• Login
    Search 
    •   Home
    • RIVM official reports
    • Search
    •   Home
    • RIVM official reports
    • Search
    JavaScript is disabled for your browser. Some features of this site may not work without it.

    Browse

    All of WARPCommunitiesTitleAuthorsIssue DateSubmit DateSubjectsPublisherDepartmentThis CommunityTitleAuthorsIssue DateSubmit DateSubjectsPublisherDepartment

    My Account

    LoginRegister

    Filter by Category

    Subjects02 (60)04 (45)nederland (19)netherlands (19)milieu (18)View MoreAuthorsLDL (15)MGB (15)MGO (12)PZO (12)SIR (12)View MoreYear (Issue Date)
    2004 (162)
    Types
    Onderzoeksrapport (162)

    Statistics

    Display statistics
     

    Search

    Show Advanced FiltersHide Advanced Filters

    Filters

    Now showing items 31-40 of 162

    • List view
    • Grid view
    • Sort Options:
    • Relevance
    • Title Asc
    • Title Desc
    • Issue Date Asc
    • Issue Date Desc
    • Results Per Page:
    • 5
    • 10
    • 20
    • 40
    • 60
    • 80
    • 100

    • 162CSV
    • 162RefMan
    • 162EndNote
    • 162BibTex
    • Selective Export
    • Select All
    • Help
    Thumbnail

    Referenties voor bodemecosystemen: evaluatie van functies en ecologische diensten

    Mulder C; van Wijnen HJ; den Hollander HA; Schouten AJ; Rutgers M; Breure AM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2004-12-17)
    Het bodembeleid gaat zich richten op een bewuster en meer duurzaam gebruik van de bodem, waarbij zowel de ecologische, economische als sociale dimensies meewegen. Dit is de boodschap die in de Beleidsbrief Bodem is verwoord die in december 2003 naar de Tweede Kamer is verzonden. In dit document wordt het raamwerk voor het bepalen van de duurzaamheid van het bodemgebruik voor wat betreft de ecologische dimensie en de bodembiodiversiteit verder ontwikkeld. In het rapport worden beschrijvingen van verschillende graslanden gepresenteerd (met name twee veehouderijbedrijven op zand en op rivierklei). Op basis van het actuele bodembeheer en ecologische theorieen, kunnen deze beschrijvingen beschouwd worden als referentiebeelden voor bodemecosystemen met een duurzaam bodemgebruik. Hier wordt een berekeningswijze geformuleerd, gebruik makend van gegevens uit veldobservaties en ecologische inzichten, om te verklaren hoe alle ondergrondse organismen beinvloed worden door abiotische omstandigheden en beheer. De resultaten worden besproken met het oog op het definieren van 'kritische' grenzen voor duurzame ecosystemen in landbouwgronden. De aanpak kan dan in de toekomst gebruikt worden om referenties voor andere bodemecosystemen te formuleren.
    Thumbnail

    Gezondheidsaspecten van Legionella in water

    Schets FM; de Roda Husman AM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2004-07-30)
    Legionella pneumophila is een veroorzaker van ernstige longontsteking bij mensen. Legionella bacterien blijken overal in waterige milieus aanwezig te zijn. Met name in kunstmatige waterige milieus kunnen mensen blootgesteld worden aan aerosolen waarin Legionella aanwezig is. Dit beknopte overzicht van de huidige stand van het onderzoek naar Legionella geeft aan dat, hoewel vele onderzoeksgroepen Legionella bestuderen, er nog vele vragen over dit complexe pathogeen onbeantwoord blijven. Omdat volledige eliminatie uit alle watersystemen onmogelijk is, dient bescherming van de volksgezondheid er op gericht te zijn het besmettingsrisico zo klein mogelijk te maken door adequate preventieve maatregelen te treffen. Hiervoor is echter kennis vereist omtrent de factoren die resulteren in de vorming van biofilms en die bepalen of Legionella een leidingnet kan koloniseren en zich kan vermenigvuldigen tot voor de volksgezondheid relevante niveaus. Het is bekend dat de aanwezigheid van Legionella in watersystemen niet altijd tot ziekte bij blootgestelde personen leidt. Het is daarom van belang te weten wat de aanwezigheid van Legionella in een leidingsysteem betekent voor de volksgezondheid. De detectiemethode voor Legionella in water, die een slechte specificiteit en gevoeligheid heeft, dient hiertoe geoptimaliseerd te worden. Bovendien dienen Legionella isolaten uit patienten en water vergeleken te worden. Het is duidelijk dat aanvullend onderzoek ter onderbouwing van huidige en toekomstige wetgeving onontbeerlijk is.
    Thumbnail

    Neurotoxicity of Folic Acid

    van Amsterdam JGC; Jansen EHJM; Opperhuizen A (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2004-11-09)
    Het huidige literatuuroverzicht vat de neurotoxische effecten van foliumzuur samen. Enkele dierexperimentele studies gaven aan dat foliumzuur, indien direct toegediend in de hersenen, neurotoxisch en epileptogeen is. In 1970 maakte een, overigens slecht gecontroleerde en niet gereproduceerde, studie melding van neurotoxische symptomen, zoals malaise, slaapverstoring en mentale stoornissen in veertien gezonde vrijwilligers, die een maand lang dagelijks 15 mg foliumzuur oraal kregen toegediend. Vijf jaar later werden convulsies gemeld na hoge intraveneuze toediening van foliumzuur aan een patient met een slecht gecontroleerde epilepsie. Overigens zijn er geen gegevens, die duiden op een direct neurotoxisch effect in de mens bij oraal foliumzuurgebruik. Klinische studies, waarbij patienten langdurig (tot 3 jaar lang) 5 tot 15 mg per dag kregen toegediend gaven geen aanwijzing voor aan foliumzuur gerelateerde neurotoxiciteit. Tenslotte wordt uiteen gezet, dat een deficientie in foliumzuur, die de synthese van S-adenosylhomocysteine remt en stapeling van homocysteine veroorzaakt, wel kan leiden tot neurotoxische schade.
    Thumbnail

    Standaardisatie van persoonsdosimetrie bij beroepsmatige blootstelling aan ioniserende straling

    Eleveld H; Tanzi CP (2004-07-15)
    In opdracht van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is een onderzoek gedaan naar de standaardisatie van persoonsdosimetrie bij beroepsmatige blootstelling aan ioniserende straling. Wettelijk is voorgeschreven dat de effectieve of equivalente doses van blootgestelde werkers moeten worden bepaald. Overeenkomstig de doelstelling van het onderzoek is een overzicht gegeven van mogelijkheden om het meetresultaat van de persoonsdosismeter te vertalen naar een effectieve dosis en vast te leggen in het Nationaal Dosisregistratie en Informatiesysteem (NDRIS). Daarmee is de mogelijkheid gecreeerd de in NDRIS geregistreerde dosis een zo juist mogelijke weergave te laten zijn van de werkelijk ontvangen (effectieve) dosis. Op basis van beschikbare literatuur en door het voorleggen van vragen aan experts op het gebied van stralingsbescherming en werkprotocollen is een viertal beleidsopties voor het eventueel toepassen van een correctiefactor voorgesteld. Een dergelijke correctie zou alleen van toepassing zijn in de medische praktijk en slechts in die gevallen dat een dosismeter op kraaghoogte buiten het loodschort wordt gedragen. Wij bevelen aan om overeenkomstig met de rest van Europa geen correctie op de gemeten dosis toe te passen. Voorts wordt door ons het volgende aanbevolen. Slechts indien de maanddosis of vierwekelijkse dosis een afgeleide grenswaarde van een tiende van de jaardosislimiet overschrijdt zou een herbepaling van de effectieve dosis zijn toegestaan. Dit gebeurt in zeven landen binnen de Europese Unie. Deze herbepaling mag worden uitgevoerd door een daartoe bevoegd lokaal deskundige met een stralingshygiene-diploma (minimaal) niveau 3 werkend onder de verantwoordelijkheid van een niveau 2-stralingsdeskundige. Als de gecorrigeerde waarde duidelijk afwijkt van het gemeten persoonsdosisequivalent dan mag de werkgever een verzoek indienen voor een aanpassing van de dosis in het dosisregistratiesysteem bij de Arbeidsinspectie. Als deze het verzoek honoreert dan dient de gecorrigeerde dosis te worden ingevoerd in NDRIS.
    Thumbnail

    What if the Russians don't ratify?

    Berk MM; Elzen MGJ den (2004-08-10)
    Ratificatie van het Kyoto Protocol (KP) door Rusland, noodzakelijk voor de inwerkingtreding van het Kyoto Protocol, is nog steeds onzeker. Dit rapport evalueert een aantal opties voor behoud van het KP in het geval Rusland niet (op afzienbare termijn) ratificeert. Het rapport laat zien dat de milieu-effectiviteit van sommige alternatieven beter is dan het huidige KP door de hoeveelheid surplus emissieruimte (hot air) die wordt vermeden als Rusland niet ratificeert. Tegelijkertijd leiden sommige alternatieven tot meer inkomsten uit CDM (Clean Development Mechanisms) voor ontwikkelingslanden, zonder dat dit resulteert in veel hogere kosten voor de (deelnemende) industrielanden. Echter, in alle gevallen vormen de juridische en practische problemen die samenhangen met het opzetten van een alternatief juridische raamwerk of amendering van het KP, een groot obstakel voor het behouden van het KP zonder Rusland. De beste manier om Russische ratificatie te bewerkstelligen lijkt het benadrukken van de politieke en economische voordelen van ratificatie en - zo nodig - ratificatie te koppelen aan andere vraagstukken zoals toetreding van Rusland tot de wereldhandelsorganisatie. Middels de betrokkenheid van beleidsmakers op het hoogste niveau (staatshoofden) kan dan wellicht tot een politieke deal worden gekomen.
    Thumbnail

    Dietary intake of phytoestrogens

    Bakker MI (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2004-07-08)
    De inname van fyto-oestrogenen via de voeding wordt verondersteld een verscheidenheid aan ziekten te beinvloeden, zowel in positieve als negatieve zin. Dit rapport beschrijft de huidige kennis van inname van fyto-oestrogenen via de voeding in Westerse landen en vat beknopt de bewijzen voor gezondheidseffecten van deze stoffen samen. De belangrijkste fyto-oestrogenen in het Westerse dieet zijn de isoflavonen en de lignanen. De consumenten-groepen met de hoogste isoflavoneninname zijn de consumenten die deze fyto-oestrogenen bevattende voedingssupplementen gebruiken (+/- 40-100 mg/d), veganistische consumenten (+/- 75 mg/d), zuigelingen die gevoed worden met zuigelingenvoeding op sojabasis (+/- 40 mg/d) en consumenten van een traditioneel Zuidoost-Aziatisch dieet (+/- 25-100 mg/d). De inname van isoflavonen via de voeding van gemiddelde Westerse (inclusief Nederlandse) consumenten en vegetariers is veel lager (respectievelijk <1-2 mg/d en +/- 3-12 mg/d). Van de inname van lignanen is minder bekend. Deze wordt geschat op 1.1 mg/d voor de gemiddelde Nederlandse consument. Dit is echter waarschijnlijk een onderschatting. De evaluatie van de gezondheidseffecten van fyto-oestrogenen is erg ingewikkeld, voornamelijk vanwege een tekort aan gegevens. Er is bezorgdheid over het gebruik van op soja gebaseerde zuigelingenvoeding in relatie tot de mogelijke remming van de schildklier. Tevens zijn individuen met een traag werkende schildklier en vrouwen met oestrogeenafhankelijke borstkanker een bron van mogelijke ongerustheid. Ofschoon negatieve gezondheidseffecten van isoflavonen op de twee laatstgenoemde subgroepen niet in de wetenschappelijke literatuur zijn gerapporteerd is meer onderzoek nodig naar de toxicologische eigenschappen van soja en isoflavonen voor specifiek deze groepen. De gezondheidseffecten van lignanen zijn nog onderwerp van studie.
    Thumbnail

    Geluidmonitor 2003

    Jabben J; Dassen AGM; Potma CJM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2004-11-05)
    In dit onderzoek zijn met behulp van permanent registrerende meetposten geluidmetingen verricht aan wegverkeer, railverkeer en (militaire) luchtvaart. Er wordt gerapporteerd over de metingen die zijn verricht in 2003. Metingen aan het wegverkeer vonden plaats langs de rijkswegen A2 bij Breukelen en A10 bij Amsterdam en op een binnenstedelijke meetlocatie aan de Constant Erzeijstraat te Utrecht. De metingen bij de A2 en de A10 zijn gecombineerd met tel- en snelheidsgegevens van het verkeer teneinde geluidemissies van personenautos en het vrachtverkeer te bepalen.. Metingen aan railverkeer zijn verricht langs het spoor tussen Utrecht en Amsterdam. Daarnaast wordt een meetlocatie langs het spoor tussen Delft en Schiedam geintroduceerd, waarbij gelijktijdig met geluidmetingen ook treincategorie en snelheid worden geregistreerd. Tenslotte wordt ingegaan op metingen die vanaf maart 2000 zijn verricht op een meetlocatie vlakbij het militaire luchtvaartterrein Volkel.
    Thumbnail

    Monitoring of Greenhouse Gases in the Netherlands: uncertainty and priorities for improvement ; Proceedings of a national workshop held in Bilthoven, 1 September 1999

    van Amstel AR; Olivier JGJ; Ruyssenaars PG (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2004-09-03)
    Op 1 September 1999 is een workshop gehouden om het zgn. nationale systeem voor monitoring van broeikasgasemissies in Nederland te verbeteren. Het verslag bevat de discussiepapers, presentaties van sprekers, verslagen van de discussiesessies en de conclusies. Deze workshop werd georganiseerd om het nationale systeem te verbeteren en de informatie die in dit kader verzameld is in het Engels beschikbaar te maken. Startpunt was de monitoring van het effect van de implementatie van reductiemaatregelen in het licht van de onzekerheden in de emissies. De huidige monitoringactiviteiten hebben geresulteerd in redelijk nauwkeurige emissie-inventarisaties en de emissieschattingen, berekeningsmethodieken en werkprocessen zijn redelijk goed beschreven. Niettemin kan geconcludeerd worden dat een systematische evaluatie en documentatie van procedures, methoden en data kan leiden tot een efficienter proces van emissiecompilatie en een kwantitatief betere emissie-inventarisatie voor broeikasgassen. De doelen werden op de workshop als volgt uitgewerkt: (1) Per doelgroep: Overzicht maken van de mogelijkheden voor kwantitatieve analyse van de onderheden in de emissieberekeningen. Inschatting van alle relevante onzekerheden in emissies per sector; (2) Per doelgroep: Mogelijkheden vaststellen voor verbetering van de monitoring van emissiereducties; (3) Expertise voor vervolg-onderzoek: Overzicht van instituten die met name geschikt zijn voor uitvoering van vervolgponderzoek naar verkleining van onzekerheden in broeikasgasemissies; (4) Wie, wat, wanneer: Prioritering wat het beste wanneer en door wie kan worden gedaan om de onzekerheden in Nederlandse broeikasgasemissies te reduceren; (5) Actieplan. Een plan van aanpak per doelgroep om bovenstaande doelen verder uit te werken.
    Thumbnail

    De helixtest in de praktijk

    de Bruijn ACP; van Drongelen AW (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2004-08-06)
    Om na te gaan in hoeverre de autoclaven op de centrale sterilisatie afdelingen in de Nederlandse ziekenhuizen in staat zijn om de helixtest conform Europese norm EN867-5 tot een positief resultaat te brengen is een praktijkonderzoek uitgevoerd in 20 ziekenhuizen. In totaal zijn 476 testresultaten verkregen, waarvan slechts 59% positief was. Na analyse van de testresultaten blijkt de uitslag van de testhelixen bepaald te worden door het type testhelix, het type lading waarin de testhelix wordt toegevoegd en het type sterilisatieproces. Twee van de vier typen testhelixen geven minder vaak een positief testresultaat. Alle typen testhelixen komen minder vaak tot een positief resultaat indien ze worden opgenomen in een testlading. Een licht instrumentennet met een massa van 2 kg bleek in dit kader het meest kritisch te zijn. Het type sterilisatieproces waarin gebruikt wordt gemaakt van de 'klassieke' ontluchtingsfase, bestaande uit drie diepe vacuumpulsen afgewisseld met stoompulsen, blijkt een significant beter resultaat te geven dan andere type sterilisatieprocessen. De helixtest kan een waardevolle bijdrage leveren aan de optimalisatie van het sterilisatieproces en de stoomkwaliteit ten behoeve van de sterilisatie van holle instrumenten. Het rapport geeft informatie en aanbevelingen om tot implementatie van de helixtest te komen.
    Thumbnail

    Detection of infectious Cryptosporidium oocysts by cell culture: applicability to environmental samples

    Schets FM; Engels GB; During M; de Roda Husman AM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2004-05-27)
    Cryptosporidium is een van de belangrijkste veroorzakers van gastro-enteritis bij de mens. Cryptosporidium-infecties worden vaak via water overgedragen, dit kan zowel drinkwater als recreatiewater zijn. Bij schatting van de kans op infectie met Cryptosporidium na blootstelling aan drinkwater is informatie over de infectieusiteit van oocysten nodig. Volgens het Nederlandse Waterleidingbesluit mag het jaarlijkse infectierisico de grenswaarde van een infectie per 10.000 personen niet overschrijden. Wij hebben de toepasbaarheid van in vitro celkweek- methoden op HCT-8 en Caco-2 cellen voor bepaling van de infectieusiteit van oocysten in natuurlijk besmette wateren geevalueerd. Uit experimenten met Cryptosporidium oocysten bleek een aanzienlijke variatie in infectieusiteit. Verdunnings- en overlevingsexperimenten gaven aan dat alleen relatief hoge aantallen verse of verouderde oocysten infectie van cellijnen veroorzaakten. Natuurlijk besmette Nederlandse oppervlaktewateren bevatten gewoonlijk lage concentraties Cryptosporidium oocysten. De celkweekmethoden zijn niet gevoelig genoeg om de infectieusiteit van zulke lage aantallen oocysten te detecteren. De methoden kunnen echter goed gebruikt worden om het effect van desinfectieprocessen op de infectieusiteit van oocysten te bestuderen. Surrogaatmethoden die in plaats van de infectieusiteit de levensvatbaarheid van oocysten bepalen, overschatten het aantal infectieuze oocysten. Indien levensvatbaarheid gebruikt wordt in een risicoanalyse, zal de kans op infectie met Cryptosporidium worden overschat. Voor een nauwkeurige risicoschatting is verdere verbetering van de detectiemethode voor Cryptosporidium in water van belang. Een verbeterd rendement van de detectiemethode en detectie van de infectie in cellijnen met behulp van PCR kunnen mogelijk de gevoeligheid verhogen.
    • 1
    • 2
    • 3
    • 4
    • 5
    • 6
    • 7
    • . . .
    • 17
    DSpace software (copyright © 2002 - 2019)  DuraSpace
    Quick Guide | Contact Us
    Open Repository is a service operated by 
    Atmire NV
     

    Export search results

    The export option will allow you to export the current search results of the entered query to a file. Different formats are available for download. To export the items, click on the button corresponding with the preferred download format.

    By default, clicking on the export buttons will result in a download of the allowed maximum amount of items.

    To select a subset of the search results, click "Selective Export" button and make a selection of the items you want to export. The amount of items that can be exported at once is similarly restricted as the full export.

    After making a selection, click one of the export format buttons. The amount of items that will be exported is indicated in the bubble next to export format.