• Login
    Search 
    •   Home
    • RIVM official reports
    • Search
    •   Home
    • RIVM official reports
    • Search
    JavaScript is disabled for your browser. Some features of this site may not work without it.

    Browse

    All of WARPCommunitiesTitleAuthorsIssue DateSubmit DateSubjectsPublisherDepartmentThis CommunityTitleAuthorsIssue DateSubmit DateSubjectsPublisherDepartment

    My Account

    LoginRegister

    Filter by Category

    Subjects
    ZIEKTEN (75)
    OVERHEIDSBELEID (8)Q-koorts (8)GEZONDHEID (7)MICROBIOLOGIE (7)View MoreAuthorscib (35)LZO (18)EPI (10)vz (10)BBA (8)View MoreYear (Issue Date)2011 (36)2012 (23)2010 (16)TypesOnderzoeksrapport (51)Briefrapport (24)

    Statistics

    Display statistics
     

    Search

    Show Advanced FiltersHide Advanced Filters

    Filters

    Now showing items 31-40 of 75

    • List view
    • Grid view
    • Sort Options:
    • Relevance
    • Title Asc
    • Title Desc
    • Issue Date Asc
    • Issue Date Desc
    • Results Per Page:
    • 5
    • 10
    • 20
    • 40
    • 60
    • 80
    • 100

    • 75CSV
    • 75RefMan
    • 75EndNote
    • 75BibTex
    • Selective Export
    • Select All
    • Help
    Thumbnail

    Emerging pathogenen in oppervlaktewater

    Blaak H; van den Berg HHJL; Docters van Leeuwen AE; Italiaander R; Schalk JAC; Rutjes SA; Schets FM; de Roda Husman AM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2010-12-13)
    In grote Nederlandse rivieren zijn twee virussen en een bacteriesoort aangetroffen die schadelijk kunnen zijn voor de gezondheid van de mens. Het betreft het hepatitis E virus (HEV), het humaan parechovirus (HPeV) en de methicilline-resistente Staphylococcus aureus (MRSA) bacterie. Dit blijkt uit verkennend onderzoek van het RIVM. Deze ziekteverwekkende micro-organismen worden 'emerging' pathogenen genoemd. Het gaat daarbij om nieuwe ziekteverwekkers (MRSA) en ziekteverwekkers waarvan het bestaan pas relatief kort bekend is (HEV en HPeV). De aanwezigheid van emerging pathogenen in oppervlaktewater kan schadelijk zijn als mensen aan dit water worden blootgesteld, bijvoorbeeld door recreatie. Om in te kunnen schatten in welke mate dit schadelijk is, is onderzoek nodig naar deze pathogenen op dergelijke recreatielocaties. Het RIVM heeft het onderzoek in samenwerking met Rijkswaterstaat Waterdienst uitgevoerd voor het VROM-Inspectie-project 'Emerging substances and pathogens'. Hiervoor zijn van mei 2008 tot en met mei 2009 drie meetlocaties onderzocht, te weten de Rijn bij Lobith, de Maas bij Eijsden en de Nieuwe Maas bij Brienenoord. In deze wateren is elke vier weken gekeken of HPeV, HEV en MRSA aanwezig waren. HEV en HPeV zijn in de Maas, de Rijn, en de Nieuwe Maas aangetroffen. Beide virussen zijn vooral in de Maas en het minst vaak in de Nieuwe Maas gevonden. HPeV werd vaker gevonden dan HEV. MRSA is in de Maas en de Rijn maar niet in de Nieuwe Maas gevonden.
    Thumbnail

    Jaarrapportage surveillance respiratoire infectieziekten 2011 : projectgroep respiratoire infecties

    Brandsema PS; Dijkstra F; Euser SM; van Gageldonk-Lafeber AB; de Lange MMA; Meijer A; Slump E; Snijders BEP; van der Hoek W (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2012-10-19)
    Na de grieppandemie ('Mexicaanse griep') in 2009 en de omvangrijke Q-koortsepidemie van 2007 tot en met 2010, was 2011 een jaar zonder onverwachte uitbraken op het gebied van luchtweginfecties. Luchtweginfecties zoals griep (influenza) en longontsteking zijn echter elk jaar verantwoordelijk voor een aanzienlijk ziekteverzuim en huisartsenbezoek onder de bevolking. Ook zijn ze een belangrijke oorzaak van ziekenhuisopname en sterfte. Het RIVM voert met partners continue surveillance uit om ontwikkelingen in luchtweginfecties tijdig te signaleren. Griep In het influenzaseizoen 2011/2012 kwamen er minder mensen met griep bij de huisarts dan voorgaande seizoenen. Wel stierven er in Nederland en elders in Europa relatief veel ouderen in die periode, wat mogelijk gedeeltelijk aan de griep kan worden toegeschreven. Nederland heeft goede surveillancesystemen voor griep in de huisartsenzorg. Er bestaat echter nog geen systeem dat inzicht geeft in het aantal mensen dat eraan overlijdt of voor wie een ziekenhuisopname nodig is vanwege een ernstig verloop van de griep. De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) onder andere beveelt een dergelijk systeem aan. Q-koorts De epidemie van acute Q-koorts is voorbij. Wel wordt als gevolg van de epidemie, de omvangrijkste ooit ter wereld, een toename verwacht van het aantal patiënten met chronische Q-koorts. Chronische Q-koorts is een ernstig ziektebeeld waaraan nog steeds patiënten overlijden. Longontstekingen In Nederland en in andere Europese landen was er in 2011 een epidemie van infecties met Mycoplasma pneumoniae. Deze bacterie veroorzaakt luchtweginfecties en is de belangrijkste veroorzaker van longontsteking bij kinderen. Een epidemie komt elke vier tot zeven jaar voor. Het aantal meldingen van Psittacose, een soort longontsteking, was stabiel (78), maar net als vorig jaar was het aantal ziekenhuisopnames als gevolg van deze aandoening relatief hoog. Na een aanzienlijke toename in 2010 was het aantal meldingen van longontsteking veroorzaakt door de legionella-bacterie (veteranenziekte) in 2011 weer terug op het gebruikelijke niveau (312). Tuberculose Het aantal meldingen van tuberculose nam iets af, van 1.065 naar 1.007, maar het percentage multiresistente tuberculose steeg licht (van 1,4 naar 2 procent). Bijna driekwart van de tbc-patiënten die in 2011 in Nederland zijn gediagnosticeerd, is in het buitenland geboren; vooral onder Somaliërs komt relatief veel tbc voor. Waarschijnlijk heeft het merendeel de besmetting in het buitenland opgelopen. Bij circa 15 procent van alle tbc-patiënten is het aannemelijk dat de infectie recentelijk binnen Nederland is opgelopen.
    Thumbnail

    Parameters needed to estimate the global burden of peanut allergy : Systematic literature review

    Ezendam J; van Loveren H (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2012-04-23)
    Een pinda-allergie kan milde tot ernstige klachten veroorzaken, uiteenlopend van een dikke lip en benauwdheid tot een zogeheten anafylactische shock, die potentieel dodelijk is. Het RIVM heeft onderzocht welke factoren van invloed zijn op de zogeheten ziektelast die pinda-allergie veroorzaakt. De belangrijkste parameters daarvoor blijken het aantal personen met een pinda-allergie te zijn en de invloed van een pinda-allergie op de kwaliteit van leven. Ziektelast is een maatstaf om de gevolgen van ziekten te kwantificeren en is een combinatie van gezondheidsverlies door verminderde kwaliteit van leven en door vroegtijdig overlijden. Deze literatuurstudie is uitgevoerd in het kader van de 'Foodborne Epidemiology Reference Group' van de Wereldgezondheidsorganisatie die de wereldwijde ziektelast van verschillende voedingsgerelateerde aandoeningen in kaart wil brengen. Voorbeelden zijn ziekteverwekkers als parasieten en bacteriën of schadelijke stoffen die mensen via voeding binnenkrijgen. Vanwege de ernstige klachten valt pinda-allergie daar ook onder. Aantal mensen met pinda-allergie: Tussen de 0,5 en 1,5 procent van de inwoners van westerse landen hebben een pinda-allergie. Er zijn bijna geen gegevens gepubliceerd over de mate waarin dit in niet-westerse landen voorkomt. Er lijkt sprake te zijn van geografische verschillen, omdat pinda-allergie bijvoorbeeld weinig tot niet in Turkije en Israël voorkomt. Pinda-allergie beperkt kwaliteit van leven: Mensen met een pinda-allergie krijgen alleen allergische klachten als ze een product eten dat pinda's bevat. Hoewel ze ernstig kunnen zijn, zijn ze doorgaans van korte duur. Daardoor hebben ze weinig invloed op de ziektelast. Het aantal mensen dat aan pinda-allergie overlijdt, is laag en heeft daardoor ook weinig invloed op de ziektelast. Leven met een pinda-allergie daarentegen beperkt de kwaliteit van leven, onder andere door de angst om per ongeluk een product dat pinda's bevat te eten. Deze beperking van hun kwaliteit van leven beïnvloedt wel de ziektelast.
    Thumbnail

    Welke legionellasoorten zijn niet ziekteverwekkend?

    Brandsema P; Schalk M (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2010-03-01)
    Niet beschikbaar
    Thumbnail

    Feasibility study into population screening for bowel cancer : Detection of bowel cancer put into practice

    van Veldhuizen-Eshuis H; Carpay MEM; van Delden J; Grievink L; Hoebee B; Lock AJJ; Reij R (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2012-04-23)
    Het is mogelijk een landelijk bevolkingsonderzoek naar darmkanker in Nederland in te voeren en uit te voeren. Wel zijn een goede voorbereiding en een gefaseerde invoering vereist om de kwaliteitseisen van het bevolkingsonderzoek te garanderen. Het zelfde geldt voor voldoende capaciteit om eventueel vervolgonderzoek te kunnen uitvoeren. Dit blijkt uit een zogeheten uitvoeringstoets naar dit bevolkingsonderzoek, uitgevoerd door het RIVM. De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport zal de toets gebruiken bij de besluitvorming of dit bevolkingsonderzoek wordt ingevoerd. Een bevolkingsonderzoek naar darmkanker is kosteneffectief en kan op termijn jaarlijks 2400 sterfgevallen voorkomen. Na de besluitvorming is minimaal 2 jaar aan voorbereidingen nodig om het bevolkingsonderzoek gefaseerd te kunnen invoeren. Het bevolkingsonderzoek is bedoeld voor mensen van 55 tot en met 75 jaar (4,4 miljoen mensen). Zij worden door screeningsorganisaties elke 2 jaar uitgenodigd deel te nemen aan het bevolkingsonderzoek. Zij ontvangen daarvoor thuis een test (iFOBT), die zij zelf opsturen voor analyse. Bij een afwijkende uitslag zullen zij worden doorverwezen voor verdere diagnostiek (coloscopie) en zo nodig behandeling. De uitvoeringstoets is in samenwerking met de betrokken beroepsroepen, patiëntenorganisaties, screeningsorganisaties en andere stakeholders tot stand gekomen. Onder hen is een breed draagvlak om de screening in te voeren. Voor de uitvoeringstoets is in kaart gebracht welke voorbereidende activiteiten zouden moeten worden uitgevoerd, en onder welke voorwaarden. Zo is beschreven welke richtlijnen en kwaliteitseisen nodig zijn en hoe de kwaliteit van het programma kan worden bewaakt. Er worden maatregelen voorgesteld om de berekende capaciteitstekorten op te vangen, zoals taakverschuiving en een efficiënte uitvoering van de coloscopie. Verder moet erop worden toegezien dat er geen lange wachttijden ontstaan voor coloscopie en verdere behandeling; zonodig wordt de gefaseerde invoering bijgestuurd. Tevens moet er voldoende aandacht zijn voor communicatie, zowel in algemene zin bij de introductie van het bevolkingsonderzoek als voor de deelnemers over het doel, nut en proces ervan. Daarnaast zijn de belangrijkste implementatiewerkzaamheden en een prognose van kosten weergegeven.
    Thumbnail

    Sexually transmitted infections, including HIV, in the Netherlands in 2011

    Trienekens SCM; Koedijk FDH; van den Broek IVF; Vriend HJ; Op de Coul ELM; van Veen MG; van Sighem AI; Stirbu-Wagner I; van der Sande MAB (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2012-06-25)
    Consulten en bezoekers soa-centra: In 2011 hebben in totaal 113.180 mensen zich bij een van de centra in Nederland laten testen op een seksueel overdraagbare aandoening (soa), 8 procent meer dan in 2010. De soa-centra bieden hoogrisicogroepen een laagdrempelige aanvullende curatieve zorg. Er waren in 2011 vooral meer consulten van mannen die seks hebben met mannen (MSM), een stijging van 11 procent ten opzichte van 2010. In 14 procent van de consulten werd één of meerdere soa gevonden (bij 20 procent van de MSM en 13 procent van de heteroseksuele bezoekers), dit is vergelijkbaar met voorgaande jaren. Er zijn 3005 mannen en 11282 vrouwen voor een Sense-consultatie gekomen. Chlamydia: Het aantal infecties is opnieuw toegenomen in 2011, evenals het percentage positieve chlamydiatesten (n=12.913 respectievelijk 11,5 procent). Meer dan de helft van de infecties werd gevonden bij jongeren tot 25 jaar. 12 procent van de heteroseksuele bezoekers van soa-centra had een chlamydia-infectie, onder heteroseksuelen jonger dan 25 jaar was dit 15 procent. Gonorroe: Zowel het aantal infecties (n=3.575) als het percentage positieve gonorroetesten (3,2 procent) is toegenomen in 2011. In Nederland is nog geen gonorroestam gevonden die (klinisch) resistent is tegen derde generatie cefalosporines. Wel zijn meer stammen gevonden die hiervoor minder gevoelig zijn. Monitoring van resistentie blijft daarom van belang om - indien nodig - tijdig behandeladviezen bij te kunnen stellen. Syfilis: In 2011 nam het aantal nieuwe syfilisdiagnoses en het percentage positieve testen (n=476 respectievelijk 0,4 procent) verder af. Syfilis werd vooral gediagnosticeerd bij MSM (90 procent van alle syfilisdiagnoses). Hiv: Het aantal nieuwe hiv-diagnoses bij de Nederlandse hiv-behandelcentra schommelt de laatste jaren rond de 1100 (in 2010: 1090). In 2011 werden 812 nieuwe hiv-diagnoses gesteld (onvolledig door rapportagevertraging). In 2010 werden in dezelfde periode 825 nieuwe hiv-diagnoses gesteld. Het aantal hivinfecties gediagnosticeerd in de soa-centra is in 2011 gestegen tot 415, een stijging van 11 procent ten opzichte van 2010, hoewel het percentage positieve hiv-testen bij de soa-centra gelijk bleef (0,4 procent). Sinds 2010 worden alle bezoekers van soa-centra op hiv getest, tenzij dit expliciet geweigerd wordt (opting-out); dit jaar weigerde 2 procent van alle bezoekers die niet wisten of ze hiv hadden. In 2011 werd bij 30 procent van de bekend hiv-positieve MSM een of meerdere andere soa's gevonden.
    Thumbnail

    Jaarrapportage surveillance respiratoire infectieziekten 2010 : Projectgroep respiratoire infecties

    Brandsema PS; Dijkstra F; van Gageldonk-Lafeber AB; Snijders BEP; Meijer A; van der Hoek W (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2011-10-18)
    Luchtweginfecties zijn verantwoordelijk voor een aanzienlijke ziektelast onder de algemene bevolking en thuis opgelopen longontsteking is een belangrijke oorzaak van ziekenhuisopname en sterfte. Dit surveillancerapport beschrijft de ontwikkelingen in luchtweginfecties in 2010 en het influenzaseizoen van 2010/2011. Het jaar 2010 verliep voor wat betreft luchtweginfecties een stuk rustiger dan het jaar 2009, toen de influenza pandemie ('Mexicaanse griep') en de piek van de uitzonderlijk grote Q-koorts epidemie samenvielen. De pandemie is officieel voorbij en het eerste griepseizoen (2010/2011) na de pandemie verliep mild. Q-koorts lijkt ook op zijn retour met een veel lager aantal meldingen van acute Q-koorts in 2010 dan in 2009. Wel wordt de komende jaren een toename verwacht van chronische Q-koorts, een relatief zeldzaam maar ernstig ziektebeeld. In 2010 was er een aanzienlijke toename in het aantal meldingen van legionellose in vergelijking met 2009 en 2008. De oorzaken van deze toename zijn nog niet bekend en worden door het CIb nader onderzocht. De stijging van het aantal nieuwe tuberculose patiënten in 2009 was een trendbreuk met de jaren ervoor, toen het aantal nieuwe patiënten juist steeds verder afnam. Echter, de stijging heeft zich in 2010 niet voortgezet.
    Thumbnail

    Preventie van chronische ziekten in risicogroepen

    Gast GCM; Spijkerman AMW; Schoemaker CG (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2011-08-15)
    Selectieve preventie houdt in dat groepen mensen met een verhoogd risico op een chronische ziekte, zoals hart- en vaatziekten, diabetes, kanker, luchtwegaandoeningen, depressie en aandoeningen van het bewegingsapparaat, preventieve interventies krijgen aangeboden. Risicogroepen zijn te definiëren op basis van factoren die het risico op meerdere van deze ziektes verhogen. Deze gemeenschappelijke factoren zijn: hoge leeftijd, vrouw-zijn, niet-westerse afkomst, laagopgeleid, aanwezige familiegeschiedenis, overgewicht, roken, ongezond voedingspatroon (inclusief alcoholgebruik), lichamelijke inactiviteit, eenzaamheid, slechte fysieke inrichting van buurt/wijk, lage sociale cohesie, alleen gaan wonen en verlies/overlijden van partner. Het lijkt veelbelovend om groepen mensen die meer dan een van deze risicofactoren hebben selectieve preventieve interventies aan te bieden. Dergelijke maatregelen, gericht op het individu en de omgeving, verbeteren de gezondheid van een specifieke risicogroep en verminderen de kans op diverse chronische ziekten. Veel van deze chronische ziekten ontstaan pas op oudere leeftijd. Om ze te voorkomen, is het verstandig vroeger in de levensloop in te grijpen. De meest geschikte levensfase verschilt echter per risicofactor. Dit blijkt uit een onderzoek van het RIVM naar selectieve preventie dat in opdracht van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) is uitgevoerd. Uit het onderzoek blijkt ook dat van dit type maatregelen tot nu toe in beperkte mate is onderzocht of ze effectief zijn. Elf interventies bleken (kosten-)effectief op de korte termijn. Onderzoek naar het aantal mensen dat aan deze maatregelen meedoet en naar langetermijneffecten, zou meer kunnen zeggen over de effecten op de volksgezondheid.
    Thumbnail

    Nationaal plan tuberculosebestrijding 2011-2015 : Inhoudelijke kaders

    de Boer AS; de Vries G (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2011-07-13)
    Het Nationaal plan tuberculosebestrijding 2011-2015 geeft aan welke veranderingen nodig zijn om tot een optimale tuberculosebestrijding in Nederland te komen. Het doel van dit plan is om een optimale tuberculosebestrijding in Nederland te schetsen, gegeven een dalende incidentie resulterend in een afnemende expertise bij professionals, een toenemende complexiteit van de behandeling van tuberculosepatiënten door toenemende resistentieontwikkeling in binnen- en buitenland, en regionale verschillen in de tuberculoseproblematiek. De belangrijkste doelstellingen zijn de volgende: - In 2013 is er een efficiente en effectieve landelijke regie op de tuberculosebestrijding, passend bij de structuren en verantwoordelijkheden voor de infectieziektebestrijding, - In de jaren tot aan 2015 blijft er een landelijk dekkend netwerk van tuberculosebestrijding in de publieke gezondheidszorg bestaan, onder verantwoordelijkheid van de gemeenten en georganiseerd door GGD'en. Ook moeten in 2013 vier tot vijf regio's in de publieke tuberculosebestrijding zijn gevormd, met regionale expertisecentra. - In 2015 heeft elk ziekenhuis een klinische tuberculosecoördinator die voldoet aan het profiel en kwaliteitscriteria van de Nederlandse Vereniging van Artsen voor Longziekten en Tuberculose (NVALT). - In 2013 verzorgen alleen laboratoria die onder BSL3-condities werken M. tuberculosis-kweken. - In 2013 levert een denktank van RIVM-CIb, GGD Nederland, KNCV Tuberculosefonds en NVALT een notitie waarin voor- en nadelen worden geschetst van verschillende organisatiemodellen van de tuberculosebestrijding tot 2025. Aan het ministerie van VWS is voorgesteld dat het plan gecomplementeerd wordt met een implementatieplan dat samen met GGD Nederland en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten wordt uitgewerkt.
    Thumbnail

    Internationale classificaties in Nederland : Nut, toepassing en noodzaak

    Hirs WM; van Gool CH; Heerkens YF; de Kleijn-de Vrankrijker MW; van Loon AJM; Okkes I; ten Napel H (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2011-07-13)
    Welk nut hebben de International Statistical Classification of Diseases and Related Health Problems (ICD-10) en de International Classification of Functioning, Disability and Health (ICF) van de World Health Organization (WHO)? Is er een noodzaak voor hun toepassing in Nederland? Hoe kun je de ontwikkeling en invoering van deze internationale classificaties in Nederland optimaliseren? Internationale classificaties hebben voor- en nadelen door hun vermogen tot het aggregeren en integreren van verschillende gezondheidsgegevens volgens internationale standaarden. Het voordeel van het bezit van op deze wijze vergelijkbaar gemaakte gegevens is tevens een nadeel: deze gegevens dekken niet alle relevante en gedetailleerde gegevens voor de cliënt en de beroepsbeoefenaar. Het rapport beschrijft de structuur, de grondregels, het nut en de belangrijkste toepassingen van de WHO Family of International Classifications (WHO-FIC). Internationale classificaties verschillen van doorgaans monodisciplinaire terminologieën en qua onderwerp beperkte meetinstrumenten door hun meervoudige doelen, diversiteit en veelvuldige gebruik. Hierdoor kunnen gegevens uit verschillende bron tot relevante gezondheidsinformatie worden samengevoegd. De noodzaak van internationale classificaties wordt vaak bekrachtigd door hun toepassing in sociale wetgeving (WMO, WSW, Wtcg) en gebruik in administratie en statistiek. Deze conclusies zijn ook bevestigd door diverse 'stakeholders' in Nederland. De ontwikkeling en invoering van internationale classificaties vereist dat verschillende activiteiten worden uitgevoerd, zoals de voorlichting aan en ondersteuning van classificatiegebruikers (hun toepassingen, onderwijs en training), de vertaling van internationale classificaties en het verduidelijken van de ervaringen en handelingen van gebruikers bij de internationale ontwikkeling van revisies en updates van internationale classificaties.
    • 1
    • 2
    • 3
    • 4
    • 5
    • 6
    • 7
    • . . .
    • 8
    DSpace software (copyright © 2002 - 2019)  DuraSpace
    Quick Guide | Contact Us
    Open Repository is a service operated by 
    Atmire NV
     

    Export search results

    The export option will allow you to export the current search results of the entered query to a file. Different formats are available for download. To export the items, click on the button corresponding with the preferred download format.

    By default, clicking on the export buttons will result in a download of the allowed maximum amount of items.

    To select a subset of the search results, click "Selective Export" button and make a selection of the items you want to export. The amount of items that can be exported at once is similarly restricted as the full export.

    After making a selection, click one of the export format buttons. The amount of items that will be exported is indicated in the bubble next to export format.