• Login
    Search 
    •   Home
    • RIVM official reports
    • Search
    •   Home
    • RIVM official reports
    • Search
    JavaScript is disabled for your browser. Some features of this site may not work without it.

    Browse

    All of WARPCommunitiesTitleAuthorsIssue DateSubmit DateSubjectsPublisherDepartmentThis CommunityTitleAuthorsIssue DateSubmit DateSubjectsPublisherDepartment

    My Account

    LoginRegister

    Filter by Category

    Subjects04 (315)02 (310)nederland (243)netherlands (233)modelling (213)View MoreAuthorsVTV (191)LER (189)SEC (188)MGB (163)SIR (159)View MoreYear (Issue Date)2001 (430)2002 (401)2003 (342)2004 (332)2005 (283)TypesOnderzoeksrapport (1655)Briefrapport (212)Seriewerk (4)Boek (2)Boeken (1)View More

    Statistics

    Display statistics
     

    Search

    Show Advanced FiltersHide Advanced Filters

    Filters

    Now showing items 2901-2910 of 2982

    • List view
    • Grid view
    • Sort Options:
    • Relevance
    • Title Asc
    • Title Desc
    • Issue Date Asc
    • Issue Date Desc
    • Results Per Page:
    • 5
    • 10
    • 20
    • 40
    • 60
    • 80
    • 100

    • 2982CSV
    • 2982RefMan
    • 2982EndNote
    • 2982BibTex
    • Selective Export
    • Select All
    • Help
    Thumbnail

    Evaluating Voluntary Climate Change Initiatives by US business and industry compared with the Dutch experience

    Dave R; Elzenga HE; Moor APG de (2005-03-15)
    Deze rapportage evalueert de vrijwillige initiatieven van het Amerikaanse bedrijfsleven om invulling te geven aan het Climate Change Initiative van President Bush. Het merendeel van deze vrijwillige initiatieven voldoet niet aan de minimum voorwaarden om als serieuze inspanningen te kunnen worden beschouwd. Er is een groot gebrek aan transparantie, ambitie en structuur. Doelstellingen zijn onduidelijk en in de meeste gevallen is er geen of onvoldoende informatie om het effect op de broeikasgasemissies te kunnen berekenen. Dit gebrek aan transparantie en goed bestuur op zowel overheid- als bedrijfsniveau duidt op een ernstige tekort in het beleidskader in de VS. De ervaring met vrijwillige inspanningen in Nederland leert dat er een aantal lessen en succesfactoren zijn die de effectiviteit van de initiatieven in de VS kunnen verbeteren. Een tussentijdse evaluatie van de vrijwillige initiatieven in 2007 met de mogelijkheid om bij te sturen vergroot ook de geloofwaardigheid van de aanpak. De meeste van deze genoemde factoren kunnen worden gedelegeerd naar een deskundig, betrouwbaar en onafhankelijke organisatie naar bijvoorbeeld Nederlands model. Tot slot, kunnen terugvalopties voor beleid, zoals bijvoorbeeld energiebelastingen, als stok achter de deur naleving door het bedrijfsleven bevorderen.
    Thumbnail

    Kosteneffectiviteit beweeg- en dieetadvisering bij mensen met (hoog risico op) diabetes mellitus type 2. Literatuuronderzoek en modelsimulaties rondom de Beweegkuur

    Bemelmans WJE; Wendel-Vos GCW; Bogers RP; Milder IEJ; Hollander EL de; Barte JCM; Tariq L; Jacobs-van der Bruggen MAM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2008-12-02)
    Leefstijlbegeleiding op maat levert een aanzienlijke gezondheidswinst op bij mensen met diabetes of bij mensen die door verstoorde glucosetolerantie (IGT) en/of overgewicht een hoog risico lopen de ziekte te krijgen. De leefstijlbegeleiding bestaat uit persoonlijke adviezen over bewegen en voeding. Begeleiding tot 400 euro per persoon levert meer gezondheidswinst op dan het huidig basispakket en is kosteneffectief. Dit blijkt uit literatuuronderzoek en modelberekeningen van het RIVM. De resultaten zijn relevant voor de samenstelling van het basispakket van de zorgverzekering. Op dit moment bevat dit maximaal vier consulturen per jaar met een dietist op medische indicatie. In Nederland komen ruim een miljoen mensen tussen de 30 en 70 jaar in aanmerking voor leefstijlbegeleiding. Het gaat om mensen met overgewicht en een hoge bloeddruk, met een verstoorde glucosetolerantie (IGT) of met diabetes type 2. Mensen met overgewicht (en zeker obesitas) en/of met IGT lopen een groter risico om diabetes te ontwikkelen. Naar verwachting is ongeveer een derde van de groep bereid om een 'leefstijlkuur' te gaan volgen. Het RIVM berekende van vier leefstijlpakketten de kosteneffectiviteit in kosten per QALY. Een QALY staat gelijk aan een gewonnen levensjaar in goede gezondheid. De kosten van de pakketten varieerden van 150 tot 1150 euro per patient in het eerste behandeljaar. Voor mensen met overgewicht kost een QALY 900 tot 8.600 euro; voor patienten met diabetes type 2 is dat 3.900 tot 26.100 euro. Deze ramingen hangen af van de kosten van het pakket en de leeftijd van de patient en nemen de medische kosten in gewonnen levensjaren mee. Zonder deze kosten kan de leefstijlbegeleiding kostenbesparend zijn bij mensen met overgewicht of IGT. Als leefstijlbegeleiding daadwerkelijk in de praktijk geimplementeerd gaat worden dan moet de kwaliteit daarvan goed gegarandeerd worden. Er is goede inbedding noodzakelijk in de gebruikelijke zorg.
    Thumbnail

    Acceptatierapport van 17 SX200 zwarte rook monitoren

    Hijink BM (2002-04-05)
    De resultaten worden gepresenteerd van een acceptatie onderzoek van 17 nieuwe ETL SX200 Black Smoke monitoren. De nieuwe monitoren zijn vergeleken met de LML methode EEL43. De nieuwe monitor is een geautomatiseerde en stabielere uitvoering van de LML methode. De LML methode had nog veel onderhoud nodig. De nieuwe monitoren blijken de LML methode goed te volgen. Het gemiddelde verschil tussen de nieuwe methode en de LML methode is ongeveer 1.4 microg/m3 waarbij de SX200 lagere concentraties geeft dan de LML methode. De verklaring voor het verschil tussen beide methoden is voornamelijk te vinden in flow verschillen. De LML flow in het onderzoek is circa 5% hoger dan de SX200 flow. Hierdoor is de concentratie ook 5% hoger. De gemiddelde concentratie is 12 microg/m3. Er is zeker 0.6 microg/m3 te verklaren door flowverschillen. Daarnaast is uit de directe vergelijking van de meetkoppen een verschil van 0.2 microg/m3 gevonden. Verder is de precisie van de SX200 tien keer beter dan die van de oude LML methode. Hierdoor is ook een verschil te verklaren van enkele tienden microg/m3. Daarnaast lijkt de vaststelling van de LML waarde niet altijd goed te gebeuren en in deze gevallen vaak te hoog te worden vastgesteld. Dit komt onder andere door de persoonsgebonden wijze van meten. De monitoren blijken ten opzichte van elkaar een standaard deviatie te vertonen van 0.5 microg/m3. Aangezien de LML methode een resolutie heeft van 1 microg/m3 voldoen de nieuwe monitoren in dat opzicht ruimschoots aan de eis. De SX200 monitoren blijken stabieler te meten en menselijke fouten worden tot een minimum beperkt.
    Thumbnail

    Technical evaluation of the Intervention Values for Soil/sediment and Groundwater. Human and ecotoxicological risk assessment and derivation of risk limits for soil, aquatic sediment and groundwater

    Lijzen JPA; Baars AJ; Otte PF; Rikken M; Swartjes FA; Verbruggen EMJ; van Wezel AP (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2001-06-18)
    Interventiewaarden zijn generieke risicogrenzen voor de bodem- en grondwaterkwaliteit, welke in het kader van de Wet Bodembescherming worden gebruikt om historische bodemverontreiniging (incl. sediment en grondwater) te classificeren als 'ernstig'. In 1994 zijn Interventiewaarden gepubliceerd voor ca. 70 stoffen. Deze waarden, gebaseerd op potentiele risico's voor de mens en voor ecosystemen, zijn technisch-wetenschappelijk geevalueerd op basis van recente (toxiciteit)data en nieuwe inzichten in risicoanalyse. De afgeleide risicogrenzen (engelse afkorting SRC Serious Risk Concentration) voor bodem en grondwater zijn herzien; ter aanvulling zijn risicogrenzen voor waterbodem afgeleid. In de hierop volgende beleidsmatige fase zal worden bepaald hoe de resultaten zullen worden geimplementeerd. De uitgangspunten voor afleiding van de SRCs, welke gedeeltelijk beleidsmatig zijn bepaald, zijn toegelicht. De algemene procedure voor afleiding van deze risicogrenzen is gedeeltelijk aangepast, met name voor grondwater. Bovendien zijn aparte risicogrenzen voor waterbodems afgeleid. De humane risicogrenzen (SRChuman) zijn bepaald met de blootstellingsmodellen CSOIL (landbodems) en SEDISOIL (waterbodems), in combinatie met het Mximaal Toelaatbare Risico voor blootstelling (MTRhumaan). De model input parameters (o.m. fysische-chemische data), het MTRhumaan en de modelconcepten zijn hiervoor geevalueerd. De ecotoxicologische risicogrenzen (SRCeco) zijn gebaseerd op de HC50, de concentratie waarbij, gebaseerd op laboratorium experimenten, 50% van de soorten en processen mogelijke negatieve effecten ondervinden. Hiervoor zijn de HC50s, de procedure en toxiciteitsdata herzien. De laagste van de humane en de ecotoxicologische risicogrens wordt gekozen als de geintegreerde SRC. Ecotoxicologische risico's bepalen vaker de geintegreerde SRCs dan humane risico's. De geintegreerde risicogrenzen voor grondwater worden bepaald door ecotoxicologische en humane risico's (m.n. de 'maximale concentratie in drinkwater'). De herziene SRCs voor bodem en waterbodem zijn zowel lager als hoger dan de huidige Interventiewaarden voor bodem. De SRCs voor grondwater zijn vaker hoger dan lager dan de huidige Interventiwaarden voor grondwater. Geconcludeerd kan worden dat dit rapport consistent afgeleide humane en ecotoxicologische risicogrenzen weergeeft, welke een basis vormt voor het herzien van Interventiewaarden in de bleidsmatige fase.<br>
    Thumbnail

    Kosteneffectiviteit van preventie. literatuursignalering en modellering

    van den Berg M; van Baal PHM; de Wit GA; Schuit AJ (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2008-07-10)
    Dit boekje bevat een samenvatting van de resultaten van het RIVM-project 'Kosteneffectiviteit van preventie'. Deze resultaten zijn eerder gepubliceerd in een aantal RIVM-rapporten. In dit boekje zijn de bevindingen uit de twee meest recente Engelstalige rapporten op een overzichtelijke manier samengevoegd. De resultaten geven meer inzicht in welke preventieve maatregelen die in Nederland niet ingevoerd zijn op basis van de internationale wetenschappelijke literatuur kosteneffectief lijken. Ook is voor een aantal preventieve interventies doorgerekend wat de kosten en effecten zouden zijn van implementatie in Nederland. Dit boekje geeft dus inzicht in waar kansen voor het Nederlandse volksgezondheidsbeleid liggen.
    Thumbnail

    Detectie van milieuveranderingen. Een toepassing van Structurele Tijdreeksmodellen en het Kalmanfilter

    Visser H (2003-12-12)
    Onderzoek aan milieuproblemen levert een grote varieteit aan meetreeksen. Bij analyse van deze gegevens komen onder andere de volgende vragen naar voren: 1) is er sprake van een trend in de data en is de stijging of daling statistisch significant, (2) zijn er cyclische signalen aanwezig en hoe zien die er uit, (3) wat is de invloed van externe variabelen op de metingen, en (4) hoe kunnen we voorspellingen genereren met onzekerheden? In dit rapport wordt de beschrijving gegeven van een generieke statistische techniek waarmee antwoord kan worden gegeven op deze vragen. De methode is gebaseerd op Structurele Tijdreeksmodellen en het Kalmanfilter. Het bijbehorende softwarepakket heet TrendSpotter, en is recentelijk beschikbaar gekomen voor toepassing op PC's. TrendSpotter werd aanvankelijk ontwikkeld bij KEMA onder de naam KALFIMAC voor de analyse van milieu-meetreeksen. Het pakket is door RIVM aangekocht in 1996, en momenteel met toestemming van KEMA verbeterd en aangepast aan de RIVM-praktijk (implementatie op PC en gebruik van S-PLUS). De methode heeft een aantal unieke kenmerken met hoge relevantie voor milieu-onderzoek. We noemen drie van zulke kenmerken:het schatten van trends met 5en of meer buigpunten in de tijd, waarbij steeds alle onzekerheidsinformatie beschikbaar is;het schatten van een cyclus waarbij de vorm van deze cylus in de tijd mag evolueren;het schatten van weegfactoren voor verklarende variabelen waarbij deze weegfactoren in de tijd mogen veranderen.Een tweetal toepassingen uit de praktijk van het MilieuNatuurPlanbureau (MNP) van het RIVM worden gegeven. De toepassingen zijn (A) het detecteren van klimaatveranderin-gen als gevolg van het broeikaseffect, en (B) het schatten van meteo-correcties voor luchtverontreinigende componenten.
    Thumbnail

    FAIR 1.0 (Framework to Assess International Regimes for differentiation of commitments): An interactive model to explore options for differentiation of future commitments in international climate policy making. User documentation

    Elzen MGJ den; Berk MM; Both S; Faber A; Oostenrijk R (2001-03-19)
    FAIR (Framework to Assess International Regimes for differentiation of commitments) is een interactief computer model voor het (kwantitatief) verkennen van verschillende beleidsopties voor internationale lastenverdeling voor het internationale klimaatbeleid, gekoppeld aan doelstellingen voor bescherming van het klimaat. De huidige versie van FAIR bevat drie verschillende benaderingen voor internationale lastenverdeling-regimes: 1) Increasing participation (toenemende participatie): in deze benadering neemt het aantal landen en hun inspanningsniveau geleidelijk toe op basis van regels en criteria voor zowel deelname als bijdrage (bijvoorbeeld op basis van hoofdelijk inkomen, hoofdelijke emissies of bijdrage aan temperatuurstijging (Braziliaans voorstel); 2)Convergentie: in deze benadering nemen alle partijen direct deel aan een emissierechtenregime, waarbij de toegestane emissieruimte in de tijd convergeert van het bestaande naar een gelijk hoofdelijk niveau; 3)Triptych (triptiek): De methode is gebaseerd op gedifferentieerde doelstellingen voor verschillene sectoren: energie-efficientie en de-carbonisatiedoelstellingen voor de electriciteits- en internationaal georienteerde zware industriele sectoren en internationale convergentie in per capita emissieruimte voor de binnenlandse sectoren. De eerste twee modes zijn top-down methodologen, en de triptych methode is een bottom-up methode. FAIR bevat ook een optie om eigen emissie scenario's te ontwikkelen, alsmede de klimaatseffecten hiervan te evalueren (scenario constructie).
    Thumbnail

    Climate OptiOns for the Long term (COOL)-Synthesis Report

    Berk M; Hisschemoller M; Hordijk L; Metz B; Mol APJ; Tuinstra W (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2002-12-23)
    The aim of the COOL project was to develop strategic notions how drastic reductions of GHG emissions in the Netherlands can be achieved in the long term, in an European and global context, using a method of participatory integrated assessment. The project brought together in a dialogue setting scientists, policy makers and stakeholders representing different groups and different interests in society. Experiences and insights from different groups were thus available for the process. In the dialogue, which was set up as a series of workshops, long term policy options for significant greenhouse gas emissions reductions and their feasibility have been analysed. As Dutch climate policy is dependent on international policy developments, the COOL-project incorporated next to the national Dutch level, also a dialogue on the European and on the global level.<br>
    Thumbnail

    Op een lijn - Toekomstverkenning eerstelijnszorg 2020

    de Bakker DH; Polder JJ; Sluijs EM; Treurniet HF; Hoeymans N; Hingstman L; Poos MJJC; Gijsen R; Griffioen DJ; van der Velden LFJ; et al. (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2005-06-02)
    Dit themarapport gaat over de toekomst van de eerstelijnsgezondheidszorg in Nederland. Met het jaar 2020 als tijdshorizon worden verkenningen gepresenteerd over de zorgvraag, het zorgaanbod en de organisatie van de eerste lijn. Daarmee wordt zichtbaar welke zorgvragen in 2020 op de eerste lijn afkomen, hoeveel hulpverleners daarvoor nodig zijn en hoe de organisatie eruit kan zien. Mogelijke organisatieveranderingen worden steeds bezien vanuit de wetenschappelijke evidentie die er voor de effecten bestaat. Het rapport biedt een schat aan informatie over de huidige en toekomstige eerstelijnszorg. Door de vele feiten en cijfers is het rapport - behalve een toekomstverkenning - een nuttig naslagwerk voor allen die bij de eerstelijnszorg betrokken zijn. De veldpartijen en het Ministerie van VWS hebben zich in het najaar van 2004 uitgesproken voor 'versterking van de eerstelijnsgezondheidszorg' als een gezamenlijke ambitie. Deze studie beoogt daaraan een bijdrage te leveren. Dit rapport is het resultaat van een samenwerkingsproject van het NIVEL en het RIVM, en maakt deel uit van de reeks Volksgezondheid Toekomst Verkenningen 2006.
    Thumbnail

    Probleemstoffen bij de drinkwaterbereiding: stof- en productregistraties in relatie tot de waterkwaliteitsregelgeving

    Heugens EHW; Rila JP; Linders JBHJ; Montforts MHMM; Vermeire TG; Wuijts S (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2008-07-10)
    Het RIVM heeft onderzocht of de Europese en nationale toelatingskaders van stoffen en producten aansluiten op de kwaliteitseisen voor drinkwater in Nederland. Dit blijkt vaak niet het geval. Het gevolg is dat stoffen kunnen worden toegelaten die problemen veroorzaken voor de drinkwaterbereiding. Bovendien kunnen waterbeheerders en drinkwaterproducenten niet altijd over vertrouwelijke informatie beschikken die nodig is om probleemstoffen in een vroeg stadium te signaleren. Mogelijkheden om registratieprocedures aan te passen zijn soms beperkt, omdat Nederland gebonden is aan Europese regelgeving. Het RIVM adviseert om bij de toelatingsprocedure voor chemische stoffen een prioriteringssysteem op basis van de stofeigenschappen te introduceren. Daarmee kan snel worden gescreend worden welke stoffen relevant zijn voor de drinkwaterkwaliteit. Vervolgens kunnen de concentraties in drinkwater worden berekend of gemeten, om ze vervolgens te vergelijken met drinkwatercriteria. Voor zover de wetgeving het toelaat zou door betere communicatie tussen de registratieautoriteiten, waterbeheerders en drinkwaterproducenten potentikle probleemstoffen eerder kunnen worden gesignaleerd. Wanneer gegevens vertrouwelijk moeten blijven, kan de overheid de taak op zich nemen effecten op de drinkwaterkwaliteit te beoordelen. Indien zij een probleem signaleert, kan de waterbeheerder de desbetreffende stoffen in het water meten en eventueel vervolgstappen ondernemen.
    • 1
    • . . .
    • 288
    • 289
    • 290
    • 291
    • 292
    • 293
    • 294
    • . . .
    • 299
    DSpace software (copyright © 2002 - 2019)  DuraSpace
    Quick Guide | Contact Us
    Open Repository is a service operated by 
    Atmire NV
     

    Export search results

    The export option will allow you to export the current search results of the entered query to a file. Different formats are available for download. To export the items, click on the button corresponding with the preferred download format.

    By default, clicking on the export buttons will result in a download of the allowed maximum amount of items.

    To select a subset of the search results, click "Selective Export" button and make a selection of the items you want to export. The amount of items that can be exported at once is similarly restricted as the full export.

    After making a selection, click one of the export format buttons. The amount of items that will be exported is indicated in the bubble next to export format.