorgingsgebied van het Streeklaboratorium te onder de aanvragende artsen zijn gegevens verzameld over de indicatie voor de testaanvraag. Het jaarlijks aantal nieuw-positieven is in de periode 1990-1998 continu laag (0,6% - 1%). Het jaarlijks aantal aangevraagde testen is gestegen (1990: 2761, 1998: 3923). Deze stijging betreft met name testen bij mensen met heteroseksueel risicogedrag. Bij homo-/biseksuele mannen is het percentage nieuw-positieven het hoogst (6,9%), gevolgd door druggebruikers (4,2%). Het percentage nieuw-positieven onder personen die heteroseksueel risico liepen blijft laag: 0,2%. Deze cijfers wijzen erop dat de verspreiding van HIV nog steeds beperkt is tot de bekende risicogroepen; er waren geen aanwijzingen voor verspreiding naar de algemene populatie. Het testgedrag van personen in bepaalde (risico)groepen loopt niet parallel met het risico dat zij lopen. Een groot deel van de HIV-testen wordt aangevraagd door mensen die heteroseksueel risico hebben gelopen, met name mensen met veel wisselende partners. Het voorkomen van HIV-infecties onder deze groep is echter laag. De groep homo-/biseksuele mannen en druggebruikers laten zich juist relatief weinig testen, terwijl onder hen nog steeds de meeste HIV-seropositieven voorkomen. Al met al mogen we concluderen dat de laboratorium-surveillance in de regio Arnhem een waardevolle aanvulling op de HIV-surveillance in Nederland vormt en dat moet worden nagegaan of implementatie van deze surveillance ook in andere regio's te realiseren is.
    Thumbnail

    Surveillance van HIV-infectie onder injecterende druggebruikers in Nederland: meting Heerlen/Maastricht 1998/1999

    Beuker RJ; Berns MPH; Rozendaal CM van; Snijders BM; Jansen M; Hoebe CJPA; Laar MJW van de (GGD Zuidelijk Zuid-Limberg, 2001-06-29)
    Tussen 30 oktober 1998 en 27 mei 1999 werd bij 222 IDs uit Heerlen en Maastricht een bloedmonster en een vragenlijst naar risicogedrag afgenomen. De IDs werden geworven via methadon-posten (63%), laagdrempelige instellingen voor druggebruikers (19%), straatwerving (10%) en arrestantenverblijven (7%). Van de 214 IDs waren 30 deelnemers HIV-positief (prevalentie 14,0%; 95% betrouwbaarheidsinterval [BI] 9,7 - 19,4%). De HIV-prevalentie was hoger in Heerlen (21,6%) dan in Maastricht (5,1%). In Heerlen was een stijgende trend te zien ten opzichte van eerdere metingen (1994: 10%). Van de 134 actueel spuitende IDs had 14% in de laatste zes maanden een gebruikte spuit of naald van een ander geleend. Van hen was 11% HIV-positief. Dertien procent had een spuit of naald uitgeleend. Vijfenveertig procent van de IDs had langer dan zes maanden voor het onderzoek spuiten/naalden van een ander geleend, waarvan 24% HIV-positief was. Veertig procent van de IDs had in de laatste zes maanden een vaste seksuele partner gehad. Bij 36% hiervan was deze partner geen druggebruiker, bij 21% een niet-injecterende druggebruiker. Met de vaste seksuele partner werd in 89% van de contacten niet altijd een condoom gebruikt. Met losse partners en klanten worden condooms vaker gebruikt (niet altijd condoom gebruikt: losse partners 49%, klanten 25%). Door de aanwezigheid van spuitgerelateerd en seksueel risicogedrag in combinatie met een hoge HIV-prevalentie is het risico op HIV-transmissie aanwezig.
    Thumbnail

    Infecties met HIV,HBV, en HCV onder injecterende druggebruikers in Heerlen/Maastricht

    Carsauw HHC; van Rozendaal CM; Scheepens JMFA; Hoebe CJPA; Meulders WAJ; Jansen M; Dorigo-Zetsma JW; Houweling H (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 1997-09-30)
    In dit project wordt de prevalentie vastgesteld van HIV, hepatitis B (HBV), hepatitis C (HCV) en het risicogedrag onder injecterende druggebruikers (IDs) in Heerlen/Maastricht. Er werd nagegaan of er belangrijke verschillen zijn ten opzichte van de meting twee jaar geleden. Het risico werd ingeschat op verdere verspreiding van HIV naar andere IDs, niet-injecterende druggebruikers en de rest van de algemene bevolking. Tussen 7 oktober en 5 december 1996 werd bij 203 IDs uit Heerlen en omstreken en 101 IDs uit Maastricht een speekselmonster, een bloedmonster en een vragenlijst naar risicogedrag afgenomen. Van de 304 IDs waren 36 HIV-positief. Risicofactoren voor HIV-infectie waren geen vast adres hebben, gevangenisstraf, actueel spuiten, polydruggebruik en jonger dan 16 jaar bij eerste spuit. Van de 209 actuele spuiters had 17% in de laatste zes maanden een gebruikte spuit of naald van een ander geleend, 11% had een spuit of naald uitgeleend en 30% had een gebruikt watje, lepel, filter of spoelwater (spuitattributen) geleend. Vijfenveertig procent van de IDs had in de laatste zes maanden een vaste seksuele partner gehad. Bij 40% hiervan was dat geen druggebruiker, bij 13% een niet-injecterende druggebruiker. In vier van de vijf vaste relaties werd nooit een condoom gebruikt. De prevalenties van anti-HBV, HBsAg en anti-HCV waren respectievelijk 63%, 6% en 74%. Concluderend is de prevalentie van HIV onder IDs in Heerlen/Maastricht ongeveer 12%, vergelijkbaar met het niveau in de meting van 1994. De prevalentie van HIV onder IDs uit Heerlen e.o. was vijf keer zo hoog als die onder IDs uit Maastricht ; een dergelijk verschil is in 1994 niet vastgesteld. Het risicogedrag is in vergelijking met 1994 niet in belangrijke mate veranderd. Nieuwe HIV-infecties komen nog steeds voor als gevolg van het lenen van gebruikte spuiten en naalden en mogelijk ook via seksuele transmissie. Vooral vaste partners kunnen een risico lopen. Via deze weg is verspreiding naar niet-IDs aannemelijk. Transmissie van HBV en HCV via gebruikte spuitattributen en seksuele contacten (alleen HBV) lijkt waarschijnlijk.<br>
    Thumbnail

    Surveillance van HIV-infectie onder injecterende druggebruikers in Nederland: meting Rotterdam 1997

    Berns MPH; Rozendaal CM van; Toet J; Snijders BM; Houweling H (Gemeentelijke Gezondheidsdienst voor Rotterdam en omstreken, 1998-06-30)
    In deze studie werd de prevalentie van infectie met HIV en het niveau van risicogedrag onder injecterende druggebruikers (IDs) in Rotterdam vergeleken met de meting van twee jaar geleden. Het risico werd ingeschat van verdere verspreiding van HIV naar andere IDs, niet-injecterende druggebruikers en de rest van de algemene bevolking. Tussen 4 maart en 15 mei 1997 werd bij 470 IDs uit Rotterdam een speekselmonster en een vragenlijst naar risicogedrag afgenomen. Van de 468 IDs waren 44 HIV-positief. Deze prevalentie was niet significant verschillend van de meting in 1994. Onafhankelijke risicofactoren voor HIV-infectie waren gevangenisstraf, lenen van gebruikte spuiten/naalden, condoomgebruik met vaste partner en getest zijn op HIV in het verleden. De prevalentie van HIV onder IDs in Rotterdam bleek 9%, vergelijkbaar met het niveau in de meting van 1994. Het lenen en uitlenen van gebruikte spuiten/naalden is in vergelijking met 1994 gedaald. Het seksueel gerelateerd risicogedrag is licht gedaald. Nieuwe HIV-infecties komen nog steeds voor als gevolg van het lenen van gebruikte spuiten en naalden en mogelijk ook via seksuele transmissie. Vooral vaste partners kunnen door een zeer laag niveau van condoomgebruik een risico lopen. Via deze weg is verspreiding naar niet-IDs mogelijk.
    Thumbnail

    Registratie van voedselinfecties en -vergiftigingen onderzocht door GGD&apos;s en Keuringsdiensten van waren, 1999

    van Duynhoven YTHP; de Wit MAS (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2000-08-23)
    In deze rapportage worden de gegevens gepresenteerd van voedselinfecties en voedselvergiftigingen in Nederland in 1999. De resultaten zijn gebaseerd op meldingen door consumenten aan de Keuringsdienst van Waren, op standaard rapportages van onderzochte explosies van voedselinfecties en -vergiftigingen door GGD's, en op aangegeven gevallen bij de Inspectie Gezondheidszorg. Over 1999 werden door de vijf Keuringsdiensten van Waren 320 explosies en 140 endemische gevallen van voedselinfecties en -vergiftigingen gemeld, een relatief laag aantal in vergelijking tot voorgaande jaren. Door de GGD's werd melding gemaakt van 22 onderzochte explosies, een vergelijkbaar aantal als in 1998, alhoewel het aantal betrokken ziektegevallen in 1999 hoger was. Het aantal aangegeven gevallen bij IGZ bedroeg 265 patienten. Nog eens 159 zieken werden gemeld gerelateerd aan de diverse explosies, zodat in totaal 424 ziektegevallen bekend waren bij IGZ. Een mogelijk veroorzakende verwekker werd gevonden bij 10% van de bij de Keuringsdiensten gemelde incidenten. Dit was 37% voor de incidenten waar een restant van het verdachte voedsel onderzocht kon worden. Bij de GGD's werd in 55% van alle onderzochte explosies een mogelijke oorzaak gevonden.<br>
    • 1
    • 2
    DSpace software (copyright © 2002 - 2019)  DuraSpace
    Quick Guide | Contact Us
    Open Repository is a service operated by 
    Atmire NV
     

    Export search results

    The export option will allow you to export the current search results of the entered query to a file. Different formats are available for download. To export the items, click on the button corresponding with the preferred download format.

    By default, clicking on the export buttons will result in a download of the allowed maximum amount of items.

    To select a subset of the search results, click "Selective Export" button and make a selection of the items you want to export. The amount of items that can be exported at once is similarly restricted as the full export.

    After making a selection, click one of the export format buttons. The amount of items that will be exported is indicated in the bubble next to export format.